H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
FEmlLËTÖN
De Dubbelganger
STADSNIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 2 AUG. 1928
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
De trein heeft al gefloten
door LUIGI PIRANDELLO.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1262
VERSTAAN
en tien minuten later zal
hij tevoorschijn komen
en vragen of je hem riep
maar als je eerst goed I
rondkijkt om te oonsta- I
teeren dat hij er niet is
voor je in je mans oor
fluistert
om liein het laatste
schandaal van de buurt
te vertellen
komt hij later met de on
schuldige vraag wait je
aan pappie vertelde over
mevrouw Kommer en
liaa<r dienstbode.
Hij fantaseerde.
Het is een lichte hersenontsteking
een hoofd roos beweerden de dokto
ren. En al zijn collega's herhaalden het
wanneer zij met tweeën of drieën uit de
inrichting kwamen waar zij hem be
zocht hadden.
Het deed hun blijkbaar bijzonder
veel genoegen, wanneer zij een of an
deren laten boemelaar dien zij ontmoet
ten mol de wetenschappelijke uitdruk
kingen. die zij juist van de doktoren
hadden gehooid, konden mededeelen
,.Een hersenontsteking F'
„Een hoofdroos!"
„Een hersenkoorts
En zy speelden de bedroefden; doch
h den grond waren zy hartelijk blij,
wa«rs>r zij kerngezond uit de droefgees
tige inrichting weer in den blauwen,
vroolijken wintermorgen stapten.
„Of hij misschien dood gaat? Of hij
krankzinnig wordt?"
„Ach!"
„Sterven zal hij waarschijnlijk niet".
„En wat zegt hij eigenlijk?"
„Steeds hetzelfdd. Hij fantaseert".
„Arme Belluoa!"
Niemand kwam op liet denkbeeld, dat
zijn geval ook de bijzondere omstandig
heden, waarin de ongelukkige reeds zoo
lapg leefde, ook zeer natuurlijk zou kun
nen zijn; en dat alles, dat hij zeide en
dat allen voor een ijlkoorts, voor een
symptoom van hersenontsteking hiel
den, mogelijk slechts de simpele en dui
delijke verklaring van dit zeer natuur
lijke geval kon zijn.
Het feit, dat Belluca den avond te
voren heftig tegen zyn chef op het
kantoor te keer góng en by de scherpe
berisping, die deze hem gaf bijna hand
tastelijk werd, gaf aan het vermoeden,
dat er een storing van de geestelijke
vermogens in het spel was, echter een
krachtigen steun.
Want er bestonden geen zachtaardi
ge!' en lnscliikkelijiker, geen systemati
scher en geduldiger menschen dan Bel
luca.
Wie had liem tocfh terstond „bekrom
pen" genoemd? Een van zijn collega's op
het kantooi'. Ha zeer voortreffelijk!
„Bekrompen", dat was de arme Belluca
inderdaad. Bekrompen tuss- de vier
nauwe muren van zijn boekhouding;
den geheelen dag niet ondiers in het
hoofd dan open, enkelvoudige, dubbele
en doorgehaalde posten, uitgaven en
ontvangsten, hoofddoeken, uittreksels
uit rekeningen, debet- en creditsaldi en-
zoovoort. Een wandelende dossierkast of
nog beter: een oude ezel. die jaar hi,
jaar uit, stil en geduldig, zijn kar in
hetzelfde tempo door dezelfde straat
trok; met groote kleppen voor de
oogen.
Ontelbare malen had men dezen
ouden, ezel al geslagen, ja meedoo-
genloos geslagen. Alleen, voor de grap,
alleen om te zien of men hem niet uit
zijn rust kon brengen en er toe kon
bewegen ten minste ziin hangende
ooien eeuigszins te spitsen of met een
poot te slaan. Maar vergeefs! Stil en
deemoedig, zonder zich te verzetten, had
hij de onrechtvaardige slagen en wreede
kwellingen zich laten welgevallen, als
of zü hem niet aangingen of beter nog,
alsof hij ze niet meer merkte, omdat
hij al aan lange en permanente slagen
van het lot gewoon was geraakt
De plotselinge omwenteling in zijn
Innerlijk was dus inderdaad alleen ais
het gevolg van een plotselinge geestelij
ke storing te verklaren.
Des te meer, daar hii de terechtwij
zing den avond te voren met recht ver
diende en zijn chef alle reden had, hem
te berispen. Hij was des morgens met
geheel veranderde gelaatsuitdrukking
op het bureau versohenen en bovendien
meer aan een half uur te laat geko
men Een zeer ongewone gebeurtenis,
die zich nu, hoe zal ik het zeggen?
als hot ware alleen met een lawine liet
vergelijken.
Het was, alsof zijn blik plotseling rui
mer was geworden, alsof de kleppen
hem plotseling van de oogen waren ge
vallen, alsof het schouwspel des levens
rondom hem plotseling was opgegaan.
Het was alsof hij plotseling de ooren
had opengezet en nu voor het eerst
totaal vreemde stemmen en geluiden
hoorde.
Zoo was hij des morgens vroolijk op
het kantoor verschenen. Vol ongewone
en dwaze vroolijkheid. En dan had hij
den geheelen dag lang niets gedaan.
Toen de chef 's avonds in ziin kamer
kwam om de boeken te onderzoeken,
was hij zeer verbaasd
„Niet mogelijk! Wat heb ,1e vandaag
den geheelen dag gedaan?"
Belluoa zag hem glimlachend, bijna
uitdagend aan en haaide de schouders
op.
„Wat heeft dat te beteekenen?" riep
zijn chef. die .op hem, toetrad en hem
bij de schouders schudde. „He Bellu
ca! Wat beteekent dat?"
Uit het Engelsch van
ALICE EN CLAUDE ASKEW.
36)
Ik houd van haar, zei Philip een
voudig en het brandde hem op de tong
om «te zeggen dat hij In elk geval Helen's
vader heel gced kende! Maar hij hield
zich in en vervolgde; ik. houd van
Heien en als ik trouw is het met
haar!
En Dc.ra drong niet verder aan en
voelde zich onmiddellijk haar broeders
bondgenoot .Zij had zelf een groote ge-
n-aqnheid opgevat voor het mooie meisje
en het deed haar leed te bedenken, dat
als Greta vertrok, ook I-Ielen weer weg
zou gaan.
Maar wij moeten ook aan Greta
denken, zei Dora na eon poosje, nadat
7ü vpal enthousiasme over Helen's
bekoorlijkheden gesproken hadden.
Ik voor mij ben overtuigd dat
Greta van je houdt en dat zij denkt dat
jij op haar verliefd bent. Je moet een,
weg vindon om de waarheid haar dui
delijk te maken, Ik zal jullie natuurlijk
niet meer zoo vaak alleen loten, zooals
„Oh niets antwoordde Belluca,
nog altijd met den dammen, overmoc-
dtigen glimlach op do lippen. „Heelemaal
niets, meneer 1 De trein...."
„De trein
heeft al gefloten. Jawel".
„Drommels! Wat vertel je daar? Wel
ke trein dan?"
„Vannacht, meneer. Ik heb hem heel
duidelijk hooren fluiten".
„Den trein?"
„Stellig. Oh, wanneer u eens wist,
waar ik op het oogenblik al ben! In
Siberiëof.... of ook in de oerwou
den van den Congo. Dat gaat als de
bliksem, meneer de directeur
De andere leden van het personeel
waren intusschen op het woedende ge
schreeuw van den clief. de kamer bin
nengetreden en zij lachten luidruchtig,
toen zy Belluca zoo hoorden spreken.
Daarop raakte de chef. die dóen avond
naar het scheen slecht gemutst was,
van woede buiten zichzelf en ging heftig
te keer tegen don ongelukkigen zonde
bok, die zijn wreede aardigheden tot
dusver altijd zwijgend had aanvaard.
Maar dezen keer verzette hij zioh, tot
algemeene verwondering, zelfs ontstel
tenis; hij schold luid en herhaalde tel
kens weer den onzin dat de trein al had
gefloten. Ja, drommels, hij had hem
zeer duidelijk hooren fluiten en kon en
wilde zich nu niet meer op deze manier
laten behandelen.
Zij moesten hem m°t geweld vasthou
den, zijn handen binden en hem zoo naar
een krankzinnigengesticht brengen.
Ook daar vertelde hij aan één stuk
door van den trein. Hij deed het fluiten
na. Een langgerekt, diep, melancholie-k
gefluit als op zeer groot-en afstand
in den nacht. En terstond daarop voeg
de hij er aan toe:
„Hij gaat weg hy gaat weg.. Waar
gaan wy heen, vrinden? Waarheen?"
En hij keek alle lieden met zeer
vreemde oogen aan. Zijn oogen, die
vroeger altijd zoo melancholiek en som
ber waren, lachten nu vriendelijk gelijk
die van een kind of van een gelukkige:
en verwarde zinnen kwamen daarbij van
zijn lippen. Zeer ongeloofelitke dinger;
poëtische, fantastische en overspannen
woordverbindingen, die des te wonder
lijker aandeden, daar men ze niet in hel
minst kon verklaren, hoe zy in zijn
mond kwamen; want tot dusver had hij
zich toch alleen om getallen, lijsten en
catalogi bekommerd en was als blind er
doof voor heb leven: een boekhoudma
chine. En nu vertelde hij van de „blau
we voorhoofden" van de sneeuwgeberg
ten die zich in den hemel strekken en
van de vettige walvis.--hen. die mot hun
staarten „den grond der zeeën ploegen".
Geheel ongeloofelljke dingen, gelijk ge
zegd.
Degeen, die het mij vertelde, was der
halve zeer verwonderd, toen hij merkte,
dat ik niet in het minst verbaasd of
toch althans een beetje verrast was.
Ik aanvaardde zijn mededeeling zwij
gend.
En mijn zwijgen was vol smart. Ik
schudde het hoofd cn zeide: „Belluca
is niet krankzinnig. Daar kunt u op re
kenen. Er zal hem iets overkomen zijn.
Maar iets heel natuurlijks. Dat kan nie
mand verklaren, omdat niemand weet,
hoe de arme kerel tot nu toe leefde.
Maar ik ik weet het; en ik ben er
vast van overtuigd, dat ik alles heel lo
gisch kan verklaren, wanneer ik hem
gezien heb en met hem gespreken.
Op weg naar de inrichting, waar de
ongelukkige was ondergebracht, dacht
ik verder na: „Op een mensch, die, ge
lijk Belluca tot dusver een „onmoge
lijk" leven leidt, kan 't meest alledaag-
sche ding, een uiterst gewoon voorval of
een zeer onbelangrijke, onvoorziene sto
ring laat ons bijvoorbeld zeggen een
kiezelsteen op den weg de merkwaar
digste uitwerking hebben, die men al
leen kan verklaren, wanneer men be
denkt, dat zijn leven tot dusver „onmo
gelijk" was. Daarop moet men zijn ver
klaring baseeren, men moet haar in ver
band brengen met de onmogelijke le
vensvoorwaarden; en zij zal duidelijk en
eenvoudig schijnen. Wie alleen den
staart van een monster ziet en niet het
monster zelf, zal den staart alleen wan
staltig vinden. Hij moet hem in verband
met het monster brengen, dan zal hij
hem niet meer wanstaltig voorkomen,
maar zooals hij zijn moet. Een heel na
tuurlijke staart".
Nooit zag ik een mensch een zoo droe
vig leven leiden als Belluca. Ik woonde
in hetzelfde huis als hy en niet alleen
ik, maar alle andere bewoners vroegen
zich af, hoe de man in zulke omstan
digheden kon leven. Hij had drie blinde
vrouwen bij zich wonen: zijn vrouw, zijn
schoonmoeder, en haar zuster. De beide
oude dames hadden den grijzen staar,
zijn vrouw was gewoon blind. En zij wil
den alle drie bediend worden. Zy riepen
ik tot nu toe gedaan heb, maar dat
moet niet te opvallend gebeuren,
Ik zal wel een middel vinden om
haar de oogen te openen, zei Philip.
Hij had zijn plan al gemaakt, maar zei
er niets van tegen Dora, uit vrees
dat zij het hem ernstig zou afraden. Hij
zou Greta van zijn liefde voor Helen
vertellen. Dat was misschien niet de
verstandigste weg maar Philip had nu
eenmaal niets van een diplomaat.
Hij hield ervan de koe bij de horens
te vatten!
Na het eten stelde Philip, Greta voor
om een wandeling te maken in den tuin,
een uitnoodiging die met groote graagte
werd aangenomen. Dora keek hem niet
zonder beklemming na. toen ze bedacht
wat haar broer wellicht tegen Greta
zeggen zou.
Hij zegit vast iets onhandings, zei
ze bij zichzelf, hij is de beste, liefste
jongen die er bestaat, maar hij heeft
geen greintje taot. Hij is in staat om
te zeggen dat het hem spijt, dat zij
verliefd op hem is of iets dergelijks.
En dan tegen Greta, die zoo trotsch is!
Hoe zal ze het opnemen?
Philip en miss Franklyn waren ver
dwenen in den tuin en Dora nam haar
handwerkje weer op.
Ik durf er een eed op te doen, dat
hij een ontzettende flater begaat!, zucht
te ze.
den lieven' langen dag omdat niemand
ze bediende. Zijn twee dochters, die na
den dood van hun mannen bij hem wa
ren gaan wonen, de een met drie, de
ander met vier kinderen, hadden tijd
noch lust om op de oude dames "te pas
sen en zij bewezen ten hoogste haar
mceder nu en dan een kleinen dienst.
Hoe zou Belluca met zijn geringe ver
dienste als boekhouder al deze hongerige
magen voeden? Hij nam als bijverdien
ste nog werk aan voor de avonden thuis:
manuscripten om te copieeren. En ter
wijl de vijf vrouwen en zeven kleine kin
deren luidruchtig dooi- het huis gingen,
zat hij daar en schreef, tot zij alle twaalf
in de drie bedden ondergebracht waren,
Het waren groote, twee-persoonsbed
den; doch helaas slechts drie. Dat was
een wild gekrfjsch iederen avond. Stoe
len vielen om, poroelein viel in scher
ven; en daar boven uit al het gejammer
en geschreeuw, omdat een van de kin-
deren in donker uit het bed was gewipt
en zich tusschen de drie oude, blinde
vrouwen wilde nestelen, die alleen in een
bed sliepen en eveneens iederen avond
ruzie maakten, omdat geen harer in het
midden wilde liggen en zich verzette,
wanneer het haar beurt was. Eindelijk
werd het stil en Belluca schreef nog tot
laat in den nacht voort, tot de pen hem
uit de hand viel en zijn'oogen vanzelf
dicht vielen. Dan wierp hy zich meestal
gekleed op een kleinen, wankelen divan
en viel onmiddellijk in een looden slaap,
waaruit hij des morgens met moeite en
dof in het hoofd ontwaakte. En nu was
Belluca in deze omstandigheden iets zeer
natuurlijks ovr 'romen. Hy vertelde het
mij zelf haarf^-i, toen ik hem in de
inrichting bezocht. Hijwas echter zelf
nog wat opgewonden; maar dat was heel
natuurlijk na hetgeen hem was over
komen. Hij :hte om de doktoren, de
oppassers en al zijn collega's, die hem
voor krankzinnig hielden. „Natuurlijk!"
zeide hij, „natuurlijk!" Belluca had reeds
lang geheel vergeten, dat er een wereld
was. Wat, u is verbaasd? Ja-wel. In de
voortdurende kwelling van zijn ongeluk
kig bestaan gebonden, den lieven langen
dag, zonder rustpoos, over zijn boeken
in het kantoor gebogen, gelijk een trek
dier, had Belluca inderdaad reeds lang
geheel vergeten, dat er zooiets als een
wereld bestond. Toen hij zich twee da
gen- geleden uitgeput op den kleinen
divan wierp kon hij tegen de verwachting
in niet terstond inslapen; misschien
doordat hij oververmoeid was. En plot
seling hoorde hij, in de diepe nachte
lijke stilte, een trein in de verte fluiten,
Dat kwam over hem als een plotselinge
opluchting. Het was hem, alsof hij na
vele jaren plotseling de ooren had ge
opend. Ontroerd en bevend was hy in
gedachten den trein gevolgd, die in den
nacht voortspoedde. Daar buiten ja,
daar buiten ver van dit afschuwe
lijke huis met al zy'n kwellingen was
de groote, wyde wereld, waar deze trein
door stormdeFlorence, Turijn, Bo
logna, Venetiëal de groote steden,
die hy als jongmensch eens bezocht had.
Ja, hij kende het leven, dat men in deze
steden leefde. Een leven, dat hij vroeger
cok eens had geleefd! En het ging ver
der, dit leven; het. was steeds verder ge
gaan, tenvyl hij hier, als een dier in een
tredmolen was gespannen met kleppen
voor de oogen. HU had er niet meer aan
gedacht. De wereld was voor liem ge
sloten geweest in de kwelling thuis, in
de doode bekrompenheid van zyn boek
houding. Maar nu doemde zy plotseling
in zyn geest voor zijn bevrijde oogen op
en stormde van alle zijden op hem toe.
Het oogenblik, dat hem hier in zijn
gevangenis doortrilde, liep gelyk eer.
electrische stroom over geheel de wereld
en nu nu kon hij hem met zyn plot
seling herleefde fantasie door bekende
en onbekende steden volgen, naar verre
steppen, bergen, bosschen, zeeën.
Terwijl hij hier dit „onmogelyke" le
ven leidde, waren vele, vele millioenen
menschen over de groote aarde ver
spreid, die geheel verschillend leefden.
Nu, op hetzelfde oogenblik, dat hij hier
leed waren ergens ver weg de sneeuw
gebergten, die met hun .blauwe voor
hoofden" in den nachtelijken hemel
stonden ja, hij zag ze heel nauwkeu
rig en zeeën waren er en bosschen.
En daarom kon hij zich, nu de wereld
weer in zyn geest was teruggekeerd, in
zekeren zin troosten. Ja, hü kon nu alle
misère achterlaten om in gedachten wat
frissche lucht te scheppen daar bui
ten in de wereld. Dat was hem voldoen
de! Den eersten dag was hij echte? wat
te ver gegaan. Hy had zi~h bedwelmd
had geheel de wereld in één teug
leeg gedronken! Maar allengs zou hU
wel weer in evenwicht komen. Op het
oogenblik voelde hij zich steeds nog wat
dronken van de vele lucht.
En wanneer hij zU'n evenwicht dan
weer zou hebben gevonden, zou hij zijn
chef excuus vragen en zyn vroegere
werk op he,t kantoor hervatten. Alleen
zou de chef niet meer zoo hooge eischen
aan hem stellen, als tot dusver en hem
toestaan, nu en dan tusschen de een of
andere boeking, een klein uitstapje te
maken ja, naar Siberië of of
misschien ook wel naar de oerwouden
aan den Congo.
„Dat gaat als de bliksem, meneer do
directeur. Nu, als de trein al heeft ge
floten
En Philip was reeds begonnen te doen
wat zijn zuster vreesde!
25X111.
Wat ben je stil Philip! Greta.
Franklyn was een meisje dat al heel
gauw jonge mannen bij hun voornaam
noemde. Philip was eerst een beetje
verbaasd geweest over haar familiari
teit, want hij was aan meer terughouding
gewend bij de jonge meisjes waarmee
hij in aanraking kwam, maar had zich
spoedig geschikt in dit nieuwe.
Het was een schitterende avond in
het begin van Juni en de lucht was
zacht en doortrokken van den geur van
bloemen en bloesems.
Greta, in een prachtige zwarte avond
japon, zag er bijzonder aantrekkelijk uit.
Ze had een witte roos geplukt, toen ze
pas in den tuin kwam en had deze cp
haar japon bevestigd. De bloem kwam
prachtig uit tegen den donkeren achter
grond. Toen Greta haar roos afgeplukt
had, had ze ook een witten knop ge
nomen en dezen lachend in het knoops
gat van Philip's jas gestoken.
Hier, zei ze, nu zijn we gelijk.
Vind je ook rüet Philip?
Philip was niet in staat veel te ant
woorden en was nauwelijks op haar woor.
den ingegaan en zoo kwam het dat ze
eindelijk de opmerking maakte; Je
EEN ONBEWOONBARE
WONING.
UITKOMST TE VERWACHTEN!
Wij ontvingen een Macht over een on
bewoonbare woning, die nog altijd be
woond wordt. Het is het perceel Kok-
steeg 14 rood, dat bijna een jaar gele
den door den gemeenteraad onbewoon
baar vertelaard is. En zooals ons he
den bleek niet ten onrechte! Langs
een wankele trap komt men op een por
taaltje dat tevens ingericht is als
keuken. Daar beerscht een bijna Egyp
tische duisternis. Het licht komt door
een luik, dat toegang geeft tot de vlie
ring. Meer als een bergruimte is het
evenwel niet. De voorkamer is wel 3 bij
4 Meter, maar met de hand kan men
aan de zoldering komen, zoodat de ku
bieke inhoudsmaat absoluut te klein is.
De kosten zijn niet te gebruiken van
wege de vocht. Het is zelfs zóó erg, dat
de bewoners geen kleed op den grond
gelegd hebben.
„Alles teert toch weg!" klaagde de
vrouw. De achterkamer die voor slaap
plaats diende, heeft een oppervlakte van
9 vierk M. de „hoogte" is ook niet meer
dan 2 Meter.
Deze „woning wordt gebruikt door een
man en een vrouw die daarvoor nog 3
gulden huur betalen. Al een jaar zoo
vertelde de vrouw doe:i wij moeite om
een beter huis te krijgen, maar hoewel
•men ons van -het gemeentebestuur al
meermalen toegezegd heeft, dat getracht
zou worden ons een beter huis 'te bezor
gen, wij blijven hier maar zitten. Mijn
man heeft thans vast werk en 4 a 5
gulden kunnen wij wel verwonen.
Wy hebben later by Bouw- en Wo
ningtoezicht een onderzoek ingesteld en
kunnen de menschen gelukkig maken
met de mededeeling, dat hun heden
door het gemeentebestuur een betere wo
ning is toegewezen. Er moest evenwel
gewacht worden tot een goedkoope wo
ning beschikbaar kwam. Die is er nu,
namelijk een van 5.20 in de week.
De onbewoonbare woning zal dus wel
dra ook onbewoond zijn!
het zand spuiten aan het n, b.
spaarne.
De Spaarndammerweg wordt
ook verbreed.
Met het opspuiten van het gemeen-
teiyk bouwterrein aan den Spaarndam
merweg is men gereed gekomen; thans
is men bezig het weiland, daaraan gren
zende, op te spuiten. Ook de sloot aan
de Westzijde langs den Spaarndammer-
wag, die aanvankelyk behouden zou blij
ven, zal nu worden volgespoten, zoodat
de weg zal aansluiten aan het opgespo
ten terrein. Aan den Westkant is een
dijkje opgeworpen langs den weg, als
keering voor de op te spuiten water- en
zamdmassa. De rijweg is daardoor wat
smaller, maar weldra zal de verbetering
door verbreeding merkbaar zijn.
bent erg ©til Philip.
Ze sprak deze woorden zacht en zon
der verwU't, misschien omdat ze dacht
de oorzaak te kennen van zijn stilzwij
gendheid. Als hy tot zichzelf was ge
komen zou hU de woorden spreken, die
ze zoo graag wilde hooren.
Ze sloeg hem met aandacht gade,
terwijl hij naast haar voort wandelde
hy was groot, flink en gezond, zoo heel
anders dan de mannen die ze tot nn
ontmoet had, mannen alleen genoegeru
najagend. Ze hield van het vrije, ge
zonde buitenleven op Dartmoore en ze
had de waarheid gesproken teen ze
Philip verteld had. dat ze daar liever
was dan in de society, dat ze daa.r haar
gelukkigste dagen doorbracht en dat men
in Londen alleen was om nieuwe vrien
den op te doen met wie men lachen en
flirten kon, maar dat dat leven voor
haar geen diepere waarde had.
Philip had van het eerste oogenblik
af indruk op Greta Franklyn gemaakt;
en ze had het een gelukkige bestiering
van het lot gevonden, dat hy op
Wendleshnm Manor was verschenen. Ze
dacht niet aan verschil van stand. Ze
was een meisje met onafhankelijke op
vattingen en stcorde zich aan niemand
als ze haar wil wilde doorzetten. Philip
was in elk opzicht een gentleman en
ze had geen vooroordeel tegen zyn
beroep.
DE SPEELTUIN AAN DE
ZOMERVAART.
SCHIFTING VAN KINDEREN?
Het bestuur van de speeltuönvereeni-
ging „het Westerkwartier" heeft een
adres gezonden aan B. en W. Inzake den
speeltuin aan de Zomervaart
Medegedeeld wordt dat het bestuur
ook na de conferentie met den wethou
der van onderwüs en den inspecteur
voor de lichamelyke opvoeding niet ac-
coord kan gaan met de door B. en W.
gestelde voorwaarde, dat scheiding ge
maakt zal worden tusschen R. K. en
andere kinderen.
„Wy protesteeren uit alle macht"
zoo vei-volgt het bestuur „dat het da-
gelijksch bestuur van een der grootste
steden van ons land zich op zulk een
bekrompen en diep beschamend stand
punt stelt, wanneer het er om gaat een
absoluut neutrale vereeniging in de ge
legenheid te stellen haar werk, dat, een
volkomen zuiver algemeene strekking
heeft, van algemeen maatschappelyk
nut ten dienste van de jeugd, te doen.
„In onze Vereeniging'is iedereen wel
kom, en het feit, dat tal van Katholie
ke buurtbewoners lid zün van onze ver
eeniging en daar zelfs een belangrijk
aandeel hebben by de uitvoering van
het werk der vereeniging, moge u vol
doende aantoonen dat geen van hen
aanstoot heeft kunnen nemen aan de
wyze waarop onze vereeniging werkt
voor en met de jeugd.
Wy waarschuwen dan ook met Mem
tegen de besluiten van uw college, die
tenslotte geen andere gevolgen kunnen
hebben dan het breken van algemeen
nuttig en noodzakelijk werk, dat gedu
rende drie jaar door ons is verricht.
Vervolgens doelen wij u mede dat uw
besluit in zake de benoeming opzichter
heelemaal niet strookt met onze opvat
ting en wü uit de opheffing der bezwa
ren welke de heer Wethouder van O. W.
te dezer zake had, een gaflsefh andere
conclusie trokken, terwijl daarnaast uit
uw scliryven biykt, dat de tuin van
November tot Maart zonder toezicht zou
zfin en dusgesloten
Met verwondering vragen wü ons af;
„Waarom, met welk doel?"
Deze brief is in afschrift gezonden
aan alle raadsleden. Daarbij wordt ver
der opgemerkt:
„Waar wij overtuigd zyn, dat u als
vertegenwoordiger der Haarlemsche
burgerü zeker de algemeene belangen
der gemeente zult bevorderen, roepen
wü uw medewerking in om alsnog te
bereiken, dat de speeltuin aan de Zo
mervaart in beheer wordt gegeven aan
onze vereeniging op de oorspronkelijke
voorwaarden, zooals door den Raad
goedgekeurd, dus zonder toevoegingen
van later datum.
Wij verMai-en ons gaarne bereid onze
zaak nader toe te lichten en u van
dienst te zyn om deze zaak tot een be
vredigende oplossing te brengen".
(Nadruk verboden.)
GEVONDEN DIEREN EN
VOORWERPEN
Terug te bekomen bij: A. ten Have,
woonschip „Egeria" Z.B. Spaarne nabij
de Rustenburgerlaan, bekertje; Wis-
brun en Lifümann, Anegang 4, bont;
Politiebureau Smedestraat, dassen; ry-
wielbelastimgimerk; een pakhaak, tasch-
je, tasohje met inhoud en ziekenfonds-
kaart; De Roos, Joseph Israëlsweg 8,
Blcemendaal, gele herdershond, ge
bracht naar de Kennel Fauna, Park
laan; B. Sleanan, Oranjeboomstraat
111, lampje in doosje; H. Alders,
Schuitstraat 6, Santpoort, legitimatie
bewijs; Warning, Zomerkade 131, lo
ten Nederl. Toonkunstenaaarsbond; A,
Roest, Brouwersstraat 12, muts; Wed.
Rum.pt, Brouwersvaart 126, portemon-
naie met Inhoud; J. C. van Reeken,
Celebesstraat 8, Heemstede, prenten
boeken; J. van Eerden, BercMieydestr.
35 rood, rozenkrans; W. Jonkhof, Lin-
schotenstraat 2 B rood, rywielbelas-
tingmerk; J. van Vliet, Bilderdijkstr. 38,
idem; Horstman, Zyhveg 118, idem; S.
van Leeuwen, Timorstraat 190, regen
jas; C, Vooges, Paul Krugerstraat 78,
sleutel; J. Broertjes, Ternateskr. 40,
shawl; W. Rruyer, Kenneimerstiraat 19
zwart, sleuteltje; D. A. Veis, B. Nieu-
wentytstr. 11, Purmerend, damestaschje
met inhoud; S. Feenstra, Ryksstraat-
weg 228, autobinnenband; A. Roosen-
krans, Spaarne 98, bril in étui; van
Schagen, Z.B. Spaarne 156, broche;
Burry, Ursulastraat 2, notitieboekje; H.
Beekelaar, Voorhelmstraat 16 rd„ hon
denhalsband; W. B. Meyer, Leidsche-
straat 135, hond (pincher); L. Oudhof,
Korte Poellaan 12b, hondenpenning;
Burgwal 24, gestr. herdershond; Peters
Karei van Manderstr. 48, zwart hondje,
gebracht naar Kennel Fauna; J. J. v.
Essen, Slachthuisstraat 93, honden-
honden penning; v. d. Ham, Brugwal 7,
grijswitte poes, gebracht naar Kennel
Fauna; M. Lynizaad, Reifczsfcraat 56,
portemonnaie met inhoud; Torenbeek,
Lankhorstiaan 61, Heemstede, porte
monnaie met inhoud; Kloos, Kleverlaan
58, postduif; P. Adelaar, Spaansche-
vaartstraat 59, pet; G. Kraan, Nylstr.
17, rywielbelastingmerk; Poelig, Romo-
lenstr. 62 rood, idem; G. Osterthan,
Riouwstraat 10, rywieltaschje; J. van
Kuil, Brouwers plein 40, ring; M. Leu-
pen, Prinsessestr. 5, rozenkrans; v. d.
Linden, Pres. Steynstraat 44, sleutel;
A. van Soest, Floraplein 25, sierspeld;
C. Krom, ArnulfStraat 24, kinder-
schoentje; Pleysant, Tetterodestraat 36
tasehje; C. Ebbelink, Rijnstraat 33,
taschje met inhoud; H. J. Bakker, Wa
genweg 3, hondenzweep; G. Meerman,
Scheeperstraat 34, zeiltje.
een boottocht.
De hf.c. Spaamevogels houdit as.
Zondag een boottocht naar Schoorldam
waarbij Scholtens blaasorkest zyn
medewerking verleent.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL
Wat een prachtige avond, zei ze,
voordat hy nog antwoord op haar op
merking kon geven. Het zal gauw
het volle maam was, toen jy op Wend-
het volle man was, toen jy op Wend-
lesham bent geweest? We stonden by
het raam en keken uit over het moeras.
Ik vertelde je toen hoeveel ik van het
buitenleven houd en dat Londen zoo
weinig aantrekkelijks voor me heeft, jy
houdt cok van het buitenleven, hè?
En of, antwoordde hy. Ik ont
vlucht Londen zco gauw ik maar kan.
Maar ik was niet zoo gecharmeerd van
het moeras dien avond, ik had immers
juist de tragedie er van gezien.
Als je *iu weer op Wendlesham
Manor komt, zei ze, zal ik je het
mooie er van laten zien. We zullen dan
moede tochten te paard maken. Weet je
ging ze voort, dat als ik trouw, ik
Weivdlcsham voor my zelf krijg?
Dan moet je gaan trouwen, Greta,
riep hy, de gelegenheid metsen aan-
grypend. Is er niemand van wien je
houdt?
Ik weet het niet. Ze sprak met een
voor haar doen ongewone schuchterheid.
Misschien is er wel iemand.
Hij wist wien ze bedoelde en klemde
de tanden op eikaar. De stap moest ge
daan worden, maar hij aarzelde neg.
Waarom trouw je dan niet met
hem?
Onrdat hy me nog niet gevraagd heeft,
antwoordde ze met een lachje, een blaad
je van haar roos afplukkend en tegen
haar lippen drukkend
Philip schold zich een dwaas en
voelde zich als iemand die dn de mod
der vastzit.
Jy en ik Greta, en hy maakte de
situatie nog erger met deze opmerking,
we zitten beiden in hetzelfde schuitje.
Ik houd ook van iemand en heb nog
geen woord erover durven zeggen.
Waarom niet? Ze keek glimlachend
naar hem op. Angstig van hart
Je kent het oude spreekwoord.
Het misverstand nam toe!
Ze wil me niet hebben, ging hy
plompverloren verder. Ze wil me niet
begrüpen.
Heb je het al geprobeerd?
Neen, maar
Probeer het, dat is myn raad.
Wanhopig beet Philip zich op de lie
pen. Hij begreep best wat Greta n.u van
hem verwachtte. Wat zou ze wel van hem
denken als ze de waarheid hoorde?
En de waarheid meest r.u gezegd wor-
len!
Ik denker zijn veel moeilijk
heden. a-y
(Wordt vervolgd.)