Van mono- en clavichord tot spinet, clave-
cimbel en Hammerklavier
PARTHEN IA
THE MAYBEN HEAD
of the first musicke that
Composed
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 14 APRIL 1928
VIERDE BLAD
De ontwikkelingsgeschiedenis van de piano
Yenetiaansche cembalo uit de 17de eeuw.
Het populairste instrument de
piano heeft een allerinte
ressantste ontwikkelingsgeschie
denis, die begint bij hetéén-
snarlge toestel dat bij de Grieken
al bekend was, het oude Monochord.
Men neemt zelfs aan dat Pythagoras
het gebruikte voor zijn studie in de
natuurkunde, en voor zijn lessen in de
geluidsleer. Het monochord was een
allereenvoudigst instrumentje. Een re-
sonnans bodem in den vorm van een
simpel kikt je een verschuifbaar kam
metje en 1 snaar! Door het verschui
ven van het kammetje riep men de
bepaalde toon te voorschijn. Dit.
't oudste muziekinstrument, vindt men
nu nog op den Indischen archipel. De
eerste evolutie was een zeer eenvou
dige. Men vermeerderde het aantal
Snaren. Bracht het van één op vier.
Zoo kon men intervallen doen hooren.
Walter Niemann neemt aan dat Enge
land het land is waar de snaarimstru-
men t en met toetsen werden uitgevon
den. Wel wordt in 1400 in Spanje het
Exaquir gesignaleerd, doch dit is naar
alle waarschijnlijkheid over Holland,
uit Engeland naar Spanje gekomen.
De instrumentale muziek is dus een
Veel jeugdigere zuster van de vocale.
Pas in de laat-Renaissance kon men
spreken van werkelijk uitmuntende
kunstenaars van dat toetsinstrument.
Het gemeenschappelijk karakter der
instrumentale muziek wordt in de 16e
feemv bepaald door orgel en luit.
Het orgel, zooals A. de Wal zegt
eerwaardig door ouderdom en bestem
ming (in de 7de of 8ste eeuw inge
voerd). De luit, het instrument der
knede het instrument van de wereld.
En beider pleegkind: Het Klavier.
Bespreken wij dan eerst het Clavi-
fchord, waarbij we, in tegenstelling met
het monochord niet meer ,3 e verschuif
bare kammen toegepast zien. Immers,
Zooals Rient van Santen zegt: „Men
had de onhandigheid daarvan en ook
de onmogelijkheid op deze manier ver
der te komen ingezien en naar een
hieuwe manier gezocht om de snaren
te doen klinken, Zoo was men gekomen
tot de kleine hefboompjes, die of door
*!n houten of door 'n metalen stiftje de
(snaren dedien klinken. Zoo ontstond
het Clavichord".
Het Clavichord was een klein vier
hoekig of zeshoekig kastje. De eerste
hadden een omvang van drie octaven,
'de latere, van vier. Schuin voor den
speler liepen de snaren weg. Zij wer
den aangeslagen door metalen stange
tjes, die men tangenten noemde, en
die tevens de oorspronkelijk even lan
ge snaren op gelijke lengten verdeel
den. Zoo was het mogelijk één snaar
door verschillende toetsen anders te
laten bespelen, omdat iederê toets een
tangent vasthield die de snaar op een
bepaalde andere plek aansloeg. Thans
daarentegen heeft men één, twéé. of
zelfs drie snaren, op één toets Wei
een merkwaardige vooruitgang! Bij dit
clavichord, dat men „gebonden" noemt
had dus één snaar verschillende toet
sen. Het volgende clavichord in de
geschiedenis ,dat men het vrije zou
kunnen noemen kreeg op iedere snaai"
één toets.
Daarmee is eigenlijk geheel het oude
clavichord verdwenen. Dit immers
deed nog sterk aan de schuivende kam
men van de oudste instrumenten den
ken. Maar de kam was vervangen door
toets en tangent.
Typeerend is dan de overgang naar
„Spinetta Sorda", of „Sordine". Hierbij
werd de toon die aanvankelijk natuur
lijk vrij scherp klonk gedempt door
kleine ingevlochten stukjes doek en op
dien zachten toon zijn natuurlijk ook
de namen „Spinetta Sorda" en „Sor
dine", geïnspireerd.
Inderdaad, zware klanken konden on
mogelijk aan dit teere instrument, (dat
ook teer gekleurd was) worden ontlokt.
„Kon men echter geen forte spelen,"
zoo zegt de hierboven al genoemde
auteur. .,zoo was 't zéér goed mogelijk
schakeering te maken en zelfs een zeer
fijne schakeering. Ook het aanslaan van
het tangentje tegen de snaar gebeurde
niet bij eiken speler op dezelfde wijze,
en 't was voor goede spelers zeer goed
mogelijk 'n zekere beving in den toon te
doen ontstaan, die een zekere bekoring
aan het spel verleende. Er was hier dus
al aanslag. Men kon een toon een beetje
laten vibreeren, ongeveer als bij de
viool, en daardoor werd het instrument
zoo populair,"
Spoedig ontstonden allerlei soorten
dezer muziekinstrumenten. Zoo zag men
ze met twee klaviaturen voor de handen
en één daarby, een paar octaven lager,
voor pedaal. Zelfs gebruikte men al ter
versterking van toon een koor van twee
of drie snaren voor één toets, zooals dat
bij het clave-cimbel gewoonte werd.
Domenico da Pesaro schijnt de eerste
bouwer van Clavichorden te zijn, (om
streeks het jaar 1550) en na hem werd
het instrument bijna overal vervaardigd.
Bekende bouwers zijn onder anderen J.
P. Kramer, Góttingen 1743, en diens
zoon, en verder Hubert en Lemme.
Zoo ontstond dus tegen het einde van
de 16de eeuw een zich van den vocalen
pfn werk van Nicola* de Largillière (163b—1746). Adelaide de Guèrd&n cn
haar zu*ter.
Vermeld zij hierbij dat het clavecim-
bel veel gebouwd werd met boven elkan
der liggende klaviaturen. Zoo kon men
meer klank te weeg brengen, dan bij
eenig ander instrument uit dien tijd-Toch
was de nuanceering in het begin op het
clavecimbel lang niet zoo mooi als op het
clavichord, waarbij men immers het
-.oordeel had van het teedere beven van
de tangent tegen de snaar.
Tot het einde der 18de eeuw hand
haafden zich nog het spinet en in Enge
land het virginaal. het groote recht
hoekige spinet. Bovendien had men het
octaven- en quinten spinet waarbij alles
een octaaf of quint hooger klonk dan
't geschreven stond. Zij waren vijf- of
zevenhoekig, van binnen zeer schoon
beschilderd. *n Typische variatie bestaat
uit den kleinen vorm (één octaaf) in
prachtig versierde damesnaaidoozen.
Dit bewijst wel, al had zoo'n miniatuur
spinet niet de minste waarde, dat het
instrument buitengewoon gewild was.
Dan is er nog het Clavecytherium (van
de 15de tot de 17e eeuw) de voorlooper
van onze piano daar dit clavecimbel lood
rechte snaren had van koper. Naast
elkaar bleven clavichord en chavccimbel
bestaan tot het einde der 18e, en zelfs
tot het begin der 19de eeuw.
Doch in 1830 had het- .Hammerkla
vier" de alleenheerschappij veroverd.
Heden ten dage bespeelt men de oude
instrumenten alleen nog maar bij bij
zondere gelegenheden, concerten in
ouden vorm, demonstratie, lezingen enz.
Niet altijd zijn daarbij de instrumenten
origineel. Men is er namelijk in geslaagd
schitterende moderne instrumenten te
vervaardigen in ouden stijl. Wanda
Landowska is de gevierde kunstenaresse
die de glorie van clavecimbel en spinet
heeft doen herleven. Inderdaad. te
recht memoreeren de auteurs over dit
onderwerp, het precieuze van den
rococo-tijd dat zich sterk uitte in de
fijnpootige, kostbare, snaarinstrumen
ten die zoo volmaakt pasten ln den
salon van die dagen, bij het decorum
van poederpruik en zijden toiletten, bij
het fijne van precieuze maniertjes, van
lichte luchtige kleuren.
En citeeren wij nu nog éénmaal uit
het voormelde boek een merkwaardige
passage omtrent het pedaalgebruik..De
ze oude instrumenten hadden verschil
lende pedalen, soms zelfs wel zeven
stuks. Zij werkten op geheel andere wijze
dan de tegenwoordige en dienden ook
om het instrument een geheel andere
klank te doen geven In 't bijschrift van
no. 3 der Kleine Praeludiën van Bach,
„pour ie luth" wordt hier dan ook niet
het instrument maar 't pedaal bedoeld,
van dien naam. Er waren echter aan
het clavecimbel ook registers, eenigszins
als bü het orgel, die men naar wcnsch
kon gebruiken. Er was dus een tamelijk
groote mogelijkheid van klankmenging.
Men kon bijvoorbeeld de hoogere octaaf
laten meespelen ofwel de lagere. Men
kon ook een klank van drie octaven te
gelijk bereiken En dan was er nog een
register dat de klank van de luit deed
nabootsen. Noemen wij nog eenige bou
wers dezer instrumenten, zooals Hans
Ruckers in Antwerpen (1555) en diens
zoons. Later, in de ISde eeuw Silber-
marrn in Duitschiand. Erard. Pleyei
weer later in Frankrijk. Veneticanscho.
beroemde spinettenbouwers waren Spi
net us en Oelestini.
Fraai pec! men van een clavecimbel.
Spinet van 1570, door Samuel Bidcrman (Augsburg) vervaardigd. Het kon
ook automatisch bespeeld worden en telde 45 snaren.
Dit was de voorgeschiedenis van het
Hammerklavier, de opvolger van cla
vichord en clavecimbel. waarvan de ge
luidsproductie te zwak was. hetgeen
vooral bleek in samenspel met een or
kest, hetwelk de clavecimbel in den let
terlijken zin des woords geheel overdon
derde. De zoekers brachten liet oude
„hakkebord" weer te berde. Dit was het
zelfde instrument als het cymbaal van
de Zigeuners da: met omwoelde stokken
werd beslagen. Pantaléon Hebenstreit
(1669—1750) was de uitstekende bespeler
van zoo'n cymbaal. cn men neemt aan
dat door zijn toedoen de omwoelde stuk
ken werden vervangen door hamertjes.
Het principe der hamertjes was al toe
gepast in Italiü in de 17 de eeuw door den
instrumentmaker Bartelomeo Cliristoforl
die in het begin van 1700 zijn uitvinding
lanceerde. Zoowel in Frankrijk en
Duitschiand zijn uitvingen op het zelfde
gebied en in den zelfden tijd ongeveer
gepropageerd en weer op den achter
grond geraakt. G. Silbermann verbeter
de tenslotte het door Christofori uitge
dachte systeem, en op diens principe
werkte de groote Engelsche bouwer
Broadwood weer voort. Doch Silbermann
was de eerste die met zijn zoons het
nieuwe systeem met succes toepaste.
Hij bouwde het eerste Duitsche Ham
merklavier in 1737. De hamertjes waren
met liertenleer omkleed. Daar iedere
speler anders aanslaat kreeg men hier
ook voor het eerst het enorme onder
scheid in aanslag, die men voor dien
bij clavecimbel en clavichord niet
had gekend.
Erard, de Parijzenaar, vond een ver
betering de zoogenaamde „doublé
échappement" van Erard. Hierdoor
werd na den aanslag het hamertje bil
het terugvallen, opgevangen en zoo
werd het mogelijk de snaar nogmaals
aan te slaan, zonder de toets los te la
ten. En hiermede kwam ook het slot der
verbeteringen die het klavier in den
loop der tijden heeft ondergaan.
in Weenen, zoowel als in Duitsch
iand, Frankrijk en Engeland hebber
tal van groote bouwers gearbeid om het
resultaat te bereiken, waaraan men
thans het schier volmaakte eindproduct
dankt.
Van de grooten noemen wij Johann
A. Stein (1728—1792) op wiens instru
ment, waarbij de hamertjes op de ein
den der toetsen stonden, Mozart zoo
gesteld was. Hij leefde te Augsburg, de
hierboven reeds genoemde John Broad
wood (1702—1812) Erard, d'e een der
belangrijkste problemen oploste, voerde
tevens het tegenwoordige pedaalgebruik
in. Ign. Jos. Pleyei is dc groote Fran-
sche bouwer (1757—1831) die met zijn
instrumenten een wereldnaam maakte.
Alex Debain (1809—1877) vond in pl.m.
1840 het harmonium uit. Hij vond 0°*
bet derde, middelste pedaal uit. Rob.
'Womum (1826) is de man van het
pianino-meehaniek (verticale snaren op
twee achter elkaar gebouwde harp vor
men van ijzer, met verkorte bassnaren).
Van de Amerikanen zijn wereldbe
kend: Steinway, Chickering. Knabe. en
de firma Mason en Hamlin.
Van de Duitschers zijn de beroemd-
sten Bechstein, Bliithner. Schiedmayer,
Ibach. en Stein weg.
Do Amerikaan Steinway is van origine
eon lid er Duditschc familie Steinweg.
Aan de Franschcn Erard en Pleyei
moot men om volledig te zijn natuurlijk
Gaveau toevoegen.
„intiem" concert.
Als curiosum noemen wij u nog do
hodandaagsche pogingen van Fors ter
om een piano in kwarttonen te ver
vaardigen.
Dit was do beknopte levensgeschie
denis van een Instrument dat door alle
eeuwen heen, aan miUioenen men-
schenkinderen heerlijke vreugde en
schoonheid van onschatbare waarde
heeft geschonken.
(Tua/ndc énstes cplccéo carrtwie menfes, xJZss
S~ ^ravrs rum 5^ rrfh'etp (aferrs
CriTOTc ran H. Gofarroi (155B1617). „Een concert*.
tje (uit de Piano en hare componisten)
dat duidelijk laat zien hoe de tangent
by het clavichord en de schacht van
de ravenveer bij het clavecimbel fun-
geeren. 1 is toets, 2 tangent in rust,
3 tangent aangeslagen, 4 demper, 5
snaar in doorsnede, 6 schacht van de
ravenveer.
fALCrfiV' isjimte/^r tfié'Vj'JlQfNALLS
Ad V Imcc famous^ Ortmu (jtrftr,
liuy&tirvu (QtbbeJ G'
O
Titelblad voor de eerste gedrukte klaviermuziek in Engeland.
rn rust Aanqej/aqcn Terisjyaes>tf.
stijl onafhankelijk makende zelfstan
dige instrumentale kunst. Men moet
daarbij natuurlijk in aanmerking nemen
dat de belangrijkste voorwaarde voor
een geleidelijke ontwikkeling van het
eigenlijke klavierspel, het ontstaan van
muziekliteratuur was.
Zooals A. de Wal zegt: „dat er dus
composities werden geschreven, die niet
ook voor klavier doch speciaal op het
klavier tot haar recht kwamen. Als dan
parallel en in wisselwerking daarmee, de
bouw van het instrument in de kunst
vaardigheid sterk groeien, komt er ook
s.eer geleidelijk een geslacht van repro
ductieve kunstenaars die clavichord,
virginaal, clavecin, spinet, clave-cimbaal
enz. bespeelden.
Zoo zijn wij dus gekomen aan het cla
vecimbel. Vooraf zij gezegd, dat clavis
toets beteekent en cymbel hakkebord.
Dit hakkebord nu had over het alge
meen een driehoekigen vorm, welke oor
spronkelijk van den driehoekigen vorm
van de harp afgeleid zal zijn. Zoowel de
kast, als de bouw, en de klaviatuur le
ken op die van het clavichord. De dtie-
hoeksvorm veroorzaakte dat de snaren
naar binnen toe steeds korter werden. En
deze lengte gaf de toonhoogte aan. ge
heel nieuw echter was de manier, waar
op de snaren aangeslagen werden. Geen
tangenten zooals bij het clavichord,
doch een nieuwe vinding. Van den toets
af ging een rechtopstaand stukje hout
langs de snaar, die onmiddellijk onder
een van zeemleer voorzienen demper
lag. Onder de snaar stak 'n kleine
schacht van een ravenveer uit. Sloeg
men den toets aan dan tipte de schacht,
van de ravenveer de snaar aan en wipte
daar meteen boven uit. Liet men dan
den toets los, dan viel de schacht terug,
doch deze was zoo bevestigd dat zij bij
het terugvallen omklapte, dus niet te
gen de snaar tikte en dus geen geluid
veroorzaakte. En onmiddellijk dempte
het bovenliggend zeemleer de snaar.
Hieronder geven wij een teekeninge-
CLAl/lCHOAD
3