RAADSELS RUILRUBRiEK DE GESCHIEDENIS VAN KONING GEITEBAARD. KRUISRAADSEL VOOR OUD-RUBRIEKERTJES van 18, 19 en 20 Jaar. Heel, heel lang geleden leefde hier Ter vandaan Koning Geitebaard. Hij was bekend als een zeer vroolijk koning, die slechts vroolijke men- schen om zich heen kon hebben. Ook zijn onderdanen waren altijd vroolijk en wie verdrietig was kon in zijn land niet blijven. Zijn onder danen hadden het ook goed onder zijn regeering; want ze hadden wat hun hart begeerde, mooie huizen en rijkelijk te eten. Kortom het man keerde hun aan niets. Hoe was dat toch mogelijk? Dat kwam zoo. ïn zijn jonge jaren heette Koning Geitebaard alleen maar Meneer Vroolijk, ook was hij toen nog geen Koning, maar hofnar van den toen- maligen Koning Brombeer, die altijd verdrietig en nooit vroolijk was, Daarover was Meneer Vroolijk zeer ontstemd, want het was hern nooit gelukt, den Koning vroolijk te stem men, Hoeveel moeite hij zich ook gaf een prettige stemming in het ko ninklijk paleis te maken, het mocht htm niet gelukken. Op een dag zeide Koning Brom beer tot zijn hofnar. Meneer Vroo lijk: „Als het Jou gelukt mij werke lijk op te wekken, dan wil ik. omdat lk al zoo oud ben, van den troon af stand doen. en Jou tot koning kro nen." De hofnar dacht toen hij zichzelf: „Dat is nog niet zoo slecht, maar wat zal ik beginnen, dien koning op te vroolijken. Langen tijd dacht hij hierover ernstig na. Eindelijk had hij een plan ontworpen en nam acht dagen vacantie om zich voldoende te kunnen voorbereiden. Een kleer maker en een schoenmaker moesten bij hem komen om hem nieuwe klee- ren en schoenen aan te meten. Na een week was dit gereed. Koning Brombeer zat op zijn troon en alle hovelingen stonden om hem heen. Plotseling verscheen de ceremoniemeester aan de deur en kondigde onder verschrikkelijk lachen den weledelgeboren Heer Vroolijk aan. De lakeien snelden toe om de groote vleugeldeuren te ope nen en met langzame en gewichti- gen tred trad de Heer Vroolijk na- dcOp zijn hoofd droeg hij een kroon, waarvan de tanden in omge bogen punten uitliepen, en aan het eind van elke punt bevonden zich belletjes met verschillende klanken. Dan had hij een verschrikkelijk lange snor, die tot op den grond hing en aan zijn kin een lange, dunne puntbaard, Juist zooals een zeis. Als hij sprak, maakte deze baard de wonderlijkste bewegingen. Daarbij had hij een buik als een ton, zoo rond en zoo dik, waaronder lange, dunne beenen uitkwamen, voorzien van schoenen, die wel een halven meter lang waren met omge bogen punten, waaraan ook belletjes hingen.. En toen Meneer Vroolijk zich voor den koning wenschte te buigen, maar wat hij helaas door zijn dikke buik niet kon doen, brak het heele gezelschap in een schaterend lachen uit en kon ook Koning Brombeer zich niet langer goedhouden. Toen de j hofnar ziln mnnrl nnpn^p nvn to weer de gekste bewegingen maakte, werd de vroolijkheid onder de aan wezigen zoo groot, dat de meesten van het lachen op den grond vielen. Eindelijk was iedereen uitgeput en toen de koning en zijn hovelingen weer tot zichzelf waren gekomen, stond de koning van zijn troon op, wischte de laatste tranen uit zijn oogen en riep: „Moetschï malitska bombasto!" Alle aanwezigen stonden op van hun plaatsen en Meneer Vroolijk trad tot voor den troon en onder plech'ige stilte sprak de koning: „Hooggeëerde Hofnar, het Is U ge lukt mij vroolijk te maken, ik, die zoo oud ben en tot op heden nog nooit vroolijk was." „Ik heb beloofd, je den troon af te staan, wanneer het je mocht ge lukken, mij in den toestand te bren gen, waarin ik op liet oogenblik ver keer. Zoo schenk ik je plechtig vanaf heden mijn land en volk. Echter on der een voorwaarde: dat je zult hee- ten Koning Geitebaard en dat je slechts zult mogen regeer en en je aan het volk vertoonen ln deze klee ding en met dezen baard. Dat je er voor zorgt, vreugde in het land en onder de bevolking te brengen. Wan neer je me dit belooft dan sta ik je direct de plaats op mijn troon af!" Meneer Vroolijk dacht geen oogen blik na. en beloofde aan alle aanwe zigen, de voorwaarde te zullen na komen. De Koning steeg van zijn troon en meneer Vroolijk nam zijn plaats ln. Nauwelijks echter was hij geze ten of als uit één mond klonk het: „Lang leve onze Koning Geite baard!" Koning Geitebaard had de gave te zien, waar zich goud in den grond bevond. En zoo zond hij den volgen den dag honderd mannen naar een ver verwijderd gebergte en beval hun op een plaats, welke hij in tee- kenlng had gebracht, drie meter diep te graven. En zoo had na eenige we ken Koning Geitebaard een kelder vol goud. De koning echter was een wijs man. Hij liet alle werklieden, die voor hun brood moesten werken, bij zich komen en beloofde hun dubbel loon voor hun arbeid. Zoo konden ze niet lui meer zijn en hadden ge noeg reden om vlijtig te werken. En zoo gebeurde het, dat zij het allen goed kregen. De oude koning Brombeer bleef echter. een brombeer en stierf spoedig na zijn eerste en laatste lach. Zeer lang nog regeerde Konfng Geitebaard over zijn vroolijk volk en in de geheele wereld sprak men over hem. En nog steeds wanneer hij het woord voerde, huppelde en sprong zün baardje lustig heen en weer. Nooit meer echter werd er gelachen als op dien historischen dag, toen Koning Geitebaard zijn troon be steeg. hofnar gaan zijn mond opende om te spreken en zijn puntbaard 1 Horizontaal. deel var. een schip. muzieknoot. L verkorte meisjesnaam, i. deel van een wagen. deel van 't gezicht, i. kinderspeelgoed, i. voertuig. een dier. een kleur. I. 't woord en in 't Engelsch. hoeder van schapen. verleden tijd van eten. l. een knolgewas, i. een dier. ontkenning. i. 2de pers. van 't voorna am w. ik. i. bep. lidwoord, i. bevestiging. rivier in Italië. een vrucht. Verticaal. 1-Enkelvoud van raderen. 2. Meisjesnaam. 3. De hoofdstad van een land. 6. Verleden tüd van hebben. 7. huisgenoote. 8. een dier. 13. muziekinstrument. 14. een huisdier 15. een Jongensnaam. 17. zie 6 verticaal. 18. verkorte jongensnaam. 19. een lidwoord. 20. een lengtemaat. 21. een kippenloop. 24. een nikker. 27. een scherpe klinker 30. zie 30 horizontaal. 31. 1ste lettergreep van 33 horizontaal. Onder de goede oplossers wordt een boek in prachtband verloot. Vóór 15 Juni moeten de inzendingen in mijn bezit zijn. DE PAGE EN DE DWERG. Weten jullie wel wat een page is? Een page is een jongetje van twaalf tot zestien jaren, die op een burcht het leven en de omgangsvormen aan het Hof moest leeren, zooals dat in de middeleeuwen overal op de burchten toeging. Hij stamde meest al uit een adellijk geslacht en moest allerlei diensten verrichten voor zijn Heer en zijn gemalin. Op onze tee- kening zien jullie zulk een page en van hem wil ik jullie de volgende geschiedenis vertellen. Op zijn twaalfde jaar was hij op de burcht van een Kidder gekomen, die wijd en zijd in den omtrek be kend was om zijn ruw karakter. Daartegenover was zijn vrouw over al geliefd. Tegen iedereen was ze vriendelijk, of ze rijk waren of arm, jong of oud. Bij deze kwam de klei ne Sigurd om de zeden van het Hof te leeren. Den meesten tijd van den dag moest hij den burchtheer die nen, alleen 's avonds mocht hij erbij zijn als ook de burchtvrouw en haar dames tegenwoordig waren. De genegenheid van den ridder voor den Jongen was niet zeer groot,1 aangezien hij hem te fijn en te fee der was. Hij hi'eld meer van men- schen, die ruw en vechtlustig wa ren zooals hij. Daarom moöht ook Sigurd den Ridder niet gaarne lij den en toen deze dit bemerkte, werd hij nog ruwer en grover als voor heen. Daarom was het nieé te ver donderen, dat Sigurd spoedig heim- ,wee kreeg. Maar de burchtvrouw scheen dit te bemerken en trachtte hem met allerlei vriendelijkheden op te vroolijken. Sigurd voelde dit en was haar daar recht dankbaar voor, maar toch wilde zijn heimwee niet verdwijnen. Dikwijls ging hij des avonds, wanneer hij geen dienst meer liad, naar het bosch, dat rond om de burcht lag. Daar kon hij zijn tranen den vrijen loop laten en on gestoord zijn gedachten bij zijn ou ders en zusters en broertjes in zijn geboorteplaats laten verwijlen. Dat brachte hem dan altijd een beetje verlichting, zoodat hij met nieuwen moed den volgenden dag zijn werk .verrichten kon. Op zekeren dag, toen de burcht heer den avond te voren een groot drinkgelag aangericht had, was deze heel ruw tegen hem geweest. Zoo gauw hij kon ging hij v/eer terug naar zijn geliefd plekje in het bosch om weer eens terdege uit te hullen. Met het hoofd in de handen zat hij daar en zei fluisterend voor zich heen: „Ach, - als ik toch eens van hier .weg en naar huis kon gaani" „Zal ik je helpen?" hoorde hij plotseling een stem achter zich. Ver schrikt keek hij op en zag een klein mannetje voor zich staan. „Heb je gehoord, wat ik zooeven zeide?" vroeg Sigurd met van vreug de bevende stem. En het kleine mannetje antwoordde: „Ik heb je reeds geruimen tijd opgemerkt en met je meegevoeld. Omdat ik zie, dat je een goed hart hebt, en het niet lang meer hier zult kunnen uithouden, zal ik je hel pen om je weer bij je ouders te brengen, onder voorwaarde, dat je mij ook een tegendienst bewijst." Sigurd had met gespannen aan dacht geluisterd naar het kleine mannetje, dat zoo gewichtig tot hem sprak. „Wanneer ik je helpen kan, zal ik het heel graag doen, want ik ver trouw erop, dat je ook mij helpen zult. Zeg nu maar, wat ik doen moet!" Vorschend zag de dwerg hem in de oogen en na kort nadenken sprak hij „De ridder, dien jij dient, bezit een ring, die hij mijn vader eens ont roofd heeft. Wanneer het je moge lijk is, mij deze terug te geven, dan zal ik jou in ieder geval redden. Bin nen drie dagen zal ik weer hier zijn op denzelfden tijd en wanneer je mij dan den ring geefc, kunnen wij zoo spoedig mogelijk vluchten. Ik zal alle maatregelen treffen." Toen groette hij den page en ver dween in het bosch. In gedachten ging Sigurd terug naar het slot. Hoe zou hij in 't bezit van den ring kunnen komen? Zijn heer droeg hem aan de linkerhand. In het slot teruggekomen, ont moette hij een groote drukte. Ér wa ren gasten gekomen en dien avond zou er weer een groot gelag plaats hebben. Sigurd moest er bij zijn om te bedienen. Toen nu het feest in vollen gang was, stelde er een van het gezel schap voor, dat ieder hunner een avontuur of een heldendaad zou vertellen. De burchtheer, die reeds half-dronken was, vertelde, hoe hij den dwergenkoning Sigelar met be hulp van een ontrouwe dwerg in een hinderlaag gelokt had en deze na lang worstelen een waardevoilen ring afgenomen had. (Sigurd spitste de oorenj. Toen hij zijn verhaal ge ëindigd had, trok hij den ring van zi.'n vinger en liet haar de tafel rondgaan. Maar allen waren reeds zoo dronken, dat ze de schoonheid van de ring niet meer opmerkten en ze maar doorgaven. Ondertusschen was een andere ridder begonnen met een geschiedenis te vertellen, waar bij allen steeds weer in een schater lach uitbarsten, zoodat de burcht heer heelemaal niet meer aan zijn ring dacht. Deze was op den grond gevallen, en niemand had het bemerkt. Niemand? Neen, want Sigurd had het wel gezien en heel toevallig moest hy langs het plekje, waar ze lag. Gauw bukte liij zich, raapte haar op en stak haar in zijn zak. Nog denzelfden nacht liep hij, naar de afgesproken plaats in het bosch en begroef de ring tusschen twee groote dikke boomwortels. Toen ging hy terug en viel in een vasten slaap. Den vol genden dag miste natuurlijk de burcht heer zijn ring. Hij kon zich niet her inneren hoe deze van zyr, vinger geko men was. Ook van de gasten wist nien mand met zekerheid te zeggen, wat er met de ring was gebeurd. De heele burcht werd doorzocht, vooral ook de vertrekken der pages en der bedienden, maar zonder gevolg. Het eens door hem gestolen goed was en bleef weg Sigurd had geen aangenamen dag, maar ln de hoop op spoedige bevrijding gedroeg hij zich dapper. Toen de derde avond was aangebro-i ken ging hy naar de afgesproken plaats in het bosch. De dwerg was er reeds aanwezig. Sigurd haalde van onder de aarde een klein doosje te voorschijn en overhandigde den dwerg de ring van zyn vader. Van biydschap viel deze den page om den hals en vroeg hem, wan neer ze nu vluchten zouden. „Morgenavgpd om dezen tijd kom ik weer hier. Dan kunnen wij ijlings vluchten. Maar we hebben geen paard", zei Sigurd treurig. „Laat dat maar aan mij over. Dus tot morgenavond. Ik zal op tijd zijn." Den volgenden avond trof Sigurd den dwerg op de afgesproken plaats, en niet ver er vandaan zag hij twee gezadelde paarden staan. Belden bestegen de paarden en voort ging het in gestrek- ten galop. Maar vreemd, bij iederen sprong, dien de paarden maakten, kwa men zy wel honderd meters vooruit* Op deze wyze belandden zij al heel spoedig op de burcht van Sigurd's ouders. De vreugde van het wederzien, was groot. Sigurd bleef nu voor al tüd by zyn ouders en ook de dwerg bleef op de burcht en werd door allen geacht er* geliefd. De ring schonk hij uit dank- oaarheid aan Sigurd en hem heeft ae> nog veel geluk gebracht. KINDERTUINTJES. Tusschen ons tuinwerk door zal ik geregeld enkele planten behandelen, zoowel uit de groenten- als bloc- menafdeeling. Tot de meest algemeehe zomerbloe men behooren: Goudsbloem (Calendula officina lis) familie. Samengec-teldbloemige (Compositen). Een algemeene bekende plaat, afkomstig uit Zuid-Europa. Ze ls zeer sterk en heel gemakkelyk te kwee ken. Ze wordt 30 a 40 c„M. hoog en zaait zich gewooniyk vanzelf. Vaak staan de goudsbloemen te dicht op een. Ze geven dan kleine bloemen, doch uit gedund tot op een onderlingen afstand van ongeveer 30 c.M. worden de plan ten n zeer krachtig en geven groote bloemen. De planten bloeien langen tyd door, als je geregeld de uitgebloeide bloemstengels afsnydt. De mooiste soor ten zijn: Prins van Oranje (oranje-geel) en Meteor (oranjegeel met witte stre pen). Oostindische k e r s. (Tropaeo- lum majus). De bekende klimplant, die vaak langs gaas of iets dergelijks wordt geleid, 't Is een sierplant uit Peru, die heel lange stengels krygt. Met den noo- digen steun bereikt de plant soms een hoogte van 3 M. Een soort, die kleine, goudgele, fyn getande bloemen geeft is Tropaeolun cavariense (peregrinum). Ze is bijzonder geschikt om muren of schuttingen te bekleeden, die uit de zon liggen De plant vormt een knol en is overblijvend. Er bestaan echter ook dwergvormen (Tropaeolum majus nanum), die slechts 30 cM. hoog worden en zeer beschikt zijn voor perken of randen In den han del zyn talrijke verscheidenheden in allerlei kleuren. Niet alleen de bloemen, ook de bladeren zyn verschillend ge kleurd. De planten moeten minstens 25 c.M. uit elkaar staan. Omdat deze plant juist zoo geschikt is voor perken, zal ik een paar ulteen- loopende variëteiten opgeven. Eén van deze soorten moeten jullie beslist eens probeeren. Empress of India (donker- bladig, donker bloemig), King of Tom Thumb (donkerbladig, bloemen helder rood). Queen of Tom Thumb (bontbla- dlg. donkerbloemig). Slaapmutsje (Eschscholtzia cali- fornica) familie Papaverachtigen 'Pa- paveraceeën). Een sierplant uit Calif or - nië, die slaapmutsje wordt genoemd, omdat bij 't opengaan van de bloem de kelk als een mutsje wordt afgeworpen. Ze wordt ongeveer 30 c.M. hoog en Ls bij zonnig weer overladen met oranjegele bloemen. Ook komen er witte en roode soorten voor. De mooiste zyn E. c. car- minea met roode en de E. c. Nasdailin met met oranjegele bloemen. Een heel mooie variëteit is de Mikado met groote, donkeroranje bloemen. Er mag vooral niet te dik gezaaid worden, daar deze plant zich niet laat verspenen. Komen dus de plantjes te dicht by el kaar op, trekt dan de kleinste er uit, doch bespaart de moeite ze over te plan ten, daar dit toch niet gelukt. TUINIER. (Dezfe raadsels zijn Ingezonden door Jongens en Meisjes die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder de beste oplossers vier hoeken verloot. AFDEELING I (Leeftijd 10 jaar en ouder) 1. (Ingez. door Bloemenprinsesje.) Ik ben een spreekwoord van 19 letters. 1 2 2 17 is een kleur. 17 18 19 leeren wij op school. 19 18 13 behoort bij een kippen hok. 8 18 13 19 14 2 10 behoort aan een huis. 10 7 7 3 is een kleur. 4 is een voornaamwoord. 2 5 is een oude maat. 6 7 10 is een ander woord voor ver welkt. 9 10 11 14 is een plant. 12 13 is een voorzetsel. 15 16 17 18 19 ïs het tegenoverge stelde van niets. 2. (Ingez. door Regendropje. Neem uit onderstaande Rubrieker- tjesnamen telkens één letter en wel zoo, dat de gevonden letters weer een Rubriekertjesnaam vormen. Bloze Kriekske, Juffertje Wildzang Ranonkeltje, Franschmannetje, Den appeltje, Zilverklokje, Zilverklokje, RompeJsteeltJe- Knagelijntje, Mei doorntje. 3. (Ingez. door Bakstertje.) Welk beroep oefent Dorus Taco uit? 4. (Ingez door Watt en 1/2 Watt.) Welke plaats stelt deze Rebus voor? 68 c.M. IMIIIt 1 pipipiiiiiiiiiiiHiiHliii 5. (Ingez. door Condor.) x x een landman. X x een jongensnaam, x x dient om flesschen en kruiken te sluiten. De kruisjes vormen (van boven naar beneden, wat de voorletters betreft en van beneden-naar boven, wat de achterletters betreft) een ambacht. 6. (Ingez. door Prins Willem van Oranje.) Met b behoor ik In een naaidoos, met h ben ik een lichaamsdeel, met 1 word ik bebouwd, met m dien ik ter berging, met r dien ik ter ver siering, met t ben ik een lichaams deel, met w ben ik een muur, met z een grondsoort. AFDEELING II. (Leeftijd 9 jaar en Jonger.) 1. (Ingez. door Koning Brombeer) Verborgenheden. a. Welk beroep oefent Leo Retigdo uit? c. (Ingez. door Rozentakje.) Welke drank stelt Mien Loda voor? c. (Ingez. door Duinroosje.) Welke vogel is Ko Eekok? d. Wat doet Kees Tori? 2. (Ingez. door Knagelijntje.) Ik ben een spreekwoord van 36 26 27 32 is niet dichtbij. 15 16 36 is een rustplaats. 10 11 12 is een tijdruimte. 7 13 27 28 is een ander woord voor beest. 31 12 5 16 4 is niet laat. 7 10 11 12 is niet goedkoop. 1 34 35 is een getal. 20 21 7 is een aanwijzend voor naamwoord. 9 8 6 3 2 25 zijn ledematen. 14 17 18 19 is een hemellichaam. 22 23 24 25 is een ontkenning. 15 33 30 29 fs een drank, 9 8 16 19 is een roofdier. 3. (Ingez. door Stien Timmer mans). Mijn 1ste gebruikt men bij het tol let. mijn 2de gebruikt men bij het schrijven. En mijn geheel is een stad in Overijsel. 4. (Ingez. door Condor.) Ik word op sommige scholen ge bruikt, onthoofdt ge me, dan ben ik versterkend voedsel. 5. (Ingez. door Herman Peeters.) Ik ben een meisjesnaam van 4 let ters. Neem mijn 1ste letter weg cn ik ben een boom. 6. Strikvragen. a. (Ingez. door Rozentakje.) Wie v/ordt na zijn dood geleerd? b. (Ingez. door Condor.) Wat loopt door het land en komt nooit verder? c. Welk dier is het langst? d. (Ingez. door Koekoek en Rood borstje.) Waarmee wascht men een tijger? e. Wat wordt steeds korter, naar mate men er langer aan trekt? f. Waarmee eindigt het vuur en begint de rook? g. (Ingez. door Hansje Teddybeer) Welke peper lust je graag. En werkt verkoelend op je maag? h. (Ingez. door J. Broeren), Hoelveel is 11/2 el en 2 pond? Raadseloplossingen De raadseloplossingen der vorige week zijn: AFDEELING I. 1. Bloemistknecht. 2. Zeelandertje. 3. Hooge boomen vangen veel wind 4. Arnhem. 5. Bond, Hond, Mond, Pond, Rond, Wond. 6. Kluizenaar. AFDEELING II. 1. a. b. c. metselaar, d. Char lie Chaplin. 2. Parijspatrijs. 3. RatRa. 4. Een gulle lach voor eiken dag. 5. Prinsesje Sterreglans. 6. a. XH vn. b. Schilders- c. Grootebroek. d. Lampekous, e. Brompot, f. Goudvisch g. kruidnagel h. Zeeziekte. Goede oplossingen ontvangen van; Zilverklokje 5 Appelsnoetje 6 Het Groentje 6, De kleine Violist 6 De kleine Vogelvriend 6, Spring ln 't Veld 6 Goudhartje 2. Korstjcsknager 6 De Kleine Lezeres 3 Alba 6 Attalanta 5 Juffertje Leesgraag 6 Banketbakker 5 Haarlemsche Duin roosje 3 Blondine 3 Viooltje 5 Bloemen- fee 2 Juttepeertje 6 Wilgenroosje 6 Vo geltje 6 Padcestoeltje 3 Kokkie 5 De kleine Lord 6 Knageiyntje 6 Lenteklokje 6 Attalanta 5 Kleine Ulbo 5 Moeders Hulp 5 Mich iel Adriaansz. de Ruyter 6 Amazone 5 Bloemenvriend C De Schip- perin 5 Koekoek 5 Roodborstje 5 Re gendropje 6 Puck 6 Ranonkeltje 6 Zwart-kopje 6 Roza Fluweeltje 4 Bart zonder barst 6 Papavertje 5 Darwintulp 4 Krielkip 5 Floris V 6 Marmotje 4 Har ry v. Puffelen 6 Heliante 6 Pinksterbloe metje 5 Denappeltje 6 Fr;.r. chmanne- tje 6 Vaders Hulp 5 De kleine Onder wijzeres 4 Verkcersagentje 5 De Peun 4 Mlep 6 Boterbloempje 4 Sultan Elbra- hlm 4 Krullebol 5 Elzekatje 5 Snelvoet- Je 4 Zangvogeltje 5 AppcLsnoetje 5 Groentje 5 De kleine Koerier 4 Herman Kosters 5 Roodwangetje 6 Don Frederik 5 Tilburgertje 6 Sneeuwklokje 5 Dul- venvriend 5 Bloemenvriend 6 Het Klap roos je 5 Krullemie 5 Molly 5 Goudhaan tje 4 Kikki 3 Ventje Piggelmc-e 6. WIM DOPHEIDE, Kinderhu singel 62 vraagt of er iemand weet, of er nog plaatsen van ongeveer 1 gulden te krij gen zyn voor den voetbalwedstryd Ne derland—Uruguay? Ook wil hij een zin delijk jong poesje weggeven, wit of grys met wit. DE WEDSTRIJD. Inzending ontvangen van: WILGEN ROOSJE, cud 15 jaar. Verkeersaeentje, oud? Banketbakker, 1 oud 14 jaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 14