HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 26 JULI 1928 VERGADERING VAN DEN HAARLEMSCHEN GEMEENTERAAD. Het Fransch op Gymnasium en Middelbare Scholen. Tweede motorspuit brandweer. De gratificatiën aan gemeente-ambtenaren. De plaat „Sport is leven". PUNT 5. Schrijven van en W. inzake on derwijs in de Fransche taal op het gym nasium en middelbare scholen. De heer Peper dient ten slotte een motie in. strekker.de B. en W. uit te noodigen maatregelen te nemen, opdat aan de schifting van leerlingen naar de kennis van het Fransch een einde zal komen. De beer Scholl is B. en W. dank baar, dat ze den Raad hebben overge legd de adviezen die hun waren uitge bracht. Maar daarmede houdt dan de dankbaarheid cp Spr. is tegen een schifting der leerlingen naar hun ken nis der Fransche taal. Is er geen schif ting dan is ook niet een voor-onderzoek noodlg. Nog haalt spr. aan een circu laire ter zake van het onderwijs in de Fransche taal uitgaande van een school hoofd. Naai- aanleiding daarvan doet spr. opmerken dat aan de Hoofden van scholen dient te worden kennis gegeven dat ze zioh van het uitoefenen van in vloed op de ouders dienen te onthouden. De heer Boes betreurt den toestand ter zake van de kennis van de Fransche taal zooals die nu te Haarlem is gewor den. Naar de meening van spr. kan op de middelbare scholen met het onder wijs in de Fransche taal aan alle leer lingen tegelijk -worden begonnen en is dat niet zóó bezwaarlijk. Het is noodig dat aan de Fransche cursussen een ein de komt. Wanneer aan den rector van het gymnasium en de d nee te uren van de middelbare scholen wordt geschre ven dat een schifting der leerlin gen naar hun kennis van het Fransch niet toelaatbaar is dan moeten de Fran sche cursussen vanzelf gaan verdwijnen.1 Het onderwijs in het Fransch op de middelbar scholen dient zoo te begin nen als had nog geen der leerlingen er ooit onderricht in gehad. De heer Visser 2et uiteen niet me de te kunnen gaan met aan het middel baar onderwijs te gaan voorschrijven wat de heer Peper wil. De heer Bruch doet opmerken dat het advies van den Bond van Ned. On derwijzers dat de heer Peper zoozeer roemde, feitelijk om de zaken heen loopt Dat advies loopt voor een zeer groot deel daarover of het Fransch op de lagere school gewenscht is. Daar gaat het in dit geval echter niet om Over de vraag of het onderwijs in het Fransch op de lagere school gewenscht is wordt verschillend gedacht. De mee ningen die in het advies van den bond tot uiting komen zijn wel wat uit der- tijd Velen meenen dat diegenen die goed Nederlandsch willen leeren, een goeden steun daarbij vinden in het lee ren van een vreemde taal. Maar, zooals spr. al zeide. het gaat nu niet over het leeren van Fransch op de lagere school, doch op de middel bare school. Het is de vraag op welke manier tie leerlingen, die op de middel bare scholen komen, het best leeren zullen. Volgens de meer en meer veld winnende meening onder de paedago- gen is dan noodig een groepeering dei- leerlingen naar aanleg en naai' mate van parate kennis. Naai- die factoren meet de manier van onderwijs geven zich gaan inrichten. Naar de ontwikke ling van het onderwijs neemt de diver- gatie toe. Gemakkelijker is het natuurlijk alle leerlingen over één kam te scheren, maar dat is slecht voor het Middelbaar onderwijs. Overigens zij opgemerkt dat niet ten allen tijde en voor allen een schifting noodig is. Br kunnen ook an dere maatregelen worden getroffen. An dere middelen kunnen ook worden aan gewend bijv. het geven van één uur per week extra les aan de leerlingen, die geen onderricht in het Fransch op de legere school hadden gehad of ook het bijwerken van zulke leerlingen waartoe eenige leeraren zich reeds bereid ver klaarden. Echter, indien een geheele klas geen Fransch kent, dan is het een wijze maatregel zulk een klas apart te nemen en de leerlingen van zulk een klas zich speciaal op het Fransch te deen toeleggen. Er kunnen omstandig heden zijl-., waarin dat goed voor de leerlingen kan zijn die geen Fransch kennen. Nag verklaart spr. dat B. en W. zul len overwegen of er aanleiding is aan Hoofden van scholen te melden dat ze zich van het zenden van circulaires hebben te onthouden Wanneer B. W. eens deden wat de motie Peper wil. zoiiden dan daarmede de Fransche cur sussen verdwijnen. Naar de meenir.; van spr. neen. Spr. verklaart zich tegen de motie van den heer Peper. Ir. de replieken handhaaft de heer Peper zijn standpunt. De heer Boes oordeelt dat de motie van den heer Peper in het belang van het middelbaar onderwijs kan zijn. De heer Scholl merkt op dat de wethouder nu een schifting der leer lingen naar hun kennis van het Fransch is gaan verdedigen terwijl in het raad- stuk is gezegd, „dat vorming van af zonderlijke klassen slechts toegelaten zij. indien andere maatregelen zeker of zoo goed als zeker zouden falen". De heer Bruch antwoordt onder meer nog dat hij de vorming van af zonderlijke klassen niet heeft verdedigd maar dat naar zijn meening de moge lijkheid er van in beginsel is toe te stemmen. De motie van den heer Peper komt in stemming en wordt verworpen met 14 stemmen voor en 18 stemmen tegen Vóór stemden de leden Van de Kamp, de Vos, Keenvolf. Groenendaal, Meijers. Gerritsz, Peper, Mevr. Maarschall, Boes. Scholl, Heidstra. Koppen, Stam en Joosten. Motorspuit brandweer. PUNT 6. Voorstel van B. en W. om hun te ver- leenen een crediet van 11-693 voor den aankoop van een automobiel motorspuit voor de brandweer. De heer Gerritsz zou dit voorstel nog willen aanhouden. Volgens hem heeft de staf van de brandweer voor de leveling van de spuit een bepaalde firma op het oog Het dient echter zoo te zijn. dat de gemeente aan verschillende leve- lanciers een prijsopgave vraagt en da: daarna wordt overwogen welke spuit de beste is in verband met den prijs en een leverancier. Nu is door de Staf niet eens aan Nederlandsch fabrikaat ge dacht, maar is het plan de opdracht aan het buitenland te geven. Om te zien of de staf der brandweer c.an de ver langens door spr. geuit wil voldoen is het noodig het voorstel aan te houden. De Voorzitter zegt dat het aan B. en W. niet dan aangenaam zou zijn indien de leverantie aan een Neóeriano- sche firma ken worden gegund. B. en W. zuilen alle pogingen aanwendon op dat indien dat kan de levering aan ec-n Nederlandsche firma wordt gegund. De heer Gerritsz deelt mede dat de staf der brandweer naar Amsterdam is geweest en dat door den staf daar is gezegd: ge moet zulk een spuit hebben en dan moet ge haar daar gaan be stellen en dat het voorstel van den staf in houdt de spuit te gaan bestellen aan het den staf opgegeven adres, dat is in het buitenland. Naar de meening van spreker dient nog te worden gezien of er een Neder landsch artikel is te krijgen De spui: die de staf op het oog heeft zal alleen in Nederland worden gemonteerd. Als de raad nu het voorstel van B. en W. aanneemt, dan is er voor den Raad geen controle meer op of neg gezien wordt Nederlandsch fabrikaat te krijgen. De Voorzitter merkt op dat de Raad alléén kan praten over het sys teem van de aan te schaffen spuit, als er een crediet is verleend. De staf moet dan nog een nader voorstel doen. En als dan de mogelijkheid bestaat te koc- pen Nederlandsch fabrikaat, dan zal dat B. en W. niet dan aangenaam zijn. De heer Gerritsz antwoordt dat in dien hij goed is ingelicht de staf der brandweer reeds een keuze deed. Spr. zou wenschen dat niet een bestelling ge schiedde vóórdat den Raad is medege deeld welke opdracht zal gegeven wor den en aan welke firma De V o o rzitter verklaart dat vóórdat de opdracht tot levering zal worden gegeven, B. en W. eerst nog met de zaak bij den Raad zullen komen. Het voorstel van B. en W. wordt aan genomen. PUNT 8. Voorstel van B. en W. tot herziening van de positieregeling van den geneeskundige W. J. H. Maschhaupt zoadat deze geneeskundige weder volle dig ter beschikkh-g der gemeente komt. Naar aanleiding van een vraag van den heer De Breuk zegt de V o o r z i ter dat als eenmaal dit besluit is ge vallen de heer Maschhaupt zal worden aangesteld in den rang van adjunct directeur, welke aanstelling is een zaak van het college van B. en W. Daarna wordt het voorstel van B. en W. aangenomen. PUNT 9. Voorstel van B. en W. tot verbetering der trottoirs in het aan deze gemeente toegevoegde deel van de gemeente Heemstede. De heer Van Liemt vindt het vreemd dat nadat de heer De Breuk in dertijd had gezegd dat deze verbetering niet noodig was en B. en W. daarna hun voorstel haden teruggenomen, z< het thans opnieuw indienen. De rede nen daartoe zou spr. gaarne vernemen. De heer De Breuk zegt dat inder tijd toen het eerste voorstel werd inge diend hij den indruk had dat de bedoel de voetpaden niet slecht waren. Van daar hetgeen spr. toen zeide. Maar sindsdien is hem gebleken dat sedert de annexatie niets aan deze paden is ge daan. Spr. had gedacht dat de voetpa den in het geannexeerde gedeelte op dezelfde manier zouden worden onder houden als de paden in oud-Haarlem, Hem is gebleken dat de Directeur van den Hout en de Plantsoenen er niet de noodige gelden voor had. Om die rede nen is spr. nu voor het voorstel van B. en W. De heer Boes herinnert er aan dat door hem bij de behandeling der ge- meentebegrooting is gezegd dat er ook nog paden in oud-Haarlem zijn die dienen te worden verbeterd. Spr. vraag: hoe het daarmede staat. De heer Van Kessel zou met de zaak willen wachten tot de volgend begrooting. De Voorzitter zegt dat door be woners van perceelen in 't geannexeer de gebied van Heemstede opnieuw is geklaagd over den toestand der trot toirs. De bedoeling is de trottoirs te la ten maken zooals die welke nu op den Dreef zijn en die goed voldoen. De pa den te laten uitschotfelen gaat niet, het onkruid, zou dus op andere manier moe ten worden verwijderd. Dat zou te duur zijn. De verbetering die zal worden aan gebracht volgens het voorstel van B. er. W. is de eenig afdoende maatregel. De heer Reinalda antwoordt den heer Boes dat B. en W. een onderzoek lieten instellen naar den toestand van dc paden nabij den Schotersingel en dat het de bedoeling is dat daar paden nut '.egels zullen gemaakt worden. Die zaak kemt dus in orde. Het voorstel van B. en W. wordt aan genomen. PUNT 10. Voorstel van B. en W. tot aanleg ran centrale verwaraiing in het perceel Don kere Spaarne 34. Goedgekeurd. PUNT 12. Voorstel van B. en W. tot bepaling dat nader aangegeven gronden aan den Zijl- weg en de Zijlstraat in de naaste toe komst zijn bestemd voor straataanleg. Dit voorstel is gedaan teneinde te kun nen komen tot het leggen van een bouw- verbod en daarna tot onteigening van de perceelen noodig voor de verbreeding van den Zijl weg en tot verbetering van den toestand in de Zijlstraat voor het per ceel van den heer Mr. H. J. D. D. En schedé. De heer Groenendaal die er aan herinnen dat reeds jaren geleden door een raadslid op deze wegverbetering is aangedrongen, drukt den wensclrt uit, da: in het vervolg indien een wegverbe tering noodig is B. en W. meer spoed zullen betrachten. De heer Reinalda zet uiteen da: bij ae begrooting voor 1926 pas B. en W. de toezegging deden dat ze zouden trachten de noodige gronden voor de gemeente in eigendom te krijgen. Nu ex eigenaren zijn die hun grond niet wil len afstaan, zal nog een langdurige weg moeten gevolgd worden eerdat de noodi ge verbetering kan worden aangebracht. Spr. drukt den wensch uit dat parti culiere eigenaren zullen inzien dat het rahoneeier voor hen is nu met B. en W. nog te gaan onderhandelen dan van hun kant de geheele risico eener ont eigening op zich te gaan nemen. voorstel van B. en W. woedt goed gekeurd PUNT 12. Voorstellen van B. en W. tot verkoop van grond aan: a. de Popullerstraat; b. de Van Nesstraat en c- de Kempstraat. Nadat de heer Heidstra er op heeft aangedrongen dat ter zake van verkoop van grond meer spoed zal wor den betracht wordt het voorstel van B en «V. aangenomen. De heer Reinalda stelt voor het ingekomen adres van den heer MlJer. waarin bezwaar wordt gemaakt tegen liet bouwen van beneden- en bovenwo ningen in de Kempstraat in handen var. B en W. ter afdoening te stellen. Spreker deelt mede dat de woningen zoo zullen worden gebouwd, dat het as pect gelijk zal wezen aan de andere wo ningen die daar zijn. Aldus wordt besloten. Toekenning gratificatiën ge meente-ambtenaren. PUNT 18. Interpellatie van den heer J. Joosten inzake toekenning van gratificatiën aan gemeente-ambtenaren. De heer Joosten had de volgende vra gen aan B. en W. gesteld: 1. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat in de plaatselijke bladen het bericht is verschenen, dat door Burge meester en Wethouders aan een aantal ambtenaren een extra uitkeering is ge daan, hi verband met extra werkzaamhe den tengevolge van de grensuitbreiding der gemeente? 2. Kunnen Burgemeester en Wethou ders meedeelen of bedoeld bericht juist is? 3. Indien dat bericht juist is, kunnen Burgemeester en Wethouders dan mede- deelen, aan welke ambtenaren die uit keering is gedaan en tot welke bedragen? 4. Indien het bericht juist is, kun nen Burgemeester en Wethouders dan mededeelen, krachtens welke bevoegdheid B. en W. dat besluit hebben genomen? De heer Joosten zegt in de toe lichting op de vragen dat, toen hü de vragen stelde, er aangaande de zaak niets bekend was dan de mededeeling gedaan in de plaatselijke bladen. Nu aan te nemen is dat die mededeeling juist was. kunnen de eerste twee vra gen vervallen als hebbende geen reder, van bestaan meer. Na' de mededeeling van de verleende toelagen kwam er in de gemeente ver zet. welk verzet tot uiting kwam adressen van de organisaties. Het is ge wenscht- te weten aan wie de toelagen zijn verleend en tot welke bedragen, als mede de motieven er toe. De zaak staat zóó dat de Raad de bezoldiging der ambtenaren regelt en dat dus B. en W niet buiten den Raad om aan ambte naren uitkeeringen mogen doen waar voor de Raad geen regelen stelde. Het zou kunnen zün dat B. en W hadden gehandeld volgens art. 20 van het Ambtenaren-reglement dat spreekt van een uitkeering voor extra uren ar beid. Maar spr. meent dat in dit geval dit artikel niet van toepassing is. Het is vaststaande, dat voor de toelagen geen gelden op de Begrooting voorkwa men, B. en W. gingen buiten hun be voegdheid met het verleenen van deze uitkeeringen Het moge twijfelachtig zijn of de zaak had moeten worden behandeld in het Georganiseerd Overleg, ze had wel moe ten worden behandeld in de dienstcom missie voor het secretariepersoneel. De heer Reinalda antwoordt dat de eerste twee vragen toestemmend kunnen worden beantwoord. Ten aan zien van de derde vraag doet spr, op merken dat gratificatiën zün verleend tot bedragen van 500 en 300 onder scheidenlijk aan den griffier, den Hoofdcommies-redacteur, de referenda rissen en de Hoofdcommies-chefs ter zake van bijzondere opdrachten die hun zy'n verleend en bijzondere diensten die van hen zijn gevraagd naar aanleiding van de annexatie, daarvoor en daarna Wat aangaat vraag 4 zegt spr. dat het sedert vele jaren regel was bij het ver leenen van gratificatiën, dat gold het ambtenaren van wie de raad het salaris bepaalde en vaststelde, de zaak in der. Raad kwam, in alle andere gevallen ver leenden B. en W. de gratificatiën. Vol gens analogie hebben B. en W. thans ook gehandeld B. en W. hebben advies ran de com missie voor de arbeiós-aangelegenheden gevraagd. De stukken werden bij de le den van die commissie rondgezonden. Daar de leden van die commissie geen aanmerking maakten, oordee'-den B. en W. zich door die commissie te zijn ge- ruggesteunü. Spr. sten:: toe formeel hadden B. er W. bij den Raad moeten komen, daar er geen post voor de gratificatiën op de Ik grooting is. De zaak behoort niet thuis in het Georganiseerd Overleg. In dat overleg worden alléén dienst- en arbeidsvoorwaarden behandeld. Behoort dan een dergelijke zaak gebracht te worden in de dienstcommissie? Dat dient alleen te geschieden indien het geldt dienst- en arbeidsvoorwaarden '.oor allen. Het gold nu een bijzonder geval. Dit "kon niet behandeld worden in het Georganiseerd Overleg of in de dienstcommissie. De heer Joosten had verwacht dat de wethouder een conclusie voor de toe komst zou hebben getrokken. Dat is echter niet geschied. Alleen zeide de heer Reinalda er is gehandeld naar analogie van vroegere gevallen. Echter men mag de wet niet op zijde gaan stel- ien omdat er eenmaal tegen gezondigd is. Het advies der commissie voor de ar- beid&aangelegenheden kan te dezer za ke niet worden aangehaald Aan de commissie is niet gezegd, dat B. en W. den Raad niet zouden raadplegen. Het gaat er om hadden B en W. de bevoegdheid de gratificatiën te verleu nen. Spr. meent van niet. Indien het voornemen ran B. en W. mocht zijn voortaan op een dergelijke wijze grati ficatiën te gaan verleenen dan zal spr een motie moeten voorstellen om der. Raad in de gelegenheid te stellen een uitspraak te deen. Als de Raad salarls- •.egeüngen gaat vaststellen, dan gaat het niet aan dat B. en W. die op zijde gaan stellen door het verleenen van gratificatiën. De heer Peper zegt dat hem is medegedeeld dat één Hoofdambtenaar belialve een gratificatie van 400 nog bovenalen een extra gratificatie heef: gehad. Spr. kan de manier ran optre den van B. en W. met het rerieener. van deze gratificatiën niet bewonderen Naar ce roeening ran spr. is een ieder gemeente-ambtenaar gehouden mch ge heel en met aQe krachten aan de ge meente te geven. Er is geen reden als eens een bijzondere opdracht word: ge geven dan daarvoor een gratificatie :e verkenen: De heer Castricum wenscht na dere inhchfcngen. Waarin bestonden de bijzondere opdrachten en vielen de werk zaamheden daaraan verbonden bieder, de gewone diensturen? De heer Van Liemt kan den aard der extra werkzaamheden waarvoor een gratificatie is verleend in het algemeen niet beoordeelen. Maar het gaat niet aan, indien iemand maar iets meer dan zijn best deed. dat te gaan negeeren spr. herinnert aan hetgeen dienaaagsar.ee eens jaren geleden een plaatselijk blad schreef want deed men dat dan zou men «.Hft particulier, alle persoonlijk ini tiatief gaan dooden. wat ter. nadeele van de gemeente zou zijn. Het verleenen '.-an de gratificatiën is dus niet af te keuren. De heer Van de Kamp stelt de vTaag of Indien B. en W. een hoofdambtenaar een extra opdracht geven, die hoofd ambtenaar dan alléén die opdracht uit voert. Neen, antwoordt spr. Zulk een hoofdambtenaar geeft dar. op zijn beurt weder ondergeschikten ambtenaren op drachten. Het is daarom bevreemdend, dat B. en W. alleen de hoofdambtenaren een gratificatie gaven. Te meer omdat er onder die hoofdambtenaren waren, die tijdens die extra werkzaamheden bijna niet op het stadhuis kwamen. Spr. dient een motie ip.: De Raad enz. besluit B. en W. uit te noodigen met een voorstel bij den Raad te komen dat de mogelijkheid opent ook aan lagere ambtenaren een gratificatie te verleenen voor extra werkzaamheden vóór en na de annexatie gedaan. Tenslotte deelt spr. mede, dat ook hem ter oore is gekomen dat boven de ver leende gratificatie nog aan één hoofd ambtenaar een extra gratificatie is ver leend. De heer Reinalda doet opmerken dat gratificatiën slechts als gxoote uit zondering worden verleend. B. en W. kunnen, dat stemt spr. toe, formeel hun bevoegdheid niet dekken. B. en W. zullen nu een vorm moeten gaan zoeken waar bij de Raad de volle honderd procent zal krijgen ter zake ran het verleenen van gratificatiën en maatregelen nemen dat de raad ter zake van het verleenen van gratificatiën de zeggenschap heeft. On der den een of anderen vorm zullen er dan gelden voor op de Begrooting moeten werden uitgetrokken. De gratificatiën werden verleend aan die hoofdambtenaren aan wie B. en W. ter zake van de annexatie bijzondere op drachten ga-ven terzake van bet uit brengen van adviezen van zeer moeilij ken aard. Als wordt gevraagd, deden die hoofdambtenaren he: werk alléén, dan antwoordt spr. neen. Maar het belang rijkste deel. het intellectueele werk, heb ben die hoofdambtenaren zelf moeten doen. Er is te Haarlem een ambtenarencorps dat zich ten volle aan de gemeente en zün taak geeft. Maar de hoofdambte naren in geding hadden een bijzonder moeilijk werk te doen. Vandaar het ver leenen van de gratificatiën. Ze hadden B. en W. van advies te dienen over be langrijke zaken. De motie van den heer Van de Kamp -meent spr. te moeten ontraden. Het fs waar aan een der hoofdambtenaren zijn na de begrooting. behalve de gratificatie, nog drie periodieke verhoogingen ver leend. De heer Van de Kamp wijzigt de motie zóó dat ze luidt: ..De Raad enz. noodigt B. en W. uit te overwegen of er aanleiding is ook andere personen, in gemeentedienst zijnde, dan de 'hoofdamb tenaren een vergoeding te verleenen voor bijzondere diensten verricht vóór en na de annexatie. De heer Reinalda zegt dat hü van meening is dat ook aanneming van de gewüzigde motie moet worden ontraden en wel om niet bij de lagere ambtenaren verwachtingen op te wekken. Er zijn adressen ingekomen van de verschillen de ambtenaren-organisaties die B. en W. niet kunnen afhandelen dan nadat het Georganiseerd Overleg er over is ge hoord. Laat de Raad daarmede genoe gen nemen. De heer Gerritsz verklaart dat hü na de toezegging van den wethouder dat de adressen van de ambtenarenorgani- saties behandeld zullen worden in het Georganiseerd Overleg geen aanleiding meer heeft voor de motie van den heer Van de Kamp te stemmen. De heer Groenendaal daarente gen zal voor de motie stemmen. Mevrouw Maarschal 1—Kom in had zich reeds voor de verklaring van den wethouder voorgenomen tegen de motie te stemmen omdat naar haar mee ning de geheele za3k fout is. De motie van den heer Van de Kamp wordt verworpen met voor de stemmen der leden Van de Kamp, Groenendaal Peper en Klein. PUNT 19. Benoemingen. Benoemd worden: tot leeraar in de Nederlandsche taal en in de geschiedenis aan het Gymnasium de heer M. de Jong: tot leerares in de oude talen aan het Gymnasium mej. N. Appeldoorn: bot leeraar in de Aardrijkskunde aan het Gymnasium de heer H. Th. Fischer: tot tijdelijk leeraar in de oude talen aan het Gymnasium Dr. K. van der Heyde; tot tijdelijk leeraar in het Fransch aan het gymnasium de heer C. Phaf; tot definitief leeraar aan de gemeen telijke avondschool voor r.ijverheidson derwijs, de heeren H. Felix, Ir. L. W. P Blanchi, N. G. Schultheiss en H. A. Oos- terlec en tot tijdelijk leeraar de heeren G. Bra kei en A. Wensing. De benoeming van Regenten van het Groote- of St. Elisabeths-Gasthuis word: aangehouden. BU de nu volgende RONDVRAAG. komen allereerst aan de orde de vra gen van den heer Visser aangaande de Plaat „Sport is Leven" De heer Visser had de volgende vra ger. ?ct B. en W. gericht: Is het met toestemming var. Burge meester en Wethouders, dat ce plaat „Sport is leren enz. thans op de open bare aar.plakplaatsen geplaatst is zü het dan met de opschriften in de En- seische en Spaansche talen? r ot Nederlandsche tekst geplakt is op het Traasformatorenhuisje bij de Groo te Houtbruc? Hebben L'. en W. hier eveneens toe stemming voor gegeven? De voorzitter zegt dat de eerste aag toestemmend kan beantwoord ftXKden. De toestemming is verleend om dat de strekking van deae plaat niet ge vaarlijk werd geoordeeld. Naar aanlei ding van de tweede en de derde vraag antwoordt spr. dat voor het aanplakken van de plaat met Nederlandschen tekst geen vergunning is verleerd en dat B. er. W. die plaat van het Transformato renhuisje hebben laten verwijderen. De heer Visser begint met te ver klaren dat hü sprak van een opschrift in ce Spaansche taai. Dat moet echter zijn in het Esperanto. De houding die B. en W. nu aannamen ten opzichte van dese plaat vindt spr. naar hij verder uiteen zet. niet juist, na het besluit van een vorige vergadering van den Raad ten aanzien vair de vorige plaat. De Raad sprak rich toen uit tegen het aanplak ken van de plaat op de gemeente-eigen dommen. Nu garen B. en W. toestem ming tot het aanplakken van een plaat met een zelfde bedoeling als de vorige plaat. B. en W. hadden voordat ze dat deden de zaak in den Raad moeten bren gen. De heer Hcerkens Thijssen zegt. dat de voorstelling van zaken die de heer Visser geeft niet Juist is. Tegen de plaat die nu is aangeplakt kan niet gelden het bezwaar dat gold tegen de ï-oode plaat. Als de soc.-dem. leden van den Raad interrumpeeren, merkt de heer Heer ken s ThUssen op dat die quaestie van rood al dan niet, maar betrekkelijk is geweest bü het nemen van do be slissing door B. en W. Nadat B. en W. die bevoegd zün zelf standig een beslissing te nemen gewei gerd hadden verlof te geven tot de aan plakking der plaat op de gemeente eigendommen kwam de zaak in den Raad. Er volgde een uitspraak van den Raad. Toen kwam de tweede plaat. Spr. was van meening dat tegen die plaat niet gelden de bezwaren die er waren te gen de eerste plaat. De beslissing viel in het college van B. en W. tijdens afwe zigheid van de heeren Reinalda en Bruch B. en W. hebben zelfstandig een be slissing te nemen. Het gaat niet aan te zeggen: ge hadt dat niet mogen doen bulten den Raad om. De heer Visser merkt op. dat ten aanzien var. de eerste plaat wel het ge voelen van den Raad is gevraagd maar niet ter zake van de tweede plaat. De voorzitter: By de eerste plaat gold het een weigering van B. en W. tot aanplakken op gemeente-eigendommen. De heer Visser vervolgt dat hij van meening blüft dat B. en W. nle: juist gehandeld hebben. De heer Gerritsz is van oordeel, dat B. en W. met de beslissing ten aan zien van de tweede plaat feitclük van de dwaling huns weegs zün teruggekomen. De teckening van de tweede plaat is pre cies gelUk aar. die der eerste. Het zit al leen in de kleur. De wethouder zeide nu dat de roode kleur ex niet zooveel toe doet. Als dus de S. D. A. p. mocht vra gen de eerste plaat te mogen aanplakken dan kunnen B. en W. dat niet meer weigeren. De heer Heerkens Thijssen: Het is niet dezelfde plaat. De heer Bruch betoogt dat hü. toen de beslissing viel in. het college ran B. en W. ten opzichte van de tweede plaat, voor gemeentezaken te Dordrecht was. Spr. wil echter nu zeggen dat indien zün meening ten aanzien van de tweede plaat was gevraagd, hü volhard zou heb ben bij zün mecning en dat hü dan zou gezegd hebben dat z. i. die plaat ook niet mocht worden aangeplakt. Stofbestrüding, De heer Van Liemt had B. en W. eenige vragen gesteld ter zake van stofbestrüding in den Hout die aooals spr. had te kennen gegeven zou geschie den op minder afdoende wüze dan een vorig jaar. Willen 1 en W. opdracht geven tot. een krachtiger optreden in zake .stofbestrüding, zoo had spr. ge vraagd. De heer Heerkens Thijssen zegt dat er geen aanleiding is tot de mee ning dat nu minder dan een vorig Jaar zou worden gesproeid. Maar de zaak is dat de aflevering van een noodige hoe veelheid Clüoorcalcium is vertraagd door dc groote '.Taag naar dat artikel, wordt nu met water gesproeid. Er is reeds bü den betrokken dienst op aan gedrongen de noodige maatregelen te nemen tot een krachtige stofbestrüding. Nog wil spr. opmerken dat het bestrij den van stof In den Hout door middel van teer niet van gevaar voor de hoo rnen is ontbloot. De heer Van Liemt verklaart dat het hem genoegen doet te vernemen dat het hier niet geldt een bezuiniging. Het is overigens naar de meening van spr. een fout dat niet tüdig door den betrokken dienst de noodige maatrege len zijn genomen dat de middelen ter bestrijding van de stof voorradig waren Spr. dringt nogmaals aan op het nemen van de nocdige krachtige maatregelen tot bestrijding van de stof. Bemiddeling der Gemeentelijke Arbeidsbeurs. De heer Peper had vragen gesteld ter zake van bemiddeling door de ge meentelijke Arbeidsbeurs verleend. Vol gens de toelichting van spr. zou de ge meentelijke Arbeidsbeurs personeel aan de firma Thoolen op de Letdschevaart hebben verleend voor het bollenpellen, tegen een loon afwisselend tusschen 4 en 9 cents per uur. De menschen zouden 11 uur per dag moeten werken. Er waren menschen daar aan het werk gegaan omdat ze van meening waren dat Indien ze het niet deden, ze niet meer den gewonen steun zouden krijgen. Spr. vraagt aan het college van B. en W. is het college niet van meening dat de gemeentelijke Arbeidsbeurs nle: haar arbeidsbemiddeling had moeten verleenen voor een werken op derge lijke voorwaarden? Verder of B en W. niet van mecning zün, dat als het werken op dergelijke voorwaarden mocht worden geweigerd der. menschen niet de gewone steun mag worden onthouden. De heer Loerakker kan niet aan nemen. dat voor het pellen der boller, volwaardige arbeidskrachten worden ge nomen. Het is een arbeid, die in den rege! vrouwen en kinderen doen. Vbë- wassen arbeidskrachten kunnen nu wel ander werk in het bollcnvak vinder- Vereer zegt spreker, dat de heer Thoolen niet ..als een normaal paticon' is te beschouwen. Hü betaalt immer hal' geld. De heer Heerkens ThtJ»«on *g dat volgens inlichtingen, die B. en W. verkregen, het loon niet por uur wordt uitbetaald. De beloomng te 40 ct. per mand. Aan den arbeid rijn genet men schen op leeftijd, eenige Jcmee Beden en een volwassen arbeidskracht, die dat werk op die voorwaarden wilden «Jber. Het weekloon is niet hoog: liet loop van 14 tot 16 gulder.. Doch men neme ln aanmerking, dat het Is een arbcki voor onvolwaardige Arbeidskrachten Wat aangaat de gevolgen voor hen die het werk mochten weigeren, daar van kan spreker in het algemeen nle veel zeggen. Maar alle omstandigheden zullen büde beoordeeling daarvan :n aanmerking worden genomen. Indien mocht blijken, dat iemand door het wer ken mocht gedupeerd rij", dtm za& ver moedelijk het weigeren voor dien man geen nadeellge gevolgen hebben. De heer Peper had liever gezien, da: de wethouder niet een officieele inlich ting had voorgelezen, maar had ver klaard. dat de arbeidsbeurs geen bemid deling onder zulke voorwaarden mag erleenen en dat hU pertinent had ver klaard, dat het voor Iemand die weigert onder dergelijke voorwaarden te werken geen nadeellge gevolgen aal hebben. De heer Gerritsz is van meening na den heer Loerakker gehoord te heb ben, dat zeer voorzichtig gehandeld moet worden, door de gemeentelijke arbeidsbeurs ten aanzien vnn het ver leenen van arbeidsbemiddeling. Gemeentelijke arbeidsbeurzen nemen niet gaarne op zich het verleenen van arbeidsbemiddeling ten ojzichte van on volwaardige arbeidskrachten. Ze moeten echter wel doen ter wille van die onvolwaardige arbeldskr.-. ;en. Ten slotte zegt spreker, dat vrouwen niet or.der onvolwaardige arbeidskrachten zün te rekenen. De heer Loerakker zegt. dat de firma Thoolen nimmer voor „vol" wordt beschouwd, maar dat Indien ze 40 ct. per mand voor het bollenpellen betaalt, ze daarvoor den vollen prijs betaal: Indien een Jonge man maar 4 a 9 ct. per uur kan halen, dan kan spr. zich dat niet indenken van een jongen man. De Voorzitter zegt ten slotte tot den heer Peper dat hü beter had ge daan met deze zaak met den wethouder binnenskamers te behandelen en pas. indien hü dan niet bevredigd werd, met de zaak in den raad te komen. De heer Van Kessel bepleit het aanbrengen van eenige verbeteringen op de groentemarkt die dc federatie van marktkooplieden wenscht. Schoonheidscommissie De heer Visser merkt op. dat aan het uitvoeren van raadsbesluiten dik wijls met traagheid wordt gewerkt. Zoo wenscht spreker te vragen hoe het staat met de tot standkoming van de schoon heidscommissie. Voorts vraagt «preker wanneer kom: het pracadvics inzake het vloekverbod en dat op het adres van den bond van oud-gepensioneerden. Ten slotte Informeert spreker wanneer er kom: het wachthuisje nabU het Lorentzplein. Dc heer Van Liemt maakt de op merking. dat de tramlünen nabü het Frans Halsplein een vrü scherpen bocht maken. Dit kan ten nadeele van het verkeer zün. Het is in het belang van het verkeer, dat de bocht minder scherp wordt gemaakt, daar scherpe bochten binnen 21/2 jaar gaan „uit rijden". Verder vestigt spreker de aandacht op den toestand in dc Kruisstraat tusschen de Krocht en de Nassaustraat. Ten einde de trani te kunnen door laten ontstaat er soms een ophooping van wagens en karren. Het is gewenscht in de toekomst de tram niet meer door de Smedestraat te leiden maar door de Jansstraat. De heer Reinalda kan mede dee'.en. dat voor de Schoonheidscom missie reeds een ontwcrp-reglement ge reed is en dat tr' instelling van die commKd<- zal worden overge- r - Wat aangaat de zaak van het vloek verbod, wordt door B. en W. nagegaan of zü nu reeds een prae-advics zu'.Jen geven of dat zü daarmede nog eentgen tüd moeten wachten. De zaak is bü hen ln onderzoek. Het pracadvies aangaande het adres van den bond van oud-gepen- slonneerden is in bewerking. De zaak van een wachthuisje op het Lorentz plein Is nog in onderzoek. Wat aangaat het tracée der tram lij r,en nabü het Frans Halsph-in. daar mede is nu slechts een voorloop! y op lossing bereikt. Het is gewenscht dat de tramlünen aan den linkerkant ran den weg zullen komen; dan is ccn min der scherpe bocht noodig. Dat Is echter eer. zaak van RUksconcessle. Dan zal rechts van den weg een vrüe autobaan kunnen komen. De andere zaak. dlc de heer Van Liemt besprak, behoor: hier niet thuis. Volgens de tramwet 1917 moet een aanvrage tot een verlegging van een trambaan bü het Provinciaal bestuur worden aangevraagd. Het is aan de Trammaatschappü reeds bekcr.d ge maakt wat de gemeente wenscht. Indiër, het niet kan komen tot een verlegging van dc trambaan dan zal weder dubbel spoor ln de Kruisstraat moeten worden gemaakt. Spreker zegt toe dat B. en W. ter zake van het rUden van de tram door dc Janstraat zich met de trammaat/chappü ln ver binding zullen gaan stellen. De heer Koppen klaagt over den stank der grachten. Kunnen B. en W. niet maker, dat van woge Rünland meer wordt gespuid? Verder vraagt spreker hoe het staat met de reorganisatie van den Schcterweg en de demping var. de sloot aan de Algemeone Begraafplaats De heer Reinalda zegt dat bü Rünland zal worden aangedrongen op meer spuien. Ten aanzien van de reor ganisatie van den Schoterwcg kan spreker mededeelen, dat met den Rijks waterstaat overeenstemming is verkre gen zoodat de demping van de sloot bij de Algemeer.c Begraafplaats nog ln het najaar zal kunnen plaat: hebben. Daarna wordt de vergadering geslo ten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 11