MANSION
POLISH
HONGERSNOOD IN CHINA.
LANGS DE STRAAT
EETTAFEL
ZAL ER VEEL BETER GAAN UITZIEN
'DE VLAM
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 12 MEI 1928
Overbevolking. Overstroomingen.
Aardbevingen. Middelen tot
bestrijding van den honger.
B ijzander e correspondentie
(Nadruk verboden).
Behalve de gebruikelijke militaire be
lichten uit China neemt den laats ten
tijd ta. de Oost-Aziatische pers het aan
tal berichten over een emsligen hon
gersnood in de gebieden van Shantoeng
en Tsclilhli aanzienlijk toe. Uit ver-
oohillende kringen in deze provincies
wordt gemeld, dat de nood zoo hoog is
gestegen, dat huizen worden afgebro
ken, om zich voor de bouwmaterialen
voedingsmiddelen te verschaffen, dat
oh sommige districten 60 pCt. van de
bevolking is geëmigreerd en van de
rest ecai groot deel do-or gebrek aan
voedsel ziek ligt. Een missionaris meldt,
dat in zijn gebied 75 pOt. van de bc-'
▼olking sedert November geen voedings
middelen bezit, dat daar meisjes voor
vijf dollar verkocht worden enz. Der
gelijke berichten vormen een vaste ru
briek in de annalen van de Chinee
sche geschiedenis. In een door de Ame-
rücaansche aardrijkskundige vcreeni-
ging twee jaren geleden uitgegeven werk'
over den honger in China (China-land
of famine. New-York, 1926), waarvan
de schrijver, Walter H. Mallory, secre
taris van de internationale steuncom-
missie tot bestrijding van den hongers
nood in China was, wordt medegedeeld,
dat volgens een onderzoek van de land
bouwkundige vereeniging aan de univer
siteit te Nanking tusschen 108 voor
Christus en den val van de Mandsjoe-
dynastie in 1911 niet minder dan 1828
ernstige hongersnooden in de Chinee
6che geschiedenis zijn opgeteekend. Dat
wil zeggen, dat er sedert 19 eeuwen bij
na geen. jaar is geweest, waarin.' niet
deze of gene provincie, dikwijls ook ver
schillende provincies tegelijk, door een
ernstigen hongersnood zijn geteisterd.
Andere onderzoekingen bevestigen deze
gegevens. Het talrijkst zijn deze rampen
In de gebieden ten Noorden van de
Jangifje, terwijl zij in Zuid-China in
verhouding zeldzamer zijn. Bij den
hongersnood van 1920/21 in Noord
China werd het aantal noodlijdenden
op 20 millioen menschen geschat, terwijl
het aantal slachtoffers ongeveer 500-000
heeft bedragen. Onder de monarchie
was volgens Chineesche opvatting van
de rol van den monarch de keizer voor
ieder onheil verantwoordelijk dat zijn
land gedurende zijn regeering trof. Zoo
zün ook voor de gevallen van hongers
nood interessante gebed-en on ceremo
niën voorgeschreven, die de keizers
moesten verrichten, om don toorn des
hemels te overwinnen.
Er zijn volgens M-allory verschillende
oorzaken van deze hongersnooden aan
te wijzen. Een van deze oorzaken is de
in sommige gebieden van het. land zeer
groote dichtheid van de bevolking. Het
is moeilijk, nauwkeurige getallen voor
geheel het land te verkrijgen, daar dc
Chineesche statistiek zeer gebrekkig is.
Uit een onderzoek, dat in verschillende
deolen van het land is ingesteld, is be
wezen, dat in Tsjekiang en Kiangsu de
dichtheid van de bevolking in eenige
dlstrloten grooter is dan m de dichtst
bevolkte gedeelten van Japan en Indië.
Deze overbevolking is geen algemeen
verschijnsel in geheel China; er zijn ge
deelten van het reusachtige rijk, die
nog een aanmerkelijk grootere bevol
king zouden kunnen opnemen. Zoo heeft
b.v. Mandsjoerije, waar-van de opper
vlakte bijna het vierde deel vormt van
die van geheel China, slechts ongeveer
5 pCt. van de totale bevolking van
China. De randgebieden van Mongolië,
die voor kolonisatie in aanmerking ko
men, zijn nog zeer dim bevolkt. Ook
andere provincies, zooals Junnan, Kwei-
chow. Kansu en Kwansd bieden nog
plaats voor een grootere bevolking, want
deze gebieden omvatten 28 pCt. van de
oppervlakte van geheel China, maar
hebben slechts 10 pCt. van de bevolking.
Verplaatsing van de bevolking uit de
dichtst bewoonde gebieden naar de min
der dicht bevolkte zou de noodlottige
gevolgen van de hongersnood en aan
merkelijk lenigen.
Voorlooplg echter is een groot deel
van de bevolking voortdurende onder
voed, ook in jaren, waarin van eigenlij
ken hongersnood geen sproke is. Door
een onderzoek van de internationale
hulpoommissie in China, dat zich over
240 dorpen in Tschilüi, Kiangsu, Shan
toeng, Anhwei en Tsjekiang, in totaal
over 7097 families met gezamenlijk
37,191 leden uitstrekte, werd vastge
steld dat meer dan de helft van de in
woners van de Oostelijke dorpen en
meer dan 80 pOt.. van de Noordelijke
een inkomen hebben, dat beneden het
berekende minimum voor noodzakelijk
levensonderhoud blijft. Dit resultaat
wordt door andere organisaties, die een
dergelijk onderzoek instelden, bevestigd,
waarbij dikwijls de oorzaak van den
nood het onvoldoende grondbezit van
de boeren ls, hetwelk hen niet In staat
Stelt, ondanks don geweldigen ijver van
de bevolking en de voorbeeldige toewij
ding. waarmede de grond wordt be
werkt, het noodzakelijke bestaansmini
mum te bereiken.
Een van de meest voorkomende oorza
ken van deze hongersnooden zijn na
tuurrampen, gelijk overstroomingen van
de rivieren. Aan de beschrijving van
deze ovTstroomingen en haar gevol
gen is een groot deel van het boek van
Malllory gewijd. Zoo treedt b.v. de
Hwalrivier (in de provincie Anhwei en
Kiangsu) eens in de zes of zeven ja
ren guiten haar oevers, waarbij zich een
zeer ernstige overstrooming voordoet,
terwijl het eens in de drie of vier jaren
tot minder noodlottige gevolgen komt.De
vlakte de daarbij overstroomd wordt, is
grooter dan België en behoort tot het
beste bouwland van China Berekend Is,
dat de overs troominym van deze ri
vier alleen gemiddeld per Jaar onge
veer drie milliard pond rUst vernieti
gen, waarmede men in China zes a ze
ven millioen menschen zou kunnen
voeden. Nog grooter is de schade, die de
overstroomingen van de Gele Rivier
(Hbangho( aanrichten, die omdat zij zoo
dikwijls van bedding verandert, „de zorg
van China" wordt genoemd. Bij een
ramp, die een dijkbreuk van deze ri
vier in de provincie Honan in de jaren
18871889 veroorzaakte, bedroeg het
aantal slachtoffers van de overstrooming
en van den hongersnood, die zlc-h als
gevolg voordeed, volgens officleele Chi
neesche berichten meer dan twee mil
lioen menschen. Soortgelijke gevolgen
hebben dikwijls aardbevingen, die m
sommige deelen xan China, zooals in 't
Westen en het Zuid-Westen vrij talrijk
zijn. Voor de jaren tusschen 1707 voor
Christus en 1896 na Christus worden m
de annalen van de Chineesche historie
niet minder dan 3395 aardbevingen ver
meld. Bij een aardbeving in het Jaar
1556 moeten in Schensi en Honan on
geveer 800.000 menschen zijn omgeko
men.
Het ernstige van deze rampen wordt
vergroot door den slechten toestand van
de wegen, die hulpverleening dikwijls
onmogelijk maakt. Zoo was een van
de ernstigste hongersnooden, die China
m de laatste eeuw beleefde, die van de
jaren 18761879. Destijds werden
Schensi, Schansi, Tsdhihli, Honan en
Shantoeng door den hongersnood geteis
terd. Terwijl in Tientsin geweldige voor
raden levensmiddelen waren opgeslagen,
konden ze niet aan de noodlijdende be
volking worden verstrekt, omdat geen
transportmiddelen aanwezig waren. De
laatste Jaren is de situatie iets beter ge
worden, daar verschillende spoorlijnen
zün aangelegd. Toch zijn er van de 18
provincies van China nog 5 geheel zon
der spoorlijnen en tal van provincies
hebben maar zeer korte trajecten.
Szetschuan, de rijkste en dichtst bevolk
te provincie van China, heeft tot dus
ver geen K_M. spoorlijn, de scheepvaart,
op den Jangtse, die dit gemis zou kun
nen vervangen, is echter ook niet vol
doende, omdat de vele stroomversnel
lingen de scheepvaart dikwijls onmo
gelijk maken.
De politieke ontwikkeling in China
heeft in menig opzicht den toestand nog
slechter gemaakt. Voor de revolutie be
vonden zich overal graanpakhuizen die
sedert den oudsten tijd hebben bestaan.
Ieder jaar moest een deel van den oogst
door de landbouwers aan deze opslag
plaatsen worden afgeleverd als reserve
voor de hongerjaren. Sedert de revolu
tie werden echter tengevolge van de al-
gemeene anarchie in China deze pak
huizen niet meer gevuld. Verder was
vroeger vaak een van de eerste maat
regelen der regeering bij hongersnooden
de staking van de belastingbetalingen,
terwijl thans de militaire dictatoren van
de verschillende provincies integendeel
de belastingen met de grootst mogelijke
doortastendheid innen en dikwyls zelfs
reeds voor jaren vooruit. Onder de mo
narchie ressorteerde b.v. het onderhoud
van de dijken van de Gele Rivier onder
een ambtenaar, die hierover direct aan
den keizer rapport uitbracht. Thans is
echter deze ambtenaar niet meer aan
wezig. iedere provinciale gouverneur
moet zorgen voor den goeden toestand
van het gedeelte der rivieren dat door
„zijn" gebied stroomt, dat hU echter
gewoonlijk nalaat. Dezelfde oorzaak
de autonomie van de provinciale macht
hebbers leidt er toe, dat geheele
spoorlijnen, voor zoover aanwezig, van
Jaar. tot jaar in slechteren toestand ge
raken.
De militaire uitwassen, het bandieten
wezen, het planten van opiumhouden-
de papavers op de velden, die anders voe
dingsaniddelen voortbrachten, de zware
belasting van het volk enz. veroorzaken
een toestand, die iedere mislukking van
den oogst, droogte en gemis aan regen
tot een ramp moet maken.
Mallory geeft een geheel programma
om den honger in China te bestrijden.
Daartoe bchooren maatregelen gelijk
de uitbreiding van de spoorlijnen, aan
leg van wegen voor vrachtauto's, verbe
tering en instandhouding van de rivier
beddingen, om de overstroomingen met
hare noodlottige gevolgen te verhinde
ren, ontwikkeling van de industrie, kolo
niseer Ing van de dun bevolkte gebieden,
verstrekking van goedkoop lancLbouw-
crediet en ontwikkeling van het coö
peratieve crediet systeem ten platte
lande, om den woeker te bestrijden, die
thans een van de grootste plagen van
den Ohineesohen landbouw is, bosoh-
aanplant, die voor de reguleering van de
rivieren van het grooste belang wordt
geacht.
In ieder geval bewijst dit onderzoek,
hoe buitengewoon gecompliceerd het
probleem van de volksvoeding in China
is; in den tegenwoordigen chaotischen
toestand schijnt het zelfs onoplosbaar.
Dr. I. LEWIN.
KAPELMEESTER
EUG. H. RAP.
NAAR ZUIDLAREN.
Een bekend inwoner dezer gemeente
de heer Eug. H. Rap, oud-kapelmeester
bij het 19de regiment infanterie gaat
dezer dagen Haarlem verlaten om zich
in Zuidlaren te vestigen. Hij is daar na
melijk benoemd tot directeur van het
harmoniecorpa „Erica", een zeer bloeien
de vereenlging.
Wij mogen hier het een en ander uit
zijn loopbaan herinneren. Op 13-jarigen
leeftijd trad hij toe tot „De Harmonie"
te Groningen, ziln geboorteplaats. Toen
hij 18 jaar was, werd hij aangesteld tot
stafmuzikant bij het 1ste regt. te Leeu
waren en trok 12 Jaar later als solo
trombonist naar Osnabrück, Hier bleef
hij twee Jaar, waarna hij gedurende een
paar jaar werkzaam was bij het harmo
nie- en symphonieorkest te 's-Hertogen
bosch, onder directie van Marius Ogier.
Daarna maakte hij deel uit van de kapel
van het 4e regt. te Leiden, waarvan de
bekende Van Erp de leiding had. Tot in
1905 zijn aanstelling als kapelmeester
bij het 10e regt. te Haarlem volgde, in
welke functie hij bleef tot hy in 1922
werd gepensionneerd.
Het mag wel als bekend worden ver
ondersteld, hoe hü te dezer stede het
publiek aan zich verplichtte en een zeer
goeden naam verwierf, zoowel als diri
gent en componist van gaarne gehoor
de marschen.
zyn muzikale begaafdheid deed hem
dikwyia een plaats innemen In Jury's.
Nu de heer Rap half Mei ons verlaat,
vergezellen hem onze beste womchen.
DE JANTJES OP
MANOEUVRE.
(Door éen hnnner)
Het is weer eenigen tijd geleden, dat
de vrooiyke gebeurtenissen, waarover
hieronder geschreven wordt, plaats had
den.»
In de Amsterdamsche Marine-kazerne
was een nieuwe luitenant gekomen. En
zooals dat gewoonlijk gaat: „Nieuwe
meesters nieuwe wetten." Deze nieuwe
lult. dan vond het noodig om de mili
ciens, die daar ondergebracht waren,
eens oefeningen te laten maken op de
Hilversumsche helde. Het liep tegen het
einde van den diensttijd, dus we be
schouwden dat als een mooie gelegen
heid om eens wat afwisseling te bren
gen in het dageïyksche sleur-leventje.
Zoo nu en dan, zelfs vrij vaak, haalden
we wel grappen uit, maar nu zouden we
eens goed de bloemetjes buiten kunnen
zetten.
Enfin, wy trokken dan op weg en droe
gen het eigenaardigste costuum dat men
zioh denken kan Om van ooven te be
ginnen: matrozenpetje, matrozen baaien
hemd, waaruit een blauw visscherstrui
te voorschyn kwam, een groenachtige sol-
datenbroek met puttees en dan onze
„kistjes". Verder natuurlijk geweren,
leergoed, broodzak en veldflesch. Deze
twee laatste gevuld, alsof het voor een
Noordpool-expeditie was! We zagen er
van boven uit als matroos; de rest van
de kleedy deed aan die van een soldaat
denken,
In het station te Hilversum was het
„aantreden!" Netjes op een ry stonden
we te luisteren, naar wat de nieuwe lui
tenant te vertellen had.
daar vinden we dan den vijand
die aangevallen moet worden.
hij juist, toen een vliegtuig van de K. L.
M. ronkend over ons vloog. Met een ruk
gTijpt één zyn geweer, (we hadden ook
losse patronen meegekregen) en een
harde knal, lang naklinkend onder de
overkapping, brengt het stationnetje in
opschudding!
.Kerel, hoe haal je dat in je hersens?'
buldert de vertoornde aanvoerder.
..Ik dacht dat het de vijand was, lui
tenant!" is het onschuldige antwoord.
De nieuwe luitenant blykt nog niet
zoo'n kwade kerel te zUn; met een flink
standje komt de zondaar er af.
Na dit intermezzo gaat het de hei op.
Eén van de oudste, dikste en humeu-
rigste korporaals zal, vergezeld door zes
mannetjes, de vijand zyn. Op een'land
kaart wordt hem uitgelegd waar hy zich
ongeveer zal verbergen, waarna de rest
hem moet opzoeken. Maar de korporaal,
niet byzonder snugger, verdwaalt al
spoedig. Eén onzer, die de Hilversumsche
hei goed kent, merkt dat dadelijk; maar
zegt natuurhjk niets.
Dicht bU een weggetje kruipen we tus
schen de boschjes. Heerlijk liggen we
daar in het vroege voorjaarszonnetje,
dat al tamelijk veel kracht heeft, wach
tend op de dingen, die natuurlijk niet
zullen komen, want de vyand is in een
heel ander deel aan 't zoeken. Langzaam
dommelen we weg; één ligt finaal te
snorken
Plotseling klinken voetstappen op het
grint-weggetje. Zou waarachtig toch nog
iemand ons ontdekt hebben?
De korporaal is plotseling één en al
oorlogs-actie! Eén wordt weggezonden
om te onderzoeken wie het is. Plotseling
staat hij tegenover. een alleraar
digst boerenmeisje. Wij, die het niet za
gen en pas later opheldering kregen,
hoorden de raadselachtige woorden:
,,Een zoen. of ik schiet!"
Stom verwonderd staart de korporaal
met zyn kalfsoogjes door de heesters,
trachtend het lichte gToen te doorboren.
Dan eenig stemmengemompel. een
harde knal. een schreeuw,
dan het geluid van iemand, die hard
wegloopt!
Stikkend van het lachen komt de dap
pere terug en vertelt ons zyn avontuur,
waarvoor de korporaal geen woorden ge
noeg van verontwaardiging heeft!
Ondertusschen verstrykt de tyd. Ein
delijk geeft de korporaal het op en be
sluit maar terug te keeren. Na een lan
gen marsch zien we de anderen, nog
steeds aan het zoeken. Overal kruipen ze
rond; met verhitte gezichten, gescheurde
kleeding afzakkende puttees wordt elk
boschje doorzocht.
Spoedig is de troep nu weer bij elkaar.
De oefening zal overgedaan worden.
Weer trekken we er op uit. Ais een
(wel zeer logge!) slang kruipt de korpo
raal door de spichtige struikjes. W ij doen
minder moeite om ons te verstoppen.
Gezellig boomend loopen we kalmpjes
achter hem aan, zoodat we uren in de
verte te zien zyn. Dan kruipen we weg in
een ondiep greppeltje, waar de ongemak
kelijke houding ons helaas niet veroor
looft in te maffen. Spoedig begint nu de
aanval. Schreeuwend, met geweren
zwaaiend en in het wilde weg vurend
komt de bende aanstormen. Als de pa
tronen op zyn, suizen de bonken aarde
door de lucht, wat door ons dapper wordt
beantwoord. Het is een reuze-spelletje
Tevergeefs trachten de onder-officieren
wat orde in het gevecht te brengen. Ten
einde raad commandeert de luitenant
ophouden.
De oefening is afgeloopen en we gaan
huls-toe.
In den trein heerscht een uitgelaten
stemming. Daar komt er één op het on
zalige denkbeeld om uit den trein met de
overgebleven patronen op dc koelen te
gaan schieten. De eerste knal weerklinkt
en wordt in den geheelen trein gehoord.
De consternatie is groot! De korporaals
op zoek naar den snoodaard! Maar daar
weerklinkt weer een schot, en nog één
en nog meer schoten! Verschrikt kyken
de menschen uit de raampjes, waar de
situatie spoedig verklaard wordt door de
lachende snuiten der „millsijntjes", die
voor 3/4 buiten de coupé's bengelen! De
koeien in het land vluchten met den
staart in de lucht zoo ver mogelyk weg
van den angstaanjagenden trein. Een
spoorwegarbeider tuimelt achterover van
schrik, wanneer vlak by hem het salvo
losbreekt!
Met veel schreeuwen en vloeken weten
de onderofficieren de orde eenigsrins te
herstellen. Boekjes en potlooden komen
te voorschyn en de namen van een tien
tal belhamels worden opgeschreven.
In moeiiyk onderdrukte vrooiykheid
komen we dan in de kazerne. Het was
een onvergeteiyke dag! Den volgenden
dag hooren we dat de slachtoffers voor
ons aller pleizier moeten boeten met
twaalf dagen arrest, waardoor ze drie
dagen moeten nadienen. De straf is
zwaar, maar woog toch zeker wel op
tegen de pret.
De Onwillige.
Voor iemand, die gaat langs de straat
en hier en daar eens stille staat, die
met het potlood by de hand, notities
maakt van storm en brand, is als hy tuk
is op kopie, er altyd wel een auto, die,
hetzij hy gaat, hetzy hij staat, hem stof
geeft voor een „langs de straat".
't Was op een kouden dag in Mei, dat
't pontje aan de Zuidzy „lei". (Dit
wel niet zooals het hoort, maar wee hem
die zich daaraan stoort). Op het pontje
stond, ai snorrend hard! een aan
tal auto's klaar voor start.
Maar ziet, wat anders nooit geschiedt;
de voorste auto wilde niet. Hij bleef be
wegingloos daar staan en liet geen
and're langs zich gaan. Hoe men ook
draalde aan 't mechaniek en ondanks
hulp van het publiek, dat steeds, waar
ook, met raad en daad, wien rampspoed
treft terrijde staat.... de kar die wilde
niet vooruit, het leven was er plotsling
uit.
't Is zoo zalig, 't is zoo fUn, automobi
list te zijn, maar als je in een wagen
bent, die op het kritiekst moment het
vertikt om weg te gaan, is 't genoegen
naar de maan. De chauffeur, waar
hier om gaat, was dan ook ten einde
raad. Toen nam hij een kloek besluit en
hij k oop z'n wagen uit.
Met welhaast éen paardefcradht duwt
hy 't Ford Je uit volle macht, en 't pu
bliek, met hem begaan, duwt dra lustig
mede aan.
Maar wat dan gebeuren gaat (en
waardoor dit rijm ontstaat).... al zyt
g' in 't raden nog zoo'n Piet, neen lezer,
neen, dit raadt gy niet.
Plots'ling slaat de motor aan, nu wil
hy wèl verder gaan, en hy rent m*t
flinken gang, niemand houdt hem in
bedwang, op een groen ten wagen aan.
En daar kwam de catastrof pats, rang
ring-king wat 'n sof. Van den regen in
den drop, voor d' auto-man een zware
strop. Maar licht valt de sohade mee,
dit hoopt althans u<w vriend
S. B.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 50 CENTS PER REGEL.
GEMEENTERAAD
Er wordt een vergadering van den
Raad dt'r gemeente Haarlem gehouden
op Woensdag 16 Mei 1928 des namid
dags ten 11/2 ure, in de Oude Raads
zaal ten Stadhui ze, zoo noodig voort
te zetten des avonds ten 8 ure.
Aa.n de orde zal worden gesteld:
1. Mededeelingen en ingekomen stuk
ken: verzoekschrift mej. M. S. C. E.
Nix om eervol ontslag als onderwijze
res school No. 8;
Alsvorens mej. A. Zandstra om eer
vol ontslag als onderwyzeres in de
gymnastiek.
2. Interpellatie-Van Liemt Inzake
openbare dansgelegenheden.
3. interpellatie-Peper uitvoering
schilderwerk aan woningen in het
Noordel yk deel der gemeente.
4. Aanschaffing enz. verplaatsbare
muziektent.
5. Verlenging termyn ontruiming on
bewoonbaar verklaarde woningen.
6. Aankoop perceel: a. Kruisweg no.
26; b. Botermarkt no, 4.
7. Balans enz. 1927 Woningbouw
vereniging „Eigen Haard".
8. Aanvaarding van voor straat be
stemden grond Hodsonstraat.
9. Overplaatsing onderwijzer naar
school 17.
ONDERWIJS AAN ZIEKE EN
ZWAKKE KINDEREN.
Aan het 11e jaarverslag van de com
missie ter voorziening in het onderwys
aan zieke en zwakke kinderen te Haar
lem en omstreken, over 1927, ont-leenen
wy:
13 leerlingen ontvingen het geheele
jaar les, 12 gingen weer naar school of
werden te oud voor ons onderwys, 2
leerlingetjes zyn dl'; jaar overleden.
Het nieuwe jaar werd met 22 leerlingen
begonnen, behalve de patiëntjes in de
Mariastichtin-g. Een paar aanvragen in
het laatst van 't jaar lieten wy wachten
tot 1928 om financieele redenen.
Met het werk groeien ook steeds de
financieele zorgen. Er is weer een te
kort van f 457,03, en als de gemeente
Haarlem de subsidie niet wederom ver
hoogt. zal het te kort nog grooter wor
den.
Sinds begin September 1927 was het
der secretaresse niet meer mogelyk alle
huisbezoek, aan het werk der Vereeni-
ging -verbonden te blyven doen en van
dien tyd af werd mej. M. C. M. Wever
bereid gevonden de taak van administra
trice over te neimen
FA. J. J. WEBER EN ZN. VERPLAATST
25 Mei as. bestaat een bekende Haar-
lemsche zaak 90 jaar, de firma J. J. We
ber en Zn., opticiens en fabrikanten. Dat
feest zal gevierd worden nu de firma
hét zoolang bewoonde perceel Koning
straat 10 heeft moeten verlaten. Dat
per cc h komt beschikbaar voor de
uitbreiding van het Stadhuis. De nieuwe
woning Groote Houtstraat 166, is nu
reeds betrokken en de firma heeft er
zich keurig geïnstalleerd.
Een woonhuis werd door den aanne
mer J. B. Kroon van Diest omgezet in
een winkel met privé kantoor, werk
plaats en bovenhuis.
Naar de elschen des tijds ingericht,
maakt alles een prettigen indruk. Er is
een ruim gebruik gemaakt van glas In
lood, maar de motieven daarvan blyven
sober. Op den achterwand van den win
kei komen de wapens van Haarlem en
Frankfort, de stad waar in oude tijden
de wieg- van de voorvaderen der familie
Weber heeft gestaan. In de winkelkas
ten vinden wy het nieuwste, dat dc
moderne optiek en instrumentmakerij
voortbrengt, en in het achterhuis zien
wij, hoe de firma hier zelf een ruim
aandeel in heeft, en de nieuwste Ameri-
kaansche maohines haar ter beschik
king staan.
Dc gevel van de zaak is geheel in
overeenstemming met het interieur.
Op den officieeier: ontvangdag, 25 Mei,
zal het ongetwyfeld zeer druk zyn. La
ten wy hopen, dat de oudste firmant, de
heer Max Weber, die nu riek is, dan
persoonlijk aanwezig zal kunnen zyn om
met zyn zoon vele biyken van sympathie
ln ontvangst te nemen,
Overal verkrijgbaar.
Importeurs: N.V. HANDEL MAATSCHAPPIJRECK1TTS. ROTTERDAM.
AMERIKAANSCHE
HUMOR
In de „Collection d'Anas" van de Li-
brairie Gallimard is een boek van Léon
Treich verschenen, getiteld „Histoires
américaines" en dat gewfld is aan den
modernen Amerikaanschen humor. Arte
mus Ward, Josh Billings, Bill Nye en
Mark Twain zUn de grondleggers ge
weest van den Yankee-huimor, die door
zyn koelbloedige ironie wereldvermaard-
is geworden en wat tegenwoordig den
Amerikaanschen humor kenmerkt, blykt
onmiskenbaar het erfgoed van traditio-
neele byzonderheid. Wildwest leeft nog,
de spleen" als specialiteit van den
meest Angelsaksischen mensch, open
baart zich nog altyd in kosteiyke zins
wendingen en de zeer bijzondere aard
van den Amerikaan, om zoo te zeggen
tandenknarsend vrooiyk te zyn of met
de oogen te lachen, is behouden gebleven
Zoo is in de hall van een hotel te Boston
te lezen:
Aan onze gasten!
Wanneer ge de gewoonte hebt, thuis
op den grond te spuwen, doet het dan
ook s.v.p. hier, want wij willen, dat ge U
bij ons thuis voelt!
Zulk een beminnelyke uitnoodiging
kan natuuriyk door geen enkelen gast
verkeerd worden begrepen. Hoe simpel
zyn in vergeiy king daarmede de „ver
zoeken" van Europeesche hotelhouders
,,om netheid"! En hoe weinig resul
taat hebben zy!
In Klondyke gaat het nog altyd ro
mantisch toe. In Dalton City vinden de
illustere gasten de volgende uitnoodi
ging, die schijnt te bewijzen, dat sedert
de dagen, dat Oscar Wilde de Rocky
Mountains bezocht, niets is veranderd.
Wilde ontdekte destyds in een danssalon
van Leadville, een gouddelversstadje van
Colorado, gelyk bekend, de „eenige ra-
tioneele methode der kunstcritiek", zoo
als hy zich uitdrukte, want boven een
piano stond te lezen:
Men wordt verzocht, niet op den pia
nist te schieten.
Hy doet zyn best.
Welk verzoek voor het overige de ver
bluffende sterfeUjkheid onder de pianis
ten van Leadville niet in staat moet zyn
geweest, te verminderen! En ongeveer
hetzelfde schynen thans de omstandig
heden in Dalton City nog te rijn. Daar
scliryft een hotelhouder:
Aan myn gasten!
De eigenaar van het hotel deelt heeren
reizigers mede, dat hy geen verantwoor-
delykheid voor hun persoonlyke veilig
heid, hun leven of him kostbaarheden op
rich kan nemen. Heeren reizigers wordt
verzocht, telkens, wanneer zy meenen in
de eetzaal een paar revolverkogels te
moeten wisselen, een zekere voorzichtig
heid te betrachten, want een verdwaalde
kogel zou een bediende of een persoon
kunnen treffen, die aan de discussie van
dé anderen in het geheel niet deelneemt.
De heeren gasten worden persoonlijk
voor al het porselein, de meubelen, spie
gels enz. die gedurende het gesprek wor
den gebroken, verantwoordeiyk gesteld.
De begrafeniskosten worden afzonderlyk
berekend. De reizigers kunnen, indien zy
dit wenschen, een levensverzekering voor
den duur van hun verblijf in mijn éta
blissement sluiten. De directie neemt
geen verantwoordelykheid op rich, in ge
val de heeren gasten zich over de be
diening te beklagen zouden hebben. Al
onze bediende zijn gewapend en de hee
ren reizigers kunnen met hen terstond in
overleg treden. Iedere reiziger, die een
bed voor zich alleen wenscht. moet twee
dollars vooruit betalen. Mijn hotel is een
huis van den eersten rang en alleen be
stemd voor de elegante clientèle. De hee
ren reizigers worden uitgenoodigd, zich
als volmaakte gentlemen te gedragen. De
eigenaar hecht byzonder veel waarde aan
deze voorwaarde en behoudt zich het
recht voor, zijn verlangen door geweer
schoten kracht by te zetten. Een bal
vindt in. myn hotel iederen Zaterdag
plaats. Toegang op bloote voeten verbo
den.
De eenige speculatie, die nooit kan fa
len, is de speculatie op de domheid der
menschen. Socrates, die op de handigheid
van de menschen speculeerde, moest ver
gift drinken (dat hem nog liever moet
zijn geweest dan het biersurrogaat van
Amerika), maar een New-Yorksche avon
turier, die de domheid van de menschen
juist taxeerde, wist twaalfhonderd dol
lars te verkrygen door middel van een
brutale grap. Want op zekeren dag stond
in verscheidene bladen met groote letters
te lezen:
„Breng my onmiddellyk een dollar!1'
X. .street Y. No. 12.
Den volgenden morgen kon men op de
zelfde plaats lezen:
,,GU kunt w dollar tot morgen bren
gen!"
En den daarop volgenden dag kon men
lezen:
„Wanneer ge my uw dollar vandaag
niet brengt, wees dan op uw hoede! Want
morgen zal het te laat zijn!"
Een journalist, nieuwsgierig, waar het
om te doen was, begaf zich naar de aan
gegeven straat en trof daar een man aan,
die verklaarde, gemachtigd te zyn, alle
dollars in ontvangst te nemen, die men
zou brengen. De heer X. weigerde echter
opheldering te geven over de bestemming
van deze dollars. Doch de journalist liet
zich niet afschepen en bracht einde-
lyk in vereenlging met akidere schen
kers aan het licht, dat het om een
wedstryd, die een New-Yorksche men-
schenkenner had aangegaan, het ging
namelijk om de bewering, dat zulk een
aankondiging voldoende zou zijn, om zoo
en zooveel menschen er toe te brengen,
hem een dollar te geven, zonder te vra
gen, waartoe. De man had zyn wedden
schap gewonnen. Hy ontving ongeveer
1200 dollars, die hij vervolgens aan de
schenkers terugzond.
Ook de Amerikaansche autoriteiten
zyn ten minste eigenaardig, voor zoover
het gaat om voorschriften, waarop de
nadruk moet worden gelegd. Het han
gen buiten de ramen gedurende de reis
wordt in Europeesche spoorwagens
meestal in drie talen verboden, weshalve
het weinig indruk maakt. In Amerika
komt het echter niet zoozeer op het ver
bod aan als op het hoe van het verbod.
Daar is in den trein te lezen:
„Uw hoofd moge zeer hard zyn, maar
zoo hard als de bruggen en tunnelbogen
zal het toch niet wezen. Niettemin stelt
de spoorwegmaatschappy U voor alle
schade, die uit de botsing van uw hoofd
met de bruggen en tunnel voor haar zou
kunnen ontstaan, verantwoordelyk. Daar
om steek s. v. p. uw hoofd niet buiten het
raam."
Zoo iets heeft invloed op de meest
hardhoofdigen!
De prohibition heeft o.a. dit goede, dat
zy onafgebroken nieuwe geestigheden
voortbrengt. Ook een overdreven genot
van nuchterheid kan, evenals een over
dreven genot van alcohol, een goed hu
meur teweegbrengen. Een Yankee klaag
de er hartgrondig over, dat er in Ame
rika geen vrijheid bestaat. „Maar ge hebt
toch in de haven van New-York een
vrijheidsbeeld opgericht!" zegt een Euro
peaan hem. „Zeker, zeker," antwoordde
de Yankee, „maar is het U niet opgeval
len, dat het Amerika den rug toekeert?"
(Reeds in een deel van de vorige
oplaag opgenomen).
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
60 Cenls per regel.
.van alle q
Dportlui.'
Of ge tennist of zeilt,
roeit of kampeert,
Meta is Uw favoriet
omdat Meta - de
ideale veiligheids
brandstof in tablet-
vorm - zorgt voor kof-
fie of thee, versch gezet
i de vrije natuur.
te U-brandstof is ia atle goede zaken verkrijfbs*»