HOE H/CHTKASTEELEN ONTSTAAN. Jullie kent toch allen wel de uit drukking „luchtkasteelen" nietwaar? Dat zijn hoogvliegende wenschen,die nauwelijks in vervulling kunnen gaan. Dat men zich iets mooiers, iets kostbaarders wenscht, ligt in het woord „kasteelen"; dat deze wen- schen niet te vervullen zijn, geen werkelijkheid kunnen worden, duidt het woord „lucht" aan. Hoe de lucht kasteelen ontstaan? Als antwoord daarop wil ik jullie een sprookje ver tellen. Het was ongeveer in de middel eeuwen.. Toen hadden de vorsten aan hunne hoven een zoogenaamden hofnar, die hun, vooral op de lange winteravonden, den tijd met allerlei vroolijke en ernstige vertellingen verdreven. Nu had ook een zoo'n vorst eens een hofnar, die met den tijd echter de gunst zijns meesters verloor, omdat hij hem altijd tegen sprak en alles beter wilde weten Ein delijk werd hij ontslagen en trok naar verre landen. Op zijn reizen trok hij door vele streken en leerde veel menschen kennen, goede en slechte, rijke en arme, oude en jonge. Daar onze nar een slimmert was, leerde hij van hen, datgene, wat hem voor zijn verdere leven van nut zou kunnen zijn. O.a. had hij van een toovenaar allerlei kunststukjes afgekeken, welke hem misschien later nog eens te pas zou den kunnen komen. Maar het was vreemd. Sinds hij zijn betrekking op gegeven had, kon hij met niemand lang in vrede leven, zoodat hij spoe dig gedwongen was. verder te gaan. Hij was er zeer mistroostig over en in den loop van den tijd trok hij zich steeds meer terug van de menschen tot hij eindelijk heelemaal alleen bo ven op een berg in een vervallen burcht zijn woning koos. Hij wilde niets meer van de menschen weten en vermeed ze zooveel mogelijk. Af en toe moest hij wel naar het nabij gelegen dorp om levensmiddelen in te slaan, doch lang hield hij zich daar niet op. Nu had hij, zooals ik reeds vertelde, van de menschen, die hij op zijn lange reis heeft leeren kennen, aller lei geleerd en zoo verstond hij ook iets van toove'ren. Zijn kunst was echter zeer beknopt. Hij was in den grond van zijn hart een goed mensch Slechts af en toe deed hij een schel menstreek en dan verheugde hij er zich altijd over wanneer hij de men schen opgehitst had. Wanneer hij merkte, dat iemand hem wilde afzet ten, dan moest deze daarvoor boeten, doordat hij hem voor anderen be lachelijk maakte. Hij had er plezier in om op warme avonden, voor zijn woning te gaan zitten om aan het verleden terug te denken. Zoo dacht hij op een dag eek aan den vorst, ïn wiens dienst hij het laatst geweest was. Deze was nooit tevreden geweest met hetgeen hij bezat. „Halt" dacht de nar. „Ik heb niet voor niets wat tooveren geleerd. Ik zal hem eens genezen!" Maar hoe Inoest hij dit aanvangen? Lang dacht hij erover na, hoe hij dat beginnen E oest. Eindelijk: het was weer een Jfcarme zomeravond en hij zat weer voor zijn woning, toen had hij het gevonden. Hij had namelijk, omdat niemand anders het voor hem deed, zijn buisje gewasschen en in de waschtobbe bevond zich een massa zeepschuim. Daarin weerspiegelden zich allerlei dingen, die in de omge ving van de tobbe waren. Dit bracht hem op de gedachte, zeepbellen te gaan blazen, die dank zij zijn toover- kunst, de vervulling van een of an dere wensch weerspiegelden. Daar het echter intusschen laat geworden was, verschoof hij dit plan tot den vol genden dag. Bij zonsopgang stond hij op en maakte eerst voor proef allerlei zeep bellen, die hij door middel van een pijp en zeepsop blies en ze dan liet vliegen. Wat was hij blij, toen deze zeepbellen kleurig schitterden en ver weg over bergen en bosschen vlogen. De eerste proef was dus gelukt. Nu kwam het er op aan, zijn tooverkunst aan te wenden, opdat deze lichte bal len ook personen treffen en hen de vervulling van hun wenschen voor spiegelen. Hij zocht onder allerlei vergeelde papieren naar de juiste toover-formule tot hij er een vond, die hem de goede toescheen. Het eerst nam hij een proef met den win kelier, die in het dorp, aan den voet van de berg woonde. Hij blies een zeepbel, waarin men zien kon, hoe deze winkelier een groote zaak kreeg hoe de kooplieden van nabij en verre, zelfs uit het verre Oosten kwamen, om hem hun waren aan te bieden en hoe anderzijds koopers uit alle stre ken kwamen om bij hem in te koo- pen. Met een schelmsch lachje liet hij onder het uitspreken van de too- verformule, de bellen vliegen. 's Middags van dezelfden dag ging hij naar beneden in het dorp om bij den winkelier een kleinigheid te koo- pen en te zien. of de zeepbellen de gewenschte werking gehad hadden. Nauwelijks was hij bij hem binnen getreden toen iemand dadelijk be gon te vertellen, wat hij voor toe komstplannen had; dat hij zijn zaak wilde uitbreiden: dat hij de fijnste zijde en andere stoffen uit het Verre Oosten wilde laten komen, waardoor meer koopers zouden komen, zoodat hij ih korten tijd een rijk man zou worden. Onze burchtbewoner lachte verge noegd bij het verhaal van den win kelier en deze dacht, dat dit lachen zijn hoogvliegende plannen goldt. Natuurlijk verheugde hij zich erover, meer nog omdat zijn plan gelukt was. Ijlings keerde hij terug naar den berg en nu begon hij zijn werk. Da gelijks zond hij duizenden van deze zeepbellen de wereld in, waaronder een groot aantal aan de juiste perso nen gezonden werden. Bij sommige kon hij zelfs de werking der zeepbel len vaststellen. Zoo zond hij heel veel zeepbellen, waarin de prachtigste kasteelen te zien waren en de men schen, die ze opvingen, waren ver rukt. Maar vele van hen moesten ontwaren, dat het geen werkelijk heid was. Eerst geloofden ze, dat het werkelijke sloten waren, doch later t kwamen ze tot de ontdekking, dat iet slechts Inbeelding was. Maar Bonder dat onze „toovenaar" ln de vervallen burcht het wist, stichtte hij daardoor ook veel goeds. Want velen, die zoo'n „luchtkasteel" kregen werden daardoor tot grootere vlijt en grootere volharding aange- teel, toch ln hun beroep sneller en zekerder vooruit gingen als anderen. Ook nu nog kunnen „luchtkasteelen" voor sommige menschen een goede werking hebben, die zonder deze aansporing het niet ver in het leven spoord, zoodat zij, ofschoon geen kas- gebracht zouden hebben. DE KLEINE ROODHUID. Nu we den zomer weer tegemoet gaan komen er voor jullie kinderen, en ln het bijzonder voor degenen die naai school gaan weer heel veel aangename en vroolijke dagen. Ten eersce zijn er de vacantiedogen, die aller, kinderen zoo gelukkig maken. Maar voor onzen kleine Freddy is er nog een andere dag, die, heel. heel prettig belooft te worden. Zijn vriendje Karei is juist in de Pinkst/ervacantie jarig en mag voor die gelegenheid en paar vriendjes en vriendinnetjes vragen om dien dag ge lukkig door te brengen Hij heeft verschil lende wedstrijden bedacht en voor de winnaars prijzen beschikbaar gesteld. De meisjes mogen ringsteken en de jon gens schijfschieten. Onze teekening laat jullie een jongen zien, die als Indiaan is verkleed (men noemt deze menschen ook wel Roodhuid, omdat hun huidskleur roodachtig is). HU oefent zich precies als een echte In diaan in schieten met pi]l en boeg. Als mikpunt heeft hU een schijf waarop verschillende zwarte en witte ringen aangebracht zijn. Het schieten met pUl en boog naar een bestemde plaats is lang niet zoo gemak kelijk, omdat men bij het afschieten van den pijl zoo licht den linker- of rechterarm beweegt. En heel dikwijls gebeurt het, dat de pijl in een andere richting vliegt, als de schutter wel be doeld heeft. Daarom is het schieten ook niet ongevaarlijk. Toeschouwers moeten zich, zooals overal bij het schieten, zoo veel mogelijk achter den schutter op stellen. waardoor hun geen ongeluk kan gebeuren. Onze kleine Freddy oefent zich, dat geloof ik zeker, voor het feestje bij Ka- rel. Want de prUs die er te winnen Js moet. zooals hij gehoord heeft, heel mooi en begeerenswaardig zijn. wy zul len hem toewensöhen, dat hij op het feest een rustige en zekere hand zal hebben opdat hij den eersten prijs zal winnen. OP DE WEEGSCHAAL. Zie die kleine dikke knaap Daar parmantïg zitten kijken! Heusch, een koning op zijn troon Kon niet kolossaler lijken! En de wijzer van de schaai Waarop dikkert vroolijk rust, Toont ons ook al zonneklaar, Dat hij goeden kost wel lust. Jonge vriendjes leert het toch: Als je later sterk wilt worden Doe dan als deze kleine reus En eet altijd volle bordenl EEN ZOEKPLAATJE. WAAR IS DE GANS? Lang, heel lang geleden leefde er een mooi jong meisje dat toen zij twaalf jajir oud was, door zigeuners medegenomen en verweg van haar ouders gevangen gehouden werd, Gelukkig werd ze niet slecht be handeld, ze moest met een oude zi geunervrouw het huishouden doen, wat bij die menschen niet zooveel zorgen eischte. 't Prettigst vond ze echter, dat ze na haar task naar buiten werd ge stuurd om op de ganzen te passen. Dan zwierf ze in de vrije natuur en droomde van mooie menschen, die in prachtige paleizen woonden en. van een prins, die veel van haar hield en dan vergat ze vaak al die nare dingen, die ze zoo dikwijls ondervond. Natuurlijk werd haar steeds bevo len goed op de ganzen te passen en er voor te zorgen dat er ni'et een wegraakte of met z'n domme ganzen verstand in een grooten kuil of sloot stapte. Een paar keer was dat 'voor gekomen en was ze streng gestraft en opgesloten in een akelig donker hok waar de muizen en ratten rond snuffelden. Telkens beloofde „Ganzenliesje" (Zoo werd ze genoemd) weer dat ze goed op zou passen en het was haar tot op den dag van dit verhaal nog steeds gelukt alle gangen weer terug te brengen, alhoewel ze een paar keer gestraft was geworden omdat een der dieren bijna zijn poot gebro ken had. Maar nu was het ongeluk gebeurd. Toen zij bij het ondergaan van de zon haar ganzen telde miste zij er een. Oh, wat schrok zij! Zij zag zich reeds in dat donkere hok bij al die beesten en durfde niet terug te kee- ren. Weenend en handenwringend h'ep zij heen en weer naar de verlo ren gans vond zij niet. Uitgeput van het loopen en hullen zette zij zich op een boomstronk. Maar toen zij daar een poosje had ge treurd, hoorde zij plotseling het haar zoo bekende: „kwak, kwak!" en van vreugde sprong zij op denkende dat haar gans terug was. Maar hoe zij ook om zich heen keek nergens was het dier te zien. Toch was de gans er. maar verborgen. Kunnen jullie haar vinden? Kijk maar eens goed! RUBRIEKERTJES-LIJST. 542. Annie v. d. Brink, Rampelaan 125, Oven-een, oud 9 Jaar. 543. Lize Pal, oud 12 jaar, Aelbertsberg- ■traat 46. 544. Hannie de Beer, oud 12 jaar, Jel- gersmastraat 32. 546. Margaretha Koer, oud 11 Jaar, Dijkstraat 1 EERLIJK DUURT HET LANGST. door W. B.—Z. Wat vlogen die pennen over het papier! Wat was het stil, doodstil ïh de klas. Je kon wel een speld hooren vallen. Soms klonk hier en daar een zucht, als er een akelige som niet uit wou komen. Op 't bord stond een op telsom een aftreksom, een vermenig vuldiging en een deeling. En 't gold voor het rapportcijfer. „Ik heb ze af," riep Noortje Wolf,' een klein, tenger meisje. Een van de kleinste van de heele klas. „Goed zoo, Noor. Geef je papier maar hier. Je mag in je bibliotheek boek gaan lezen, tot de bel luidt," zei de onderwijzer. Van lezen kwam bij Noortje niet veel. Haar oogen dwaalden links en rechts. Ze wou zoo graag weten, hoe ver de anderen waren. Die Dirk Bak ker had nog geen som op papier. Dat liep op zitten-blijven uit. Zoo dom als die jongen toch was! Zou Mies Starker haast klaar zijn? Even keek Noor achterom. Gelukkig, die moest nog een heele som. Die Mies Starker zou haar nu toch niet de baas zijn! De volgende week was het prijs- uitdeeling en 't was Noor, als hoor de ze den hoofdonderwijzer zeggen: „Nora Wolf is nummer één van de klas. Dit boek ls voor haar." In 't be gin van het jaar was Mies Starker steeds de knapste geweest. Maar Mies was lang ernstig ziek geweest. De onderwijzer van de klas had haar. toen ze op den weg van beterschap was, wel wat bijgewerkt, maar bij verschillende vakken was toch ach terstand te merken. En Noortje Wolf, de eerzuchtige Noortje Wolf verheug de zich daarover. Als de bel nu maar ging, vóór Mies haar deelsom uit had! Klingeling, klingeling. Gelukkig daar had je de bel van vïeren. Maar daar had je Mies ook, die met een vuurrood ge zicht haar papier overreikte. „Eindigen allemaal," commandeer de meneer nu. Een paar jongens waren gelukkig ook nog klaar gekomen. Dat kon Noortje minder schelen. In andere vakken was zij die jongens toch de baas. Maar, dat die Mies ze nu alle maal had! In de gang onder 't aankleeden, hinderde het Noor, dat de anderen er zoo'n ophef van maakten. „Wat is die Mies Starker toch een kraan!" riep er een. „Zoo lang ziek geweest en toch al haar sommen goed," riep een ander. „Knappe bol," fluisterde Truus Jansen tegen Mies. „Die laatste was heusch doodge makkelijk. De andere waren veel las tiger," zei Mies. (Wordt vervolgd.) DE THEEVISITE. door W. B.—Z. Corrie kreeg theevisite. Dat was een heele pret! Er kwamen drie vriendinnen Liesje, Cato en Jet. Lies kwam het eerste binnen En zei: „Bonjour, mevrouw, Is U weer goed in orde. Geen last meer van de kou? Cor proestte van het lachen, Maar zei toch heel voornaam: „O, dank U zeer Mevrouwtje, Het is me aangenaam." En toen verscheen Catootje, Die sprak: „t Deed mij plezier, Dat lk ook was genoodïgd." Cor boog toen met veel zwier. Ten slotte kwam ook Jetje, Wat stapte die parmant. Zij boog voor alle gasten En gaf mevrouw een hand. Er werd nu thee gedronken Uit t bloemetjes-servies Maar toen het etensuurtje sloeg, .Weg gingen Cor, To, Lle3. POSTZEGELRUBRIEK DENEMARKEN. IX. Gedurende 192021 werden eenlge waarden uitgegeven ln geheel andere teekening. De afbeelding van 't ko- ninklijk slot en andere gebouwen vult de middenruimte, waarin aan de on derzijde 't Jaartal 1920 staat. Boven aan is de landsnaam aangegeven en onder de waardecUfers. Het zUn: 10 Ore (rood), 10 Ore (goen), 20 Ore (blauw), 40 Ore (bruin) en 40 Ore (blauw). Grootte van de vakjes voor de eerste 2.3 by 2.8 c.M., voor de laat ste 2.8 by 2.3 .M. In 1921 werden de 10 Ore (groen) en 20 Ore (blauw) overdrukt met twee roode kruisjes en resp. de toeslagen 5 en 10 Ore. Grootte van de vakjes 2.3 by 2.8 c.M. In de jaren 192122 kre gen we ook eenige opdrukken nJ. 8 op 3 Ore (grys), 8 op 7 Ore (oranje) en 8 op 12 Ore (olyf). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 cM. Gedurende 1921—26 verschenen nieu we waarden of oude in nieuwe kleu ren. In 't cyfertype 5 Ore (bruin), 7 Ore (geelgroen), 8 Ore (grUs), 10 Ore (groen), 12 Ore (violet). Met de beel tenis van koning Christiaan X 20 Ore (bruin), 20 Ore (rood). 25 Ore (blauw) 25 Ore (karmyn), 25 Ore (geelgroen), 30 Ore (oranje), 40 Ore (blauw), 40 Ore (oranje)-geel), 50 Ore (grys), 60 Ore (blauwgroen), 1 krone (bruin en blauw) en 2 kronen (grijs en karmyn). Grootte van de vakjes 2.8 by 2.3 cM. Zie voor de indeeling schetsje. 4** /a /0ff /0 tf /o O 'o /0-tF d> <9 (P-éF /0-0=- #0= tqn-ló* /ar J04=- JS* J0* J0* 40# 40 f ?0éF óo-ff /di Deze maand gaan de zendingen voor 't laatst vóór de vac an tie rond, zoodat ik geen nieuwe rubriekers meer aanneem vóór September. Ruilmate- aiaai kunnen Jullie los in een enve loppe insturen: lk zorg dan wel dat 't ingeplakt wordt. Bloemhof straat 29 rood. 8. RAADSELS (Deze raadsels zijn Ingezonden door Jongens en Meisjes die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I (Leeftijd 10 Jaar en ouder) 1. (Ingez. door Zilverklokje.) Welk beroep oefent Kees Blomt- niecht uit? 2. (Ingez. door Miep.) Neem uit onderstaande schuilna men telkens een letter en wel zoo, dat de gevonden letters een nieuwen schuilnaam vormen. Zeeuwinnetje, Boterbloempje, Beer tje, Leeuwtje, Pianist, Wipneus, Pad deltje, Miep; Stuurman, Tipple, Juf fertje Wildzang, Edelhart. 3. (Ingez. door Onzen Luitenant.) Ik ben een spreekwoord van 25 let- ters. 12 13 14 15 behoort bij een molen. 23 24 is een voorzetsel. 12 2 4 5 21 vliegt in de lucht. 18 23 23 21 is een muziek-instru- ment. 1 2 3 4 ls niet laag. 6 7 8 9 10 11 vormen bosschen. 18 17 is een voegwoord. 19 21 is een oude maat, 22 20 is een persoonlijk voornaam woord. 25 23 20 is een aanwijzend voor naamwoord. 4. (Ingez. door Watt en 1/2 Watt.) Zet achter een voertuig een mede klinker en daarachter een per soonlijk voornaamwoord, dan krijgt ge een stad ln Nederland. 5. (Ingez. door Filmster.) Met b ben lk een vereenlging. Met h een dier. Met 2 een lichaamsdeel. Met p een gewicht, Met r een vorm. Met w vaak pijnlijk. 6. (Ingez. door Aafje Baaren). Ik ben iemand, die afgezonderd van de menschen leef en besta uit 10 letters. 1 8 10 6 2 is een jongensnaam. 2 6 7 9 is een meisjesnaam. 1 6 2 1 is een deel van een bloem 5 6 1 6 10 ls eenbevestiging. 3 4 is een vrucht. AFDEELING II. (Leeftijd 9 Jaar en jonger.) 1. (Ingez. door Kokkie.) a. V/elk beroep oefent Kees Char- mon uit? En Tlnus Aljor? En Sara Elmet? b. (Ingez. door het Aerdenhoutsche Duinroosje.) Welke filmacteur is Llen Archal- pich? 2. (Ingez. door Banketbakkertje.) Ik ben een groote stad ln Frank rijk. Geef me er een letter bij en ik word een vogel. 3. (Ingez. door Condor.) Ik ben een knaagdier van 3 letters. Hak mijn staart af en ik hoor bij een schip. 4. (Ingez. door Prinsesje Sterre- glans) Ik ben een aardig rijmpje van 24 letters. 1 2 3 is niet twee. 4 5 6 is niet gïerig. 13 14 15 16 is niet achter. 7 8 21 10 is een meisjesnaam. 22 23 24 is een deel van het Jaar. 18 17 20 21 22 20 16 22 ïs een Jon gensnaam. 9 10 11 12 17 21 is vroolijk. 19 20 21 is een deel van 't werk woord kennen. 5. (Ingez. door Gouden Regen). Neem uit onderstaande schuilna men telkens één letter, zoodat ge een nieuwen schuilnaam krijgt. Rijstepikkertje, Condor, Kokkie, Li lian, Vaders Hulp, Gouden regen, Zangeresje, Duimeliesje, Klaproosje, Het haasje, Knagelijntje, Crocusje, Floris V, Krullemie, Snelvoetje, Twee lingzusje I, Alba, Denappeltje, Den- netakje, Boschwachter. 6. Strikvragen. a. (Ingez. door Boschkoning.) Wanneer ls de helft van 12 zeven? b. (Ingez. door Sneeuwklokje.) Welke ezel ls geen ezel? c. Welke broek ls geen kleeding- stuk? d. Welke kous trekt men niet aan? e. Welke pot behoort niet in de huishouding? f. Welke visch eet men niet? g. Welke nagel is geen lichaams deel? h. Welk behoort niet aan t li chaam? i. (Ingez. door Prlkkebeen). Welke ziekte heerscht in geen en kel land? Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorige week zijn: AFDEELING I. 1. Don Frederik. 2. Goejansverwellesluis. 3. Vondel. 4. AstenAssen. 5. Willen ls kunnen. 6. Heer Hugowaard. AFDEELING II. 1. Ootmarsum. 2. Schoorsteenveger. 3. Na regen komt zonneschijn. 4. Port, Sport. 5. Heemstedenaartje. 6. Koekoek. Goede oplossingen ontvangen van: Moeders Hulp 4 Kleine Ulbo 4 Den- netakje 6 Kleki'e 5 Snelvoetje 6 Spi rea 6 Lenteklokje 6 De kleine Vogel vriend 6 Knageiyntje 6, De kleine Lord 6, Boschwachter 6, Viooltje 6, Korstjes*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 20