HAARLEM'S DAGBLAD aeneest en. v&iffiactiè de Anionio sigarenfabrieken verdrievoudigd DE ZAKENMAN ADVERTEERT HAARLEM'S DAGBLAD FEUILLETON Oe vier gedsnkwaardige ;aren der familie Van der Velde ZATERDAG 16 JUNI 1928 VIJFDE BLAD ACHTER DE SCHERMEN VAN HET CIRCUS Waar de schoone schijn ontbreekt. EEN HAARLEMSCHE SCHOOLJONGENTHANS OLIFANTENDRESSEUR. In t zonnetje. Ddoht tegen elkaar liggen de gele leeuwen, pooten soms in de lucht, te Blapen. Dan draait er een zich om, staat op, rekt lui den rug en geeft een buur man een aai over zijn schouder. De leeuwen ontwaken. Het circus ontwaakt. In de paardenstallen staan de sier lijke schoon-gevormde dieren aan hun kettingen te rammelen, een enkele stal knecht loopt er achter langs, legt de teugels en tuigen die 's middags opge poetst of gewit zijn over de touwen. In de woonwagens maakt men het avondeten klaar, een clown nu heel gewoon bakt een eitje, een andere ligt in zijn kooi en leest de „Corriera della Serra". In een vergeten hoekje zit een een brief te schrijven op een kist. De olifanten staan maar steeds heen en weer te slingeren met him koppen, ze heffen bijwijlen de slurven, schuren tegen elkaar en zien plots allen naar den ingang van de tent als de baas verschijnt. Een dametje, wit gepoederd met blauwe oogkassen en geverfde lip pen, in een chic nauw costuumpje, trip pelt even binnen, breekt van het brood, dat ze mee brengt stukken af, om die in de toegestoken slurven te stoppen die het brood dan naar de monden brengen. Een zeeleeuw blaft, paarden hinniken. Knechts loopen heen en weer. Paarden worden geborsteld, de lange manen ge kamd. In de groote bent, die erg wijd lükt, mu niemand er is dan de enkele knechts, staan de ronde tralie-kooien, netjes wordt het zaagsel geharkt- Een enkeling loopt in zijn costuum, het is half zeven. Maar de beweging groeit, groeit steeds. Vaker gaan deuren van woonwagens open. meer personeel is er m de stallen, artiesten komen kijken of alles goed is, of hun requisiten op de plaats staan. Een clown zaagt, geholpen door een brandwacht met een groote spanzaag een stoelzitting door: hij be reidt zijn nummer voor. Kwart voor zeven, eerste bel. Menschen die nog in de stad waren, komen haastig terug, spoeden zich naar de wagens, even een praatje, zoo met de hand aan de deurknop en een voet op het trapje. Even het laatste nieuws meedeelen: dat in Barcelona de trapeze van Maud and Mary losge- 6lingerd is, Mary dood. Dat de spring- troupe van Harry Warden uit elkaar ligt, herrie gehad in Kiew. Ze vertellen elkaar waar dit of dat circus op het oogenblik zit en t is zeer merkwaardig hoe van artiest op artiest de berichten over het vak van den eenen kant van de wereld naar den anderen gaan. Tweede bel. Muziek! Licht! De blauwe gordijnen worden dichtge schoven, de muziek schettert, het licht plast neer over de arena's het publiek komt, schuifelt tusschen de banken door, gaat zitten, moet weer opstaan. „Na, jetzt geht's los". In de stallen is het nu een gezellige drukte, paarden worden opgetuigd, hier twaalf met blauwe teugels, daar acht m t groen, mooi zijn die koppen zoo, waar van de edele lijnen nog gemarkeerd worden door het tuig; stalknechts draven af en aan, moeten tusschen de bedrijven door nog even een ander costuum aantrekken. En naast de tent zit Fritz op een haverkist zijn tanden te poetsen berwijl een spiegeltje en een kammetje en een nagelschuiertje naast hem liggen. De leeuwen zijn bijeen gebracht in een kooi. Vandaar loopt een lage gang van tralies naar de kooi. Prieto, de man van de ijsberen staat met Herr Peter sen te praten en even later worden wij ook in het gesprek betrokken en wordt er zwaar over politiek en de Olympische Spelen geboomd. Petersen is de lee- wentemmer, een prettig, fijn beschaafd type. Hij vertelt den krantenman over zijn dieren. „Nee, mijnheer. Zoo lang duurt het niet. De eene leeuw is makkelijker te dresseeren dan de ander. Soms duurt het acht dagen. Soms een maand. Ik heb het gehad, dat twee vervangen moesten worden. ..Doe het binnen tier. dagen", zegt Herr Direktor. ..Kan het", vraagt mijn vrouw, .,'t Móet", zeg ik en na acht dagen had ik één zoover, dat hij op mijn borst kon gaan liggen zon der dat er veel gevaar bij was." „Wat dat gevaar betreft, zie dat blijft altijd. Al heb je de besten ook acht of tien jaar, gevaarlijk is het steeds. Zoo twee jaar geleden in Gent, kom ik te dicht bij een van de jonge dieren, hij denkt dat ik hem wat doen wil, slaat en kijkt u maar mijn linkerhand is heelemaal stijf. En zoo heb ik bijvoor beeld een leeuw, dat hebt u wel gezien, die altijd met zijn poot slaat, hoort zoo. Maar ja, in Hamburg kom ik met mijn hoofd onder zijn poot en 't had een aai voor ik het wist. Zoo'n gat in mijn kop." En hij wijst met de vingers een lengte van een centimeter of vijftien. „Mijn dieren zijn mooi, nietwaar. Zelf gedresseerd, meest een paar jaar gele den, een is er „nog van voor den oorlog. Die knaap daar", en of hij 't weet staat een der fiere prachtige beesten wat trotscher rechtop. En hier zijn mijn babies: Juist heeft onze fotograaf even buiten den stal de kleine gele poesen, die over een jaar of anderhalf ook leeuwen zijn. genomen, of 'n fluitje snerpt. Petersen geeft de welpen aan twee staljongens d!e de rakkers tn een waschtobbe stop- pen. Petersen is nu hier. dan daar, roept geeft bevelen. De kooideur gaat open. de revolver knalt, de zweepen knetteren en door de gang wandelen de !eeuw:n de groote arena-kooi binnen, waar even later Petersen ook in treedt. De fotograaf krikt hier en daar. snapt een berenoppasser die minnekoost met een van zijn dieren, maar kijkt onder wijl telkens benauwd over zijn schouder of er niet een van de bruine beren, die Juist opgetreden zijn, en nu aan kettin gen voor hun hok zitten, hem te na komt. En nog is Petersen niet teruggeko men, nog zijn de leeuwen. Else. Anna ?n hoe ze meer heeten mogen, niet in hun hokken of de clowns buitelen de arena door. de kooien worden afgebro ken. de fakirs werken, en paarden, mooie forsche paarden, staan reeds klaar om hun nummer te geven. Direct daarop zijn ze weer terug, draven ze tusschen de wapperende, blauwe gordij nen door dien stal binnen, waar ze op gevangen worden terwijl alweer andere paarden klaar staan, nog eens nage- boffsteld worden voor de volgende num mers. Precies sluit alles in elkaar, ieder heeft zijn werk, het fluitje var. den re gisseur beveelt telkens en nimmer zal zioo'n bevel niet opgevolgd worden. De vrijheidsdressuren komen, altyd maar weer andere paarden, de stal achter het blauwe gordijn is vol en je moet je drukken tegen de wanden of achter wat requisieten om niet omver geloopen te worden. Dit is het circus achter de schermen, de wereld waar de schoone schijn ont breekt. die zoon wondere bekoring reef' aan 't peerdenspul van onze dagen. Binnen, rond de arena's, daar is het mooi. daar zie je niet hoe smoezelig het boordje is van zoo'n trapezewerker, hoe die pakken met gouden livrei toch vrij oud en goedkoop zijn, daar zie je niet de stoppen, in het tricot je van de „zwe vende engelen" met polkahaar die hoog in den nok van het circus haar gewaag de toeren doen. Maai- achter het blauwe gordijn is alles nuchter en kil, is het geen arties- terige bent maar een troep zakenlui en het circus is, zooals een der heeren Strassburger ons zeide. louter en alleen een industrie, waar men de capaciteiten tan mensch en dier gebruikt om die om te zetten in geld. „Achter" loopen de Ohineezen die bij de Oostersche optocht zoo statig door het zaagsel schrijden in een rijbroek met puttees en in een wollen heemd; deinde arena zoo bekoorlijke dames zitten „ach ter" in hun wagen aardappels te schillen en carbonade te bakken of kopjes af te wasschen. En wanneer we eens staan tusschen de stalknechten voor het gordijn, op het aanplakbord lezen dat Zondag avond de voorstelling geheel uitgespeeld zal worden, dat daarna om half twaalf pas met het afbreken begonnen wordt, dan maken wjj een anderen kant van het leven rond de arena mee. Bij een der directeuren komt telkens een andere afdeelingschef. vertelt nu eens een stal meester, dan degeen die toezicht heeft op de wagens of weer een ander dat ddt vernieuwd moet worden, dót veran derd, dat Faust buikpijn heeft en dat Mignon niet loopen kan. waarbij men gelieve te bedenken, dat het wel eens moeilijk is voor ieder dier een anderen naam te bedenken. En de boekhouder komt met rekeningen en de chef de bu reau met brieven die geteékend moe ten worden. Het weieldje achter het blauwe gor dijn is wél anders dan ervoor waar dc felle schijn van vele lampen is en de muziek deunt. Als wij tusschen de wagens zwerven, eens praten met deze of gene, luisteren naar verhalen van het .levende projec tiel" en de avonturen van een fantasti- schen stalknecht, ontdekken we hém. Een forschen man met gebruind ge zicht: Adriaan Singels. Dat klinkt Hol- landsch en dat is het ook. Als we wat praten vertelt hfj al spoedig dat hij Haarlem zoo veranderd vindt, zoo groot geworden En dan komt hij los, vertelt dat hy hier op school is geweest al vele jaren geleden, op Instituut Prins dat als zoodanig al lang niet- meer be staat. Hy was toen 13 jaar. maar het ging niet en zoo raakte de jongen ver zeild bij den paardenhandel van Van den Berg in de Groote Houtstraat, die vele Haarlemmers zich nog wel zullen herinneren. Toen, met de paarden op reis als ze verkocht worden nieuwe, niet-afgerichte paarden halen uit Rus land. een heerlijk leven van zwerven Zoo komt Singels als hij nauwelyks twintig is van de Rijschool te Elmshorn in Sleeswijk-Holstein by 't circus. En daar is begonnen als staljongen, later paardenknecht, eindelijk ais rijder. Er Juist gesnapt. werd toen gezworven van stad tot stad. op een dorpsplein werd de tent opge slagen en gaf het circus voorstellingen en van dit circus trok Singels weer naar een ander, rusteloos, altijd verder. Sara- sani. Krone. Olschansky, hij heeft er bij gewerkt, en nu is hy al twee-en-twin tig jaar bij Strassburger. En we gezelsen een tijd lang door. hij praat over de olifanten. In 1923 kreeg h}j deze groep, ze kwamen aan ir. Maag denburg en op een avond na de voor stelling moest hij ze van den trein ha len. ..Weet je 't nog?" vraagt hU zijn vrouw, en zoo gaat het dw. telkens herinneringen ophalend, terwijl de oli fant op de wekker iedere seconde met zijn slurf op-en-neer gaat. de olifantjes van de horlogeketting heen en weer wiebelen en Herr Singels speelt met den knop van zijn wandelstok, die ook al een olifantenkop vertoont Maar dan moet Singels opeens weg vlug een koperer helm op. een mante' aan en twee minuten later donderen de Romeinsche zegewagens de arena bin nen. 't Publiek ziet niet. dat de men ners op him pantoffels zijn en een ge woon dagelijksch pakje aan hebben on der hun wapperenden mantel. De schijnwerpers bundelen er op. de muziek geeft frissche marschen. hoog staat de tent boven de menigte en het stof dwarrelt op in wolken. En het is mooi ADRIAAN SINGELS Vroeger in Haarlem thans overal Om half twaalf is alles af geloopen. de trams zijn weg, de boel wordt opge ruimd. de kooien zijn gesloten, de mer.- schen slapen, de lichten zün uit. Allee: in de kantoorwagens ratelen de schrijf machines en worden de boeken bijge werkt Dan rust het circus weer tot over wei nige uren de repetities beginnen. Dit is de wereld van den schijn. PERSONALIA. Op dc alphabetischc aanbcvclings: lijst voor rechter bij de rechtbank tc Rotterdam komt o.a. voor Mr, W. .1 Kcuskamp, 2c secretaris van dc coö> pcratievc vcrccniging Centraal Be. heer tc Amsterdam, wonende tc Heemstede. DE ROMAN VAN JAAP EDEN. Var. de uitgevers M. A. en A. O. J. Rees. :e Haarlem, ontvingen we ter re censie het boekje ..De roman van Jaap Eden" door Leo Lauer. Deze heeft het werkje opgedragen aan Klaas Pander. Eden's leermeester. De schrijver begint natuurlijk met bijzonderheden uit de jeugd van Neér- lands grootsten wielerkonmg. .Jaap Eden was ln zijn jeugd een echte Hollandsche jongen", aldus Lauer. „Wat men een rakker noemt. HU aan schouwde 19 October 1873 te Groningen het levenslicht, in de stad der moUe- boonen. waar zUn vader gymrastiek- onderwijzer was. Maar al spoedig ver huisde de Jonge Jaap naar Veis erend, waar Eder.'s grootvader woonde. Daar nu. in die boschrUke omgeving, verleefde hij zijn jeugd, en als hU niet te werken had. verdeelde hij zijn aan dacht tusschen de kraaien- en de uilen nesten ir. de ruïne van Brederode. waar hij als een kat tegen opklauterde. De jeugdige Jaap was niet vaak op den be- gar.en grend te vinden. Wan*, als hU niet ir. de spelonken van he toude bouw werk zat. dan kon men hem hoog :n een boom zien. waar de rakker zich uit muntend thuis gevoelde. Ook was hij vaak aan te treffen op het dak van opa's woning, het bekende hotel Velserend. Vanuit deze woning ondernam hij zijn strooptochten. Want Jaap was een harts tochtelijk jager. Het wiü waarop hU loerde, was vooral het nationale water hoentje. Hij schoot op de diertjes me: zijn kamer-buks. Maar in hem stak toen ook zoo iets van een woud loo per wan; wat vaak maakte hij neet gebruik van zUn wapen, sloop naar de beestjes toe. en pakte ze met zijn hand. De Jonge Jaap was een uitnemend gymnast en bUzondrr lenig, en zoodoende kon hij deze kunstjes in het struikgewas uitha len. Aan sport begon Eden ook reeds vroeg te deen. Ik vertelde zooeven, dat hij een flink turner was. Gelooft verder, lezer dat al die klimpartUen zijn corpus ter dege staalden! En dan liep hfl dikwUls hard en wel van Velserend naar Haarlem hetgeen toch een afstand van anderhalf uur wandelen is. Hij begon al heel vroeg de schaaten- sport te beoefenen, onze Jaap. Als aap van vijftien jaar startte hU te Abcoude, en kon zoowaar beslag leggen op een tweeden prijs. Hij reed toen de 1609 M in 3 m. 20.4 sec.". Jaap Eden won de eerste van zijn vele gouden medailles op 26 Januari 1892 te Cambridge. Over zijn eerste overwinning op de fiets lezen we het volgende: „Zijn eerste race reed hij d.d. 30 April 1893. Het was een voor-wedstrijd van het weg-kampioenschap van Noord-Hol land. en ei moest dus in den bewusten kamp worden uitgemaakt, welke wiel renners aan dit kampioenschap mochten meedoen. En nu gebeurde zooals Hogenkamp in zijn werk ..Een halve eeuw Wielersport" schrijft het merk waardige. dat de bekende weg-racer H. v. d. Griendt door den nieuweling Eden geslagen werd. Dit was dus Jaap Eden's eerste overwinning op het. rijwiel. In het kampioenschap zelf nam v. d. Griendt revanche, en eindigde Eden als tweede Acht dagen later evenwel toonde de jonge kerel, dat hij inderdaad wat in zijn mars had. Hij klopte te Utrecht niet alleen Jac. Riep en Kees WiMevecn doch brak tevens het record over 25 K.M. door dezen afstand in 45 m. 6.6 sec. te rijden". Op 1 Juli 1893 won Jaap Eden op de Arnhemsche wielerbaan zUn eerste kampioenschap van Nederland; hU reed 1609 M. in 2 min. 33.2 sec. Op 13 Januari 1893 veroverde hij op de Amsterdnmsche IJsclub het eerste wereldkampioenschap op de schaats. Aan het werk ..Wintersport'* van W Muiier ontleende Lauer hierover o.a. de volgende bijzonderheden: ..Eindelijk komt de rit. Een ademlooze stilte. Het schot valt. Daar gaat Jaap Het kan niet harder. Het water en het ijs stuiven achter hem aan Halvorsen kan hem niet houden en hU wint in 51-2 sec. me: circa 5 a 6 M. voorsprong Maar toen het aan de tribune bekend werd. steeg er een applaus op. hetwelk, al sterker wordende, over de geheele baan genede. en de arbeiders buiten de omheining, en zelfs de stijve klabakken en ce jongens op de schutting, alles juichte onzen Nederlandschen wereld kampioen toe. En al zullen zij 80 Jaar werden, al die menschen. die dien dag beleefd hebben, ze zullen het nooit ver geten. De 14de Januari zal mot gulden :etters Ir. de analen van de Nederland- sche Ijssport worden opgeschreven. INGEZONDEN MEDEDEELtNGEÜ a 60 cent* per regel. EWOENDE POPULARITEIT (Lorfi HOOOSTE kwaliteit hebben haar omzet in enkele jaren tijds De volledige uitslag was: 1. Jaap Eden (51.2 sec): 2 Halvorsen (52 sec); 3. Freder.ksen (eveneens 52 sec.), na loting met de vorige". Achtereenvolgens beschrijft Lauer Jaap Eden als felste tegenstander op het rijwiel, als wegkampioen. als gang maker. enz. Ook zijn overgang naar het professionalisme. Zoo wordt zijn gansolie loopbaan beschreven. wat ook reeds meermalen ln ons blad Is geschied. Tenslotte heeft Lauer het over den dood van Jaap Eden. HU schrijft: „Neen! Jaap Eden is geen tachtig ge worden. Zelfs dit lichaam van staal kon de roest, die het leven onherroepelijk laat invreten in ten ieder, die dit leven veronachtzaamt, er mee speelt,, zelfs dit stalen corpus kon dezen kanker niet weersta an Plots trad een algeheel verval in. In cenige dagen a-aren de laatste krochten gesloopt. Jaap Eden stierf 3 Februari van het jaar 1925. Dus ruim 51 jaar oud! Zaterdag 7 Februari is hU begraven op de Algemeene Begraafplaats te Haarlem. Hij lag daar. temidden van groen en bloemen, op een kalm en vredig plekje, maar geen steen dekte zUn graf. geen enkele :nbeiteling vertelde, dat hier sliep eer., die onze grootste was. Maar dal is nu veranderd. Ook Jaap Eden heeft zUn monument van de Hol- lar.dsche sport-wereld gekr<. ren. En hU heeft dit aan die sportwereld wel ver diend. Een eenvoudige, artistieke gedenksteen toont zUn beeltenis. En warmeer men thans over den dooden akker van de Spaarr.estad gaat. kan men het lezen, wie hij was. hoe hU was in zijnsport". ZUn leven? Over dit bestaan hebben de vanen van de glorie gewapperd, heeft de rossige gloed van de feest-llchten gegloeid, zün dc fanfares gedreven, de hosanna's van de Juub'lende drommen. En dan ik citeer nog eenmaal dien zin, de woorden, welke hU zélf eens tot mij sprak: Wat Is tenslotte een leven zonde» moeder? Groote, geweldige Jaap Eden! Maar ook.... arm, arm mcnscheo- kind!" DIE ZI|N BELANG BEGRIJPT IN INGEZONDEN MEDEDEEI.ING£N 60 CENTS PER REGEL door JAN VAN AIERLEXSTEIJN. 31) Ik Deet de tanden op elkaar en wend de my schuw van het apparaat af. Ik begreep dat men het slechts mocht na deren met een hart, dat vrU was van onzuivere instincten. Ik schaamde my diep en nam mij voor van nu af mijn gevoelens beter te beheerschen. Vader had intusschen de boot ont wapend en dit voorval was weer voorbij. Aan de borstwering hadden onze man schappen zich verzameld en zU balden de vuisten tegen het schip dat snel aan den horizon verdween. Ik ging hen voor bij zonder een woord te zesgen. Op dit oogenblik had ik zeker geen recht meer hen te berispen. De toestand was op zUn hoogtepunt en de crisis liet dan ook niet lang meer op zich wachten. In den middag van dienzelfden dag stonden Corry en Gerard op wacht. George was eveneens aan dek, terwijl vader en ik in zyn hut zaten en het Juist over den toestand hadden. Vader deelde mU mee dat h«j een telegram ont vangen had, dat wU binnen vier a vijf dagen de nieuwe manschappen konden verwachten. Ik moet nu even opmer ken, dat wU nu steeds revolvers droe gen, die echter slechts met losse patro nen waren geladen. WU droegen ze om alarmschoten te kunnen lossen, als er een overval dreigde of.... als, wat wy he iaas reeds moesten vreezen, onze matro zen zich tot een onbezonnen stap lieten verleiden. Midden in het gesprek sprongen wij verschrikt op. In de verte was een kanonschot gevallen en direct daarop klonken er aan dek vlak na elkaar vier schoten. TerwUl wU de trappen op stormden vielen er weer twee schoten. Vol sombere vermoedens kwamen we op het dek. Midden in een groep van ongeveer acht man was George als een razende met zUn vuisten aan het vechten en hield de menigte terug, die Corry's con centrator bestormde. Corry zelf stond, tot aan de lippen bleek, naast het appa raat, den rookenden revolver nog in de hand. Op het vooreinde verweerde Ge rard zich tegen een andere troep van onze matrozen. Naast hem stonden de eerste stuur man en de eerste machinist en probeer den hem te helpen. Ik snelde George ter hulp, terwyi vader op een van de brandslangen toe Ulde. HU drukte op den knop van de electrische leiding en schakelde zoodoende do automatische vuurpomp in waarvan de motoren door onze acc bula toren van stroom voor zien werden. Het volgende oogenblik richtte hy den krachtigen waterstraal op onze manschappen en dit veelbeproefde mid del miste ook dit keer zyn uitwerking niet. De rust was weer spoedig hersteld en wU konden den stand van zaken overzien. Weer had een vrachtboot op ons geschoten en terwyl Corry hem ontwapende, waren de matrozen plot seling zóó woedend geworden, dat zU getracht hadden den concentrator te bemachtigen om het schip te laten zin ken. Het was zeer twUfelachtig of hun dit gelukt zou zijn. aangezien geen van hen precies wist, hoe het apparaat bediend moest worden. Maar in ieder geval bleek uit dit voorval duidelUk dat we op het punt waren gekomen, dat we op onze mannen geen invloed meer nadden. Terwijl moeder de schrammen, die Gerard en George hadden opgeloopen afwiesch en verbond, begaf vader zich naar den radiozender en verzond een lang telegram. Corry en ik stonden in tusschen aan dek op wacht. Toen vader met het telegrafeeren klaar was. kwam hU naar mU toe en zeide: „Ik heb de „Bromo" getelegrafeerd en wy zullen ha .r vannacht ie^'t Fanaal aantreffen. HU brengt ons nieuwe man schappen hoewel voorlooplg ook nog niet genoeg. Maar wU moeten ons maar be helpen, zoo goed en kwaad het gaat. De oude manschappen gaan met haar mee naar huis." ..Dat stelt ons lot een beetje uit. maar verandert het niet." „Ons lot gaat zyn eigen weg en is niet te v renderen. WU staan tegenover een wereld die ons niet begrUpen wil en kunnen slechts op een wonder hopen" ..De tUd van wonderen Is voorbU", zei ik bicter. ..Dat schUnt haast zoo". Met deze woorden begaf vader zich op de commandobrug om den stuurman den nieuwen koers aan te geren. De „In- sulinde" veranderde van richting en wij voeren naar liet Kanaal. Nauwelijks liepen wU een paar minuten in den nieuwen koers of aan den horizon ver scheen een vliegmachine. Wy richten er een concentrator op doch daar het geen wapens aan boord had lieten wij het rustig vliegen. Tot onze groote ver wondering kwam het recht op ons af cn toen het in lage vlucht over ons dek streek, liet het een voorwerp naar be neden vallen. Dan daalde het nog meer en landde op een afstand van on- :?veer driehonderd meter van ons van daan op het water. Wij holden naar het pakje toe en raapten het op. He', was in leer gepakt en met touw omwon den. Ik sneed de touwen door en haalde het leer er af. Er kwam een houten doos te voorschijn die ik snel opende en die een brief bevatte. Hierop stonden de woorden: „Den heer Van der Velde. Jacht Insulinde." Ik reikte vader den brief over. HU opende hem cn las hem langzaam en aandachtig door. Toen liet hU de hand met het blad papier zakken on wendde zich tot mU ZUn oogen schitterden cn hU zei: „Het wonder. Dirk". HOOFDSTUK VHI. IIET EINDE VAN DEN ZWERFTOCHT De komst van het vliegtuig en het la ten vallen van het pakje op het dek was niet onopgemerkt gebleven. De ge heele bemanning, voor zoover ze niet Juist op haar post moest zUn. was sa mengestroomd en keek nieuwsgierig naar de vliegmachine, die niet ver van ons verwUderd op do kalme golven wiegde. Vermoedens werden gewisseld en alles keek vol verwachting vader aan. Toen hU dit bemerkte, wendde hU zich tot hen en zeide: „Ik zou Jullie graag willen mededee- len, wat er in den brief staat; maar de Inhoud is zoo vaag. dat ik zelf nog niet weet waar ik aan toe ben. Jullie moe: r.og een beetje geduld hebben. Maakt, in ieder geval ce motorboot klaar." En tegen mU voegde hij er op zachten toon aan toe: „Ik mag geen hoop wekken, die flt niet vervullen kan. ZU zU« niét mecrln staat teleurstellingen te dragen. Kom, laten wU in den salon gaan." Gerard was op ons toegetreden en vroeg: „Moet er niemand van ons boven op wacht biyven?" Vader dacht een oogenblik na: „Neen. En als het lot volbrengt, wat het hier beloof', dan is de tijd van wa ken voor ons en misschien ook voor vele anderen afgcloopcn." In den salon las vader ons den brief voor. HU kwam van den Engelschen mi nister van Bultcnlandsche Zaken ca luidde: „Den .er Van der Velde, Jacht „Insulinde. Ik heb de eer u mede te deelen. dat in een zitting van den Volkenbond van daag besloten is de zaak met u ln der minnen te schikken. Ik heb tevens op dracht u er van in kennis te rellen dat dc vergadering hit ten zeerste be- t curt, dat u tot nu toe zoo kortzichtig aan een onwaardige behandeling zUt blootgesteld geweest. Nadere verklarin gen kunt u van de twee met het vlieg» tuig meegekomen gevoimacht'gden van den Volkenbond bekomen, die cok ge recht !gd zijn namens den Bond een verdrag met u te sluiten." (Wordt vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 15