HAARLEM'S DAGBLAD
aeneest en. v&iffiactiè de
Anionio
sigarenfabrieken
verdrievoudigd
DE ZAKENMAN
ADVERTEERT
HAARLEM'S
DAGBLAD
FEUILLETON
Oe vier gedsnkwaardige ;aren
der familie Van der Velde
ZATERDAG 16 JUNI 1928 VIJFDE BLAD
ACHTER DE SCHERMEN VAN HET CIRCUS
Waar de schoone schijn ontbreekt.
EEN HAARLEMSCHE SCHOOLJONGENTHANS
OLIFANTENDRESSEUR.
In t zonnetje.
Ddoht tegen elkaar liggen de gele
leeuwen, pooten soms in de lucht, te
Blapen. Dan draait er een zich om, staat
op, rekt lui den rug en geeft een buur
man een aai over zijn schouder.
De leeuwen ontwaken.
Het circus ontwaakt.
In de paardenstallen staan de sier
lijke schoon-gevormde dieren aan hun
kettingen te rammelen, een enkele stal
knecht loopt er achter langs, legt de
teugels en tuigen die 's middags opge
poetst of gewit zijn over de touwen.
In de woonwagens maakt men het
avondeten klaar, een clown nu heel
gewoon bakt een eitje, een andere
ligt in zijn kooi en leest de „Corriera
della Serra". In een vergeten hoekje zit
een een brief te schrijven op een kist.
De olifanten staan maar steeds heen
en weer te slingeren met him koppen,
ze heffen bijwijlen de slurven, schuren
tegen elkaar en zien plots allen naar
den ingang van de tent als de baas
verschijnt. Een dametje, wit gepoederd
met blauwe oogkassen en geverfde lip
pen, in een chic nauw costuumpje, trip
pelt even binnen, breekt van het brood,
dat ze mee brengt stukken af, om die
in de toegestoken slurven te stoppen
die het brood dan naar de monden
brengen.
Een zeeleeuw blaft, paarden hinniken.
Knechts loopen heen en weer. Paarden
worden geborsteld, de lange manen ge
kamd.
In de groote bent, die erg wijd lükt,
mu niemand er is dan de enkele knechts,
staan de ronde tralie-kooien, netjes
wordt het zaagsel geharkt-
Een enkeling loopt in zijn costuum,
het is half zeven. Maar de beweging
groeit, groeit steeds. Vaker gaan deuren
van woonwagens open. meer personeel is
er m de stallen, artiesten komen kijken
of alles goed is, of hun requisiten op de
plaats staan. Een clown zaagt, geholpen
door een brandwacht met een groote
spanzaag een stoelzitting door: hij be
reidt zijn nummer voor.
Kwart voor zeven, eerste bel.
Menschen die nog in de stad waren,
komen haastig terug, spoeden zich
naar de wagens, even een praatje, zoo
met de hand aan de deurknop en een
voet op het trapje. Even het laatste
nieuws meedeelen: dat in Barcelona
de trapeze van Maud and Mary losge-
6lingerd is, Mary dood. Dat de spring-
troupe van Harry Warden uit elkaar
ligt, herrie gehad in Kiew. Ze vertellen
elkaar waar dit of dat circus op het
oogenblik zit en t is zeer merkwaardig
hoe van artiest op artiest de berichten
over het vak van den eenen kant van de
wereld naar den anderen gaan.
Tweede bel.
Muziek! Licht!
De blauwe gordijnen worden dichtge
schoven, de muziek schettert, het licht
plast neer over de arena's het publiek
komt, schuifelt tusschen de banken
door, gaat zitten, moet weer opstaan.
„Na, jetzt geht's los".
In de stallen is het nu een gezellige
drukte, paarden worden opgetuigd, hier
twaalf met blauwe teugels, daar acht m
t groen, mooi zijn die koppen zoo, waar
van de edele lijnen nog gemarkeerd
worden door het tuig; stalknechts
draven af en aan, moeten tusschen de
bedrijven door nog even een ander
costuum aantrekken. En naast de tent
zit Fritz op een haverkist zijn tanden
te poetsen berwijl een spiegeltje en een
kammetje en een nagelschuiertje naast
hem liggen.
De leeuwen zijn bijeen gebracht in
een kooi. Vandaar loopt een lage gang
van tralies naar de kooi. Prieto, de man
van de ijsberen staat met Herr Peter
sen te praten en even later worden wij
ook in het gesprek betrokken en wordt
er zwaar over politiek en de Olympische
Spelen geboomd. Petersen is de lee-
wentemmer, een prettig, fijn beschaafd
type. Hij vertelt den krantenman over
zijn dieren.
„Nee, mijnheer. Zoo lang duurt het
niet. De eene leeuw is makkelijker te
dresseeren dan de ander. Soms duurt
het acht dagen. Soms een maand. Ik
heb het gehad, dat twee vervangen
moesten worden. ..Doe het binnen tier.
dagen", zegt Herr Direktor. ..Kan het",
vraagt mijn vrouw, .,'t Móet", zeg ik en
na acht dagen had ik één zoover, dat
hij op mijn borst kon gaan liggen zon
der dat er veel gevaar bij was."
„Wat dat gevaar betreft, zie dat blijft
altijd. Al heb je de besten ook acht of
tien jaar, gevaarlijk is het steeds. Zoo
twee jaar geleden in Gent, kom ik te
dicht bij een van de jonge dieren, hij
denkt dat ik hem wat doen wil, slaat en
kijkt u maar mijn linkerhand is
heelemaal stijf. En zoo heb ik bijvoor
beeld een leeuw, dat hebt u wel gezien,
die altijd met zijn poot slaat, hoort zoo.
Maar ja, in Hamburg kom ik met mijn
hoofd onder zijn poot en 't had een aai
voor ik het wist. Zoo'n gat in mijn
kop." En hij wijst met de vingers een
lengte van een centimeter of vijftien.
„Mijn dieren zijn mooi, nietwaar. Zelf
gedresseerd, meest een paar jaar gele
den, een is er „nog van voor den oorlog.
Die knaap daar", en of hij 't weet staat
een der fiere prachtige beesten wat
trotscher rechtop. En hier zijn mijn
babies:
Juist heeft onze fotograaf even buiten
den stal de kleine gele poesen, die over
een jaar of anderhalf ook leeuwen zijn.
genomen, of 'n fluitje snerpt. Petersen
geeft de welpen aan twee staljongens
d!e de rakkers tn een waschtobbe stop-
pen. Petersen is nu hier. dan daar, roept
geeft bevelen. De kooideur gaat open. de
revolver knalt, de zweepen knetteren
en door de gang wandelen de !eeuw:n de
groote arena-kooi binnen, waar even
later Petersen ook in treedt.
De fotograaf krikt hier en daar. snapt
een berenoppasser die minnekoost met
een van zijn dieren, maar kijkt onder
wijl telkens benauwd over zijn schouder
of er niet een van de bruine beren, die
Juist opgetreden zijn, en nu aan kettin
gen voor hun hok zitten, hem te na
komt.
En nog is Petersen niet teruggeko
men, nog zijn de leeuwen. Else. Anna
?n hoe ze meer heeten mogen, niet in
hun hokken of de clowns buitelen de
arena door. de kooien worden afgebro
ken. de fakirs werken, en paarden,
mooie forsche paarden, staan reeds
klaar om hun nummer te geven. Direct
daarop zijn ze weer terug, draven ze
tusschen de wapperende, blauwe gordij
nen door dien stal binnen, waar ze op
gevangen worden terwijl alweer andere
paarden klaar staan, nog eens nage-
boffsteld worden voor de volgende num
mers. Precies sluit alles in elkaar, ieder
heeft zijn werk, het fluitje var. den re
gisseur beveelt telkens en nimmer zal
zioo'n bevel niet opgevolgd worden.
De vrijheidsdressuren komen, altyd
maar weer andere paarden, de stal
achter het blauwe gordijn is vol en je
moet je drukken tegen de wanden of
achter wat requisieten om niet omver
geloopen te worden.
Dit is het circus achter de schermen,
de wereld waar de schoone schijn ont
breekt. die zoon wondere bekoring reef'
aan 't peerdenspul van onze dagen.
Binnen, rond de arena's, daar is het
mooi. daar zie je niet hoe smoezelig het
boordje is van zoo'n trapezewerker, hoe
die pakken met gouden livrei toch vrij
oud en goedkoop zijn, daar zie je niet
de stoppen, in het tricot je van de „zwe
vende engelen" met polkahaar die hoog
in den nok van het circus haar gewaag
de toeren doen.
Maai- achter het blauwe gordijn is
alles nuchter en kil, is het geen arties-
terige bent maar een troep zakenlui en
het circus is, zooals een der heeren
Strassburger ons zeide. louter en alleen
een industrie, waar men de capaciteiten
tan mensch en dier gebruikt om die om
te zetten in geld.
„Achter" loopen de Ohineezen die bij
de Oostersche optocht zoo statig door
het zaagsel schrijden in een rijbroek met
puttees en in een wollen heemd; deinde
arena zoo bekoorlijke dames zitten „ach
ter" in hun wagen aardappels te schillen
en carbonade te bakken of kopjes af te
wasschen.
En wanneer we eens staan tusschen
de stalknechten voor het gordijn, op
het aanplakbord lezen dat Zondag
avond de voorstelling geheel uitgespeeld
zal worden, dat daarna om half twaalf
pas met het afbreken begonnen wordt,
dan maken wjj een anderen kant van
het leven rond de arena mee. Bij een
der directeuren komt telkens een andere
afdeelingschef. vertelt nu eens een stal
meester, dan degeen die toezicht heeft
op de wagens of weer een ander dat
ddt vernieuwd moet worden, dót veran
derd, dat Faust buikpijn heeft en dat
Mignon niet loopen kan. waarbij men
gelieve te bedenken, dat het wel eens
moeilijk is voor ieder dier een anderen
naam te bedenken. En de boekhouder
komt met rekeningen en de chef de bu
reau met brieven die geteékend moe
ten worden.
Het weieldje achter het blauwe gor
dijn is wél anders dan ervoor waar dc
felle schijn van vele lampen is en de
muziek deunt.
Als wij tusschen de wagens zwerven,
eens praten met deze of gene, luisteren
naar verhalen van het .levende projec
tiel" en de avonturen van een fantasti-
schen stalknecht, ontdekken we hém.
Een forschen man met gebruind ge
zicht: Adriaan Singels. Dat klinkt Hol-
landsch en dat is het ook. Als we wat
praten vertelt hfj al spoedig dat hij
Haarlem zoo veranderd vindt, zoo groot
geworden En dan komt hij los, vertelt
dat hy hier op school is geweest al
vele jaren geleden, op Instituut Prins
dat als zoodanig al lang niet- meer be
staat. Hy was toen 13 jaar. maar het
ging niet en zoo raakte de jongen ver
zeild bij den paardenhandel van Van
den Berg in de Groote Houtstraat, die
vele Haarlemmers zich nog wel zullen
herinneren. Toen, met de paarden op
reis als ze verkocht worden nieuwe,
niet-afgerichte paarden halen uit Rus
land. een heerlijk leven van zwerven
Zoo komt Singels als hij nauwelyks
twintig is van de Rijschool te Elmshorn
in Sleeswijk-Holstein by 't circus. En
daar is begonnen als staljongen, later
paardenknecht, eindelijk ais rijder. Er
Juist gesnapt.
werd toen gezworven van stad tot stad.
op een dorpsplein werd de tent opge
slagen en gaf het circus voorstellingen
en van dit circus trok Singels weer naar
een ander, rusteloos, altijd verder. Sara-
sani. Krone. Olschansky, hij heeft er
bij gewerkt, en nu is hy al twee-en-twin
tig jaar bij Strassburger.
En we gezelsen een tijd lang door. hij
praat over de olifanten. In 1923 kreeg
h}j deze groep, ze kwamen aan ir. Maag
denburg en op een avond na de voor
stelling moest hij ze van den trein ha
len. ..Weet je 't nog?" vraagt hU zijn
vrouw, en zoo gaat het dw. telkens
herinneringen ophalend, terwijl de oli
fant op de wekker iedere seconde met
zijn slurf op-en-neer gaat. de olifantjes
van de horlogeketting heen en weer
wiebelen en Herr Singels speelt met den
knop van zijn wandelstok, die ook al een
olifantenkop vertoont
Maar dan moet Singels opeens weg
vlug een koperer helm op. een mante'
aan en twee minuten later donderen de
Romeinsche zegewagens de arena bin
nen. 't Publiek ziet niet. dat de men
ners op him pantoffels zijn en een ge
woon dagelijksch pakje aan hebben on
der hun wapperenden mantel.
De schijnwerpers bundelen er op. de
muziek geeft frissche marschen. hoog
staat de tent boven de menigte en het
stof dwarrelt op in wolken.
En het is mooi
ADRIAAN SINGELS
Vroeger in Haarlem
thans overal
Om half twaalf is alles af geloopen. de
trams zijn weg, de boel wordt opge
ruimd. de kooien zijn gesloten, de mer.-
schen slapen, de lichten zün uit. Allee:
in de kantoorwagens ratelen de schrijf
machines en worden de boeken bijge
werkt
Dan rust het circus weer tot over wei
nige uren de repetities beginnen.
Dit is de wereld van den schijn.
PERSONALIA.
Op dc alphabetischc aanbcvclings:
lijst voor rechter bij de rechtbank tc
Rotterdam komt o.a. voor Mr, W. .1
Kcuskamp, 2c secretaris van dc coö>
pcratievc vcrccniging Centraal Be.
heer tc Amsterdam, wonende tc
Heemstede.
DE ROMAN VAN
JAAP EDEN.
Var. de uitgevers M. A. en A. O. J.
Rees. :e Haarlem, ontvingen we ter re
censie het boekje ..De roman van Jaap
Eden" door Leo Lauer. Deze heeft het
werkje opgedragen aan Klaas Pander.
Eden's leermeester.
De schrijver begint natuurlijk met
bijzonderheden uit de jeugd van Neér-
lands grootsten wielerkonmg.
.Jaap Eden was ln zijn jeugd een
echte Hollandsche jongen", aldus Lauer.
„Wat men een rakker noemt. HU aan
schouwde 19 October 1873 te Groningen
het levenslicht, in de stad der moUe-
boonen. waar zUn vader gymrastiek-
onderwijzer was. Maar al spoedig ver
huisde de Jonge Jaap naar Veis erend,
waar Eder.'s grootvader woonde.
Daar nu. in die boschrUke omgeving,
verleefde hij zijn jeugd, en als hU niet
te werken had. verdeelde hij zijn aan
dacht tusschen de kraaien- en de uilen
nesten ir. de ruïne van Brederode. waar
hij als een kat tegen opklauterde. De
jeugdige Jaap was niet vaak op den be-
gar.en grend te vinden. Wan*, als hU
niet ir. de spelonken van he toude bouw
werk zat. dan kon men hem hoog :n
een boom zien. waar de rakker zich uit
muntend thuis gevoelde. Ook was hij
vaak aan te treffen op het dak van opa's
woning, het bekende hotel Velserend.
Vanuit deze woning ondernam hij zijn
strooptochten. Want Jaap was een harts
tochtelijk jager. Het wiü waarop hU
loerde, was vooral het nationale water
hoentje. Hij schoot op de diertjes me:
zijn kamer-buks. Maar in hem stak
toen ook zoo iets van een woud loo per
wan; wat vaak maakte hij neet gebruik
van zUn wapen, sloop naar de beestjes
toe. en pakte ze met zijn hand. De
Jonge Jaap was een uitnemend gymnast
en bUzondrr lenig, en zoodoende kon hij
deze kunstjes in het struikgewas uitha
len.
Aan sport begon Eden ook reeds vroeg
te deen. Ik vertelde zooeven, dat hij een
flink turner was. Gelooft verder, lezer
dat al die klimpartUen zijn corpus ter
dege staalden! En dan liep hfl dikwUls
hard en wel van Velserend naar Haarlem
hetgeen toch een afstand van anderhalf
uur wandelen is.
Hij begon al heel vroeg de schaaten-
sport te beoefenen, onze Jaap. Als aap
van vijftien jaar startte hU te Abcoude,
en kon zoowaar beslag leggen op een
tweeden prijs. Hij reed toen de 1609 M
in 3 m. 20.4 sec.".
Jaap Eden won de eerste van zijn vele
gouden medailles op 26 Januari 1892 te
Cambridge.
Over zijn eerste overwinning op de
fiets lezen we het volgende:
„Zijn eerste race reed hij d.d. 30 April
1893. Het was een voor-wedstrijd van
het weg-kampioenschap van Noord-Hol
land. en ei moest dus in den bewusten
kamp worden uitgemaakt, welke wiel
renners aan dit kampioenschap mochten
meedoen. En nu gebeurde zooals
Hogenkamp in zijn werk ..Een halve
eeuw Wielersport" schrijft het merk
waardige. dat de bekende weg-racer H.
v. d. Griendt door den nieuweling Eden
geslagen werd. Dit was dus Jaap Eden's
eerste overwinning op het. rijwiel. In het
kampioenschap zelf nam v. d. Griendt
revanche, en eindigde Eden als tweede
Acht dagen later evenwel toonde de
jonge kerel, dat hij inderdaad wat in
zijn mars had. Hij klopte te Utrecht
niet alleen Jac. Riep en Kees WiMevecn
doch brak tevens het record over 25
K.M. door dezen afstand in 45 m. 6.6 sec.
te rijden".
Op 1 Juli 1893 won Jaap Eden op de
Arnhemsche wielerbaan zUn eerste
kampioenschap van Nederland; hU reed
1609 M. in 2 min. 33.2 sec.
Op 13 Januari 1893 veroverde hij op
de Amsterdnmsche IJsclub het eerste
wereldkampioenschap op de schaats.
Aan het werk ..Wintersport'* van W
Muiier ontleende Lauer hierover o.a. de
volgende bijzonderheden:
..Eindelijk komt de rit. Een ademlooze
stilte. Het schot valt. Daar gaat Jaap
Het kan niet harder. Het water en het
ijs stuiven achter hem aan Halvorsen
kan hem niet houden en hU wint in
51-2 sec. me: circa 5 a 6 M. voorsprong
Maar toen het aan de tribune bekend
werd. steeg er een applaus op. hetwelk,
al sterker wordende, over de geheele
baan genede. en de arbeiders buiten de
omheining, en zelfs de stijve klabakken
en ce jongens op de schutting, alles
juichte onzen Nederlandschen wereld
kampioen toe. En al zullen zij 80 Jaar
werden, al die menschen. die dien dag
beleefd hebben, ze zullen het nooit ver
geten. De 14de Januari zal mot gulden
:etters Ir. de analen van de Nederland-
sche Ijssport worden opgeschreven.
INGEZONDEN MEDEDEELtNGEÜ
a 60 cent* per regel.
EWOENDE POPULARITEIT
(Lorfi
HOOOSTE kwaliteit
hebben haar omzet
in enkele jaren tijds
De volledige uitslag was: 1. Jaap Eden
(51.2 sec): 2 Halvorsen (52 sec); 3.
Freder.ksen (eveneens 52 sec.), na loting
met de vorige".
Achtereenvolgens beschrijft Lauer
Jaap Eden als felste tegenstander op
het rijwiel, als wegkampioen. als gang
maker. enz. Ook zijn overgang naar het
professionalisme. Zoo wordt zijn gansolie
loopbaan beschreven. wat ook reeds
meermalen ln ons blad Is geschied.
Tenslotte heeft Lauer het over den
dood van Jaap Eden. HU schrijft:
„Neen! Jaap Eden is geen tachtig ge
worden. Zelfs dit lichaam van staal kon
de roest, die het leven onherroepelijk
laat invreten in ten ieder, die dit leven
veronachtzaamt, er mee speelt,, zelfs dit
stalen corpus kon dezen kanker niet
weersta an
Plots trad een algeheel verval in. In
cenige dagen a-aren de laatste krochten
gesloopt. Jaap Eden stierf 3 Februari van
het jaar 1925. Dus ruim 51 jaar oud!
Zaterdag 7 Februari is hU begraven op
de Algemeene Begraafplaats te Haarlem.
Hij lag daar. temidden van groen en
bloemen, op een kalm en vredig plekje,
maar geen steen dekte zUn graf. geen
enkele :nbeiteling vertelde, dat hier sliep
eer., die onze grootste was.
Maar dal is nu veranderd. Ook Jaap
Eden heeft zUn monument van de Hol-
lar.dsche sport-wereld gekr<. ren. En hU
heeft dit aan die sportwereld wel ver
diend.
Een eenvoudige, artistieke gedenksteen
toont zUn beeltenis. En warmeer men
thans over den dooden akker van de
Spaarr.estad gaat. kan men het lezen, wie
hij was. hoe hU was in zijnsport".
ZUn leven?
Over dit bestaan hebben de vanen van
de glorie gewapperd, heeft de rossige
gloed van de feest-llchten gegloeid, zün
dc fanfares gedreven, de hosanna's van
de Juub'lende drommen.
En dan ik citeer nog eenmaal dien
zin, de woorden, welke hU zélf eens tot
mij sprak:
Wat Is tenslotte een leven zonde»
moeder?
Groote, geweldige Jaap Eden!
Maar ook.... arm, arm mcnscheo-
kind!"
DIE ZI|N BELANG
BEGRIJPT
IN
INGEZONDEN MEDEDEEI.ING£N 60 CENTS PER REGEL
door JAN VAN AIERLEXSTEIJN.
31)
Ik Deet de tanden op elkaar en wend
de my schuw van het apparaat af. Ik
begreep dat men het slechts mocht na
deren met een hart, dat vrU was van
onzuivere instincten. Ik schaamde my
diep en nam mij voor van nu af mijn
gevoelens beter te beheerschen.
Vader had intusschen de boot ont
wapend en dit voorval was weer voorbij.
Aan de borstwering hadden onze man
schappen zich verzameld en zU balden
de vuisten tegen het schip dat snel aan
den horizon verdween. Ik ging hen voor
bij zonder een woord te zesgen. Op dit
oogenblik had ik zeker geen recht meer
hen te berispen. De toestand was op zUn
hoogtepunt en de crisis liet dan ook niet
lang meer op zich wachten.
In den middag van dienzelfden dag
stonden Corry en Gerard op wacht.
George was eveneens aan dek, terwijl
vader en ik in zyn hut zaten en het
Juist over den toestand hadden. Vader
deelde mU mee dat h«j een telegram ont
vangen had, dat wU binnen vier a vijf
dagen de nieuwe manschappen konden
verwachten. Ik moet nu even opmer
ken, dat wU nu steeds revolvers droe
gen, die echter slechts met losse patro
nen waren geladen. WU droegen ze om
alarmschoten te kunnen lossen, als er
een overval dreigde of.... als, wat wy he
iaas reeds moesten vreezen, onze matro
zen zich tot een onbezonnen stap lieten
verleiden.
Midden in het gesprek sprongen wij
verschrikt op. In de verte was een
kanonschot gevallen en direct daarop
klonken er aan dek vlak na elkaar vier
schoten. TerwUl wU de trappen op
stormden vielen er weer twee schoten.
Vol sombere vermoedens kwamen we op
het dek.
Midden in een groep van ongeveer
acht man was George als een razende
met zUn vuisten aan het vechten en
hield de menigte terug, die Corry's con
centrator bestormde. Corry zelf stond,
tot aan de lippen bleek, naast het appa
raat, den rookenden revolver nog in de
hand. Op het vooreinde verweerde Ge
rard zich tegen een andere troep van
onze matrozen.
Naast hem stonden de eerste stuur
man en de eerste machinist en probeer
den hem te helpen. Ik snelde George ter
hulp, terwyi vader op een van de
brandslangen toe Ulde. HU drukte op
den knop van de electrische leiding en
schakelde zoodoende do automatische
vuurpomp in waarvan de motoren door
onze acc bula toren van stroom voor
zien werden.
Het volgende oogenblik richtte hy
den krachtigen waterstraal op onze
manschappen en dit veelbeproefde mid
del miste ook dit keer zyn uitwerking
niet. De rust was weer spoedig hersteld
en wU konden den stand van zaken
overzien. Weer had een vrachtboot op
ons geschoten en terwyl Corry hem
ontwapende, waren de matrozen plot
seling zóó woedend geworden, dat zU
getracht hadden den concentrator te
bemachtigen om het schip te laten zin
ken.
Het was zeer twUfelachtig of hun dit
gelukt zou zijn. aangezien geen van hen
precies wist, hoe het apparaat bediend
moest worden. Maar in ieder geval bleek
uit dit voorval duidelUk dat we op het
punt waren gekomen, dat we op onze
mannen geen invloed meer nadden.
Terwijl moeder de schrammen, die
Gerard en George hadden opgeloopen
afwiesch en verbond, begaf vader zich
naar den radiozender en verzond een
lang telegram. Corry en ik stonden in
tusschen aan dek op wacht. Toen vader
met het telegrafeeren klaar was. kwam
hU naar mU toe en zeide:
„Ik heb de „Bromo" getelegrafeerd en
wy zullen ha .r vannacht ie^'t Fanaal
aantreffen. HU brengt ons nieuwe man
schappen hoewel voorlooplg ook nog niet
genoeg. Maar wU moeten ons maar be
helpen, zoo goed en kwaad het gaat. De
oude manschappen gaan met haar mee
naar huis."
..Dat stelt ons lot een beetje uit. maar
verandert het niet."
„Ons lot gaat zyn eigen weg en is niet
te v renderen. WU staan tegenover een
wereld die ons niet begrUpen wil en
kunnen slechts op een wonder hopen"
..De tUd van wonderen Is voorbU", zei
ik bicter.
..Dat schUnt haast zoo".
Met deze woorden begaf vader zich
op de commandobrug om den stuurman
den nieuwen koers aan te geren. De „In-
sulinde" veranderde van richting en wij
voeren naar liet Kanaal. Nauwelijks
liepen wU een paar minuten in den
nieuwen koers of aan den horizon ver
scheen een vliegmachine. Wy richten er
een concentrator op doch daar het
geen wapens aan boord had lieten wij
het rustig vliegen. Tot onze groote ver
wondering kwam het recht op ons af cn
toen het in lage vlucht over ons dek
streek, liet het een voorwerp naar be
neden vallen. Dan daalde het nog
meer en landde op een afstand van on-
:?veer driehonderd meter van ons van
daan op het water. Wij holden naar
het pakje toe en raapten het op. He',
was in leer gepakt en met touw omwon
den.
Ik sneed de touwen door en haalde
het leer er af. Er kwam een houten doos
te voorschijn die ik snel opende en die
een brief bevatte. Hierop stonden de
woorden: „Den heer Van der Velde.
Jacht Insulinde."
Ik reikte vader den brief over. HU
opende hem cn las hem langzaam en
aandachtig door. Toen liet hU de hand
met het blad papier zakken on wendde
zich tot mU ZUn oogen schitterden cn
hU zei:
„Het wonder. Dirk".
HOOFDSTUK VHI.
IIET EINDE VAN DEN ZWERFTOCHT
De komst van het vliegtuig en het la
ten vallen van het pakje op het dek
was niet onopgemerkt gebleven. De ge
heele bemanning, voor zoover ze niet
Juist op haar post moest zUn. was sa
mengestroomd en keek nieuwsgierig
naar de vliegmachine, die niet ver van
ons verwUderd op do kalme golven
wiegde. Vermoedens werden gewisseld
en alles keek vol verwachting vader aan.
Toen hU dit bemerkte, wendde hU zich
tot hen en zeide:
„Ik zou Jullie graag willen mededee-
len, wat er in den brief staat; maar de
Inhoud is zoo vaag. dat ik zelf nog niet
weet waar ik aan toe ben. Jullie moe:
r.og een beetje geduld hebben. Maakt, in
ieder geval ce motorboot klaar."
En tegen mU voegde hij er op zachten
toon aan toe:
„Ik mag geen hoop wekken, die flt
niet vervullen kan. ZU zU« niét mecrln
staat teleurstellingen te dragen. Kom,
laten wU in den salon gaan."
Gerard was op ons toegetreden en
vroeg:
„Moet er niemand van ons boven op
wacht biyven?"
Vader dacht een oogenblik na:
„Neen. En als het lot volbrengt, wat
het hier beloof', dan is de tijd van wa
ken voor ons en misschien ook voor vele
anderen afgcloopcn."
In den salon las vader ons den brief
voor. HU kwam van den Engelschen mi
nister van Bultcnlandsche Zaken ca
luidde:
„Den .er Van der Velde,
Jacht „Insulinde.
Ik heb de eer u mede te deelen. dat
in een zitting van den Volkenbond van
daag besloten is de zaak met u ln der
minnen te schikken. Ik heb tevens op
dracht u er van in kennis te rellen dat
dc vergadering hit ten zeerste be-
t curt, dat u tot nu toe zoo kortzichtig
aan een onwaardige behandeling zUt
blootgesteld geweest. Nadere verklarin
gen kunt u van de twee met het vlieg»
tuig meegekomen gevoimacht'gden van
den Volkenbond bekomen, die cok ge
recht !gd zijn namens den Bond een
verdrag met u te sluiten."
(Wordt vervolgd^