HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 26 JULI 1928
VERGADERING VAN DEN HAARLEMSCHEN
GEMEENTERAAD.
Het Fransch op Gymnasium en Middelbare Scholen.
Tweede motorspuit brandweer. De gratificatiën
aan gemeente-ambtenaren. De plaat „Sport is
leven".
PUNT 5.
Schrijven van
en W. inzake on
derwijs in de Fransche taal op het gym
nasium en middelbare scholen.
De heer Peper dient ten slotte een
motie in. strekker.de B. en W. uit te
noodigen maatregelen te nemen, opdat
aan de schifting van leerlingen naar
de kennis van het Fransch een einde
zal komen.
De beer Scholl is B. en W. dank
baar, dat ze den Raad hebben overge
legd de adviezen die hun waren uitge
bracht. Maar daarmede houdt dan de
dankbaarheid cp Spr. is tegen een
schifting der leerlingen naar hun ken
nis der Fransche taal. Is er geen schif
ting dan is ook niet een voor-onderzoek
noodlg. Nog haalt spr. aan een circu
laire ter zake van het onderwijs in de
Fransche taal uitgaande van een school
hoofd. Naai- aanleiding daarvan doet
spr. opmerken dat aan de Hoofden van
scholen dient te worden kennis gegeven
dat ze zioh van het uitoefenen van in
vloed op de ouders dienen te onthouden.
De heer Boes betreurt den toestand
ter zake van de kennis van de Fransche
taal zooals die nu te Haarlem is gewor
den. Naar de meening van spr. kan op
de middelbare scholen met het onder
wijs in de Fransche taal aan alle leer
lingen tegelijk -worden begonnen en is
dat niet zóó bezwaarlijk. Het is noodig
dat aan de Fransche cursussen een ein
de komt. Wanneer aan den rector van
het gymnasium en de d nee te uren van
de middelbare scholen wordt geschre
ven dat een schifting der leerlin
gen naar hun kennis van het Fransch
niet toelaatbaar is dan moeten de Fran
sche cursussen vanzelf gaan verdwijnen.1
Het onderwijs in het Fransch op de
middelbar scholen dient zoo te begin
nen als had nog geen der leerlingen er
ooit onderricht in gehad.
De heer Visser 2et uiteen niet me
de te kunnen gaan met aan het middel
baar onderwijs te gaan voorschrijven
wat de heer Peper wil.
De heer Bruch doet opmerken dat
het advies van den Bond van Ned. On
derwijzers dat de heer Peper zoozeer
roemde, feitelijk om de zaken heen
loopt Dat advies loopt voor een zeer
groot deel daarover of het Fransch op
de lagere school gewenscht is. Daar
gaat het in dit geval echter niet om
Over de vraag of het onderwijs in het
Fransch op de lagere school gewenscht
is wordt verschillend gedacht. De mee
ningen die in het advies van den bond
tot uiting komen zijn wel wat uit der-
tijd Velen meenen dat diegenen die
goed Nederlandsch willen leeren, een
goeden steun daarbij vinden in het lee
ren van een vreemde taal.
Maar, zooals spr. al zeide. het gaat
nu niet over het leeren van Fransch op
de lagere school, doch op de middel
bare school. Het is de vraag op welke
manier tie leerlingen, die op de middel
bare scholen komen, het best leeren
zullen. Volgens de meer en meer veld
winnende meening onder de paedago-
gen is dan noodig een groepeering dei-
leerlingen naar aanleg en naai' mate
van parate kennis. Naai- die factoren
meet de manier van onderwijs geven
zich gaan inrichten. Naar de ontwikke
ling van het onderwijs neemt de diver-
gatie toe.
Gemakkelijker is het natuurlijk alle
leerlingen over één kam te scheren,
maar dat is slecht voor het Middelbaar
onderwijs. Overigens zij opgemerkt dat
niet ten allen tijde en voor allen een
schifting noodig is. Br kunnen ook an
dere maatregelen worden getroffen. An
dere middelen kunnen ook worden aan
gewend bijv. het geven van één uur per
week extra les aan de leerlingen, die
geen onderricht in het Fransch op de
legere school hadden gehad of ook het
bijwerken van zulke leerlingen waartoe
eenige leeraren zich reeds bereid ver
klaarden. Echter, indien een geheele
klas geen Fransch kent, dan is het een
wijze maatregel zulk een klas apart te
nemen en de leerlingen van zulk een
klas zich speciaal op het Fransch te
deen toeleggen. Er kunnen omstandig
heden zijl-., waarin dat goed voor de
leerlingen kan zijn die geen Fransch
kennen.
Nag verklaart spr. dat B. en W. zul
len overwegen of er aanleiding is aan
Hoofden van scholen te melden dat ze
zich van het zenden van circulaires
hebben te onthouden Wanneer B.
W. eens deden wat de motie Peper wil.
zoiiden dan daarmede de Fransche cur
sussen verdwijnen. Naar de meenir.;
van spr. neen. Spr. verklaart zich tegen
de motie van den heer Peper.
Ir. de replieken handhaaft de heer
Peper zijn standpunt.
De heer Boes oordeelt dat de motie
van den heer Peper in het belang van
het middelbaar onderwijs kan zijn.
De heer Scholl merkt op dat de
wethouder nu een schifting der leer
lingen naar hun kennis van het Fransch
is gaan verdedigen terwijl in het raad-
stuk is gezegd, „dat vorming van af
zonderlijke klassen slechts toegelaten
zij. indien andere maatregelen zeker of
zoo goed als zeker zouden falen".
De heer Bruch antwoordt onder
meer nog dat hij de vorming van af
zonderlijke klassen niet heeft verdedigd
maar dat naar zijn meening de moge
lijkheid er van in beginsel is toe te
stemmen.
De motie van den heer Peper komt
in stemming en wordt verworpen met
14 stemmen voor en 18 stemmen tegen
Vóór stemden de leden Van de Kamp,
de Vos, Keenvolf. Groenendaal, Meijers.
Gerritsz, Peper, Mevr. Maarschall, Boes.
Scholl, Heidstra. Koppen, Stam en
Joosten.
Motorspuit brandweer.
PUNT 6.
Voorstel van B. en W. om hun te ver-
leenen een crediet van 11-693 voor den
aankoop van een automobiel motorspuit
voor de brandweer.
De heer Gerritsz zou dit voorstel
nog willen aanhouden. Volgens hem
heeft de staf van de brandweer voor de
leveling van de spuit een bepaalde firma
op het oog Het dient echter zoo te zijn.
dat de gemeente aan verschillende leve-
lanciers een prijsopgave vraagt en da:
daarna wordt overwogen welke spuit de
beste is in verband met den prijs en
een leverancier. Nu is door de Staf niet
eens aan Nederlandsch fabrikaat ge
dacht, maar is het plan de opdracht
aan het buitenland te geven. Om te zien
of de staf der brandweer c.an de ver
langens door spr. geuit wil voldoen is
het noodig het voorstel aan te houden.
De Voorzitter zegt dat het aan
B. en W. niet dan aangenaam zou zijn
indien de leverantie aan een Neóeriano-
sche firma ken worden gegund. B. en
W. zuilen alle pogingen aanwendon op
dat indien dat kan de levering aan ec-n
Nederlandsche firma wordt gegund.
De heer Gerritsz deelt mede dat
de staf der brandweer naar Amsterdam
is geweest en dat door den staf daar is
gezegd: ge moet zulk een spuit hebben
en dan moet ge haar daar gaan be
stellen en dat het voorstel van den
staf in houdt de spuit te gaan bestellen
aan het den staf opgegeven adres, dat
is in het buitenland.
Naar de meening van spreker dient
nog te worden gezien of er een Neder
landsch artikel is te krijgen De spui:
die de staf op het oog heeft zal alleen
in Nederland worden gemonteerd. Als
de raad nu het voorstel van B. en W.
aanneemt, dan is er voor den Raad geen
controle meer op of neg gezien wordt
Nederlandsch fabrikaat te krijgen.
De Voorzitter merkt op dat de
Raad alléén kan praten over het sys
teem van de aan te schaffen spuit, als
er een crediet is verleend. De staf moet
dan nog een nader voorstel doen. En
als dan de mogelijkheid bestaat te koc-
pen Nederlandsch fabrikaat, dan zal
dat B. en W. niet dan aangenaam zijn.
De heer Gerritsz antwoordt dat in
dien hij goed is ingelicht de staf der
brandweer reeds een keuze deed. Spr.
zou wenschen dat niet een bestelling ge
schiedde vóórdat den Raad is medege
deeld welke opdracht zal gegeven wor
den en aan welke firma
De V o o rzitter verklaart dat
vóórdat de opdracht tot levering zal
worden gegeven, B. en W. eerst nog met
de zaak bij den Raad zullen komen.
Het voorstel van B. en W. wordt aan
genomen.
PUNT 8. Voorstel van B. en W. tot
herziening van de positieregeling van
den geneeskundige W. J. H. Maschhaupt
zoadat deze geneeskundige weder volle
dig ter beschikkh-g der gemeente komt.
Naar aanleiding van een vraag van
den heer De Breuk zegt de V o o r z i
ter dat als eenmaal dit besluit is ge
vallen de heer Maschhaupt zal worden
aangesteld in den rang van adjunct
directeur, welke aanstelling is een zaak
van het college van B. en W.
Daarna wordt het voorstel van B. en
W. aangenomen.
PUNT 9.
Voorstel van B. en W. tot verbetering
der trottoirs in het aan deze gemeente
toegevoegde deel van de gemeente
Heemstede.
De heer Van Liemt vindt het
vreemd dat nadat de heer De Breuk in
dertijd had gezegd dat deze verbetering
niet noodig was en B. en W. daarna
hun voorstel haden teruggenomen, z<
het thans opnieuw indienen. De rede
nen daartoe zou spr. gaarne vernemen.
De heer De Breuk zegt dat inder
tijd toen het eerste voorstel werd inge
diend hij den indruk had dat de bedoel
de voetpaden niet slecht waren. Van
daar hetgeen spr. toen zeide. Maar
sindsdien is hem gebleken dat sedert de
annexatie niets aan deze paden is ge
daan. Spr. had gedacht dat de voetpa
den in het geannexeerde gedeelte op
dezelfde manier zouden worden onder
houden als de paden in oud-Haarlem,
Hem is gebleken dat de Directeur van
den Hout en de Plantsoenen er niet de
noodige gelden voor had. Om die rede
nen is spr. nu voor het voorstel van B.
en W.
De heer Boes herinnert er aan dat
door hem bij de behandeling der ge-
meentebegrooting is gezegd dat er ook
nog paden in oud-Haarlem zijn die
dienen te worden verbeterd. Spr. vraag:
hoe het daarmede staat.
De heer Van Kessel zou met de
zaak willen wachten tot de volgend
begrooting.
De Voorzitter zegt dat door be
woners van perceelen in 't geannexeer
de gebied van Heemstede opnieuw is
geklaagd over den toestand der trot
toirs. De bedoeling is de trottoirs te la
ten maken zooals die welke nu op den
Dreef zijn en die goed voldoen. De pa
den te laten uitschotfelen gaat niet, het
onkruid, zou dus op andere manier moe
ten worden verwijderd. Dat zou te duur
zijn. De verbetering die zal worden aan
gebracht volgens het voorstel van B. er.
W. is de eenig afdoende maatregel.
De heer Reinalda antwoordt den
heer Boes dat B. en W. een onderzoek
lieten instellen naar den toestand van
dc paden nabij den Schotersingel en dat
het de bedoeling is dat daar paden nut
'.egels zullen gemaakt worden. Die zaak
kemt dus in orde.
Het voorstel van B. en W. wordt aan
genomen.
PUNT 10.
Voorstel van B. en W. tot aanleg ran
centrale verwaraiing in het perceel Don
kere Spaarne 34.
Goedgekeurd.
PUNT 12.
Voorstel van B. en W. tot bepaling dat
nader aangegeven gronden aan den Zijl-
weg en de Zijlstraat in de naaste toe
komst zijn bestemd voor straataanleg.
Dit voorstel is gedaan teneinde te kun
nen komen tot het leggen van een bouw-
verbod en daarna tot onteigening van de
perceelen noodig voor de verbreeding van
den Zijl weg en tot verbetering van den
toestand in de Zijlstraat voor het per
ceel van den heer Mr. H. J. D. D. En
schedé.
De heer Groenendaal die er aan
herinnen dat reeds jaren geleden door
een raadslid op deze wegverbetering is
aangedrongen, drukt den wensclrt uit,
da: in het vervolg indien een wegverbe
tering noodig is B. en W. meer spoed
zullen betrachten.
De heer Reinalda zet uiteen da:
bij ae begrooting voor 1926 pas B. en W.
de toezegging deden dat ze zouden
trachten de noodige gronden voor de
gemeente in eigendom te krijgen. Nu ex
eigenaren zijn die hun grond niet wil
len afstaan, zal nog een langdurige weg
moeten gevolgd worden eerdat de noodi
ge verbetering kan worden aangebracht.
Spr. drukt den wensch uit dat parti
culiere eigenaren zullen inzien dat het
rahoneeier voor hen is nu met B. en
W. nog te gaan onderhandelen dan van
hun kant de geheele risico eener ont
eigening op zich te gaan nemen.
voorstel van B. en W. woedt goed
gekeurd
PUNT 12.
Voorstellen van B. en W. tot verkoop
van grond aan: a. de Popullerstraat; b.
de Van Nesstraat en c- de Kempstraat.
Nadat de heer Heidstra er op
heeft aangedrongen dat ter zake van
verkoop van grond meer spoed zal wor
den betracht wordt het voorstel van B
en «V. aangenomen.
De heer Reinalda stelt voor het
ingekomen adres van den heer MlJer.
waarin bezwaar wordt gemaakt tegen
liet bouwen van beneden- en bovenwo
ningen in de Kempstraat in handen
var. B en W. ter afdoening te stellen.
Spreker deelt mede dat de woningen
zoo zullen worden gebouwd, dat het as
pect gelijk zal wezen aan de andere wo
ningen die daar zijn.
Aldus wordt besloten.
Toekenning gratificatiën ge
meente-ambtenaren.
PUNT 18.
Interpellatie van den heer J. Joosten
inzake toekenning van gratificatiën aan
gemeente-ambtenaren.
De heer Joosten had de volgende vra
gen aan B. en W. gesteld:
1. Is het Burgemeester en Wethouders
bekend, dat in de plaatselijke bladen het
bericht is verschenen, dat door Burge
meester en Wethouders aan een aantal
ambtenaren een extra uitkeering is ge
daan, hi verband met extra werkzaamhe
den tengevolge van de grensuitbreiding
der gemeente?
2. Kunnen Burgemeester en Wethou
ders meedeelen of bedoeld bericht juist
is?
3. Indien dat bericht juist is, kunnen
Burgemeester en Wethouders dan mede-
deelen, aan welke ambtenaren die uit
keering is gedaan en tot welke bedragen?
4. Indien het bericht juist is, kun
nen Burgemeester en Wethouders dan
mededeelen, krachtens welke bevoegdheid
B. en W. dat besluit hebben genomen?
De heer Joosten zegt in de toe
lichting op de vragen dat, toen hü de
vragen stelde, er aangaande de zaak
niets bekend was dan de mededeeling
gedaan in de plaatselijke bladen. Nu
aan te nemen is dat die mededeeling
juist was. kunnen de eerste twee vra
gen vervallen als hebbende geen reder,
van bestaan meer.
Na' de mededeeling van de verleende
toelagen kwam er in de gemeente ver
zet. welk verzet tot uiting kwam
adressen van de organisaties. Het is ge
wenscht- te weten aan wie de toelagen
zijn verleend en tot welke bedragen, als
mede de motieven er toe. De zaak staat
zóó dat de Raad de bezoldiging der
ambtenaren regelt en dat dus B. en W
niet buiten den Raad om aan ambte
naren uitkeeringen mogen doen waar
voor de Raad geen regelen stelde.
Het zou kunnen zün dat B. en W
hadden gehandeld volgens art. 20 van
het Ambtenaren-reglement dat spreekt
van een uitkeering voor extra uren ar
beid. Maar spr. meent dat in dit geval
dit artikel niet van toepassing is. Het
is vaststaande, dat voor de toelagen
geen gelden op de Begrooting voorkwa
men, B. en W. gingen buiten hun be
voegdheid met het verleenen van deze
uitkeeringen
Het moge twijfelachtig zijn of de zaak
had moeten worden behandeld in het
Georganiseerd Overleg, ze had wel moe
ten worden behandeld in de dienstcom
missie voor het secretariepersoneel.
De heer Reinalda antwoordt dat
de eerste twee vragen toestemmend
kunnen worden beantwoord. Ten aan
zien van de derde vraag doet spr, op
merken dat gratificatiën zün verleend
tot bedragen van 500 en 300 onder
scheidenlijk aan den griffier, den
Hoofdcommies-redacteur, de referenda
rissen en de Hoofdcommies-chefs ter
zake van bijzondere opdrachten die hun
zy'n verleend en bijzondere diensten die
van hen zijn gevraagd naar aanleiding
van de annexatie, daarvoor en daarna
Wat aangaat vraag 4 zegt spr. dat het
sedert vele jaren regel was bij het ver
leenen van gratificatiën, dat gold het
ambtenaren van wie de raad het salaris
bepaalde en vaststelde, de zaak in der.
Raad kwam, in alle andere gevallen ver
leenden B. en W. de gratificatiën. Vol
gens analogie hebben B. en W. thans
ook gehandeld
B. en W. hebben advies ran de com
missie voor de arbeiós-aangelegenheden
gevraagd. De stukken werden bij de le
den van die commissie rondgezonden.
Daar de leden van die commissie geen
aanmerking maakten, oordee'-den B. en
W. zich door die commissie te zijn ge-
ruggesteunü.
Spr. sten:: toe formeel hadden B. er
W. bij den Raad moeten komen, daar
er geen post voor de gratificatiën op
de Ik grooting is. De zaak behoort niet
thuis in het Georganiseerd Overleg. In
dat overleg worden alléén dienst- en
arbeidsvoorwaarden behandeld. Behoort
dan een dergelijke zaak gebracht te
worden in de dienstcommissie? Dat
dient alleen te geschieden indien het
geldt dienst- en arbeidsvoorwaarden
'.oor allen. Het gold nu een bijzonder
geval. Dit "kon niet behandeld worden
in het Georganiseerd Overleg of in de
dienstcommissie.
De heer Joosten had verwacht dat
de wethouder een conclusie voor de toe
komst zou hebben getrokken. Dat is
echter niet geschied. Alleen zeide de
heer Reinalda er is gehandeld naar
analogie van vroegere gevallen. Echter
men mag de wet niet op zijde gaan stel-
ien omdat er eenmaal tegen gezondigd
is. Het advies der commissie voor de ar-
beid&aangelegenheden kan te dezer za
ke niet worden aangehaald Aan de
commissie is niet gezegd, dat B. en W.
den Raad niet zouden raadplegen.
Het gaat er om hadden B en W. de
bevoegdheid de gratificatiën te verleu
nen. Spr. meent van niet. Indien het
voornemen ran B. en W. mocht zijn
voortaan op een dergelijke wijze grati
ficatiën te gaan verleenen dan zal spr
een motie moeten voorstellen om der.
Raad in de gelegenheid te stellen een
uitspraak te deen. Als de Raad salarls-
•.egeüngen gaat vaststellen, dan gaat
het niet aan dat B. en W. die op zijde
gaan stellen door het verleenen van
gratificatiën.
De heer Peper zegt dat hem is
medegedeeld dat één Hoofdambtenaar
belialve een gratificatie van 400 nog
bovenalen een extra gratificatie heef:
gehad. Spr. kan de manier ran optre
den van B. en W. met het rerieener.
van deze gratificatiën niet bewonderen
Naar ce roeening ran spr. is een ieder
gemeente-ambtenaar gehouden mch ge
heel en met aQe krachten aan de ge
meente te geven. Er is geen reden als
eens een bijzondere opdracht word: ge
geven dan daarvoor een gratificatie :e
verkenen:
De heer Castricum wenscht na
dere inhchfcngen. Waarin bestonden de
bijzondere opdrachten en vielen de werk
zaamheden daaraan verbonden bieder,
de gewone diensturen?
De heer Van Liemt kan den aard
der extra werkzaamheden waarvoor een
gratificatie is verleend in het algemeen
niet beoordeelen. Maar het gaat niet aan,
indien iemand maar iets meer dan zijn
best deed. dat te gaan negeeren spr.
herinnert aan hetgeen dienaaagsar.ee
eens jaren geleden een plaatselijk blad
schreef want deed men dat dan zou
men «.Hft particulier, alle persoonlijk ini
tiatief gaan dooden. wat ter. nadeele van
de gemeente zou zijn. Het verleenen '.-an
de gratificatiën is dus niet af te keuren.
De heer Van de Kamp stelt de vTaag
of Indien B. en W. een hoofdambtenaar
een extra opdracht geven, die hoofd
ambtenaar dan alléén die opdracht uit
voert. Neen, antwoordt spr. Zulk een
hoofdambtenaar geeft dar. op zijn beurt
weder ondergeschikten ambtenaren op
drachten. Het is daarom bevreemdend,
dat B. en W. alleen de hoofdambtenaren
een gratificatie gaven. Te meer omdat er
onder die hoofdambtenaren waren, die
tijdens die extra werkzaamheden bijna
niet op het stadhuis kwamen.
Spr. dient een motie ip.:
De Raad enz. besluit B. en W. uit te
noodigen met een voorstel bij den Raad
te komen dat de mogelijkheid opent ook
aan lagere ambtenaren een gratificatie te
verleenen voor extra werkzaamheden
vóór en na de annexatie gedaan.
Tenslotte deelt spr. mede, dat ook hem
ter oore is gekomen dat boven de ver
leende gratificatie nog aan één hoofd
ambtenaar een extra gratificatie is ver
leend.
De heer Reinalda doet opmerken
dat gratificatiën slechts als gxoote uit
zondering worden verleend. B. en W.
kunnen, dat stemt spr. toe, formeel hun
bevoegdheid niet dekken. B. en W. zullen
nu een vorm moeten gaan zoeken waar
bij de Raad de volle honderd procent zal
krijgen ter zake ran het verleenen van
gratificatiën en maatregelen nemen dat
de raad ter zake van het verleenen van
gratificatiën de zeggenschap heeft. On
der den een of anderen vorm zullen er
dan gelden voor op de Begrooting moeten
werden uitgetrokken.
De gratificatiën werden verleend aan
die hoofdambtenaren aan wie B. en W.
ter zake van de annexatie bijzondere op
drachten ga-ven terzake van bet uit
brengen van adviezen van zeer moeilij
ken aard. Als wordt gevraagd, deden die
hoofdambtenaren he: werk alléén, dan
antwoordt spr. neen. Maar het belang
rijkste deel. het intellectueele werk, heb
ben die hoofdambtenaren zelf moeten
doen.
Er is te Haarlem een ambtenarencorps
dat zich ten volle aan de gemeente en
zün taak geeft. Maar de hoofdambte
naren in geding hadden een bijzonder
moeilijk werk te doen. Vandaar het ver
leenen van de gratificatiën. Ze hadden
B. en W. van advies te dienen over be
langrijke zaken.
De motie van den heer Van de Kamp
-meent spr. te moeten ontraden. Het fs
waar aan een der hoofdambtenaren zijn
na de begrooting. behalve de gratificatie,
nog drie periodieke verhoogingen ver
leend.
De heer Van de Kamp wijzigt de
motie zóó dat ze luidt: ..De Raad enz.
noodigt B. en W. uit te overwegen of er
aanleiding is ook andere personen, in
gemeentedienst zijnde, dan de 'hoofdamb
tenaren een vergoeding te verleenen voor
bijzondere diensten verricht vóór en na
de annexatie.
De heer Reinalda zegt dat hü van
meening is dat ook aanneming van de
gewüzigde motie moet worden ontraden
en wel om niet bij de lagere ambtenaren
verwachtingen op te wekken. Er zijn
adressen ingekomen van de verschillen
de ambtenaren-organisaties die B. en W.
niet kunnen afhandelen dan nadat het
Georganiseerd Overleg er over is ge
hoord. Laat de Raad daarmede genoe
gen nemen.
De heer Gerritsz verklaart dat hü
na de toezegging van den wethouder dat
de adressen van de ambtenarenorgani-
saties behandeld zullen worden in het
Georganiseerd Overleg geen aanleiding
meer heeft voor de motie van den heer
Van de Kamp te stemmen.
De heer Groenendaal daarente
gen zal voor de motie stemmen.
Mevrouw Maarschal 1—Kom in
had zich reeds voor de verklaring van
den wethouder voorgenomen tegen de
motie te stemmen omdat naar haar mee
ning de geheele za3k fout is.
De motie van den heer Van de Kamp
wordt verworpen met voor de stemmen
der leden Van de Kamp, Groenendaal
Peper en Klein.
PUNT 19.
Benoemingen.
Benoemd worden:
tot leeraar in de Nederlandsche taal en
in de geschiedenis aan het Gymnasium
de heer M. de Jong:
tot leerares in de oude talen aan het
Gymnasium mej. N. Appeldoorn:
bot leeraar in de Aardrijkskunde aan
het Gymnasium de heer H. Th. Fischer:
tot tijdelijk leeraar in de oude talen
aan het Gymnasium Dr. K. van der
Heyde;
tot tijdelijk leeraar in het Fransch
aan het gymnasium de heer C. Phaf;
tot definitief leeraar aan de gemeen
telijke avondschool voor r.ijverheidson
derwijs, de heeren H. Felix, Ir. L. W. P
Blanchi, N. G. Schultheiss en H. A. Oos-
terlec en tot tijdelijk leeraar de heeren
G. Bra kei en A. Wensing.
De benoeming van Regenten van het
Groote- of St. Elisabeths-Gasthuis word:
aangehouden.
BU de nu volgende
RONDVRAAG.
komen allereerst aan de orde de vra
gen van den heer Visser aangaande de
Plaat „Sport is Leven"
De heer Visser had de volgende vra
ger. ?ct B. en W. gericht:
Is het met toestemming var. Burge
meester en Wethouders, dat ce plaat
„Sport is leren enz. thans op de open
bare aar.plakplaatsen geplaatst is zü
het dan met de opschriften in de En-
seische en Spaansche talen?
r ot Nederlandsche tekst geplakt is op
het Traasformatorenhuisje bij de Groo
te Houtbruc?
Hebben L'. en W. hier eveneens toe
stemming voor gegeven?
De voorzitter zegt dat de eerste
aag toestemmend kan beantwoord
ftXKden. De toestemming is verleend om
dat de strekking van deae plaat niet ge
vaarlijk werd geoordeeld. Naar aanlei
ding van de tweede en de derde vraag
antwoordt spr. dat voor het aanplakken
van de plaat met Nederlandschen tekst
geen vergunning is verleerd en dat B.
er. W. die plaat van het Transformato
renhuisje hebben laten verwijderen.
De heer Visser begint met te ver
klaren dat hü sprak van een opschrift in
ce Spaansche taai. Dat moet echter zijn
in het Esperanto. De houding die B. en
W. nu aannamen ten opzichte van dese
plaat vindt spr. naar hij verder uiteen
zet. niet juist, na het besluit van een
vorige vergadering van den Raad ten
aanzien vair de vorige plaat. De Raad
sprak rich toen uit tegen het aanplak
ken van de plaat op de gemeente-eigen
dommen. Nu garen B. en W. toestem
ming tot het aanplakken van een plaat
met een zelfde bedoeling als de vorige
plaat. B. en W. hadden voordat ze dat
deden de zaak in den Raad moeten bren
gen. De heer Hcerkens Thijssen
zegt. dat de voorstelling van zaken die
de heer Visser geeft niet Juist is. Tegen
de plaat die nu is aangeplakt kan niet
gelden het bezwaar dat gold tegen de
ï-oode plaat.
Als de soc.-dem. leden van den Raad
interrumpeeren, merkt de heer Heer
ken s ThUssen op dat die quaestie
van rood al dan niet, maar betrekkelijk
is geweest bü het nemen van do be
slissing door B. en W.
Nadat B. en W. die bevoegd zün zelf
standig een beslissing te nemen gewei
gerd hadden verlof te geven tot de aan
plakking der plaat op de gemeente
eigendommen kwam de zaak in den
Raad. Er volgde een uitspraak van den
Raad. Toen kwam de tweede plaat. Spr.
was van meening dat tegen die plaat
niet gelden de bezwaren die er waren te
gen de eerste plaat. De beslissing viel in
het college van B. en W. tijdens afwe
zigheid van de heeren Reinalda en Bruch
B. en W. hebben zelfstandig een be
slissing te nemen. Het gaat niet aan te
zeggen: ge hadt dat niet mogen doen
bulten den Raad om.
De heer Visser merkt op. dat ten
aanzien var. de eerste plaat wel het ge
voelen van den Raad is gevraagd maar
niet ter zake van de tweede plaat.
De voorzitter: By de eerste plaat
gold het een weigering van B. en W. tot
aanplakken op gemeente-eigendommen.
De heer Visser vervolgt dat hij van
meening blüft dat B. en W. nle: juist
gehandeld hebben.
De heer Gerritsz is van oordeel,
dat B. en W. met de beslissing ten aan
zien van de tweede plaat feitclük van de
dwaling huns weegs zün teruggekomen.
De teckening van de tweede plaat is pre
cies gelUk aar. die der eerste. Het zit al
leen in de kleur. De wethouder zeide nu
dat de roode kleur ex niet zooveel toe
doet. Als dus de S. D. A. p. mocht vra
gen de eerste plaat te mogen aanplakken
dan kunnen B. en W. dat niet meer
weigeren.
De heer Heerkens Thijssen:
Het is niet dezelfde plaat.
De heer Bruch betoogt dat hü. toen
de beslissing viel in. het college ran B.
en W. ten opzichte van de tweede plaat,
voor gemeentezaken te Dordrecht was.
Spr. wil echter nu zeggen dat indien
zün meening ten aanzien van de tweede
plaat was gevraagd, hü volhard zou heb
ben bij zün mecning en dat hü dan zou
gezegd hebben dat z. i. die plaat ook niet
mocht worden aangeplakt.
Stofbestrüding,
De heer Van Liemt had B. en W.
eenige vragen gesteld ter zake van
stofbestrüding in den Hout die aooals
spr. had te kennen gegeven zou geschie
den op minder afdoende wüze dan een
vorig jaar. Willen 1 en W. opdracht
geven tot. een krachtiger optreden in
zake .stofbestrüding, zoo had spr. ge
vraagd.
De heer Heerkens Thijssen
zegt dat er geen aanleiding is tot de mee
ning dat nu minder dan een vorig Jaar
zou worden gesproeid. Maar de zaak is
dat de aflevering van een noodige hoe
veelheid Clüoorcalcium is vertraagd door
dc groote '.Taag naar dat artikel,
wordt nu met water gesproeid. Er is
reeds bü den betrokken dienst op aan
gedrongen de noodige maatregelen te
nemen tot een krachtige stofbestrüding.
Nog wil spr. opmerken dat het bestrij
den van stof In den Hout door middel
van teer niet van gevaar voor de hoo
rnen is ontbloot.
De heer Van Liemt verklaart dat
het hem genoegen doet te vernemen dat
het hier niet geldt een bezuiniging.
Het is overigens naar de meening van
spr. een fout dat niet tüdig door den
betrokken dienst de noodige maatrege
len zijn genomen dat de middelen ter
bestrijding van de stof voorradig waren
Spr. dringt nogmaals aan op het nemen
van de nocdige krachtige maatregelen tot
bestrijding van de stof.
Bemiddeling der
Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
De heer Peper had vragen gesteld
ter zake van bemiddeling door de ge
meentelijke Arbeidsbeurs verleend. Vol
gens de toelichting van spr. zou de ge
meentelijke Arbeidsbeurs personeel aan
de firma Thoolen op de Letdschevaart
hebben verleend voor het bollenpellen,
tegen een loon afwisselend tusschen 4
en 9 cents per uur. De menschen zouden
11 uur per dag moeten werken. Er waren
menschen daar aan het werk gegaan
omdat ze van meening waren dat Indien
ze het niet deden, ze niet meer den
gewonen steun zouden krijgen.
Spr. vraagt aan het college van B.
en W. is het college niet van meening
dat de gemeentelijke Arbeidsbeurs nle:
haar arbeidsbemiddeling had moeten
verleenen voor een werken op derge
lijke voorwaarden?
Verder of B en W. niet van mecning
zün, dat als het werken op dergelijke
voorwaarden mocht worden geweigerd
der. menschen niet de gewone steun mag
worden onthouden.
De heer Loerakker kan niet aan
nemen. dat voor het pellen der boller,
volwaardige arbeidskrachten worden ge
nomen. Het is een arbeid, die in den
rege! vrouwen en kinderen doen. Vbë-
wassen arbeidskrachten kunnen nu wel
ander werk in het bollcnvak vinder-
Vereer zegt spreker, dat de heer
Thoolen niet ..als een normaal paticon'
is te beschouwen. Hü betaalt immer hal'
geld.
De heer Heerkens ThtJ»«on *g
dat volgens inlichtingen, die B. en W.
verkregen, het loon niet por uur wordt
uitbetaald. De beloomng te 40 ct. per
mand. Aan den arbeid rijn genet men
schen op leeftijd, eenige Jcmee Beden
en een volwassen arbeidskracht, die dat
werk op die voorwaarden wilden «Jber.
Het weekloon is niet hoog: liet loop
van 14 tot 16 gulder.. Doch men neme
ln aanmerking, dat het Is een arbcki
voor onvolwaardige Arbeidskrachten
Wat aangaat de gevolgen voor hen
die het werk mochten weigeren, daar
van kan spreker in het algemeen nle
veel zeggen. Maar alle omstandigheden
zullen büde beoordeeling daarvan :n
aanmerking worden genomen. Indien
mocht blijken, dat iemand door het wer
ken mocht gedupeerd rij", dtm za& ver
moedelijk het weigeren voor dien man
geen nadeellge gevolgen hebben.
De heer Peper had liever gezien, da:
de wethouder niet een officieele inlich
ting had voorgelezen, maar had ver
klaard. dat de arbeidsbeurs geen bemid
deling onder zulke voorwaarden mag
erleenen en dat hU pertinent had ver
klaard, dat het voor Iemand die weigert
onder dergelijke voorwaarden te werken
geen nadeellge gevolgen aal hebben.
De heer Gerritsz is van meening
na den heer Loerakker gehoord te heb
ben, dat zeer voorzichtig gehandeld
moet worden, door de gemeentelijke
arbeidsbeurs ten aanzien vnn het ver
leenen van arbeidsbemiddeling.
Gemeentelijke arbeidsbeurzen nemen
niet gaarne op zich het verleenen van
arbeidsbemiddeling ten ojzichte van on
volwaardige arbeidskrachten. Ze moeten
echter wel doen ter wille van die
onvolwaardige arbeldskr.-. ;en. Ten
slotte zegt spreker, dat vrouwen niet
or.der onvolwaardige arbeidskrachten
zün te rekenen.
De heer Loerakker zegt. dat de
firma Thoolen nimmer voor „vol" wordt
beschouwd, maar dat Indien ze 40 ct.
per mand voor het bollenpellen betaalt,
ze daarvoor den vollen prijs betaal:
Indien een Jonge man maar 4 a 9 ct.
per uur kan halen, dan kan spr. zich
dat niet indenken van een jongen
man.
De Voorzitter zegt ten slotte tot
den heer Peper dat hü beter had ge
daan met deze zaak met den wethouder
binnenskamers te behandelen en pas.
indien hü dan niet bevredigd werd, met
de zaak in den raad te komen.
De heer Van Kessel bepleit het
aanbrengen van eenige verbeteringen
op de groentemarkt die dc federatie van
marktkooplieden wenscht.
Schoonheidscommissie
De heer Visser merkt op. dat aan
het uitvoeren van raadsbesluiten dik
wijls met traagheid wordt gewerkt. Zoo
wenscht spreker te vragen hoe het staat
met de tot standkoming van de schoon
heidscommissie. Voorts vraagt «preker
wanneer kom: het pracadvics inzake
het vloekverbod en dat op het adres van
den bond van oud-gepensioneerden.
Ten slotte Informeert spreker wanneer
er kom: het wachthuisje nabU het
Lorentzplein.
Dc heer Van Liemt maakt de op
merking. dat de tramlünen nabü het
Frans Halsplein een vrü scherpen bocht
maken. Dit kan ten nadeele van het
verkeer zün. Het is in het belang van
het verkeer, dat de bocht minder
scherp wordt gemaakt, daar scherpe
bochten binnen 21/2 jaar gaan „uit
rijden".
Verder vestigt spreker de aandacht op
den toestand in dc Kruisstraat tusschen
de Krocht en de Nassaustraat. Ten
einde de trani te kunnen door laten
ontstaat er soms een ophooping van
wagens en karren. Het is gewenscht in
de toekomst de tram niet meer door de
Smedestraat te leiden maar door de
Jansstraat.
De heer Reinalda kan mede
dee'.en. dat voor de Schoonheidscom
missie reeds een ontwcrp-reglement ge
reed is en dat tr' instelling van die
commKd<- zal worden overge-
r -
Wat aangaat de zaak van het vloek
verbod, wordt door B. en W. nagegaan
of zü nu reeds een prae-advics zu'.Jen
geven of dat zü daarmede nog eentgen
tüd moeten wachten. De zaak is bü hen
ln onderzoek. Het pracadvies aangaande
het adres van den bond van oud-gepen-
slonneerden is in bewerking. De zaak
van een wachthuisje op het Lorentz
plein Is nog in onderzoek.
Wat aangaat het tracée der tram
lij r,en nabü het Frans Halsph-in. daar
mede is nu slechts een voorloop! y op
lossing bereikt. Het is gewenscht dat
de tramlünen aan den linkerkant ran
den weg zullen komen; dan is ccn min
der scherpe bocht noodig. Dat Is echter
eer. zaak van RUksconcessle. Dan zal
rechts van den weg een vrüe autobaan
kunnen komen. De andere zaak. dlc de
heer Van Liemt besprak, behoor: hier
niet thuis. Volgens de tramwet 1917 moet
een aanvrage tot een verlegging van een
trambaan bü het Provinciaal bestuur
worden aangevraagd. Het is aan de
Trammaatschappü reeds bekcr.d ge
maakt wat de gemeente wenscht.
Indiër, het niet kan komen tot een
verlegging van dc trambaan dan zal
weder dubbel spoor ln de Kruisstraat
moeten worden gemaakt. Spreker zegt
toe dat B. en W. ter zake van het
rUden van de tram door dc Janstraat
zich met de trammaat/chappü ln ver
binding zullen gaan stellen.
De heer Koppen klaagt over den
stank der grachten. Kunnen B. en W.
niet maker, dat van woge Rünland meer
wordt gespuid? Verder vraagt spreker
hoe het staat met de reorganisatie van
den Schcterweg en de demping var. de
sloot aan de Algemeone Begraafplaats
De heer Reinalda zegt dat bü
Rünland zal worden aangedrongen op
meer spuien. Ten aanzien van de reor
ganisatie van den Schoterwcg kan
spreker mededeelen, dat met den Rijks
waterstaat overeenstemming is verkre
gen zoodat de demping van de sloot
bij de Algemeer.c Begraafplaats nog ln
het najaar zal kunnen plaat: hebben.
Daarna wordt de vergadering geslo
ten.