MANSION POLISH HONGERSNOOD IN CHINA. LANGS DE STRAAT EETTAFEL ZAL ER VEEL BETER GAAN UITZIEN 'DE VLAM HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 12 MEI 1928 Overbevolking. Overstroomingen. Aardbevingen. Middelen tot bestrijding van den honger. B ijzander e correspondentie (Nadruk verboden). Behalve de gebruikelijke militaire be lichten uit China neemt den laats ten tijd ta. de Oost-Aziatische pers het aan tal berichten over een emsligen hon gersnood in de gebieden van Shantoeng en Tsclilhli aanzienlijk toe. Uit ver- oohillende kringen in deze provincies wordt gemeld, dat de nood zoo hoog is gestegen, dat huizen worden afgebro ken, om zich voor de bouwmaterialen voedingsmiddelen te verschaffen, dat oh sommige districten 60 pCt. van de bevolking is geëmigreerd en van de rest ecai groot deel do-or gebrek aan voedsel ziek ligt. Een missionaris meldt, dat in zijn gebied 75 pOt. van de bc-' ▼olking sedert November geen voedings middelen bezit, dat daar meisjes voor vijf dollar verkocht worden enz. Der gelijke berichten vormen een vaste ru briek in de annalen van de Chinee sche geschiedenis. In een door de Ame- rücaansche aardrijkskundige vcreeni- ging twee jaren geleden uitgegeven werk' over den honger in China (China-land of famine. New-York, 1926), waarvan de schrijver, Walter H. Mallory, secre taris van de internationale steuncom- missie tot bestrijding van den hongers nood in China was, wordt medegedeeld, dat volgens een onderzoek van de land bouwkundige vereeniging aan de univer siteit te Nanking tusschen 108 voor Christus en den val van de Mandsjoe- dynastie in 1911 niet minder dan 1828 ernstige hongersnooden in de Chinee 6che geschiedenis zijn opgeteekend. Dat wil zeggen, dat er sedert 19 eeuwen bij na geen. jaar is geweest, waarin.' niet deze of gene provincie, dikwijls ook ver schillende provincies tegelijk, door een ernstigen hongersnood zijn geteisterd. Andere onderzoekingen bevestigen deze gegevens. Het talrijkst zijn deze rampen In de gebieden ten Noorden van de Jangifje, terwijl zij in Zuid-China in verhouding zeldzamer zijn. Bij den hongersnood van 1920/21 in Noord China werd het aantal noodlijdenden op 20 millioen menschen geschat, terwijl het aantal slachtoffers ongeveer 500-000 heeft bedragen. Onder de monarchie was volgens Chineesche opvatting van de rol van den monarch de keizer voor ieder onheil verantwoordelijk dat zijn land gedurende zijn regeering trof. Zoo zün ook voor de gevallen van hongers nood interessante gebed-en on ceremo niën voorgeschreven, die de keizers moesten verrichten, om don toorn des hemels te overwinnen. Er zijn volgens M-allory verschillende oorzaken van deze hongersnooden aan te wijzen. Een van deze oorzaken is de in sommige gebieden van het. land zeer groote dichtheid van de bevolking. Het is moeilijk, nauwkeurige getallen voor geheel het land te verkrijgen, daar dc Chineesche statistiek zeer gebrekkig is. Uit een onderzoek, dat in verschillende deolen van het land is ingesteld, is be wezen, dat in Tsjekiang en Kiangsu de dichtheid van de bevolking in eenige dlstrloten grooter is dan m de dichtst bevolkte gedeelten van Japan en Indië. Deze overbevolking is geen algemeen verschijnsel in geheel China; er zijn ge deelten van het reusachtige rijk, die nog een aanmerkelijk grootere bevol king zouden kunnen opnemen. Zoo heeft b.v. Mandsjoerije, waar-van de opper vlakte bijna het vierde deel vormt van die van geheel China, slechts ongeveer 5 pCt. van de totale bevolking van China. De randgebieden van Mongolië, die voor kolonisatie in aanmerking ko men, zijn nog zeer dim bevolkt. Ook andere provincies, zooals Junnan, Kwei- chow. Kansu en Kwansd bieden nog plaats voor een grootere bevolking, want deze gebieden omvatten 28 pCt. van de oppervlakte van geheel China, maar hebben slechts 10 pCt. van de bevolking. Verplaatsing van de bevolking uit de dichtst bewoonde gebieden naar de min der dicht bevolkte zou de noodlottige gevolgen van de hongersnood en aan merkelijk lenigen. Voorlooplg echter is een groot deel van de bevolking voortdurende onder voed, ook in jaren, waarin van eigenlij ken hongersnood geen sproke is. Door een onderzoek van de internationale hulpoommissie in China, dat zich over 240 dorpen in Tschilüi, Kiangsu, Shan toeng, Anhwei en Tsjekiang, in totaal over 7097 families met gezamenlijk 37,191 leden uitstrekte, werd vastge steld dat meer dan de helft van de in woners van de Oostelijke dorpen en meer dan 80 pOt.. van de Noordelijke een inkomen hebben, dat beneden het berekende minimum voor noodzakelijk levensonderhoud blijft. Dit resultaat wordt door andere organisaties, die een dergelijk onderzoek instelden, bevestigd, waarbij dikwijls de oorzaak van den nood het onvoldoende grondbezit van de boeren ls, hetwelk hen niet In staat Stelt, ondanks don geweldigen ijver van de bevolking en de voorbeeldige toewij ding. waarmede de grond wordt be werkt, het noodzakelijke bestaansmini mum te bereiken. Een van de meest voorkomende oorza ken van deze hongersnooden zijn na tuurrampen, gelijk overstroomingen van de rivieren. Aan de beschrijving van deze ovTstroomingen en haar gevol gen is een groot deel van het boek van Malllory gewijd. Zoo treedt b.v. de Hwalrivier (in de provincie Anhwei en Kiangsu) eens in de zes of zeven ja ren guiten haar oevers, waarbij zich een zeer ernstige overstrooming voordoet, terwijl het eens in de drie of vier jaren tot minder noodlottige gevolgen komt.De vlakte de daarbij overstroomd wordt, is grooter dan België en behoort tot het beste bouwland van China Berekend Is, dat de overs troominym van deze ri vier alleen gemiddeld per Jaar onge veer drie milliard pond rUst vernieti gen, waarmede men in China zes a ze ven millioen menschen zou kunnen voeden. Nog grooter is de schade, die de overstroomingen van de Gele Rivier (Hbangho( aanrichten, die omdat zij zoo dikwijls van bedding verandert, „de zorg van China" wordt genoemd. Bij een ramp, die een dijkbreuk van deze ri vier in de provincie Honan in de jaren 18871889 veroorzaakte, bedroeg het aantal slachtoffers van de overstrooming en van den hongersnood, die zlc-h als gevolg voordeed, volgens officleele Chi neesche berichten meer dan twee mil lioen menschen. Soortgelijke gevolgen hebben dikwijls aardbevingen, die m sommige deelen xan China, zooals in 't Westen en het Zuid-Westen vrij talrijk zijn. Voor de jaren tusschen 1707 voor Christus en 1896 na Christus worden m de annalen van de Chineesche historie niet minder dan 3395 aardbevingen ver meld. Bij een aardbeving in het Jaar 1556 moeten in Schensi en Honan on geveer 800.000 menschen zijn omgeko men. Het ernstige van deze rampen wordt vergroot door den slechten toestand van de wegen, die hulpverleening dikwijls onmogelijk maakt. Zoo was een van de ernstigste hongersnooden, die China m de laatste eeuw beleefde, die van de jaren 18761879. Destijds werden Schensi, Schansi, Tsdhihli, Honan en Shantoeng door den hongersnood geteis terd. Terwijl in Tientsin geweldige voor raden levensmiddelen waren opgeslagen, konden ze niet aan de noodlijdende be volking worden verstrekt, omdat geen transportmiddelen aanwezig waren. De laatste Jaren is de situatie iets beter ge worden, daar verschillende spoorlijnen zün aangelegd. Toch zijn er van de 18 provincies van China nog 5 geheel zon der spoorlijnen en tal van provincies hebben maar zeer korte trajecten. Szetschuan, de rijkste en dichtst bevolk te provincie van China, heeft tot dus ver geen K_M. spoorlijn, de scheepvaart, op den Jangtse, die dit gemis zou kun nen vervangen, is echter ook niet vol doende, omdat de vele stroomversnel lingen de scheepvaart dikwijls onmo gelijk maken. De politieke ontwikkeling in China heeft in menig opzicht den toestand nog slechter gemaakt. Voor de revolutie be vonden zich overal graanpakhuizen die sedert den oudsten tijd hebben bestaan. Ieder jaar moest een deel van den oogst door de landbouwers aan deze opslag plaatsen worden afgeleverd als reserve voor de hongerjaren. Sedert de revolu tie werden echter tengevolge van de al- gemeene anarchie in China deze pak huizen niet meer gevuld. Verder was vroeger vaak een van de eerste maat regelen der regeering bij hongersnooden de staking van de belastingbetalingen, terwijl thans de militaire dictatoren van de verschillende provincies integendeel de belastingen met de grootst mogelijke doortastendheid innen en dikwyls zelfs reeds voor jaren vooruit. Onder de mo narchie ressorteerde b.v. het onderhoud van de dijken van de Gele Rivier onder een ambtenaar, die hierover direct aan den keizer rapport uitbracht. Thans is echter deze ambtenaar niet meer aan wezig. iedere provinciale gouverneur moet zorgen voor den goeden toestand van het gedeelte der rivieren dat door „zijn" gebied stroomt, dat hU echter gewoonlijk nalaat. Dezelfde oorzaak de autonomie van de provinciale macht hebbers leidt er toe, dat geheele spoorlijnen, voor zoover aanwezig, van Jaar. tot jaar in slechteren toestand ge raken. De militaire uitwassen, het bandieten wezen, het planten van opiumhouden- de papavers op de velden, die anders voe dingsaniddelen voortbrachten, de zware belasting van het volk enz. veroorzaken een toestand, die iedere mislukking van den oogst, droogte en gemis aan regen tot een ramp moet maken. Mallory geeft een geheel programma om den honger in China te bestrijden. Daartoe bchooren maatregelen gelijk de uitbreiding van de spoorlijnen, aan leg van wegen voor vrachtauto's, verbe tering en instandhouding van de rivier beddingen, om de overstroomingen met hare noodlottige gevolgen te verhinde ren, ontwikkeling van de industrie, kolo niseer Ing van de dun bevolkte gebieden, verstrekking van goedkoop lancLbouw- crediet en ontwikkeling van het coö peratieve crediet systeem ten platte lande, om den woeker te bestrijden, die thans een van de grootste plagen van den Ohineesohen landbouw is, bosoh- aanplant, die voor de reguleering van de rivieren van het grooste belang wordt geacht. In ieder geval bewijst dit onderzoek, hoe buitengewoon gecompliceerd het probleem van de volksvoeding in China is; in den tegenwoordigen chaotischen toestand schijnt het zelfs onoplosbaar. Dr. I. LEWIN. KAPELMEESTER EUG. H. RAP. NAAR ZUIDLAREN. Een bekend inwoner dezer gemeente de heer Eug. H. Rap, oud-kapelmeester bij het 19de regiment infanterie gaat dezer dagen Haarlem verlaten om zich in Zuidlaren te vestigen. Hij is daar na melijk benoemd tot directeur van het harmoniecorpa „Erica", een zeer bloeien de vereenlging. Wij mogen hier het een en ander uit zijn loopbaan herinneren. Op 13-jarigen leeftijd trad hij toe tot „De Harmonie" te Groningen, ziln geboorteplaats. Toen hij 18 jaar was, werd hij aangesteld tot stafmuzikant bij het 1ste regt. te Leeu waren en trok 12 Jaar later als solo trombonist naar Osnabrück, Hier bleef hij twee Jaar, waarna hij gedurende een paar jaar werkzaam was bij het harmo nie- en symphonieorkest te 's-Hertogen bosch, onder directie van Marius Ogier. Daarna maakte hij deel uit van de kapel van het 4e regt. te Leiden, waarvan de bekende Van Erp de leiding had. Tot in 1905 zijn aanstelling als kapelmeester bij het 10e regt. te Haarlem volgde, in welke functie hij bleef tot hy in 1922 werd gepensionneerd. Het mag wel als bekend worden ver ondersteld, hoe hü te dezer stede het publiek aan zich verplichtte en een zeer goeden naam verwierf, zoowel als diri gent en componist van gaarne gehoor de marschen. zyn muzikale begaafdheid deed hem dikwyia een plaats innemen In Jury's. Nu de heer Rap half Mei ons verlaat, vergezellen hem onze beste womchen. DE JANTJES OP MANOEUVRE. (Door éen hnnner) Het is weer eenigen tijd geleden, dat de vrooiyke gebeurtenissen, waarover hieronder geschreven wordt, plaats had den.» In de Amsterdamsche Marine-kazerne was een nieuwe luitenant gekomen. En zooals dat gewoonlijk gaat: „Nieuwe meesters nieuwe wetten." Deze nieuwe lult. dan vond het noodig om de mili ciens, die daar ondergebracht waren, eens oefeningen te laten maken op de Hilversumsche helde. Het liep tegen het einde van den diensttijd, dus we be schouwden dat als een mooie gelegen heid om eens wat afwisseling te bren gen in het dageïyksche sleur-leventje. Zoo nu en dan, zelfs vrij vaak, haalden we wel grappen uit, maar nu zouden we eens goed de bloemetjes buiten kunnen zetten. Enfin, wy trokken dan op weg en droe gen het eigenaardigste costuum dat men zioh denken kan Om van ooven te be ginnen: matrozenpetje, matrozen baaien hemd, waaruit een blauw visscherstrui te voorschyn kwam, een groenachtige sol- datenbroek met puttees en dan onze „kistjes". Verder natuurlijk geweren, leergoed, broodzak en veldflesch. Deze twee laatste gevuld, alsof het voor een Noordpool-expeditie was! We zagen er van boven uit als matroos; de rest van de kleedy deed aan die van een soldaat denken, In het station te Hilversum was het „aantreden!" Netjes op een ry stonden we te luisteren, naar wat de nieuwe lui tenant te vertellen had. daar vinden we dan den vijand die aangevallen moet worden. hij juist, toen een vliegtuig van de K. L. M. ronkend over ons vloog. Met een ruk gTijpt één zyn geweer, (we hadden ook losse patronen meegekregen) en een harde knal, lang naklinkend onder de overkapping, brengt het stationnetje in opschudding! .Kerel, hoe haal je dat in je hersens?' buldert de vertoornde aanvoerder. ..Ik dacht dat het de vijand was, lui tenant!" is het onschuldige antwoord. De nieuwe luitenant blykt nog niet zoo'n kwade kerel te zUn; met een flink standje komt de zondaar er af. Na dit intermezzo gaat het de hei op. Eén van de oudste, dikste en humeu- rigste korporaals zal, vergezeld door zes mannetjes, de vijand zyn. Op een'land kaart wordt hem uitgelegd waar hy zich ongeveer zal verbergen, waarna de rest hem moet opzoeken. Maar de korporaal, niet byzonder snugger, verdwaalt al spoedig. Eén onzer, die de Hilversumsche hei goed kent, merkt dat dadelijk; maar zegt natuurhjk niets. Dicht bU een weggetje kruipen we tus schen de boschjes. Heerlijk liggen we daar in het vroege voorjaarszonnetje, dat al tamelijk veel kracht heeft, wach tend op de dingen, die natuurlijk niet zullen komen, want de vyand is in een heel ander deel aan 't zoeken. Langzaam dommelen we weg; één ligt finaal te snorken Plotseling klinken voetstappen op het grint-weggetje. Zou waarachtig toch nog iemand ons ontdekt hebben? De korporaal is plotseling één en al oorlogs-actie! Eén wordt weggezonden om te onderzoeken wie het is. Plotseling staat hij tegenover. een alleraar digst boerenmeisje. Wij, die het niet za gen en pas later opheldering kregen, hoorden de raadselachtige woorden: ,,Een zoen. of ik schiet!" Stom verwonderd staart de korporaal met zyn kalfsoogjes door de heesters, trachtend het lichte gToen te doorboren. Dan eenig stemmengemompel. een harde knal. een schreeuw, dan het geluid van iemand, die hard wegloopt! Stikkend van het lachen komt de dap pere terug en vertelt ons zyn avontuur, waarvoor de korporaal geen woorden ge noeg van verontwaardiging heeft! Ondertusschen verstrykt de tyd. Ein delijk geeft de korporaal het op en be sluit maar terug te keeren. Na een lan gen marsch zien we de anderen, nog steeds aan het zoeken. Overal kruipen ze rond; met verhitte gezichten, gescheurde kleeding afzakkende puttees wordt elk boschje doorzocht. Spoedig is de troep nu weer bij elkaar. De oefening zal overgedaan worden. Weer trekken we er op uit. Ais een (wel zeer logge!) slang kruipt de korpo raal door de spichtige struikjes. W ij doen minder moeite om ons te verstoppen. Gezellig boomend loopen we kalmpjes achter hem aan, zoodat we uren in de verte te zien zyn. Dan kruipen we weg in een ondiep greppeltje, waar de ongemak kelijke houding ons helaas niet veroor looft in te maffen. Spoedig begint nu de aanval. Schreeuwend, met geweren zwaaiend en in het wilde weg vurend komt de bende aanstormen. Als de pa tronen op zyn, suizen de bonken aarde door de lucht, wat door ons dapper wordt beantwoord. Het is een reuze-spelletje Tevergeefs trachten de onder-officieren wat orde in het gevecht te brengen. Ten einde raad commandeert de luitenant ophouden. De oefening is afgeloopen en we gaan huls-toe. In den trein heerscht een uitgelaten stemming. Daar komt er één op het on zalige denkbeeld om uit den trein met de overgebleven patronen op dc koelen te gaan schieten. De eerste knal weerklinkt en wordt in den geheelen trein gehoord. De consternatie is groot! De korporaals op zoek naar den snoodaard! Maar daar weerklinkt weer een schot, en nog één en nog meer schoten! Verschrikt kyken de menschen uit de raampjes, waar de situatie spoedig verklaard wordt door de lachende snuiten der „millsijntjes", die voor 3/4 buiten de coupé's bengelen! De koeien in het land vluchten met den staart in de lucht zoo ver mogelyk weg van den angstaanjagenden trein. Een spoorwegarbeider tuimelt achterover van schrik, wanneer vlak by hem het salvo losbreekt! Met veel schreeuwen en vloeken weten de onderofficieren de orde eenigsrins te herstellen. Boekjes en potlooden komen te voorschyn en de namen van een tien tal belhamels worden opgeschreven. In moeiiyk onderdrukte vrooiykheid komen we dan in de kazerne. Het was een onvergeteiyke dag! Den volgenden dag hooren we dat de slachtoffers voor ons aller pleizier moeten boeten met twaalf dagen arrest, waardoor ze drie dagen moeten nadienen. De straf is zwaar, maar woog toch zeker wel op tegen de pret. De Onwillige. Voor iemand, die gaat langs de straat en hier en daar eens stille staat, die met het potlood by de hand, notities maakt van storm en brand, is als hy tuk is op kopie, er altyd wel een auto, die, hetzij hy gaat, hetzy hij staat, hem stof geeft voor een „langs de straat". 't Was op een kouden dag in Mei, dat 't pontje aan de Zuidzy „lei". (Dit wel niet zooals het hoort, maar wee hem die zich daaraan stoort). Op het pontje stond, ai snorrend hard! een aan tal auto's klaar voor start. Maar ziet, wat anders nooit geschiedt; de voorste auto wilde niet. Hij bleef be wegingloos daar staan en liet geen and're langs zich gaan. Hoe men ook draalde aan 't mechaniek en ondanks hulp van het publiek, dat steeds, waar ook, met raad en daad, wien rampspoed treft terrijde staat.... de kar die wilde niet vooruit, het leven was er plotsling uit. 't Is zoo zalig, 't is zoo fUn, automobi list te zijn, maar als je in een wagen bent, die op het kritiekst moment het vertikt om weg te gaan, is 't genoegen naar de maan. De chauffeur, waar hier om gaat, was dan ook ten einde raad. Toen nam hij een kloek besluit en hij k oop z'n wagen uit. Met welhaast éen paardefcradht duwt hy 't Ford Je uit volle macht, en 't pu bliek, met hem begaan, duwt dra lustig mede aan. Maar wat dan gebeuren gaat (en waardoor dit rijm ontstaat).... al zyt g' in 't raden nog zoo'n Piet, neen lezer, neen, dit raadt gy niet. Plots'ling slaat de motor aan, nu wil hy wèl verder gaan, en hy rent m*t flinken gang, niemand houdt hem in bedwang, op een groen ten wagen aan. En daar kwam de catastrof pats, rang ring-king wat 'n sof. Van den regen in den drop, voor d' auto-man een zware strop. Maar licht valt de sohade mee, dit hoopt althans u<w vriend S. B. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 50 CENTS PER REGEL. GEMEENTERAAD Er wordt een vergadering van den Raad dt'r gemeente Haarlem gehouden op Woensdag 16 Mei 1928 des namid dags ten 11/2 ure, in de Oude Raads zaal ten Stadhui ze, zoo noodig voort te zetten des avonds ten 8 ure. Aa.n de orde zal worden gesteld: 1. Mededeelingen en ingekomen stuk ken: verzoekschrift mej. M. S. C. E. Nix om eervol ontslag als onderwijze res school No. 8; Alsvorens mej. A. Zandstra om eer vol ontslag als onderwyzeres in de gymnastiek. 2. Interpellatie-Van Liemt Inzake openbare dansgelegenheden. 3. interpellatie-Peper uitvoering schilderwerk aan woningen in het Noordel yk deel der gemeente. 4. Aanschaffing enz. verplaatsbare muziektent. 5. Verlenging termyn ontruiming on bewoonbaar verklaarde woningen. 6. Aankoop perceel: a. Kruisweg no. 26; b. Botermarkt no, 4. 7. Balans enz. 1927 Woningbouw vereniging „Eigen Haard". 8. Aanvaarding van voor straat be stemden grond Hodsonstraat. 9. Overplaatsing onderwijzer naar school 17. ONDERWIJS AAN ZIEKE EN ZWAKKE KINDEREN. Aan het 11e jaarverslag van de com missie ter voorziening in het onderwys aan zieke en zwakke kinderen te Haar lem en omstreken, over 1927, ont-leenen wy: 13 leerlingen ontvingen het geheele jaar les, 12 gingen weer naar school of werden te oud voor ons onderwys, 2 leerlingetjes zyn dl'; jaar overleden. Het nieuwe jaar werd met 22 leerlingen begonnen, behalve de patiëntjes in de Mariastichtin-g. Een paar aanvragen in het laatst van 't jaar lieten wy wachten tot 1928 om financieele redenen. Met het werk groeien ook steeds de financieele zorgen. Er is weer een te kort van f 457,03, en als de gemeente Haarlem de subsidie niet wederom ver hoogt. zal het te kort nog grooter wor den. Sinds begin September 1927 was het der secretaresse niet meer mogelyk alle huisbezoek, aan het werk der Vereeni- ging -verbonden te blyven doen en van dien tyd af werd mej. M. C. M. Wever bereid gevonden de taak van administra trice over te neimen FA. J. J. WEBER EN ZN. VERPLAATST 25 Mei as. bestaat een bekende Haar- lemsche zaak 90 jaar, de firma J. J. We ber en Zn., opticiens en fabrikanten. Dat feest zal gevierd worden nu de firma hét zoolang bewoonde perceel Koning straat 10 heeft moeten verlaten. Dat per cc h komt beschikbaar voor de uitbreiding van het Stadhuis. De nieuwe woning Groote Houtstraat 166, is nu reeds betrokken en de firma heeft er zich keurig geïnstalleerd. Een woonhuis werd door den aanne mer J. B. Kroon van Diest omgezet in een winkel met privé kantoor, werk plaats en bovenhuis. Naar de elschen des tijds ingericht, maakt alles een prettigen indruk. Er is een ruim gebruik gemaakt van glas In lood, maar de motieven daarvan blyven sober. Op den achterwand van den win kei komen de wapens van Haarlem en Frankfort, de stad waar in oude tijden de wieg- van de voorvaderen der familie Weber heeft gestaan. In de winkelkas ten vinden wy het nieuwste, dat dc moderne optiek en instrumentmakerij voortbrengt, en in het achterhuis zien wij, hoe de firma hier zelf een ruim aandeel in heeft, en de nieuwste Ameri- kaansche maohines haar ter beschik king staan. Dc gevel van de zaak is geheel in overeenstemming met het interieur. Op den officieeier: ontvangdag, 25 Mei, zal het ongetwyfeld zeer druk zyn. La ten wy hopen, dat de oudste firmant, de heer Max Weber, die nu riek is, dan persoonlijk aanwezig zal kunnen zyn om met zyn zoon vele biyken van sympathie ln ontvangst te nemen, Overal verkrijgbaar. Importeurs: N.V. HANDEL MAATSCHAPPIJRECK1TTS. ROTTERDAM. AMERIKAANSCHE HUMOR In de „Collection d'Anas" van de Li- brairie Gallimard is een boek van Léon Treich verschenen, getiteld „Histoires américaines" en dat gewfld is aan den modernen Amerikaanschen humor. Arte mus Ward, Josh Billings, Bill Nye en Mark Twain zUn de grondleggers ge weest van den Yankee-huimor, die door zyn koelbloedige ironie wereldvermaard- is geworden en wat tegenwoordig den Amerikaanschen humor kenmerkt, blykt onmiskenbaar het erfgoed van traditio- neele byzonderheid. Wildwest leeft nog, de spleen" als specialiteit van den meest Angelsaksischen mensch, open baart zich nog altyd in kosteiyke zins wendingen en de zeer bijzondere aard van den Amerikaan, om zoo te zeggen tandenknarsend vrooiyk te zyn of met de oogen te lachen, is behouden gebleven Zoo is in de hall van een hotel te Boston te lezen: Aan onze gasten! Wanneer ge de gewoonte hebt, thuis op den grond te spuwen, doet het dan ook s.v.p. hier, want wij willen, dat ge U bij ons thuis voelt! Zulk een beminnelyke uitnoodiging kan natuuriyk door geen enkelen gast verkeerd worden begrepen. Hoe simpel zyn in vergeiy king daarmede de „ver zoeken" van Europeesche hotelhouders ,,om netheid"! En hoe weinig resul taat hebben zy! In Klondyke gaat het nog altyd ro mantisch toe. In Dalton City vinden de illustere gasten de volgende uitnoodi ging, die schijnt te bewijzen, dat sedert de dagen, dat Oscar Wilde de Rocky Mountains bezocht, niets is veranderd. Wilde ontdekte destyds in een danssalon van Leadville, een gouddelversstadje van Colorado, gelyk bekend, de „eenige ra- tioneele methode der kunstcritiek", zoo als hy zich uitdrukte, want boven een piano stond te lezen: Men wordt verzocht, niet op den pia nist te schieten. Hy doet zyn best. Welk verzoek voor het overige de ver bluffende sterfeUjkheid onder de pianis ten van Leadville niet in staat moet zyn geweest, te verminderen! En ongeveer hetzelfde schynen thans de omstandig heden in Dalton City nog te rijn. Daar scliryft een hotelhouder: Aan myn gasten! De eigenaar van het hotel deelt heeren reizigers mede, dat hy geen verantwoor- delykheid voor hun persoonlyke veilig heid, hun leven of him kostbaarheden op rich kan nemen. Heeren reizigers wordt verzocht, telkens, wanneer zy meenen in de eetzaal een paar revolverkogels te moeten wisselen, een zekere voorzichtig heid te betrachten, want een verdwaalde kogel zou een bediende of een persoon kunnen treffen, die aan de discussie van dé anderen in het geheel niet deelneemt. De heeren gasten worden persoonlijk voor al het porselein, de meubelen, spie gels enz. die gedurende het gesprek wor den gebroken, verantwoordeiyk gesteld. De begrafeniskosten worden afzonderlyk berekend. De reizigers kunnen, indien zy dit wenschen, een levensverzekering voor den duur van hun verblijf in mijn éta blissement sluiten. De directie neemt geen verantwoordelykheid op rich, in ge val de heeren gasten zich over de be diening te beklagen zouden hebben. Al onze bediende zijn gewapend en de hee ren reizigers kunnen met hen terstond in overleg treden. Iedere reiziger, die een bed voor zich alleen wenscht. moet twee dollars vooruit betalen. Mijn hotel is een huis van den eersten rang en alleen be stemd voor de elegante clientèle. De hee ren reizigers worden uitgenoodigd, zich als volmaakte gentlemen te gedragen. De eigenaar hecht byzonder veel waarde aan deze voorwaarde en behoudt zich het recht voor, zijn verlangen door geweer schoten kracht by te zetten. Een bal vindt in. myn hotel iederen Zaterdag plaats. Toegang op bloote voeten verbo den. De eenige speculatie, die nooit kan fa len, is de speculatie op de domheid der menschen. Socrates, die op de handigheid van de menschen speculeerde, moest ver gift drinken (dat hem nog liever moet zijn geweest dan het biersurrogaat van Amerika), maar een New-Yorksche avon turier, die de domheid van de menschen juist taxeerde, wist twaalfhonderd dol lars te verkrygen door middel van een brutale grap. Want op zekeren dag stond in verscheidene bladen met groote letters te lezen: „Breng my onmiddellyk een dollar!1' X. .street Y. No. 12. Den volgenden morgen kon men op de zelfde plaats lezen: ,,GU kunt w dollar tot morgen bren gen!" En den daarop volgenden dag kon men lezen: „Wanneer ge my uw dollar vandaag niet brengt, wees dan op uw hoede! Want morgen zal het te laat zijn!" Een journalist, nieuwsgierig, waar het om te doen was, begaf zich naar de aan gegeven straat en trof daar een man aan, die verklaarde, gemachtigd te zyn, alle dollars in ontvangst te nemen, die men zou brengen. De heer X. weigerde echter opheldering te geven over de bestemming van deze dollars. Doch de journalist liet zich niet afschepen en bracht einde- lyk in vereenlging met akidere schen kers aan het licht, dat het om een wedstryd, die een New-Yorksche men- schenkenner had aangegaan, het ging namelijk om de bewering, dat zulk een aankondiging voldoende zou zijn, om zoo en zooveel menschen er toe te brengen, hem een dollar te geven, zonder te vra gen, waartoe. De man had zyn wedden schap gewonnen. Hy ontving ongeveer 1200 dollars, die hij vervolgens aan de schenkers terugzond. Ook de Amerikaansche autoriteiten zyn ten minste eigenaardig, voor zoover het gaat om voorschriften, waarop de nadruk moet worden gelegd. Het han gen buiten de ramen gedurende de reis wordt in Europeesche spoorwagens meestal in drie talen verboden, weshalve het weinig indruk maakt. In Amerika komt het echter niet zoozeer op het ver bod aan als op het hoe van het verbod. Daar is in den trein te lezen: „Uw hoofd moge zeer hard zyn, maar zoo hard als de bruggen en tunnelbogen zal het toch niet wezen. Niettemin stelt de spoorwegmaatschappy U voor alle schade, die uit de botsing van uw hoofd met de bruggen en tunnel voor haar zou kunnen ontstaan, verantwoordelyk. Daar om steek s. v. p. uw hoofd niet buiten het raam." Zoo iets heeft invloed op de meest hardhoofdigen! De prohibition heeft o.a. dit goede, dat zy onafgebroken nieuwe geestigheden voortbrengt. Ook een overdreven genot van nuchterheid kan, evenals een over dreven genot van alcohol, een goed hu meur teweegbrengen. Een Yankee klaag de er hartgrondig over, dat er in Ame rika geen vrijheid bestaat. „Maar ge hebt toch in de haven van New-York een vrijheidsbeeld opgericht!" zegt een Euro peaan hem. „Zeker, zeker," antwoordde de Yankee, „maar is het U niet opgeval len, dat het Amerika den rug toekeert?" (Reeds in een deel van de vorige oplaag opgenomen). INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Cenls per regel. .van alle q Dportlui.' Of ge tennist of zeilt, roeit of kampeert, Meta is Uw favoriet omdat Meta - de ideale veiligheids brandstof in tablet- vorm - zorgt voor kof- fie of thee, versch gezet i de vrije natuur. te U-brandstof is ia atle goede zaken verkrijfbs*»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 10