OM ONS HEEN H. D. VERTELLINGEN FLITSEN HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 25 APRIL 1928 No. 3757 DIEREN VOOR DE VIERSCHAAR. Dat in de middeleeuwen dieren we gens misdrijven voor de rechtbank zijn gedaagd en veroordeeld is iets waarover wij zouden lachen, wanneer wij ons niet bijtijds herinnerden, dat alle perioden van de geschiedenis hunne eigenaardige opvattingen en inzichten hebben en dat de onze, de meeningen van heden, die wij zoo goed en voortreffelijk vinden, zonder eenigen twijfel de verwonder' misschien wel de ergernis, zullen opwek ken van hen, die na ons komen. De geleerde Plinius heeft in de oud heid al betoogd, dat de olifant de ster ren vereerde, een gevoel van rechtvaar digheid bezat en geneigd was tot barm hartigheid; de leeuw, zoo verkondigde hl}, is dapper en geschikt voor dank baarheid, de leeuwin bijzonder slim in het verbergen van haar liefde voor den luipaard, de krokodil opent zijn bek zoo wijd, opdat een vriendelijke vogel zijn tanden zal schoonprikken en visschen passen allerlei slimme manieren toe, om aan de haken en netten van visschers te ontsnappen. Zulke opvattingen staan niet alleen. Een andere schrijver meent, dat dieren hun eigen ziekten kunnen genezen en voorspellingen doen. Schapen en geiten kunnen gevaar voorspellen, de beer, de vos, de schildpad genezen hunne won den, zoo verklaart hij, met plantendee- len, die hij met name noemt. Eeuwen later wordt er nog vaak getwist over de •ffxafg, of dieren een ziel hebben; de eene schrijver betoogt dat, een ander ontkent het en schrijft aan de dieren alleen verstand toe, een derde verwerpt zoowel ziel als verstand, maar is van oordeel dat de dieren oordeel bezitten en onderscheidingsvermogen. Een weten schappelijk man uit die dagen zegt, dat dolphljnen onderscheid weten te maken tusschen drenkelingen, die niet en die wel dolphljnenvleesch hebben gegeten. De eersten brengen de dieren op hun rug aan land, de laatsten laten zij tot straf voor him zonden verdrinken. Er gaat een verhaal van een hond, die de zeilen reeft, .terwijl zijn meester den helmstok houdt, van een merlcwaardi- gen vogel, die op een boom zit in een weide bij de zee en de schapen waar schuwt, wanneer de vloed komt opzet ten. En zoo voorts. De atmosfeer is als liet ware geladen met theorie en alles wat er overblijft Is, die over te brengen in practljk, want wanneer dieren be gaafd zijn met menschelijk verstand (of een ziel of een eigen oordeel) ls het alleen juist en logisch, dat zij onderwor pen zouden zijn aan de discipline van menschelijke wetten. Zoo schrijft W. Branch Johnson in een Emgelsch maandschrift en geeft daar voorbeelden bij, waaraan ik een en ander ontleen. Vooral werden rupsen, sprink hanen, ratten, muizen, mollen, slakken, vliegen of wormen vaak voor hunne misdrijven vervolgd. Het spreekt van zelf, dat de misdadigers nooit versche nen en dan gebeurde er iels in den geest als bijvoorbeeld geschiedde, toen de rat ten van Autin, in Bourgondië, voor de vierschaar waren gedaagd daar zij het gewas ernstig hadden beschadigd. Toen zij den eersten keer niet verschenen, pleitte Maitre Ohassanée, de toegevoeg de verdediger, dat niet eenige maar al de ratten in de plaats moesten worden gedagvaard omdat het onmogelijk was. hen van elkaar te onderscheiden. Het hof verdaagde de zaak, opdat de noodige verbeteringen konden worden gemaakt en de nieuwe oproeping overal kon wor den voorgelezen. Bij de volgende zitting maakte Chassanée de opmerking, dat nu al de ratten gedagvaard waren, met in begrip van ouden, zieken en gebrekkigen, hun tijd moest worden gelaten om van verwijderde plaqjsen bijeen te komen. De rechtbank verdaagde dus de zaak op nieuw. BU de derde zitting vroeg en verkreeg hij opnieuw verdaging op technische gronden en toen op de vierde zitting zijn cliënten nog altijd afwezig waren, waag de hU het de geleerde rechters er aan te herinneren, dat de dagvaarding om te verschijnen volledige bescherming in hield en dat de ratten werden terug gehouden om op te komen door een doodelijke vrees voor de katten, onder andere die welke aan de rechters zelf toebehoorden. Hfj verzocht daarom het hof, al de katten in de streek tot goed gedrag te verplichten. Na lange be schouwing van dit punt. konden de rech ters ofschoon zij de wettigheid daarvan volkomen toegaven, geen middelen vin den om het verzoek uit te voeren en verdaagden dus de zaak sine die, dat wil zeggen voor goed. Eigenaardig Is het, dat er een toe neming komt van overtredingen en mis drijven door dieren in de vijftiende en 'zestiende eeuw, die haar climax bereikt in de zeventiende. Weliswaar kwam men later meer in het bijzonder tot het opleggen van boete aan de eigenaars voor wat hunne dieren hadden misdre ven. Overigens is het duidelijk, dat de gelegenheid voor dieren van allerlei aard om kwaad te doen in de smalle straten van dien tyd nagenoeg onbeperkt was, te meer daar de dieren in dien tijd minder tam geweest zullen-.zijn, dan die van ons. Moord was dan ook, in de dagen toen de dieren zelf aansprakelijk voor hun daden werden gesteld, een vaak voorkomend geval. Het proces werd dan gevoerd op dezelfde manier als tegenover een mensch, wat voedsel en gevangenhouding aangaat. Verd het dier schuldig bevonden, dan geschiedde voor lezing van het vonnis in al zijn gruwe lijkheid, zooals bijvoorbeeld geschiedde tegenover een varken, dat beschuldigd was van het verstikken van een kind in de wieg te St. Martin de Laon In 1494. De hoofdinhoud van het vonnis luidde aldus: „Wij, ln verachting en afschuw van zyn misdaad en ten einde een voorbeeld te stellen en ter voldoening van de ge rechtigheid, hebben verklaard, geoordeeld en gevonnist en gewezen, dat het ge noemde varken door den beul zal wor den opgehangen en gewurgd aan een galg, ten getuige waarvan wy dit stuk hebben gewaarmerkt met ons zegel". Bulten op het document staat geschre ven: „Vonnis van een varken, gewurgd op een galg te Avin". Evenwel blijkt, dat hoewel gerechtig heid moet geschieden, de geheele schuld niet altyd berust by het dier, uit een vonnis over een zwyn, dat te Senlis by Parys den dood van een kind veroorzaakt had door een gedeelte van het hoofd op te eten. Wegens wreedheid en woestheid gepleegd door het genoemde varken zal het wor den gedood en daartoe door den scherp rechter opgehangen ln een boom, terwijl aan alle bewoners en onderdanen van Saint Nicolas verboden wordt, zoodanige en soortgeiyke beesten te laten rond- loopen zonder goede en veilige bewaking, onder gestrenge boete en lichameiyke bestraffing. De gerechtshoven van dien tyd wa ren niet ongevoelig voor de nuances der gerechtigheid en indrukken van deer nis ten opzichte van dieren. Te Lavegny waren een zeug en haar jongen te za- men beticht van moord op een kind. De zeug werd ter dood veroordeeld, maar de jongen werden wegens hun jeugd vrUgesproken omdat, wanneer zij al schuldig zouden zyn. zy handelden on der den slechten invloed van hun moe der. Onze hedendaagsche opvattingen aan gaande de dieren zyn sinds vroegere eeuwen veranderd; wU gelooven zeker niet meer dat zy een ziel hebben, maar wanneer wy rondkyken treft het ons, dat neg maar al te velen er- aan schijnen te twyfelen, of zy ook een lichaam be zitten. Daarover kan toch geen onzeker heid bestaan. Wanneer zy een lichaam hebben, is dat ook voorzien van spieren, gewrichten, zenuwen, zy kunnen dus koude en hitte, benauwdheid en ptjr. on dervinden, evengoed als honger en vocht. Het is byna kinderachtig om dat te zeggen, maar wanneer het niet noodig was zouden de vereeniglngen, die de be scherming van het dier ten doel heb ben, wel opgedoekt kunnen worden en daar is, helaas de maatsohappy nog niet aan toe. Ruwheid en onverschilligheid Jegens de dieren zyn aan de orde van den dag en alleen de ergste -gevallen worden openbaar en worden voor de vierschaar gebracht, wanneer het opzet tot mishandeling duidelijk gebleken is. De rest komt voort uit onnadenkendheid maar ook deze eigenschap is een kwaad, omdat hier tegefiover het dier staat de mensch, die wel een ziel bezit, waarin gelegd is de goddeiyke vonk van het mededoogen. In vroeger eeuwen werd het dier dus ten onrechte aansprakeiy-k gesteld voor misdryven tegenover de menschemnaat- schappy nu is het juist andersom: de mensch is aansprakelijk voor zyn over tredingen tegenover het dier. J. O. P. INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cent# per regel. LANGS DE STRAAT Te Amsterdam. De Conducteur. Amsterdam heeft een massa „lynen" tramlynen wel te verstaan en één van die ïynen, waarvan de naam soms mis bruikt wordt als vriendsohappeiyk scheldwoord (in de hoofdstad noemen ze iemand van buitengewone lengte wel eens „iyn 3") heeft een conducteur, zoo als Je ze in ons land alleen maar in Amsterdam zult vinden en die daarom waard is aan de vergetelheid ontrukt te worden. Daar staat hy op zijn achberbalcon en ontvangt zyn gasten. HU mag zich zonder eenigen twyfel tot de oude, garde rekenen, want hy is den middelbaren leeftijd, al is die vooral tegenwoordig rekbaar, al lang gepasseerd, zyn haar, voor zoover ik daarover, naar het weinige dat onder zyn conducteurspet uitkamt, mag oor- deelen, Is peper en zout (maar meer zout dan peper). Ik wil niet zoo cru zyn om te zeggen dat myn conducteur „dik" is, maar zUn omvang is toch wel meer dan normaal; hy zal niet makke lijk een coniectiepakje vinden dat hem past. zyn hoofd, ja: dat kan ik toch niet anders uitdrukken, zyn hoofd is dik en hy heeft een groot, vleezig, rood gezicht, waarin achter de glazen van een keurige lorgnet, een paar kleine oogen ondeugend en levenslustig flikkeren. Ik zou veel te weinig zieggen als ik zei dat hy de menschen laat instaippen. Neen: hy noodt het publiek by elke halte in zyn tram ais een hoffelijk gasbheer, met breede gebaren en inviteerende handbewegingen, die zooveel sohynen te be teekenen als: „Komt toch binnen, mensohen. Zoo'n tram als deze vind je nergens. *k Heb nog een paar prachtige zitplaatsen en als die bezet zyn 'n stuk of wat stevige lussen. En de bestuurder ként zyn vak, ik sta voor hem in..." t Moet moeilijk zyn hem te weer staan en niet lü'n 3 te nemen wanneer deze oubollige conducteur je in 't vizier krygt en ik kan me voorstellen dat iemand, die niet al te stevig in zyn schoenen staat, zich wel eens laat ver leiden in z y n tram te stappen met de wetenschap dat een andere lUn hem sneller naar zijn bestemming zou ge bracht hebben, Hij scheurt zyn kaartjes af met zwier en duwt ze je in de hand met gratie; hy is voort-durend een en al beweging en st&at hy eens een kort oogenolMc stil, dan rusten daarom zyn oogen nog niet, die vroolijke, vriendelijk knippende oogen achter de briHoglazen, maar hy laat ze door de tram en zyn balkon weiden en je leest in blik: „M y n tram. Een goeie tram. Mijn passagiers. Goeie, beste, brave passagiers, allemaal En da's myn besbuurder, daar voorop. Wat prachtig rijdt-ie! Wat ben ik biy, o sakkerloot-nog-an-toe, wat ben ik biy dat ik tramconducteur ben!" Alle dames, jong en minder jong, oud en minder oud, helpt hy de treden van de tram op en met zachten drang zyn wagen in eu menig heer, die na tuurlijk zonder hulp instapt, krygt toch van myn conducteur een vriendschap pelijk klopje op den schouder, als wil hU daarmee zeggen: „Zoo, ouwe jon gen. Ben je daar weer eens, hè? Thuis alles wel? Zoek je een plaatsje. Wil je liever naast of tegenover dat aardige meisje daar ln den hoek? Maak het je makkeiyk „Naar de Javastraat, conducteur?" heb lk hem door eotn oude juffrouw met een angstlg-bevend bloemetje op haa^ hoed hooren vragen. En hij maakte een danssprongetje op zy om de juffrouw door te laten en zei „Naar de Javastraat? Moet u naar de Javastraat? Kyk, da's nou toevallig. Daar ga ik óók heenDaar gaat de heelc tram heen. Gaat u zitten, juffrouw; hier maar. vlak by den ingang, andere val je nog, want de bram gaat weer rye!" De juffrouw voelde zich geheel en al gerustgesteld en gaf den braven con ducteur, van pure tevredenheid over de behandeling niet minder dan 2 1/2 cent fooi, waarvoor hy beleefd aan zyn pet tikte. Beste, vrooiyke, opgewekte traang-:- leMer. Daar ga je! Biyf het sieraad van Lyn 3 J. C. E. CONCERT NOORDERKERK. Dinsdagavond 8 Mei hoopt het Noor derkerkkoor, onder de bekwame lei ding van den heer Piet Halsema, weder een concert te geven in de Noorderkerk, Velserstraat. Uitgevoerd zullen worden Psalm 95 van F. Mendelssohn-Bartholdy en Psalm 150 van César Franck. Als solisten zullen optreden: Mej. Dini van Daalen, sopraan, de heer Jac. van Kempen, tenor en de heer Plet Hal sema, orgel. Medewerking zal worden verleend door mej. Janny Leeflang, piano en de heer H. Pyiman, orgel. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1188 VOOR DEN „VULLESMAN" Vader zet er zich voor om den asoh-emmer uit den kelder te werken I raakt halverwege de trap voor hy merkt dat de deur nog dicht is draagt den emmer weer naar beneden en gaat naar boven om de kel derdeur te openen heeft den emmer juist goed te pakken als moe der, mompelend, de kel derdeur sluit gaat naar boven om moeder te vertellen dat die deur open moet biy- ven en waarom is halverwege de trap als de deur dicht waait roept naar moeder om de deur open te doen geen antwoord zeker niet in de buurt heeft Juist den emmer weer beneden als moe der de deur opent besluit deze week geen aschemmer buiten te zetten. (Nadruk verboden). (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Hy zag haar voor het eerst in de Rue Fon'tane, achter de dikke spiegelruiten van een chique dameskapsalon. Sinds dien koo6 hy stryk en zet hoewel 't een heel eind om was de Rue Fon- tane, als hy na kantoortijd zijn kamers opzicht. Want hy prefereerde blondjes! En dit blondje was wel heel byzonder. Middels zeer vernuftige recherche slaag de hy er spoedig in haar adres te weten te komen. Hij schreef haar of zy hem den volgenden dag op Place Pigalle, bij den ingang der Métro ontmoeten wilde, zy kende hem ongetwyfeld wel „van iederen dag in de Rue Fontane". Dien dag stond hy dus by de Métro op Place Pigalle op haar te wachten. Uiter- iyk kalm en correct. Inneriyk nogal ge agiteerd. Hy was werkeiyk erg verliefd. Maar zou de methode die hy gevolgd had, goed opgenomen worden? De ont moeting zou als zy kwam in ieder geval wel wat geforceerd zyn. vyf minuten over zes ontdekte hij haar in de drukte van Place Pigalle. zy stevende recht- op den ingang van de Métro af. waar hy stond. Ze glimlachte coquet. Maar achter haar tripte een ander vrouwtje, óók glimlachend, óók coquet, maar zwart, 't Was haar vrien din. Hy stelde zicli voor aan de meisjes en vroeg 't blondje of zy hem zUn vrypostlg briefje vergeven wou. Maar zy, lief, ver klaarde dat zy zyn handelwyze, in deze vellichte moderne tUden, wel correct vond. Verder was het allergenoegelykst. zy babbelden honderd uit; hy bracht het blondje naar huis en nam toen af scheid van de donkere vriendin die nog verder moest. Natuurlyk sprak hy af voor den volgenden dag, maar htl hoopte in stilte dat het blondje dan alleen zou komen. Helaas, de vriendin was er den vol genden dag weer by. Den derden avond gingen zy naar de bioscoop. Zy genoten var Pola Negri.gedrieën. Zy sche nen onafscheidelyk. Waar 't blondje was daar was de zwarte vriendin, de eeuwige f&cheuse troisième. Zoo kon hy zich nooit tegenover zyn uitverkorene verklaren. Ten einde raad schreef hy haar een briefje: „of ze alleen wou ko men". Maar den dag daarop stonden zy er weer beiden. Toen schoot hy, nadat zy het blondje thuis hadden gebracht, de zwarte vriendin aan en hy verzocht haar dringend of zy het niet eens zoo kon arrangeeren dat haar vriendin al leen kwam by de Métro op Place Pigalle. Zóó kon het toch niet langer duren. Hy had zeer ernstige dingen met haar te bepraten en daarbU kon hy toch geen derden dulden. Zij moest dat tooh be,- grijpen! Blond of zwart? Zy zei hem dat zy dat heel goed be greep en dat rij alles In het werk zou stellen opdat, hij haar vriendin den vol genden dag alleen zou kunnen Spreken. Tot zijn vertwyfeling stonden zy den volgenden dag, coquet, en glimlachend weer allebei voor zyn neus. Hy was erg boos. Ging niet op haar gesnap in. Negeerde ze alle twee. Zwij gend nam hy van zyn blondje afscheid en toen hield hy een hartstochtelijke ontboezeming voor de zwarte. „Hy liet niet met zich spelen, en bovendien 't was zonneklaar gebleken dat zy niet van hem hield. Zij, haar vriendin, moest het morgen meteen maar zeggen dat hy niet terug zou komen. I-Iy bedankte voor de eer. zy moeien maar een ander op zoeken om zich mee te amuseeren! Het zwartje keek verdrietig voor zich uit. Eindelyk zei ze, dat het haar vrien din toch wel erg zou spUten als hy weg bleef. 't Was zoo gezellig hun vriend schap, zy konden zoo goed met elkaar opschieten. Toen hy haar van opzü aankeek ont dekte hy een iTeerr.de glans in haar oogen. zy kleurde hevig en haar lippen trilden Toen ging hem een licht op. Stom meling. Dat hy daar niet eerder aan gedacht had. Dat zwartje was natuur lyk verliefd op hem. Eenige oogenblik- ken liepen zy zwygend naast elkaar voort. In dien tyd had hy ruimschoots gelegenheid om de balans van z'n hart op te maken: Dat zwartje was om den dood niet iets wat je zoo maar je neus voorby liet gaan. Hy prefereerde blond, maar voor een keer was zwart toch ook wel aardig. ïn de stille Rue de la Tour d'Auver- gne, midden in Montmartre kuste hy haar. en zwoer hy haar eeuwige liefde en trouwzy spraken af voor den volgenden dag. Om kwart over zes. Niel op Place Pigalle, want het blondje mocht vooral niets weten, liever een eindje verder op, by de Rue de Clichy byvoor- beekL Hij was er om zes uur. Correct en be daard als altyd. Maar Inneriyk weer min of meer nerveus. Tien voor half zeven. Ja daar had je ze. Glimlachend en coquet. Het zwartjeMaar wat tripte achter haar? Glimlachend en coquet? Nom de nom, het blondje! INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cents per regel, KELLER&MACDONALD Haarlem 6 N. S.F. Radio-Specialiteiten. VERBAND DER DEUTSCHEN YERETNE IN DEN NIEDERLANDEN. Haarlem heeft op Zondag, 22 April 11. dubbel bezoek gehad. Terwijl een extra trein van Duisburg in een kalm tempo uit Leiden door de bloemenweelde Haar lem tegemoet reed, verzamelden zich des voormiddags in hotel Brinkmann de ver tegenwoordigers van alle Duitsche Ver- eenigingen in Holland. (Verband der Deutschen Vereine in den Niederlanden). zy waren uitgenocdigd door de Duitsche Club te Haarlem, teneinde in aansluiting met de vergadering aan de bloembollen- velden een bezoek te brengen. Uit alle richtingen waren de Duitsche vertegen woordigers in Nederland byeengekomen, zelfs uit Limburg. Ook offlcieele ver tegenwoordigers van het Duitsche RUk zaten aan, o.a, de heeren: van de Legatie von Below; van het Generaalconsulaaü Amsterdam' Freiherr von Stein; Rotter dam Generalkonsul dr. B. von Hahn. Voorzitter was de heer von Tschudi, Den Haag. Terwijl de heeren het omvangryke programma in de vergadering des voor middags vlot afhandelden, maakten de dames met een touring-car een rit door Haarlem's bloeiende omgeving en be zochten gedurende een regenbui het Frans Hals museum. De zitting was zeer interessant en byna eenstemmig waren de aanwezigen van meening, dat het onder redactie van dl'. Fr. A Jungbluth, Rotterdam, uitge geven „Nachrichtenblatt des Verbandes Deutscher Vereine in den Niederlanden" moet wórden uitgebreid, teneinde het ge- wenschte verband tusschen de in het gastvrye Holland wonende Duitschers te versterken. 's Namiddags -maakte het gezelslhap een tochtje naar Duin en Daal en van daar by prachtig weer een wandeling naar het Kopje. Van dit uitzichtspunt had men nog eens een prachtig gezicht op het mooie Haarlem en zyn middel punt, de Groote Kerk. Alle deelnemers keerden dan ook met aangename her inneringen terug. De najaarsvergadering zal op den eer sten Zondag van de maand October 'r. Arnhem plaatsvinden. ORGELBESPELING. Orgelbespeling in de Groote of St. Bavokerk te Haarlem op Donderdag 26 Ap-il 1928, des namiddags van 34 uur door den heer George Robert. Programma: 1. Praeludium et Fuga a kl. t. J. S. Bach. 2. Kleines harmonisches Labyrinth, J. S. Bach. 3. Concert F gr. t. G. F. Handel. Allegro moderato. Andante malsto-so, Adagio, Allegro. 4. Choral, A. Honegger. 5. Choral I, César Franck. FEUILLETON DE LOTGEVALLEN VAN ESMÉE (Naar het Engelsch. van C N. cn A M. WILLIAMSON.) 20) Om half elf was Miss Alton tolj de deur der bibliotheek en wenschte haar patroon goeden morgen, die even als den vorigen dag met den rug naar het venster gekeerd zat. De hemel was be trokken. en de groote kamer vol boeken, die er ln de avondzon zoo vrooiyk had uitgezien, was nu somher als een kerk. In die sombere omgeving zag Richard Power er volsens haar meening nog droeviger uit dan den vorigen dag. zy verbeeldde zich zelfs, dat ztl, als zy heel dicht by hem was, zilveren draden kon ontdekken in het gitzwarte, glad ge borstelde haar. Haar werk begon als het werk mocht worden genoemd met het voor lezen van de morgenbladen, terwyi Mr. Power sigaretten rookte. Soms liet hy haar ophouden om te praten over be- langryke berichten, en het oordeel, dat Power uitsprak, was zoo levendig, alsof hij had gevochten in plaats van thuis te blyven. O, waarom was hy toch thuis gebleven? Esmée, die hem liefhad en zyn onschuld wilde bewyzen, vroeg zich dat steeds weer af. In vroeger dagen had zy alleen met haar vader gewoond in een afgelegen plaats op de westkust van Ierland, waar hy zelf haar had onderwezen. Hy had haar talen geleerd en vele andere din gen (haast alles wat zy wist behalve mu ziek, die zy zich zelf had geleerd, wel wat tegen zyn zin) en zy van haar kant had voor hem een kameraad, een trouwe „makker" trachten te zyn. Als kind reeds had zU belang leeren stellen in politiek en onderwerpen, waarover man nen gaarne spreken, opdat haar vader de vrienden niet zou missen, die hy ln Amerika had achtergelaten, toen hy Cla- remanagh erfde. Later, toen zy na zyn dood by zUn zuster „Tante Kate" in Brighton was gaan wonen, was zy be lang blyven stellen in dingen, die meis jes meestal vervelen, en Power was verbaasd over het Inzicht van zyn secre taresse in den toestand van Europa, zy bleven zoo lang praten, dat het byna twaalf uur was, toen hy begon brieven te dicteeren. Eenige moesten in het Italiaansch worden geschreven en een daarvan wek te Esmée's belangstelling in hooge mate. Hy was gericht aan een zekeren Mar- chese d'AUegTl, en begon, „Beste vriend". „Ik waardeer ten hoogste alles, wat Je voor my zoudt willen doen", dicteerde Power. „Ik heto je nog niet geschreven, omdat het eerst nu mogeiyk is. Eens zal je misschien vernemen waarom, maar zoo niet. dan smeek ik je. mUn stilzwij gen toch niet toe te schryven aan on verschilligheid. Ik wou van ganscher harte, dat ik in antwoord op je aanbod van hulp kon zeggen. „Haast je beste, oude vriend en wees myn voorspraak!" Maar helaas, dat kan ik niet zeggen. Er is geen pardon voor my daaralnds, waar van je spreekt, en ergens anders trou wens evenmin. Ik moet zoo maar bly ven voortleven. Maar er Ls één ding, dat je voor my kunt doen, als je wilt, en dat is niet onbelangrijk voor myn toe komst. Geef my bericht omtrent Doktor Florio. Waar is hy? Wat doet hy? Fx heb hem eenigen tijd geleden geschreven. Geen antwoord. Daarna heb ik een telegram gezonden aan het eenige adres, dat ik van hem weet. Weer geen antwoord. Ik zou gaarne weten, waarheen ik moet schryven, of dat hy soms van my gehoord heeft en om redenen, die jc grijpt en die ik volkomen kan billij ken. my eenvoudig wil laten schieten. Dat zou een slag voor my zUn. Maar voor my is onwetendheid geen zaligheid. Ik zou liever de waarheid willen weten. Vergeef my, als het je mogeiyk is, mijn, naar het je moet voorkomen, onbegrij peiyke koppigheid. De fortuin heeft my den rug toegedraaid, en ik kan je geen naderen uitleg geven noch er iets aan veranderen. MaaT hoera voor ons allen, de berichten van den wereldoorlog zyn goedl Steeds je dankbare Rlcardo". Hy „vertrouwde haar inderdaad I Waarom toch? vroeg zy zich verwon derd af. Waarom schreef hy zulk een brief niet zelf, in plaats van dien te dicteeren aan een secretaresse, die hy beschouwde of wl'de beschouwen als een vreemde? Daarna moest Miss Alton voor hem een brief schryven in het Duitsch aan den correspondent, dien hy in Zwitser land had. HU moest worden geadres seerd aan Herr Bonnhoven, Tellstrasse 23, Bern. „Waarde heer", zoo dicteerde hy Es mée, „ik zou u zeer verplicht zyn, als u my terstand de juiste verpiyfplaats van Rudolf Silvers wilde laten weten. Ik heb reden te gelooven, dat hy niet in Zwit serland Ls, zooals hi) my wilde wUsma- ken. Ik zal geen wissels meer overzen den, eer ik zekerheid daarvan heb. Ik beschuldig u niet van achteloosheid; maar het is een lastig persoon om mee te doen te hebben, en men moet op al lerlei streken verdacht zfjn. Met achting Richard Power". Charles Rogers zou groot belang heb- ben gesteld in die beide brieven, welke veel interessanter waren dan die, welke Esmée den eersten dag ïn Power's dienst gedicteerd waren. Indien zy haar aan- teekeningen echter niet verzond, zou Rogers wel op de een of andere wUze een eind w^ten te maken aan haar ver- blyf te Cannon Wood. Hoe hy dat pre cies zou aanleggen, wist het meisje niet; maar zy was er zeker van. En zy wenschte niet heen te gaan. zy wilde de zaak nu tot een einde brengen, tot een goed einde voor den man, die haar was vergeten. Na den Duitschen brief was er een pauze. Power, die aan zyn schryftafel had gezeten, was opgestaan en liep heen en weer, evenals hy den vorigen dag had gedaan. Eindelyk bleef hy voor den haard staan, en ofschoon hy nu met den rug naar haar toe stond, zag zy zyn hand van het eene portret op den schoorsteenmantel naar het andere giy- den. Het was een onzeker gebaar, alsof hy niet wist, op welk hy zyn aandacht zou vestigen onder zoovele. Esmée was nog niet dicht genoeg bij den schoor steenmantel gekomen, om de portretten daar te kunnen onderscheiden, alle in 'listen van mooi nieuw zilver of bewerkt Florentynsch leder. Alleen éen gelaat herkende ze op dien afstand, en dat al leen, omdat z'J reeds vele portretten var die dame had gezien: Koningin Mar gherita, de moeder van den Koning van Italië. Het was een mooi portret, dat jaren geleden moest zyn genomen. Om den hals der Koningin hing een prach tig parelsnoer. Maar het was niet haar portret, dat P.ichard Power eindelyk op nam. „Wenscht u my geen brieven meer te dicteeren van morgen?" vroeg Esmée. „Zoo niet, dan kan ik beginnen deze te typen". „Wacht even, als 't u blieft", zeide hy. „Er is nog een brief, dien ik gaarne van daag op de post had om niet de eerste boot naar New-York te vertrekken. Maar zeg mU eerst, wat u denkt van het ge zicht van dat meisje, o hebt een goed oordeel over de groote wereldm,ob1?n,en. dat heb ik dezen morgen gedurende ons gesprek ontdekt. Kunt u ook een men schel Uk karakter beoordeelen?" Onder het spreken overhandigde hy Esmée het portret, dat n een smaak volle, kostbare lUst, eenigszlns grooter dan de andere, was gezet. Esmée was opgesprongen en hem halverwege tege moet gegaan, zy stonden nu dicht by de schryftafel. „Wat een knap meisje!" riep zy uit. „Daarover zullen allen het wel eens zijn", zeide Power, „maar het was niet haar schoonheid, d!e ik u vroeg te be oordeelen", (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 10