OM ONS HEEN
H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 25 APRIL 1928
No. 3757
DIEREN VOOR DE VIERSCHAAR.
Dat in de middeleeuwen dieren we
gens misdrijven voor de rechtbank zijn
gedaagd en veroordeeld is iets waarover
wij zouden lachen, wanneer wij ons niet
bijtijds herinnerden, dat alle perioden
van de geschiedenis hunne eigenaardige
opvattingen en inzichten hebben en dat
de onze, de meeningen van heden, die
wij zoo goed en voortreffelijk vinden,
zonder eenigen twijfel de verwonder'
misschien wel de ergernis, zullen opwek
ken van hen, die na ons komen.
De geleerde Plinius heeft in de oud
heid al betoogd, dat de olifant de ster
ren vereerde, een gevoel van rechtvaar
digheid bezat en geneigd was tot barm
hartigheid; de leeuw, zoo verkondigde
hl}, is dapper en geschikt voor dank
baarheid, de leeuwin bijzonder slim in
het verbergen van haar liefde voor den
luipaard, de krokodil opent zijn bek zoo
wijd, opdat een vriendelijke vogel zijn
tanden zal schoonprikken en visschen
passen allerlei slimme manieren toe, om
aan de haken en netten van visschers
te ontsnappen.
Zulke opvattingen staan niet alleen.
Een andere schrijver meent, dat dieren
hun eigen ziekten kunnen genezen en
voorspellingen doen. Schapen en geiten
kunnen gevaar voorspellen, de beer, de
vos, de schildpad genezen hunne won
den, zoo verklaart hij, met plantendee-
len, die hij met name noemt. Eeuwen
later wordt er nog vaak getwist over de
•ffxafg, of dieren een ziel hebben; de
eene schrijver betoogt dat, een ander
ontkent het en schrijft aan de dieren
alleen verstand toe, een derde verwerpt
zoowel ziel als verstand, maar is van
oordeel dat de dieren oordeel bezitten en
onderscheidingsvermogen. Een weten
schappelijk man uit die dagen zegt, dat
dolphljnen onderscheid weten te maken
tusschen drenkelingen, die niet en die
wel dolphljnenvleesch hebben gegeten.
De eersten brengen de dieren op hun
rug aan land, de laatsten laten zij tot
straf voor him zonden verdrinken. Er
gaat een verhaal van een hond, die de
zeilen reeft, .terwijl zijn meester den
helmstok houdt, van een merlcwaardi-
gen vogel, die op een boom zit in een
weide bij de zee en de schapen waar
schuwt, wanneer de vloed komt opzet
ten. En zoo voorts. De atmosfeer is als
liet ware geladen met theorie en alles
wat er overblijft Is, die over te brengen
in practljk, want wanneer dieren be
gaafd zijn met menschelijk verstand (of
een ziel of een eigen oordeel) ls het
alleen juist en logisch, dat zij onderwor
pen zouden zijn aan de discipline van
menschelijke wetten.
Zoo schrijft W. Branch Johnson in
een Emgelsch maandschrift en geeft daar
voorbeelden bij, waaraan ik een en ander
ontleen. Vooral werden rupsen, sprink
hanen, ratten, muizen, mollen, slakken,
vliegen of wormen vaak voor hunne
misdrijven vervolgd. Het spreekt van
zelf, dat de misdadigers nooit versche
nen en dan gebeurde er iels in den geest
als bijvoorbeeld geschiedde, toen de rat
ten van Autin, in Bourgondië, voor de
vierschaar waren gedaagd daar zij het
gewas ernstig hadden beschadigd. Toen
zij den eersten keer niet verschenen,
pleitte Maitre Ohassanée, de toegevoeg
de verdediger, dat niet eenige maar al
de ratten in de plaats moesten worden
gedagvaard omdat het onmogelijk was.
hen van elkaar te onderscheiden. Het
hof verdaagde de zaak, opdat de noodige
verbeteringen konden worden gemaakt
en de nieuwe oproeping overal kon wor
den voorgelezen. Bij de volgende zitting
maakte Chassanée de opmerking, dat nu
al de ratten gedagvaard waren, met in
begrip van ouden, zieken en gebrekkigen,
hun tijd moest worden gelaten om van
verwijderde plaqjsen bijeen te komen. De
rechtbank verdaagde dus de zaak op
nieuw.
BU de derde zitting vroeg en verkreeg
hij opnieuw verdaging op technische
gronden en toen op de vierde zitting zijn
cliënten nog altijd afwezig waren, waag
de hU het de geleerde rechters er aan te
herinneren, dat de dagvaarding om te
verschijnen volledige bescherming in
hield en dat de ratten werden terug
gehouden om op te komen door een
doodelijke vrees voor de katten, onder
andere die welke aan de rechters zelf
toebehoorden. Hfj verzocht daarom het
hof, al de katten in de streek tot goed
gedrag te verplichten. Na lange be
schouwing van dit punt. konden de rech
ters ofschoon zij de wettigheid daarvan
volkomen toegaven, geen middelen vin
den om het verzoek uit te voeren en
verdaagden dus de zaak sine die, dat
wil zeggen voor goed.
Eigenaardig Is het, dat er een toe
neming komt van overtredingen en mis
drijven door dieren in de vijftiende en
'zestiende eeuw, die haar climax bereikt
in de zeventiende. Weliswaar kwam
men later meer in het bijzonder tot het
opleggen van boete aan de eigenaars
voor wat hunne dieren hadden misdre
ven. Overigens is het duidelijk, dat de
gelegenheid voor dieren van allerlei aard
om kwaad te doen in de smalle straten
van dien tyd nagenoeg onbeperkt was,
te meer daar de dieren in dien tijd
minder tam geweest zullen-.zijn, dan die
van ons. Moord was dan ook, in de
dagen toen de dieren zelf aansprakelijk
voor hun daden werden gesteld, een
vaak voorkomend geval. Het proces werd
dan gevoerd op dezelfde manier als
tegenover een mensch, wat voedsel en
gevangenhouding aangaat. Verd het dier
schuldig bevonden, dan geschiedde voor
lezing van het vonnis in al zijn gruwe
lijkheid, zooals bijvoorbeeld geschiedde
tegenover een varken, dat beschuldigd
was van het verstikken van een kind
in de wieg te St. Martin de Laon In
1494.
De hoofdinhoud van het vonnis luidde
aldus:
„Wij, ln verachting en afschuw van
zyn misdaad en ten einde een voorbeeld
te stellen en ter voldoening van de ge
rechtigheid, hebben verklaard, geoordeeld
en gevonnist en gewezen, dat het ge
noemde varken door den beul zal wor
den opgehangen en gewurgd aan een
galg, ten getuige waarvan wy dit stuk
hebben gewaarmerkt met ons zegel".
Bulten op het document staat geschre
ven: „Vonnis van een varken, gewurgd
op een galg te Avin".
Evenwel blijkt, dat hoewel gerechtig
heid moet geschieden, de geheele
schuld niet altyd berust by het dier,
uit een vonnis over een zwyn, dat te
Senlis by Parys den dood van een kind
veroorzaakt had door een gedeelte van
het hoofd op te eten.
Wegens wreedheid en woestheid gepleegd
door het genoemde varken zal het wor
den gedood en daartoe door den scherp
rechter opgehangen ln een boom, terwijl
aan alle bewoners en onderdanen van
Saint Nicolas verboden wordt, zoodanige
en soortgeiyke beesten te laten rond-
loopen zonder goede en veilige bewaking,
onder gestrenge boete en lichameiyke
bestraffing.
De gerechtshoven van dien tyd wa
ren niet ongevoelig voor de nuances der
gerechtigheid en indrukken van deer
nis ten opzichte van dieren. Te Lavegny
waren een zeug en haar jongen te za-
men beticht van moord op een kind. De
zeug werd ter dood veroordeeld, maar
de jongen werden wegens hun jeugd
vrUgesproken omdat, wanneer zij al
schuldig zouden zyn. zy handelden on
der den slechten invloed van hun moe
der.
Onze hedendaagsche opvattingen aan
gaande de dieren zyn sinds vroegere
eeuwen veranderd; wU gelooven zeker
niet meer dat zy een ziel hebben, maar
wanneer wy rondkyken treft het ons, dat
neg maar al te velen er- aan schijnen
te twyfelen, of zy ook een lichaam be
zitten. Daarover kan toch geen onzeker
heid bestaan. Wanneer zy een lichaam
hebben, is dat ook voorzien van spieren,
gewrichten, zenuwen, zy kunnen dus
koude en hitte, benauwdheid en ptjr. on
dervinden, evengoed als honger en vocht.
Het is byna kinderachtig om dat te
zeggen, maar wanneer het niet noodig
was zouden de vereeniglngen, die de be
scherming van het dier ten doel heb
ben, wel opgedoekt kunnen worden en
daar is, helaas de maatsohappy nog niet
aan toe. Ruwheid en onverschilligheid
Jegens de dieren zyn aan de orde van
den dag en alleen de ergste -gevallen
worden openbaar en worden voor de
vierschaar gebracht, wanneer het opzet
tot mishandeling duidelijk gebleken is.
De rest komt voort uit onnadenkendheid
maar ook deze eigenschap is een kwaad,
omdat hier tegefiover het dier staat de
mensch, die wel een ziel bezit, waarin
gelegd is de goddeiyke vonk van het
mededoogen.
In vroeger eeuwen werd het dier dus
ten onrechte aansprakeiy-k gesteld voor
misdryven tegenover de menschemnaat-
schappy nu is het juist andersom: de
mensch is aansprakelijk voor zyn over
tredingen tegenover het dier.
J. O. P.
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Cent# per regel.
LANGS DE STRAAT
Te Amsterdam.
De Conducteur.
Amsterdam heeft een massa „lynen"
tramlynen wel te verstaan en één van
die ïynen, waarvan de naam soms mis
bruikt wordt als vriendsohappeiyk
scheldwoord (in de hoofdstad noemen
ze iemand van buitengewone lengte wel
eens „iyn 3") heeft een conducteur, zoo
als Je ze in ons land alleen maar in
Amsterdam zult vinden en die daarom
waard is aan de vergetelheid ontrukt te
worden.
Daar staat hy op zijn achberbalcon en
ontvangt zyn gasten.
HU mag zich zonder eenigen twyfel
tot de oude, garde rekenen, want hy is
den middelbaren leeftijd, al is die
vooral tegenwoordig rekbaar, al lang
gepasseerd, zyn haar, voor zoover ik
daarover, naar het weinige dat onder
zyn conducteurspet uitkamt, mag oor-
deelen, Is peper en zout (maar meer
zout dan peper). Ik wil niet zoo cru zyn
om te zeggen dat myn conducteur
„dik" is, maar zUn omvang is toch wel
meer dan normaal; hy zal niet makke
lijk een coniectiepakje vinden dat hem
past. zyn hoofd, ja: dat kan ik toch
niet anders uitdrukken, zyn hoofd is
dik en hy heeft een groot, vleezig, rood
gezicht, waarin achter de glazen van een
keurige lorgnet, een paar kleine oogen
ondeugend en levenslustig flikkeren.
Ik zou veel te weinig zieggen als ik zei
dat hy de menschen laat instaippen.
Neen: hy noodt het publiek by elke halte
in zyn tram ais een hoffelijk gasbheer,
met breede gebaren en inviteerende
handbewegingen, die zooveel sohynen te
be teekenen als: „Komt toch binnen,
mensohen. Zoo'n tram als deze vind je
nergens. *k Heb nog een paar prachtige
zitplaatsen en als die bezet zyn 'n stuk
of wat stevige lussen. En de bestuurder
ként zyn vak, ik sta voor hem in..."
t Moet moeilijk zyn hem te weer
staan en niet lü'n 3 te nemen wanneer
deze oubollige conducteur je in 't vizier
krygt en ik kan me voorstellen dat
iemand, die niet al te stevig in zyn
schoenen staat, zich wel eens laat ver
leiden in z y n tram te stappen met de
wetenschap dat een andere lUn hem
sneller naar zijn bestemming zou ge
bracht hebben,
Hij scheurt zyn kaartjes af met zwier
en duwt ze je in de hand met gratie; hy
is voort-durend een en al beweging en
st&at hy eens een kort oogenolMc stil,
dan rusten daarom zyn oogen nog niet,
die vroolijke, vriendelijk knippende
oogen achter de briHoglazen, maar hy
laat ze door de tram en zyn balkon
weiden en je leest in blik: „M y n tram.
Een goeie tram. Mijn passagiers.
Goeie, beste, brave passagiers, allemaal
En da's myn besbuurder, daar voorop.
Wat prachtig rijdt-ie! Wat ben ik biy,
o sakkerloot-nog-an-toe, wat ben ik
biy dat ik tramconducteur ben!"
Alle dames, jong en minder jong, oud
en minder oud, helpt hy de treden
van de tram op en met zachten drang
zyn wagen in eu menig heer, die na
tuurlijk zonder hulp instapt, krygt toch
van myn conducteur een vriendschap
pelijk klopje op den schouder, als wil
hU daarmee zeggen: „Zoo, ouwe jon
gen. Ben je daar weer eens, hè? Thuis
alles wel? Zoek je een plaatsje. Wil je
liever naast of tegenover dat aardige
meisje daar ln den hoek? Maak het je
makkeiyk
„Naar de Javastraat, conducteur?"
heb lk hem door eotn oude juffrouw met
een angstlg-bevend bloemetje op haa^
hoed hooren vragen.
En hij maakte een danssprongetje
op zy om de juffrouw door te laten en
zei „Naar de Javastraat? Moet u naar
de Javastraat? Kyk, da's nou toevallig.
Daar ga ik óók heenDaar gaat de heelc
tram heen. Gaat u zitten, juffrouw;
hier maar. vlak by den ingang, andere
val je nog, want de bram gaat weer
rye!"
De juffrouw voelde zich geheel en al
gerustgesteld en gaf den braven con
ducteur, van pure tevredenheid over de
behandeling niet minder dan 2 1/2 cent
fooi, waarvoor hy beleefd aan zyn pet
tikte.
Beste, vrooiyke, opgewekte traang-:-
leMer. Daar ga je!
Biyf het sieraad van Lyn 3
J. C. E.
CONCERT NOORDERKERK.
Dinsdagavond 8 Mei hoopt het Noor
derkerkkoor, onder de bekwame lei
ding van den heer Piet Halsema, weder
een concert te geven in de Noorderkerk,
Velserstraat.
Uitgevoerd zullen worden Psalm 95
van F. Mendelssohn-Bartholdy en Psalm
150 van César Franck.
Als solisten zullen optreden: Mej.
Dini van Daalen, sopraan, de heer Jac.
van Kempen, tenor en de heer Plet Hal
sema, orgel. Medewerking zal worden
verleend door mej. Janny Leeflang,
piano en de heer H. Pyiman, orgel.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1188
VOOR DEN „VULLESMAN"
Vader zet er zich voor
om den asoh-emmer uit
den kelder te werken
I raakt halverwege de
trap voor hy merkt dat
de deur nog dicht is
draagt den emmer weer
naar beneden en gaat
naar boven om de kel
derdeur te openen
heeft den emmer juist
goed te pakken als moe
der, mompelend, de kel
derdeur sluit
gaat naar boven om
moeder te vertellen dat
die deur open moet biy-
ven en waarom
is halverwege de trap als
de deur dicht waait
roept naar moeder om
de deur open te doen
geen antwoord zeker
niet in de buurt
heeft Juist den emmer
weer beneden als moe
der de deur opent
besluit deze week geen
aschemmer buiten te
zetten.
(Nadruk verboden).
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Hy zag haar voor het eerst in de Rue
Fon'tane, achter de dikke spiegelruiten
van een chique dameskapsalon. Sinds
dien koo6 hy stryk en zet hoewel 't
een heel eind om was de Rue Fon-
tane, als hy na kantoortijd zijn kamers
opzicht. Want hy prefereerde blondjes!
En dit blondje was wel heel byzonder.
Middels zeer vernuftige recherche slaag
de hy er spoedig in haar adres te weten
te komen. Hij schreef haar of zy hem
den volgenden dag op Place Pigalle, bij
den ingang der Métro ontmoeten wilde,
zy kende hem ongetwyfeld wel „van
iederen dag in de Rue Fontane".
Dien dag stond hy dus by de Métro op
Place Pigalle op haar te wachten. Uiter-
iyk kalm en correct. Inneriyk nogal ge
agiteerd. Hy was werkeiyk erg verliefd.
Maar zou de methode die hy gevolgd
had, goed opgenomen worden? De ont
moeting zou als zy kwam in
ieder geval wel wat geforceerd zyn.
vyf minuten over zes ontdekte hij
haar in de drukte van Place Pigalle. zy
stevende recht- op den ingang van de
Métro af. waar hy stond. Ze glimlachte
coquet. Maar achter haar tripte een
ander vrouwtje, óók glimlachend, óók
coquet, maar zwart, 't Was haar vrien
din.
Hy stelde zicli voor aan de meisjes en
vroeg 't blondje of zy hem zUn vrypostlg
briefje vergeven wou. Maar zy, lief, ver
klaarde dat zy zyn handelwyze, in deze
vellichte moderne tUden, wel correct
vond. Verder was het allergenoegelykst.
zy babbelden honderd uit; hy bracht
het blondje naar huis en nam toen af
scheid van de donkere vriendin die nog
verder moest. Natuurlyk sprak hy af
voor den volgenden dag, maar htl hoopte
in stilte dat het blondje dan alleen zou
komen.
Helaas, de vriendin was er den vol
genden dag weer by. Den derden avond
gingen zy naar de bioscoop. Zy genoten
var Pola Negri.gedrieën. Zy sche
nen onafscheidelyk. Waar 't blondje
was daar was de zwarte vriendin, de
eeuwige f&cheuse troisième. Zoo kon hy
zich nooit tegenover zyn uitverkorene
verklaren. Ten einde raad schreef hy
haar een briefje: „of ze alleen wou ko
men". Maar den dag daarop stonden zy
er weer beiden. Toen schoot hy, nadat
zy het blondje thuis hadden gebracht,
de zwarte vriendin aan en hy verzocht
haar dringend of zy het niet eens zoo
kon arrangeeren dat haar vriendin al
leen kwam by de Métro op Place Pigalle.
Zóó kon het toch niet langer duren. Hy
had zeer ernstige dingen met haar te
bepraten en daarbU kon hy toch geen
derden dulden. Zij moest dat tooh be,-
grijpen!
Blond of zwart?
Zy zei hem dat zy dat heel goed be
greep en dat rij alles In het werk zou
stellen opdat, hij haar vriendin den vol
genden dag alleen zou kunnen Spreken.
Tot zijn vertwyfeling stonden zy den
volgenden dag, coquet, en glimlachend
weer allebei voor zyn neus.
Hy was erg boos. Ging niet op haar
gesnap in. Negeerde ze alle twee. Zwij
gend nam hy van zyn blondje afscheid
en toen hield hy een hartstochtelijke
ontboezeming voor de zwarte. „Hy liet
niet met zich spelen, en bovendien 't was
zonneklaar gebleken dat zy niet van hem
hield. Zij, haar vriendin, moest het
morgen meteen maar zeggen dat hy niet
terug zou komen. I-Iy bedankte voor de
eer. zy moeien maar een ander op
zoeken om zich mee te amuseeren!
Het zwartje keek verdrietig voor zich
uit. Eindelyk zei ze, dat het haar vrien
din toch wel erg zou spUten als hy weg
bleef. 't Was zoo gezellig hun vriend
schap, zy konden zoo goed met elkaar
opschieten.
Toen hy haar van opzü aankeek ont
dekte hy een iTeerr.de glans in haar
oogen. zy kleurde hevig en haar lippen
trilden
Toen ging hem een licht op. Stom
meling. Dat hy daar niet eerder aan
gedacht had. Dat zwartje was natuur
lyk verliefd op hem. Eenige oogenblik-
ken liepen zy zwygend naast elkaar
voort. In dien tyd had hy ruimschoots
gelegenheid om de balans van z'n hart op
te maken: Dat zwartje was om den
dood niet iets wat je zoo maar je neus
voorby liet gaan. Hy prefereerde blond,
maar voor een keer was zwart toch ook
wel aardig.
ïn de stille Rue de la Tour d'Auver-
gne, midden in Montmartre kuste hy
haar. en zwoer hy haar eeuwige liefde
en trouwzy spraken af voor den
volgenden dag. Om kwart over zes. Niel
op Place Pigalle, want het blondje mocht
vooral niets weten, liever een eindje
verder op, by de Rue de Clichy byvoor-
beekL
Hij was er om zes uur. Correct en be
daard als altyd. Maar Inneriyk weer min
of meer nerveus. Tien voor half zeven.
Ja daar had je ze. Glimlachend en
coquet. Het zwartjeMaar wat tripte
achter haar? Glimlachend en coquet?
Nom de nom, het blondje!
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cents per regel,
KELLER&MACDONALD
Haarlem 6
N. S.F. Radio-Specialiteiten.
VERBAND DER DEUTSCHEN
YERETNE IN DEN NIEDERLANDEN.
Haarlem heeft op Zondag, 22 April 11.
dubbel bezoek gehad. Terwijl een extra
trein van Duisburg in een kalm tempo
uit Leiden door de bloemenweelde Haar
lem tegemoet reed, verzamelden zich des
voormiddags in hotel Brinkmann de ver
tegenwoordigers van alle Duitsche Ver-
eenigingen in Holland. (Verband der
Deutschen Vereine in den Niederlanden).
zy waren uitgenocdigd door de Duitsche
Club te Haarlem, teneinde in aansluiting
met de vergadering aan de bloembollen-
velden een bezoek te brengen. Uit alle
richtingen waren de Duitsche vertegen
woordigers in Nederland byeengekomen,
zelfs uit Limburg. Ook offlcieele ver
tegenwoordigers van het Duitsche RUk
zaten aan, o.a, de heeren: van de Legatie
von Below; van het Generaalconsulaaü
Amsterdam' Freiherr von Stein; Rotter
dam Generalkonsul dr. B. von Hahn.
Voorzitter was de heer von Tschudi, Den
Haag.
Terwijl de heeren het omvangryke
programma in de vergadering des voor
middags vlot afhandelden, maakten de
dames met een touring-car een rit door
Haarlem's bloeiende omgeving en be
zochten gedurende een regenbui het
Frans Hals museum.
De zitting was zeer interessant en
byna eenstemmig waren de aanwezigen
van meening, dat het onder redactie van
dl'. Fr. A Jungbluth, Rotterdam, uitge
geven „Nachrichtenblatt des Verbandes
Deutscher Vereine in den Niederlanden"
moet wórden uitgebreid, teneinde het ge-
wenschte verband tusschen de in het
gastvrye Holland wonende Duitschers
te versterken.
's Namiddags -maakte het gezelslhap
een tochtje naar Duin en Daal en van
daar by prachtig weer een wandeling
naar het Kopje. Van dit uitzichtspunt
had men nog eens een prachtig gezicht
op het mooie Haarlem en zyn middel
punt, de Groote Kerk. Alle deelnemers
keerden dan ook met aangename her
inneringen terug.
De najaarsvergadering zal op den eer
sten Zondag van de maand October
'r. Arnhem plaatsvinden.
ORGELBESPELING.
Orgelbespeling in de Groote of St.
Bavokerk te Haarlem op Donderdag 26
Ap-il 1928, des namiddags van 34 uur
door den heer George Robert.
Programma:
1. Praeludium et Fuga a kl. t.
J. S. Bach.
2. Kleines harmonisches Labyrinth,
J. S. Bach.
3. Concert F gr. t. G. F. Handel.
Allegro moderato.
Andante malsto-so,
Adagio,
Allegro.
4. Choral, A. Honegger.
5. Choral I, César Franck.
FEUILLETON
DE LOTGEVALLEN
VAN ESMÉE
(Naar het Engelsch. van
C N. cn A M. WILLIAMSON.)
20)
Om half elf was Miss Alton tolj de
deur der bibliotheek en wenschte haar
patroon goeden morgen, die even als
den vorigen dag met den rug naar het
venster gekeerd zat. De hemel was be
trokken. en de groote kamer vol boeken,
die er ln de avondzon zoo vrooiyk had
uitgezien, was nu somher als een kerk.
In die sombere omgeving zag Richard
Power er volsens haar meening nog
droeviger uit dan den vorigen dag. zy
verbeeldde zich zelfs, dat ztl, als zy
heel dicht by hem was, zilveren draden
kon ontdekken in het gitzwarte, glad ge
borstelde haar.
Haar werk begon als het werk
mocht worden genoemd met het voor
lezen van de morgenbladen, terwyi Mr.
Power sigaretten rookte. Soms liet hy
haar ophouden om te praten over be-
langryke berichten, en het oordeel, dat
Power uitsprak, was zoo levendig, alsof
hij had gevochten in plaats van thuis te
blyven. O, waarom was hy toch thuis
gebleven? Esmée, die hem liefhad en zyn
onschuld wilde bewyzen, vroeg zich dat
steeds weer af.
In vroeger dagen had zy alleen met
haar vader gewoond in een afgelegen
plaats op de westkust van Ierland, waar
hy zelf haar had onderwezen. Hy had
haar talen geleerd en vele andere din
gen (haast alles wat zy wist behalve mu
ziek, die zy zich zelf had geleerd, wel
wat tegen zyn zin) en zy van haar kant
had voor hem een kameraad, een trouwe
„makker" trachten te zyn. Als kind
reeds had zU belang leeren stellen in
politiek en onderwerpen, waarover man
nen gaarne spreken, opdat haar vader
de vrienden niet zou missen, die hy ln
Amerika had achtergelaten, toen hy Cla-
remanagh erfde. Later, toen zy na zyn
dood by zUn zuster „Tante Kate" in
Brighton was gaan wonen, was zy be
lang blyven stellen in dingen, die meis
jes meestal vervelen, en Power was
verbaasd over het Inzicht van zyn secre
taresse in den toestand van Europa, zy
bleven zoo lang praten, dat het byna
twaalf uur was, toen hy begon brieven
te dicteeren.
Eenige moesten in het Italiaansch
worden geschreven en een daarvan wek
te Esmée's belangstelling in hooge mate.
Hy was gericht aan een zekeren Mar-
chese d'AUegTl, en begon, „Beste vriend".
„Ik waardeer ten hoogste alles, wat Je
voor my zoudt willen doen", dicteerde
Power. „Ik heto je nog niet geschreven,
omdat het eerst nu mogeiyk is. Eens zal
je misschien vernemen waarom, maar
zoo niet. dan smeek ik je. mUn stilzwij
gen toch niet toe te schryven aan on
verschilligheid. Ik wou van ganscher
harte, dat ik in antwoord op je aanbod
van hulp kon zeggen. „Haast je beste,
oude vriend en wees myn voorspraak!"
Maar helaas, dat kan ik niet zeggen. Er
is geen pardon voor my daaralnds, waar
van je spreekt, en ergens anders trou
wens evenmin. Ik moet zoo maar bly
ven voortleven. Maar er Ls één ding, dat
je voor my kunt doen, als je wilt, en
dat is niet onbelangrijk voor myn toe
komst.
Geef my bericht omtrent Doktor Florio.
Waar is hy? Wat doet hy? Fx heb hem
eenigen tijd geleden geschreven. Geen
antwoord. Daarna heb ik een telegram
gezonden aan het eenige adres, dat ik
van hem weet. Weer geen antwoord. Ik
zou gaarne weten, waarheen ik moet
schryven, of dat hy soms van my
gehoord heeft en om redenen, die jc
grijpt en die ik volkomen kan billij
ken. my eenvoudig wil laten schieten.
Dat zou een slag voor my zUn. Maar
voor my is onwetendheid geen zaligheid.
Ik zou liever de waarheid willen weten.
Vergeef my, als het je mogeiyk is, mijn,
naar het je moet voorkomen, onbegrij
peiyke koppigheid. De fortuin heeft my
den rug toegedraaid, en ik kan je geen
naderen uitleg geven noch er iets aan
veranderen. MaaT hoera voor ons allen,
de berichten van den wereldoorlog zyn
goedl Steeds je dankbare Rlcardo".
Hy „vertrouwde haar inderdaad I
Waarom toch? vroeg zy zich verwon
derd af. Waarom schreef hy zulk een
brief niet zelf, in plaats van dien te
dicteeren aan een secretaresse, die hy
beschouwde of wl'de beschouwen
als een vreemde?
Daarna moest Miss Alton voor hem
een brief schryven in het Duitsch aan
den correspondent, dien hy in Zwitser
land had. HU moest worden geadres
seerd aan Herr Bonnhoven, Tellstrasse
23, Bern.
„Waarde heer", zoo dicteerde hy Es
mée, „ik zou u zeer verplicht zyn, als u
my terstand de juiste verpiyfplaats van
Rudolf Silvers wilde laten weten. Ik heb
reden te gelooven, dat hy niet in Zwit
serland Ls, zooals hi) my wilde wUsma-
ken. Ik zal geen wissels meer overzen
den, eer ik zekerheid daarvan heb. Ik
beschuldig u niet van achteloosheid;
maar het is een lastig persoon om mee
te doen te hebben, en men moet op al
lerlei streken verdacht zfjn. Met achting
Richard Power".
Charles Rogers zou groot belang heb-
ben gesteld in die beide brieven, welke
veel interessanter waren dan die, welke
Esmée den eersten dag ïn Power's dienst
gedicteerd waren. Indien zy haar aan-
teekeningen echter niet verzond, zou
Rogers wel op de een of andere wUze
een eind w^ten te maken aan haar ver-
blyf te Cannon Wood. Hoe hy dat pre
cies zou aanleggen, wist het meisje niet;
maar zy was er zeker van. En zy
wenschte niet heen te gaan. zy wilde de
zaak nu tot een einde brengen, tot een
goed einde voor den man, die haar
was vergeten.
Na den Duitschen brief was er een
pauze. Power, die aan zyn schryftafel
had gezeten, was opgestaan en liep heen
en weer, evenals hy den vorigen dag had
gedaan. Eindelyk bleef hy voor den
haard staan, en ofschoon hy nu met den
rug naar haar toe stond, zag zy zyn
hand van het eene portret op den
schoorsteenmantel naar het andere giy-
den. Het was een onzeker gebaar, alsof
hy niet wist, op welk hy zyn aandacht
zou vestigen onder zoovele. Esmée was
nog niet dicht genoeg bij den schoor
steenmantel gekomen, om de portretten
daar te kunnen onderscheiden, alle in
'listen van mooi nieuw zilver of bewerkt
Florentynsch leder. Alleen éen gelaat
herkende ze op dien afstand, en dat al
leen, omdat z'J reeds vele portretten var
die dame had gezien: Koningin Mar
gherita, de moeder van den Koning van
Italië. Het was een mooi portret, dat
jaren geleden moest zyn genomen. Om
den hals der Koningin hing een prach
tig parelsnoer. Maar het was niet haar
portret, dat P.ichard Power eindelyk op
nam.
„Wenscht u my geen brieven meer te
dicteeren van morgen?" vroeg Esmée.
„Zoo niet, dan kan ik beginnen deze te
typen".
„Wacht even, als 't u blieft", zeide hy.
„Er is nog een brief, dien ik gaarne van
daag op de post had om niet de eerste
boot naar New-York te vertrekken. Maar
zeg mU eerst, wat u denkt van het ge
zicht van dat meisje, o hebt een goed
oordeel over de groote wereldm,ob1?n,en.
dat heb ik dezen morgen gedurende ons
gesprek ontdekt. Kunt u ook een men
schel Uk karakter beoordeelen?"
Onder het spreken overhandigde hy
Esmée het portret, dat n een smaak
volle, kostbare lUst, eenigszlns grooter
dan de andere, was gezet. Esmée was
opgesprongen en hem halverwege tege
moet gegaan, zy stonden nu dicht by de
schryftafel.
„Wat een knap meisje!" riep zy uit.
„Daarover zullen allen het wel eens
zijn", zeide Power, „maar het was niet
haar schoonheid, d!e ik u vroeg te be
oordeelen",
(Wordt vervolgd).