H. D. VERTELLINGEN FLITSEN FEmlLËTÖN De Dubbelganger STADSNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 2 AUG. 1928 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) De trein heeft al gefloten door LUIGI PIRANDELLO. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1262 VERSTAAN en tien minuten later zal hij tevoorschijn komen en vragen of je hem riep maar als je eerst goed I rondkijkt om te oonsta- I teeren dat hij er niet is voor je in je mans oor fluistert om liein het laatste schandaal van de buurt te vertellen komt hij later met de on schuldige vraag wait je aan pappie vertelde over mevrouw Kommer en liaa<r dienstbode. Hij fantaseerde. Het is een lichte hersenontsteking een hoofd roos beweerden de dokto ren. En al zijn collega's herhaalden het wanneer zij met tweeën of drieën uit de inrichting kwamen waar zij hem be zocht hadden. Het deed hun blijkbaar bijzonder veel genoegen, wanneer zij een of an deren laten boemelaar dien zij ontmoet ten mol de wetenschappelijke uitdruk kingen. die zij juist van de doktoren hadden gehooid, konden mededeelen ,.Een hersenontsteking F' „Een hoofdroos!" „Een hersenkoorts En zy speelden de bedroefden; doch h den grond waren zy hartelijk blij, wa«rs>r zij kerngezond uit de droefgees tige inrichting weer in den blauwen, vroolijken wintermorgen stapten. „Of hij misschien dood gaat? Of hij krankzinnig wordt?" „Ach!" „Sterven zal hij waarschijnlijk niet". „En wat zegt hij eigenlijk?" „Steeds hetzelfdd. Hij fantaseert". „Arme Belluoa!" Niemand kwam op liet denkbeeld, dat zijn geval ook de bijzondere omstandig heden, waarin de ongelukkige reeds zoo lapg leefde, ook zeer natuurlijk zou kun nen zijn; en dat alles, dat hij zeide en dat allen voor een ijlkoorts, voor een symptoom van hersenontsteking hiel den, mogelijk slechts de simpele en dui delijke verklaring van dit zeer natuur lijke geval kon zijn. Het feit, dat Belluca den avond te voren heftig tegen zyn chef op het kantoor te keer góng en by de scherpe berisping, die deze hem gaf bijna hand tastelijk werd, gaf aan het vermoeden, dat er een storing van de geestelijke vermogens in het spel was, echter een krachtigen steun. Want er bestonden geen zachtaardi ge!' en lnscliikkelijiker, geen systemati scher en geduldiger menschen dan Bel luca. Wie had liem tocfh terstond „bekrom pen" genoemd? Een van zijn collega's op het kantooi'. Ha zeer voortreffelijk! „Bekrompen", dat was de arme Belluca inderdaad. Bekrompen tuss- de vier nauwe muren van zijn boekhouding; den geheelen dag niet ondiers in het hoofd dan open, enkelvoudige, dubbele en doorgehaalde posten, uitgaven en ontvangsten, hoofddoeken, uittreksels uit rekeningen, debet- en creditsaldi en- zoovoort. Een wandelende dossierkast of nog beter: een oude ezel. die jaar hi, jaar uit, stil en geduldig, zijn kar in hetzelfde tempo door dezelfde straat trok; met groote kleppen voor de oogen. Ontelbare malen had men dezen ouden, ezel al geslagen, ja meedoo- genloos geslagen. Alleen, voor de grap, alleen om te zien of men hem niet uit zijn rust kon brengen en er toe kon bewegen ten minste ziin hangende ooien eeuigszins te spitsen of met een poot te slaan. Maar vergeefs! Stil en deemoedig, zonder zich te verzetten, had hij de onrechtvaardige slagen en wreede kwellingen zich laten welgevallen, als of zü hem niet aangingen of beter nog, alsof hij ze niet meer merkte, omdat hij al aan lange en permanente slagen van het lot gewoon was geraakt De plotselinge omwenteling in zijn Innerlijk was dus inderdaad alleen ais het gevolg van een plotselinge geestelij ke storing te verklaren. Des te meer, daar hii de terechtwij zing den avond te voren met recht ver diende en zijn chef alle reden had, hem te berispen. Hij was des morgens met geheel veranderde gelaatsuitdrukking op het bureau versohenen en bovendien meer aan een half uur te laat geko men Een zeer ongewone gebeurtenis, die zich nu, hoe zal ik het zeggen? als hot ware alleen met een lawine liet vergelijken. Het was, alsof zijn blik plotseling rui mer was geworden, alsof de kleppen hem plotseling van de oogen waren ge vallen, alsof het schouwspel des levens rondom hem plotseling was opgegaan. Het was alsof hij plotseling de ooren had opengezet en nu voor het eerst totaal vreemde stemmen en geluiden hoorde. Zoo was hij des morgens vroolijk op het kantoor verschenen. Vol ongewone en dwaze vroolijkheid. En dan had hij den geheelen dag lang niets gedaan. Toen de chef 's avonds in ziin kamer kwam om de boeken te onderzoeken, was hij zeer verbaasd „Niet mogelijk! Wat heb ,1e vandaag den geheelen dag gedaan?" Belluoa zag hem glimlachend, bijna uitdagend aan en haaide de schouders op. „Wat heeft dat te beteekenen?" riep zijn chef. die .op hem, toetrad en hem bij de schouders schudde. „He Bellu ca! Wat beteekent dat?" Uit het Engelsch van ALICE EN CLAUDE ASKEW. 36) Ik houd van haar, zei Philip een voudig en het brandde hem op de tong om «te zeggen dat hij In elk geval Helen's vader heel gced kende! Maar hij hield zich in en vervolgde; ik. houd van Heien en als ik trouw is het met haar! En Dc.ra drong niet verder aan en voelde zich onmiddellijk haar broeders bondgenoot .Zij had zelf een groote ge- n-aqnheid opgevat voor het mooie meisje en het deed haar leed te bedenken, dat als Greta vertrok, ook I-Ielen weer weg zou gaan. Maar wij moeten ook aan Greta denken, zei Dora na eon poosje, nadat 7ü vpal enthousiasme over Helen's bekoorlijkheden gesproken hadden. Ik voor mij ben overtuigd dat Greta van je houdt en dat zij denkt dat jij op haar verliefd bent. Je moet een, weg vindon om de waarheid haar dui delijk te maken, Ik zal jullie natuurlijk niet meer zoo vaak alleen loten, zooals „Oh niets antwoordde Belluca, nog altijd met den dammen, overmoc- dtigen glimlach op do lippen. „Heelemaal niets, meneer 1 De trein...." „De trein heeft al gefloten. Jawel". „Drommels! Wat vertel je daar? Wel ke trein dan?" „Vannacht, meneer. Ik heb hem heel duidelijk hooren fluiten". „Den trein?" „Stellig. Oh, wanneer u eens wist, waar ik op het oogenblik al ben! In Siberiëof.... of ook in de oerwou den van den Congo. Dat gaat als de bliksem, meneer de directeur De andere leden van het personeel waren intusschen op het woedende ge schreeuw van den clief. de kamer bin nengetreden en zij lachten luidruchtig, toen zy Belluca zoo hoorden spreken. Daarop raakte de chef. die dóen avond naar het scheen slecht gemutst was, van woede buiten zichzelf en ging heftig te keer tegen don ongelukkigen zonde bok, die zijn wreede aardigheden tot dusver altijd zwijgend had aanvaard. Maar dezen keer verzette hij zioh, tot algemeene verwondering, zelfs ontstel tenis; hij schold luid en herhaalde tel kens weer den onzin dat de trein al had gefloten. Ja, drommels, hij had hem zeer duidelijk hooren fluiten en kon en wilde zich nu niet meer op deze manier laten behandelen. Zij moesten hem m°t geweld vasthou den, zijn handen binden en hem zoo naar een krankzinnigengesticht brengen. Ook daar vertelde hij aan één stuk door van den trein. Hij deed het fluiten na. Een langgerekt, diep, melancholie-k gefluit als op zeer groot-en afstand in den nacht. En terstond daarop voeg de hij er aan toe: „Hij gaat weg hy gaat weg.. Waar gaan wy heen, vrinden? Waarheen?" En hij keek alle lieden met zeer vreemde oogen aan. Zijn oogen, die vroeger altijd zoo melancholiek en som ber waren, lachten nu vriendelijk gelijk die van een kind of van een gelukkige: en verwarde zinnen kwamen daarbij van zijn lippen. Zeer ongeloofelitke dinger; poëtische, fantastische en overspannen woordverbindingen, die des te wonder lijker aandeden, daar men ze niet in hel minst kon verklaren, hoe zy in zijn mond kwamen; want tot dusver had hij zich toch alleen om getallen, lijsten en catalogi bekommerd en was als blind er doof voor heb leven: een boekhoudma chine. En nu vertelde hij van de „blau we voorhoofden" van de sneeuwgeberg ten die zich in den hemel strekken en van de vettige walvis.--hen. die mot hun staarten „den grond der zeeën ploegen". Geheel ongeloofelljke dingen, gelijk ge zegd. Degeen, die het mij vertelde, was der halve zeer verwonderd, toen hij merkte, dat ik niet in het minst verbaasd of toch althans een beetje verrast was. Ik aanvaardde zijn mededeeling zwij gend. En mijn zwijgen was vol smart. Ik schudde het hoofd cn zeide: „Belluca is niet krankzinnig. Daar kunt u op re kenen. Er zal hem iets overkomen zijn. Maar iets heel natuurlijks. Dat kan nie mand verklaren, omdat niemand weet, hoe de arme kerel tot nu toe leefde. Maar ik ik weet het; en ik ben er vast van overtuigd, dat ik alles heel lo gisch kan verklaren, wanneer ik hem gezien heb en met hem gespreken. Op weg naar de inrichting, waar de ongelukkige was ondergebracht, dacht ik verder na: „Op een mensch, die, ge lijk Belluca tot dusver een „onmoge lijk" leven leidt, kan 't meest alledaag- sche ding, een uiterst gewoon voorval of een zeer onbelangrijke, onvoorziene sto ring laat ons bijvoorbeld zeggen een kiezelsteen op den weg de merkwaar digste uitwerking hebben, die men al leen kan verklaren, wanneer men be denkt, dat zijn leven tot dusver „onmo gelijk" was. Daarop moet men zijn ver klaring baseeren, men moet haar in ver band brengen met de onmogelijke le vensvoorwaarden; en zij zal duidelijk en eenvoudig schijnen. Wie alleen den staart van een monster ziet en niet het monster zelf, zal den staart alleen wan staltig vinden. Hij moet hem in verband met het monster brengen, dan zal hij hem niet meer wanstaltig voorkomen, maar zooals hij zijn moet. Een heel na tuurlijke staart". Nooit zag ik een mensch een zoo droe vig leven leiden als Belluca. Ik woonde in hetzelfde huis als hy en niet alleen ik, maar alle andere bewoners vroegen zich af, hoe de man in zulke omstan digheden kon leven. Hij had drie blinde vrouwen bij zich wonen: zijn vrouw, zijn schoonmoeder, en haar zuster. De beide oude dames hadden den grijzen staar, zijn vrouw was gewoon blind. En zij wil den alle drie bediend worden. Zy riepen ik tot nu toe gedaan heb, maar dat moet niet te opvallend gebeuren, Ik zal wel een middel vinden om haar de oogen te openen, zei Philip. Hij had zijn plan al gemaakt, maar zei er niets van tegen Dora, uit vrees dat zij het hem ernstig zou afraden. Hij zou Greta van zijn liefde voor Helen vertellen. Dat was misschien niet de verstandigste weg maar Philip had nu eenmaal niets van een diplomaat. Hij hield ervan de koe bij de horens te vatten! Na het eten stelde Philip, Greta voor om een wandeling te maken in den tuin, een uitnoodiging die met groote graagte werd aangenomen. Dora keek hem niet zonder beklemming na. toen ze bedacht wat haar broer wellicht tegen Greta zeggen zou. Hij zegit vast iets onhandings, zei ze bij zichzelf, hij is de beste, liefste jongen die er bestaat, maar hij heeft geen greintje taot. Hij is in staat om te zeggen dat het hem spijt, dat zij verliefd op hem is of iets dergelijks. En dan tegen Greta, die zoo trotsch is! Hoe zal ze het opnemen? Philip en miss Franklyn waren ver dwenen in den tuin en Dora nam haar handwerkje weer op. Ik durf er een eed op te doen, dat hij een ontzettende flater begaat!, zucht te ze. den lieven' langen dag omdat niemand ze bediende. Zijn twee dochters, die na den dood van hun mannen bij hem wa ren gaan wonen, de een met drie, de ander met vier kinderen, hadden tijd noch lust om op de oude dames "te pas sen en zij bewezen ten hoogste haar mceder nu en dan een kleinen dienst. Hoe zou Belluca met zijn geringe ver dienste als boekhouder al deze hongerige magen voeden? Hij nam als bijverdien ste nog werk aan voor de avonden thuis: manuscripten om te copieeren. En ter wijl de vijf vrouwen en zeven kleine kin deren luidruchtig dooi- het huis gingen, zat hij daar en schreef, tot zij alle twaalf in de drie bedden ondergebracht waren, Het waren groote, twee-persoonsbed den; doch helaas slechts drie. Dat was een wild gekrfjsch iederen avond. Stoe len vielen om, poroelein viel in scher ven; en daar boven uit al het gejammer en geschreeuw, omdat een van de kin- deren in donker uit het bed was gewipt en zich tusschen de drie oude, blinde vrouwen wilde nestelen, die alleen in een bed sliepen en eveneens iederen avond ruzie maakten, omdat geen harer in het midden wilde liggen en zich verzette, wanneer het haar beurt was. Eindelijk werd het stil en Belluca schreef nog tot laat in den nacht voort, tot de pen hem uit de hand viel en zijn'oogen vanzelf dicht vielen. Dan wierp hy zich meestal gekleed op een kleinen, wankelen divan en viel onmiddellijk in een looden slaap, waaruit hij des morgens met moeite en dof in het hoofd ontwaakte. En nu was Belluca in deze omstandigheden iets zeer natuurlijks ovr 'romen. Hy vertelde het mij zelf haarf^-i, toen ik hem in de inrichting bezocht. Hijwas echter zelf nog wat opgewonden; maar dat was heel natuurlijk na hetgeen hem was over komen. Hij :hte om de doktoren, de oppassers en al zijn collega's, die hem voor krankzinnig hielden. „Natuurlijk!" zeide hij, „natuurlijk!" Belluca had reeds lang geheel vergeten, dat er een wereld was. Wat, u is verbaasd? Ja-wel. In de voortdurende kwelling van zijn ongeluk kig bestaan gebonden, den lieven langen dag, zonder rustpoos, over zijn boeken in het kantoor gebogen, gelijk een trek dier, had Belluca inderdaad reeds lang geheel vergeten, dat er zooiets als een wereld bestond. Toen hij zich twee da gen- geleden uitgeput op den kleinen divan wierp kon hij tegen de verwachting in niet terstond inslapen; misschien doordat hij oververmoeid was. En plot seling hoorde hij, in de diepe nachte lijke stilte, een trein in de verte fluiten, Dat kwam over hem als een plotselinge opluchting. Het was hem, alsof hij na vele jaren plotseling de ooren had ge opend. Ontroerd en bevend was hy in gedachten den trein gevolgd, die in den nacht voortspoedde. Daar buiten ja, daar buiten ver van dit afschuwe lijke huis met al zy'n kwellingen was de groote, wyde wereld, waar deze trein door stormdeFlorence, Turijn, Bo logna, Venetiëal de groote steden, die hy als jongmensch eens bezocht had. Ja, hij kende het leven, dat men in deze steden leefde. Een leven, dat hij vroeger cok eens had geleefd! En het ging ver der, dit leven; het. was steeds verder ge gaan, tenvyl hij hier, als een dier in een tredmolen was gespannen met kleppen voor de oogen. HU had er niet meer aan gedacht. De wereld was voor liem ge sloten geweest in de kwelling thuis, in de doode bekrompenheid van zyn boek houding. Maar nu doemde zy plotseling in zyn geest voor zijn bevrijde oogen op en stormde van alle zijden op hem toe. Het oogenblik, dat hem hier in zijn gevangenis doortrilde, liep gelyk eer. electrische stroom over geheel de wereld en nu nu kon hij hem met zyn plot seling herleefde fantasie door bekende en onbekende steden volgen, naar verre steppen, bergen, bosschen, zeeën. Terwijl hij hier dit „onmogelyke" le ven leidde, waren vele, vele millioenen menschen over de groote aarde ver spreid, die geheel verschillend leefden. Nu, op hetzelfde oogenblik, dat hij hier leed waren ergens ver weg de sneeuw gebergten, die met hun .blauwe voor hoofden" in den nachtelijken hemel stonden ja, hij zag ze heel nauwkeu rig en zeeën waren er en bosschen. En daarom kon hij zich, nu de wereld weer in zyn geest was teruggekeerd, in zekeren zin troosten. Ja, hü kon nu alle misère achterlaten om in gedachten wat frissche lucht te scheppen daar bui ten in de wereld. Dat was hem voldoen de! Den eersten dag was hij echte? wat te ver gegaan. Hy had zi~h bedwelmd had geheel de wereld in één teug leeg gedronken! Maar allengs zou hU wel weer in evenwicht komen. Op het oogenblik voelde hij zich steeds nog wat dronken van de vele lucht. En wanneer hij zU'n evenwicht dan weer zou hebben gevonden, zou hij zijn chef excuus vragen en zyn vroegere werk op he,t kantoor hervatten. Alleen zou de chef niet meer zoo hooge eischen aan hem stellen, als tot dusver en hem toestaan, nu en dan tusschen de een of andere boeking, een klein uitstapje te maken ja, naar Siberië of of misschien ook wel naar de oerwouden aan den Congo. „Dat gaat als de bliksem, meneer do directeur. Nu, als de trein al heeft ge floten En Philip was reeds begonnen te doen wat zijn zuster vreesde! 25X111. Wat ben je stil Philip! Greta. Franklyn was een meisje dat al heel gauw jonge mannen bij hun voornaam noemde. Philip was eerst een beetje verbaasd geweest over haar familiari teit, want hij was aan meer terughouding gewend bij de jonge meisjes waarmee hij in aanraking kwam, maar had zich spoedig geschikt in dit nieuwe. Het was een schitterende avond in het begin van Juni en de lucht was zacht en doortrokken van den geur van bloemen en bloesems. Greta, in een prachtige zwarte avond japon, zag er bijzonder aantrekkelijk uit. Ze had een witte roos geplukt, toen ze pas in den tuin kwam en had deze cp haar japon bevestigd. De bloem kwam prachtig uit tegen den donkeren achter grond. Toen Greta haar roos afgeplukt had, had ze ook een witten knop ge nomen en dezen lachend in het knoops gat van Philip's jas gestoken. Hier, zei ze, nu zijn we gelijk. Vind je ook rüet Philip? Philip was niet in staat veel te ant woorden en was nauwelijks op haar woor. den ingegaan en zoo kwam het dat ze eindelijk de opmerking maakte; Je EEN ONBEWOONBARE WONING. UITKOMST TE VERWACHTEN! Wij ontvingen een Macht over een on bewoonbare woning, die nog altijd be woond wordt. Het is het perceel Kok- steeg 14 rood, dat bijna een jaar gele den door den gemeenteraad onbewoon baar vertelaard is. En zooals ons he den bleek niet ten onrechte! Langs een wankele trap komt men op een por taaltje dat tevens ingericht is als keuken. Daar beerscht een bijna Egyp tische duisternis. Het licht komt door een luik, dat toegang geeft tot de vlie ring. Meer als een bergruimte is het evenwel niet. De voorkamer is wel 3 bij 4 Meter, maar met de hand kan men aan de zoldering komen, zoodat de ku bieke inhoudsmaat absoluut te klein is. De kosten zijn niet te gebruiken van wege de vocht. Het is zelfs zóó erg, dat de bewoners geen kleed op den grond gelegd hebben. „Alles teert toch weg!" klaagde de vrouw. De achterkamer die voor slaap plaats diende, heeft een oppervlakte van 9 vierk M. de „hoogte" is ook niet meer dan 2 Meter. Deze „woning wordt gebruikt door een man en een vrouw die daarvoor nog 3 gulden huur betalen. Al een jaar zoo vertelde de vrouw doe:i wij moeite om een beter huis te krijgen, maar hoewel •men ons van -het gemeentebestuur al meermalen toegezegd heeft, dat getracht zou worden ons een beter huis 'te bezor gen, wij blijven hier maar zitten. Mijn man heeft thans vast werk en 4 a 5 gulden kunnen wij wel verwonen. Wy hebben later by Bouw- en Wo ningtoezicht een onderzoek ingesteld en kunnen de menschen gelukkig maken met de mededeeling, dat hun heden door het gemeentebestuur een betere wo ning is toegewezen. Er moest evenwel gewacht worden tot een goedkoope wo ning beschikbaar kwam. Die is er nu, namelijk een van 5.20 in de week. De onbewoonbare woning zal dus wel dra ook onbewoond zijn! het zand spuiten aan het n, b. spaarne. De Spaarndammerweg wordt ook verbreed. Met het opspuiten van het gemeen- teiyk bouwterrein aan den Spaarndam merweg is men gereed gekomen; thans is men bezig het weiland, daaraan gren zende, op te spuiten. Ook de sloot aan de Westzijde langs den Spaarndammer- wag, die aanvankelyk behouden zou blij ven, zal nu worden volgespoten, zoodat de weg zal aansluiten aan het opgespo ten terrein. Aan den Westkant is een dijkje opgeworpen langs den weg, als keering voor de op te spuiten water- en zamdmassa. De rijweg is daardoor wat smaller, maar weldra zal de verbetering door verbreeding merkbaar zijn. bent erg ©til Philip. Ze sprak deze woorden zacht en zon der verwU't, misschien omdat ze dacht de oorzaak te kennen van zijn stilzwij gendheid. Als hy tot zichzelf was ge komen zou hU de woorden spreken, die ze zoo graag wilde hooren. Ze sloeg hem met aandacht gade, terwijl hij naast haar voort wandelde hy was groot, flink en gezond, zoo heel anders dan de mannen die ze tot nn ontmoet had, mannen alleen genoegeru najagend. Ze hield van het vrije, ge zonde buitenleven op Dartmoore en ze had de waarheid gesproken teen ze Philip verteld had. dat ze daar liever was dan in de society, dat ze daa.r haar gelukkigste dagen doorbracht en dat men in Londen alleen was om nieuwe vrien den op te doen met wie men lachen en flirten kon, maar dat dat leven voor haar geen diepere waarde had. Philip had van het eerste oogenblik af indruk op Greta Franklyn gemaakt; en ze had het een gelukkige bestiering van het lot gevonden, dat hy op Wendleshnm Manor was verschenen. Ze dacht niet aan verschil van stand. Ze was een meisje met onafhankelijke op vattingen en stcorde zich aan niemand als ze haar wil wilde doorzetten. Philip was in elk opzicht een gentleman en ze had geen vooroordeel tegen zyn beroep. DE SPEELTUIN AAN DE ZOMERVAART. SCHIFTING VAN KINDEREN? Het bestuur van de speeltuönvereeni- ging „het Westerkwartier" heeft een adres gezonden aan B. en W. Inzake den speeltuin aan de Zomervaart Medegedeeld wordt dat het bestuur ook na de conferentie met den wethou der van onderwüs en den inspecteur voor de lichamelyke opvoeding niet ac- coord kan gaan met de door B. en W. gestelde voorwaarde, dat scheiding ge maakt zal worden tusschen R. K. en andere kinderen. „Wy protesteeren uit alle macht" zoo vei-volgt het bestuur „dat het da- gelijksch bestuur van een der grootste steden van ons land zich op zulk een bekrompen en diep beschamend stand punt stelt, wanneer het er om gaat een absoluut neutrale vereeniging in de ge legenheid te stellen haar werk, dat, een volkomen zuiver algemeene strekking heeft, van algemeen maatschappelyk nut ten dienste van de jeugd, te doen. „In onze Vereeniging'is iedereen wel kom, en het feit, dat tal van Katholie ke buurtbewoners lid zün van onze ver eeniging en daar zelfs een belangrijk aandeel hebben by de uitvoering van het werk der vereeniging, moge u vol doende aantoonen dat geen van hen aanstoot heeft kunnen nemen aan de wyze waarop onze vereeniging werkt voor en met de jeugd. Wy waarschuwen dan ook met Mem tegen de besluiten van uw college, die tenslotte geen andere gevolgen kunnen hebben dan het breken van algemeen nuttig en noodzakelijk werk, dat gedu rende drie jaar door ons is verricht. Vervolgens doelen wij u mede dat uw besluit in zake de benoeming opzichter heelemaal niet strookt met onze opvat ting en wü uit de opheffing der bezwa ren welke de heer Wethouder van O. W. te dezer zake had, een gaflsefh andere conclusie trokken, terwijl daarnaast uit uw scliryven biykt, dat de tuin van November tot Maart zonder toezicht zou zfin en dusgesloten Met verwondering vragen wü ons af; „Waarom, met welk doel?" Deze brief is in afschrift gezonden aan alle raadsleden. Daarbij wordt ver der opgemerkt: „Waar wij overtuigd zyn, dat u als vertegenwoordiger der Haarlemsche burgerü zeker de algemeene belangen der gemeente zult bevorderen, roepen wü uw medewerking in om alsnog te bereiken, dat de speeltuin aan de Zo mervaart in beheer wordt gegeven aan onze vereeniging op de oorspronkelijke voorwaarden, zooals door den Raad goedgekeurd, dus zonder toevoegingen van later datum. Wij verMai-en ons gaarne bereid onze zaak nader toe te lichten en u van dienst te zyn om deze zaak tot een be vredigende oplossing te brengen". (Nadruk verboden.) GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN Terug te bekomen bij: A. ten Have, woonschip „Egeria" Z.B. Spaarne nabij de Rustenburgerlaan, bekertje; Wis- brun en Lifümann, Anegang 4, bont; Politiebureau Smedestraat, dassen; ry- wielbelastimgimerk; een pakhaak, tasch- je, tasohje met inhoud en ziekenfonds- kaart; De Roos, Joseph Israëlsweg 8, Blcemendaal, gele herdershond, ge bracht naar de Kennel Fauna, Park laan; B. Sleanan, Oranjeboomstraat 111, lampje in doosje; H. Alders, Schuitstraat 6, Santpoort, legitimatie bewijs; Warning, Zomerkade 131, lo ten Nederl. Toonkunstenaaarsbond; A, Roest, Brouwersstraat 12, muts; Wed. Rum.pt, Brouwersvaart 126, portemon- naie met Inhoud; J. C. van Reeken, Celebesstraat 8, Heemstede, prenten boeken; J. van Eerden, BercMieydestr. 35 rood, rozenkrans; W. Jonkhof, Lin- schotenstraat 2 B rood, rywielbelas- tingmerk; J. van Vliet, Bilderdijkstr. 38, idem; Horstman, Zyhveg 118, idem; S. van Leeuwen, Timorstraat 190, regen jas; C, Vooges, Paul Krugerstraat 78, sleutel; J. Broertjes, Ternateskr. 40, shawl; W. Rruyer, Kenneimerstiraat 19 zwart, sleuteltje; D. A. Veis, B. Nieu- wentytstr. 11, Purmerend, damestaschje met inhoud; S. Feenstra, Ryksstraat- weg 228, autobinnenband; A. Roosen- krans, Spaarne 98, bril in étui; van Schagen, Z.B. Spaarne 156, broche; Burry, Ursulastraat 2, notitieboekje; H. Beekelaar, Voorhelmstraat 16 rd„ hon denhalsband; W. B. Meyer, Leidsche- straat 135, hond (pincher); L. Oudhof, Korte Poellaan 12b, hondenpenning; Burgwal 24, gestr. herdershond; Peters Karei van Manderstr. 48, zwart hondje, gebracht naar Kennel Fauna; J. J. v. Essen, Slachthuisstraat 93, honden- honden penning; v. d. Ham, Brugwal 7, grijswitte poes, gebracht naar Kennel Fauna; M. Lynizaad, Reifczsfcraat 56, portemonnaie met inhoud; Torenbeek, Lankhorstiaan 61, Heemstede, porte monnaie met inhoud; Kloos, Kleverlaan 58, postduif; P. Adelaar, Spaansche- vaartstraat 59, pet; G. Kraan, Nylstr. 17, rywielbelastingmerk; Poelig, Romo- lenstr. 62 rood, idem; G. Osterthan, Riouwstraat 10, rywieltaschje; J. van Kuil, Brouwers plein 40, ring; M. Leu- pen, Prinsessestr. 5, rozenkrans; v. d. Linden, Pres. Steynstraat 44, sleutel; A. van Soest, Floraplein 25, sierspeld; C. Krom, ArnulfStraat 24, kinder- schoentje; Pleysant, Tetterodestraat 36 tasehje; C. Ebbelink, Rijnstraat 33, taschje met inhoud; H. J. Bakker, Wa genweg 3, hondenzweep; G. Meerman, Scheeperstraat 34, zeiltje. een boottocht. De hf.c. Spaamevogels houdit as. Zondag een boottocht naar Schoorldam waarbij Scholtens blaasorkest zyn medewerking verleent. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL Wat een prachtige avond, zei ze, voordat hy nog antwoord op haar op merking kon geven. Het zal gauw het volle maam was, toen jy op Wend- het volle man was, toen jy op Wend- lesham bent geweest? We stonden by het raam en keken uit over het moeras. Ik vertelde je toen hoeveel ik van het buitenleven houd en dat Londen zoo weinig aantrekkelijks voor me heeft, jy houdt cok van het buitenleven, hè? En of, antwoordde hy. Ik ont vlucht Londen zco gauw ik maar kan. Maar ik was niet zoo gecharmeerd van het moeras dien avond, ik had immers juist de tragedie er van gezien. Als je *iu weer op Wendlesham Manor komt, zei ze, zal ik je het mooie er van laten zien. We zullen dan moede tochten te paard maken. Weet je ging ze voort, dat als ik trouw, ik Weivdlcsham voor my zelf krijg? Dan moet je gaan trouwen, Greta, riep hy, de gelegenheid metsen aan- grypend. Is er niemand van wien je houdt? Ik weet het niet. Ze sprak met een voor haar doen ongewone schuchterheid. Misschien is er wel iemand. Hij wist wien ze bedoelde en klemde de tanden op eikaar. De stap moest ge daan worden, maar hij aarzelde neg. Waarom trouw je dan niet met hem? Onrdat hy me nog niet gevraagd heeft, antwoordde ze met een lachje, een blaad je van haar roos afplukkend en tegen haar lippen drukkend Philip schold zich een dwaas en voelde zich als iemand die dn de mod der vastzit. Jy en ik Greta, en hy maakte de situatie nog erger met deze opmerking, we zitten beiden in hetzelfde schuitje. Ik houd ook van iemand en heb nog geen woord erover durven zeggen. Waarom niet? Ze keek glimlachend naar hem op. Angstig van hart Je kent het oude spreekwoord. Het misverstand nam toe! Ze wil me niet hebben, ging hy plompverloren verder. Ze wil me niet begrüpen. Heb je het al geprobeerd? Neen, maar Probeer het, dat is myn raad. Wanhopig beet Philip zich op de lie pen. Hij begreep best wat Greta n.u van hem verwachtte. Wat zou ze wel van hem denken als ze de waarheid hoorde? En de waarheid meest r.u gezegd wor- len! Ik denker zijn veel moeilijk heden. a-y (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 6