RUILRUBRIEK Ï-IOF HF RAAF HF HA7FN »nioeiHJk om Jullie te hel,oen. Moor daar nuL jullie mij echter nu en dan ook wel eens REDDE Het was kort voor het tijdstip, waar op de jacht op hazen open gesteld werd, asooals men in de jagers-taal den aan vang van den tUd waarop do wet toe staat op hazen te jagen noemt. De hazen hadden er van gehoord en daar zij reeds van nature erg vreesachtig zUn. sloeg de schrik hen nog erger om het hart. Zij beraadslaagden daarom, wat zU in dezen onaangenamen toestand zouden doen. Het was toch cok wel erg gruwelijk, dat de menschen zoo maar een bepaalden tUd in het jaar bestemmen om de arme hazen dood te maken. De hazenvergadering was zeer druk bezocht; het ging ook om dood of leven, nietwaar I Een gedeelte sloeg voor te vluchten en naar een ander land te ver huizen. Maar waarheen? Overal liepen eU Immers gevaar doodgeschoten te wor den. Een ander deel van do vergadering meende, dat het het verstandigste zou zijn als zij net als de konijnen ho len gingen graven in den grond en dan alleen nog maar des nachts er uit zou den komen om voedsel te zoeken. Men werd het echter niet eens. Doch daar verhief zich een oude haas. een waar dige. witharige verschijning, en deze sprak: „Broeders- Wij bevinden ons in een hoogst netelige po6itie. Van alle zij den zal ons binnenkort dood en ver derf bedreigen. Wie van ons weet of hij over enkele dagen al niet reeds door de geweerschoten van de Jagers getrof fen zal zijn? WU moeten trachten dit onheil zoo spoedig mogelijk van ons af te wenden. Daarom stel ik voor niet overijld en zonder verder nadenken een beslissing te nemen en eerst Iemand an ders om raad te vragen." „Ja, maar wie moeten wU dan om raad Vragen? Wie zal zich om ons arme hazen bekommeren? En wie zal ons werkelijk goeden raad kunnen geven?" Zulke en nog andere vragen werden den spreker toegeroepen, zoodat hU een tijdlang niet aan het woord kon komen. Maar eindelijk trad toch weer eenige stilte in en toen de rust geheel was weergekeerd ging de oude verder: „Laat mij toch eerst uitspreken! Ik heb een zeer goeden vriend, die in aller lei geheime kunsten zeer ervaren is. Ik Wil naar hem toegaan en hem alles van de gevaren, welke ons bedreigen, ver tellen. Ik ben er wel zeker van, dat hij ons helpen kan." „Wij kunnen het minstens pröbeeren," merkte een haas op. „Alleen moet het dadelijk gebeuren want anders is het al te laat. Veel stel ik mij er anders niet van voor!" „Ik ga onmiddellijk naar hem toe en met hem spreken," antwoordde de oude, „blijft intusschen hier bijeen en wacht tot ik terugkom." HU verliet de vergadering en liep zoo hard hU kon naar zUn vriend. Hot was een raaf. Toevalligerwijze trof hij hem thuis. „Wel, waarom kom je zoo buiten adem bU ml), oude vriend." vroeg de raaf be langstellend, „ik heb je al in een langen tUd niet meer gezien, laat staan gespro ken." „JU moet ons helpen, oude jongen," riep de haas, terwijl hU zich het zweet van den kop veegde. En nu vertelde hU den raaf alles van de gevaren, welke de menschen hen brachten. De raaf had stil geluisterd, en toen de oude haas eindelUk uitverteld raakte, sloeg hU eenige malen krachtig met zijn Vleugels en kraschte daarna: een dienst bewezen hebben, wil ik nu niet achterblUven om iets voor jullie te doen. Luister eens! Als de Jageis komen, dan moeten jullie niet naar hen kijken maar naar mU en mUn kameraden, die lk overal als spionnen zal uitzetten. Dan moeten Jullie goed opletten om te zien. waarheen wij vliegen en in die zelfde richting moet Jullie ons dan volgen. Op die wyze zou ik zoo zeggen kunnen jullie den jager altUd ontloopen. Het kan echter gebeuren, dat de een of ander van jullie toch in gevaar komt, bU- voorbeeld door per abuis recht op den jager toe te loopen of door een hond vervolgd te worden, dan ja, dan is er maar één manier om hem te red den „Welk middel is dit dan?" „Nu dani moet zulk een haag snel roepen' „Raba, rabo, stake DodclUk zal hU da nln een plant veranderd wor den, die in den winter niet afsterft. Als dan inhet voorjaar de sneeuw gaat smelten en de JadhttUd al weer lang voorbU is. zullen zulke planten vanzeir weer hazen worden. Langer duurt die betooverde toestand nooit! Nu, ga nu maar gauw naar Je soortgenooten terug, maar denkt van den winter ook eens aan mU. Je weet, dan is by mij altUd schraalhans keukenmeester!" Onder vele dankbetuigingen en schoo- ne beloftes liep de haas terug. In de vergadering deelde hü daarna mede hoe zijn gesprek met den raaf was afgeloo- pen. Toen hU eindelijk uitgesproken was, brak cr een donderend gejuich los en de arme haasjes vielen elkaar met vreugdetranen in de oogen om den hals. Toen nu na eenige dagen de hazen jacht begon en dc jagers door de velden trokken met liet geweer aan den schou der. hielden dc hazen zich heel stil en letten alleen maar op de raven. Tel kens als de jagers vlakbU waren vlo gen de raven wegen rrrt volgden dan de hazen. Verschillende haasjes echter moesten hun toevlucht nemen tot den tooverspreuk, waardoor zU dan natuur- Ujk gered werden, alleen een paar van hen die in hun angst de tooverfor- mule vergeten hadden vielen aan de jagers ten prooi. Zoo ging het den geheelen jachttUd door en de Jagers konden maar niet be grijpen, dat zU zoo weinig hazen vin gen. Deze echter wisten het beter en lachten heimelijk In liuu vuistjes. Of het middel echter ook dit jaar helpen zal is nog niet bekend. Dat moeten we dus maar eens afwachten. HET DOOLHOF EEN ZOEKPLAAT. Truida was al een groot meisje van dertien Jaar. Zij had geen moeder meer en daarom had men haar in een pen sionaat ondergebracht, want haar va der had het veel te druk om geheel voor haar te kunnen zorgen en dikwUls moest hU lang op reis. In het pensionaat had Truida het recht naar haar zin. Iedereen was vrien- delUk voor haar en de andere Jonge meisjes hielden' van haar. ZU was ook altUd even vroohjk en steeds overmoe dig als het er om ging kattekwaad uit te halen. In het algemeen was zU een moedig meisje en het gebeurde dan ook wcrkelUk niet gauw, dat zij beangst werd. Als de anderen luid schreeuwend do vlucht namen voor een spin, nani zU het insect in de hand en liep er de anderen mee achterna, hetgeen meestal het geschreeuw nog deed toenemen. „Hoe kunnen Jullie nu toch voor zulk oen klein diertje bang zUn." riep zU dan haar vriendinnen toe. „Kijk eens naar mU. Ik neem het lieve beestje wel ln mUn hand." Maar de andere meisjes moesten er natuurlijk niets van hebben en dachten er niet aan bU haar te ko men. Maar op een keer besloten Truida's vriendinnen haar ook eens goed bang te maken. Maar hoe? EindelUk kwam er een op de gedachte een muls ln haar kamertje op te sluiten. Dadelijk liepen zU naar den huismeester en wisten waarempel gedaan te krijgen, dat de goede man beloofde een muis te vangen. En werkelijk, een paar dagen later, daar was de muis! Kort voor bedtUd nam een der moedigste meisjes de val en ging naar Truida's kamertje. Truida was er gelukkig niet, want zij moest nog huiswerk maken en zat bulten aan haar tafeltje. De val ging open en rrrr.... vloog de muis direct onder Truida's bed. Snel de deur toe en dan gauw naar de andere meisjes om alles van de hel dendaad te vertellen. Overal groote span ning en verwachting! Weldra ging de bel en verdwenen da meisjes voor het slapen gaan in haar kamertjes. Ook Truida natuurlijk. Maar reeds na een paar minuten weerklonk! een hartverscheurend geschreeuw. Do andere meisjes atormden allen naar Truida's kamertje en toen zy de deur openden zagen zU Truida vol vertwij feling op haar bed zitten en hoorden zU haar roepen: „Een muis! Een muis!" Maar dra was Truida van haar schrik bekomen en begon zU naar den muis to zoeken. Een der meisjes riep: .Daar, daar, daar zit hU!" maar niemand durf de in het kamertje te komen en Truida vond den muls niet. Dit schouwspel zou wel den geheelen nacht geduurd heb ben als eindelUk het meisje, dat den muis gezien had niet al haar moed by- een geraapt had om binnen te treden en het dier te verjagen. Maar waar zit nu de muis, die alleen door dat eene meisje gezien werd. Kun nen jullie hem vinden? EEN SPELLETJE VOOR EEN REGENACHTIGEN DAG Ik bedoel het lepels pel. Er kunnen net zooveel menschen aan deelnemen, als je wilt. Het aantal lepels moet één minder zUn dan het aantal deelnemers. De oud ste begint. Do lepels liggen op een hoop je in 't midden van de tafel. Nummer één vertelt nu een verhaaLtje en moeU daarin 't woord lepel te pas torengen. Zoo heeft hU 't woord geuit, of ieder, grijpt naar een lepel, ook de verteller. Een zal natuurlUk misgrijpen en die is dan de verteller. De vrooiykhedö van 't spel kan de verteller aanbrengen. Hij! moet dan telkens woorden invlechten, die met een 1 beginnen, zoodat er vaak misgegrepen wordt, ik zal je eens een voorbeeld geven. Op zekeren avond was de 1lucht zeer bewolkt We zaten wat lang aan tafel, zoodat vader zei: .Haal de 1.... lamp". We konden nu 1licht ma ken. Moeder greep de 1.... lucifers. Ik zocht naar de 1.... la, waarin de 1.... lucifers altUd lagen, 't Was een 1 leven van belang. Wat viel er van do tafel? Wat zag ik daar glinsteren? Het was mijn le.... leeren riem. Moeder ruimde de tafel op en zei: „Piet, waar ia je leleesboek?" „Lelees ons wat voor, terwUl Marie de lepels afwascht". enz. enz. W. B.Z. EEN WOORDKUNSTJE VOOR DE KLEINTJES Zien jullie hier de groote ster met al die kleine sterretjes er om heen? Ir was eens een klein meisje, dat haar ouders nimmer gehoorzamen wilde ZU mocht wel buiten spelen, maar haar moeder had gezegd, dat zy dicht bij huls moest blijven. Annie zoo heette het meisje stoorde zich niet daaraan en liep toch hoe langer hoe verder weg. Zoo kwam zU al spelende voor een hoog. groen hek. Het hek was zoo hoog, dat de kruinen der boomen, die binnen dc omheining groeide, van bul ten af niet te zien waren. Midden in het hek was een opening en toen Annlc nieuwsgierig naar binnen blikte, zag zU daar zulke mooie bloemen, dat zU aan de verleiding om deze te gaan plukken niet kon ontkomen. Voorzichtig ging zij dus een eindje naar binnen, maar nu zy hoe cr naar alle zyden lang* we gen liepen, waarlangs de mooiste b Mi men bloeiden. Hoe verder zU keek. hoe mooier werden de bloemen. De bloemen lokten haar en zoo kwam het dat zU steeds verder liep en geen acht sloeg op den weg. Weldra wist zy dan ook niet meer vanwaar zU gekomen was en hoe zij terug moest keeren. Zij was in een doolhof geraakt. Huilend van angst be gon zU den goeden weg te zoeken, maar vele uren verstreken voor zU hem ge vonden had. rE was ook maar één goede weg. Pro- at is niet gemakkelijk, ja zelfs zeer beert hem ook eens te vinden. Op de bovenste punt staat een S. Nu moeten jullie woorden van 4 letters ma ken en wel zoo, dat 't laatste woord ein digt op den eersten letter van 't vol gende woord. Alle sterretjes moeten be dekt worden door een letter. Iedere zUde moet een woord vormen. Je moet dus 10 woorden zoeken. Ik zal je een klein eindje op weg helpen. We beginnen met Ster. Dan b.v. Room of Riem of Rest. Gesnapt? Meer zeg ik er niet van. Ru- briekertjes van 9 jaar en jonger mo gen my vóór 1 September hun goed in gevulde Ster zenden. Onder hen verloot ik een boek in prachtband. W. B.—z. HET TAARTENVROUWTJE door W. B Z. (Slot) Buus kneep haar oogen stUf dicht en •t was alsof ze steeds kleiner werd. „Mag ik nu mijn oogen opendoen, ka bouter?" „Ja, doe ze nu maar open." Hé, wat was dat? Was ze een ander ïneisje geworden? Was ze een elfje? Of een kaboutertje? Ze had een geel man teltje aan en droeg een rood mutsje op haar krullebol. En ze zat op een dikken, bruinen paddestoel. Ze was zoo klein, dat er best nog iemand op de paddestoel Ikon zitten. „Wacht hier maar rustig. Zoo dade lijk komt het taartenvrouwtje Je halen." zei de kabouter. „Ik heb haar al ge vraagd of je een poosje bU haar mocht komen logeeren." „Wat ruikt het hier heerlijk," riep Buus op vroolljken toon. ..Dat komt door die madeliefjes. Van buiten zijn ze vanilleUs, van binnen ■oom". „Is dat het taartenvrouwtje?" riep Buus opeens. Een klein, dik vrouwtje na derde. Er ging zoo'n zoete lucht van haar uit, dat 't net was, of een banketbakkers winkel wagenwijd openstond. „Ja, dat is ze," zei de kabouter. „Hij nam Suusje bij de hand en stelde haar netjes aan het taartenvrouwtje voor. „Je bent welkom, kind. Volg me maar," zei het vrouwtje vriendelijk. Ze liepen nu het bosch door, gingen langs allerlei kronkelpaadjes en stonden opeens stil voor een allergrappigst 1 mis je >net een puntig dak. 't Is net het pannékoekenhuisje uit het sprookje van Hans en Grietje, dacht Suus. Als het taartenvrouwtje ook eens een heks was? Als ze haar eens ging om. tooveren in een slang of een muis, of haar in den oven stopte? Het taartenvrouwtjo raadde dadelijk Suusjes gedachten. „Wees niet bang, Suusje. Ik ben alleen maar een taarten- vrouwtje, dat net zooveel lekkers voor je kan tooveren, als Je wilt. Kwaad zal lk Je nooit doen." Nu was Suus gerustgesteld en ze lachte het vriendelijke vrouwtje eens toe. Toen Suusje vlak voor het huisje stond, zag ze, dat het dank van mar- sepUn was. De schoorsteen was een pijp drop, de bouwsteenen voor de muren waren ulevellen. De stoep was van borst plaat. De deur was een groote tablet cho colade. „Ga binnen, kind. Ga binnen," noodde het vrouwtje vriendelUk. Nu zag Suusje, dat de gang van pepermunt was en de deuren van de kamers waren van taai taai. In het woonvertrek waren de meu bels van koek, het servies was van room- caramels en de theetafel was kunstig gevlochten van kaneelpUpen. „Je eet maar, je eet maar," zei het taartenvrouwtje. „Hoe gek 't ook klinkt, je mag het heele ameublement wel oppeuzelen. In een ommezientje toover lk weer een nieuw." Suusje snakte er naar om te mogen beginnen. In den lekkersten banketwin kel had ze zooveel heerlijkheden nog nooit by elkaar gezien. Terwyl Suus aan een voetenbakje van taart zat te knabbelen, ging het taarten vrouwtje de tafel dekken. Op het tafellaken, dat een groote. witte ouwel was. zette ze twee bordjes van fondant. Op ieder bordje legde ze twee roomsoezen en twee mocca-gebak- Jes. Naast de bordjes zette ze twee gla zen ananas-limonade Wat smulde die Suus! Toen ze aan haar laatste gebakje was, vroeg ze om nog een beetje water, want haar maagje leek nu wel heelemaal vol. „In 't heele Taartenland is geen wa ter. alleen maar lekkere dranken", ver telde het taartenvrouwtje, terwijl ze Buus nog een glas limonade inschonk. Opeens was t Suus, of water toch de allerlekkerste drank was. Ze was heusch blij dat alles op was. Ze had een klein randje van haar bordje afgeknabbeld, maar 't taarten-vrouwtje zei: „Hocus, pocus, pas, ik wou, dat 't bordje weer heel was." En in een minuut groeide het stukje er weer aan. Suusje mocht den heelen dag in't bosch spelen met de elfjes en kabouters. Toen *t taartenvrouwtje riep, dat het etenstUd was, zei Suusje, dat ze heusch heelemaal geen trek had. Wat was dat toch vreemd, dat ze zoo weinig van die lekkere din gen op kon. 's Avonds bractefc het taartenvrouwtje haar naai- bed. Haar ledikantjo was heelemaal van gevlochten suiker ge maakt en de knoppen waren marseplj- nen aardappeltjes. „Mag ik één knopje opeten?" vroeg Suus. „Eet ze alle vier maar op," zei het vrouwtje. Zoo'n aardappeltje smaakte overheer lijk. Ze at er een en nog een maar van het derde nam ze maar e enheel klein stukje. Teen zei het taartenvrouwtje weer: .Hocus pocus pas, 'k Wou, dat ieder knopje weer in orde was." En binnen de minuut zaten er nieuwe marsepUnen knopjes aan 't ledikant. Suusje sliep dien nacht lekker. Toen ze 's morgens wakker werd, greep ze gauw naar zoo'n lekker knopje, 't Mocht immers van het taartenvrouwtje. Maar wat gek, 't leek wel of dit knopje lang niet zoo lekker smaakte, als die van gis terenavond. BU 't ontbyt kreeg ze vruchtentaart en chocolademelk. Ze kon met moeite een punt taart naax binnen werken en haar beker chocolade-melk kon ze niet geheel opdrinken. Toen ze weer spelen ging, greep ze naar haar hoofdje, t Voelde zoo zwaar. „Je moet beter eten," zei het vrouw tje, toen ze 's middags heele kleine hap jes uit haar boterkoek beet. Op eens vond ze. dat de koek too akelig smaakte, dat ze het bordje weg schoof en in tra nen uitbarstte. „Wat zullen we nu hebben?" vroeg het taartenvrouwtje verbaasd. ,,'k Voel me zoo naar." snikte Suus. .Houd Je niet van boterkoek? Wou Je liever een pasteitje hebben, of een kra keling, of soms cake?" „Neen niets, 'k Wil neelemaal niets hebben, 'k Ben heusch erg ziek." 't Taartenvrouwtje bracht Suus naar bed. Ze snoepte nu niet van de bedknop- pen. Ze keek er zelfs heel niet naar om. Ze sliep wel twee uur lang. En 't taar tenvrouwtje wilde haar eens heerlUk verrassen. Op een koekentafeltje zette ze de lekkerste dingen voor haar neer: banketstaven, toffee's, bruidsuikers, nou gat, kauwgum, reepen, bonbons, tom poesen, roomsoezen, balletjes, biscuits, krakelingen en Usco's. Toen Suusje haar oogjes eindelUk opendeed, vroeg het taartenvrouwtje: „Wat zou mijn meisje nu 't allerliefste hebben van al dit lek kers?" Suusje keek met een opgetrokken neusje naar al die zoetigheden en toen zei ze met een smeekend stemmetje: „Och, taartenvrouwtje, geef me alsje blieft een boterham." „Een boterham? Wat zeur je kind. Je weet toch, dat er ln 't heele taartenland geen brood gebakken wordt. Je hebt ge zeurd om hier te komen en hier te blij ven, zoolang Je moeder uit is, dus schik Je nu maar." Het taartenvrouwtje iiep weg. Ze solieen wel wat uit haar humeur te zl)n. En Suus, Suu? wist niets beters te doen, dan maar 'n deuntje te gaan hui len. Ze zou straks in het bosch naar Kaboutertje Roodmuts gaan zoeken en aan hem vragen, of of hy haar weer thuis wou brengen. Toen ze den kabouter zag en hem met tranen ver telde dat ze naar een boterham ver langde. begon de kabouter heel erg te lachen. „Je hebt er gauw genoeg van." zei ka bouter Roodmuts. „Ik wil je wel naar dc menschenwereld terugbrengen. Ga het taartenvrouwtje maar groeten en zeg haar, dat Je een flink cn verstandig meisje wilt gaan worden." Het taartenvrouwtje was 'niet boos meer, ze streek Suusje over haar krul lebol en zei: „Kind, keer jij maar vlug naar 't menschenland terug." Ze moest toen weer haar oogen styf dicht knUpen, terwyl de kabouter zei: „Hocus, pocus pas, 'k wou, dat Suusje weer een meisje was." „Mag ik nu mijn oogen weer open doen?" „Ja." Hé, hoe kon dat nu? Daar zat 2e weer aan de ontbyttafeL Voor haar stond hetzelfde bordje met brood, maar do ka bouter was verdwenen. Vlug at ze alle dobbelsteentjes brood op. Haddc nzc wel ooit zoo lekker ge smaakt. Toen het laatste stukje naar binnen verdwenen was, kwam tante Cor binnen. „Knappe Suus. Ik daclit, dat je zoo maar in slaap was gevallen. Nu zie ik, dat Je alles netjes hebt opgepeuzeld. Ga maar gauw mee een grooie wandeling maken. Onderweg vertelde Suusje van haar bezoek bU 't Taartenvrouwtje. En dat ze 't heusch heel naar had gevonden, dat er in 't heele Taartenland geen brood en geen water was. Tante Cor vond 't een heel grappig verhaal. Ze dacht eigeniyk. dat Suusje gedroomd had. Maar later merkte ze wel, dat het bezoek bU 't taarten vrouwtje tooh iets heel goeds had' uitgewerkt, lederen morgen ging Suusjes ontbyt zon der pruttelen naar binnen. En toen Moeder thuis kwam. vertelde Suus haar natuuriyk ook van het won- derlUke bezoek. Wat was moeder in haar 6Chik, toen ze bemerkte, hoe flink Suus was geworden. „Als ik het Taarten vrouwtje tegen kom, zal lk haar een mooi cadeau geven", zei Moeder. „Wat dan, moes?" vroeg Suus. „Iets heel lekkers". „Ze kan. al het lekkers zoo maar too veren". „Neen, Suus het allerlekkerste niet". „Ik weet liet al, moes, lk weet het al". „Nu, zeg jU het dan maar". „U wilt aan het taarntenvrouwtje een lekker versch wittebroodje geven". „Juist. En een roggebroodje er bU", zei moeder lachend. WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT Dc drommedaris van Enkhuizen. 't Is geen drommedaris zooals je ze in Artis ziet. 't is slechts de bijnaam voor een grooten massalen toren. De vorm is net een groote, dikke bult. Ik denk, dat daaraan de naam te danken is. Als je uit Friesland komt met de boot, zie je al heel gauw den drommedaris verrijzen. In 1540 werd dit bouwwerk gesticht. Heel bovenaan staat een soort koepeltje, waarop een windwyzer staat. Deze wind- wUzer stelt een schip voor, In den koe pel is een carillon, bestaande uit 20 klokken. Deze klokken zyn door den be kend en klokkengieter Hemonv gego ten. Aan den buitenmuur hangen een paar ankers, die indertyd op de Gelder- schen zUn buitgemaakt. Op een steen, die in den muur is gemetseld staat: Deez' ankers, afgekapt, toen d'aanslag was gemist, Getuigen, Gelderschman, uw trouwe- loozc list. De toren bezit een diepen kelder, waar boven een stergewelf is. In den toren is een zaal vol schietgaten. Op de wanden leest men nog verschillende namen, ook wel een enkel gedichtje, o.a. Och, verlangen, verlangen, Hoe heb dy mij omvangen. Hadden my hope niet beweert. Verlangen had mU ganscfh verteerd. Haring bestaat voor de helft uit water, is verder rUk aan voedingsstoffen, o.a. 17 pet. vet. In de 8ste eeuw werd ze reeds in Engeland gevangen. De haring uit de Oostzee komt meestal gerookt ter markt. Hollandsche haring is wereldberoemd. Vlug, vlugger, vlugst. Een mensch zou, Indien hij regelmatig doorwandelde, zonder te rusten in 300 dagen cm de aarde kunnen wandelen. Een ruiter te paard deed het in 75 dagen. Een rendier in 50 dagen. Een schaatsenryder in 40 dagen. Een hazewindhond in 16 dagen. Een duif in 10 dagen, terwUl een snel trein er 30 dagen vcor noodig had. Zoo zie je. dat vliegen vlugger gaat dan loo pen. Een postduif legt ook eventjes 3000 M. per minuut af. Een arend 1800 M„ een zwaluw 1400 M. Zwemmen gaat vlugger dan loopen maar minder vlug dan vliegen. Een haai zwemt b.v. In een uur 12 K.M. Vlugger dan loopen. zwemmen en vliegen, vlugger dan iedere denk bare beweging gaat het geluid en het licht. Denk maar aan de radio en aan de bliksemflitsen. Het geluid legt in ccn seconde een afstand van 330 M. af. Als het maar sterk genoeg was, zou het in ruim een dag rondom de aarde wor den gehoord. Het licht gaat nog sneller. Het licht doorloopt in één seconde een afstand van 315.000 K.M. Die vlugheid is voor ons menschenkinderen haast niet in te denken. Wie trekt het hardst? In Amerika heeft men proeven genomen aangaande de trekkracht der dieren. Men consta teerde, dat 6 paarden, die samen 4450 K.G. wogen een last van 32500 K.G. konden trekken. Toen nam men een proef met een olifant, die alleen 4450 K.G. woog. Het bleek, dat hU slechts 26000 K.G. kon verplaatsen. Bij verdere proeven bleek, dat het paard het beste trekdier der wereld was. De motorkracht zal langzamerhand de paardekracht ver vangen, maar ook de olifantenkracht In Siam wordt de olifant nog maar heel weinig als trekkracht gAruikt. Een oli fant is ook een duur beestje om in den kost te hebben. HU verorbert per dag 20 pond brood, 10 pond rl)st. 38 pond ra pen, 20 pond zemelen. 100 pond hooi. Om dit alles naar binnen te werken, drinkt hU per dag 20 emmers water leeg. Leeftijd in de boomcnwereld. In Californië staat een mammoutboom, die 4000 jaar oud is. In Kent staat een taxus, die 3000 Jaar oud is. In ons land heb ben we. voorzoover we weten, zulke oude exemplaren niet. Maar we hebben wel sparren, die 1000 Jaar oud zyn, lor- kenboomen van 600 jaar en beuken van 300 jaar. Thee of koffie? Door de wereldbevol king wordt het meeste koffie gedronken en wel 2500 mlliioen pond per jaar. In Nederland gebruikt men gemiddeld 15 pond per hoofd, in Amerika 13 pond, in Duitschland 5 pond. De Nederlanders zijn de grootste koffiedrinkers. Do En- gelschen zijn de voornaamste theedrin kers. ZU danken gemiddeld per hoofd en per jaar 7 pond thee. Een Nederlander slechts 1 pond. Nu weten jullie ook wel, dat men meer kopjes thee van een pond thee schenkt, dan kopjes koffie van een pond koffie. In 't Oosten van ons land ■wordt meer koffie gedronken dan ln '6 Westen. W. B Z. VOOR JE AQUARIUM Zeg Jongens, (misschien zijn er ook meisjes, die een aquarium hebben) als je nu in do nabUheid van een sloot, bent, vang dan eens wat grondeltjes. Het is een vischje van ongeveer 1 d.M. lengte. Het heeft twee voeldraden. Jullie kla gen er zoo vaak over, dat je visschen zoo spoedig doodgaan, dit is een taai soort. Neem er vooral wat slootwater bij. Daar zit voedsel voor hem in. HU is heel gemakkelUk zoo maar te grUpen, daar hij vooral op warme dagen ligt uit te rusten op het zand of op een steen. Hij is een echte veelvraat. Wat andere aquarium-visschen versmaden, eet hij op. Plantenafval eet hij ook. Dat is al tijd goed voor een aquarium, want nu blijft het water helderder. Je kunt hem verder kennen aan zUn groote oogen, groote schubben en grooten kop. Op rug- en staartvin zyn donkere vlekken. De andere vinnen zUn geelachtig of rood achtig. Omdat hU zooveel plat ligt, is hy van onder enveel lichter dan van boven .Vertel me do volgende week nu eens. wie zUn aquarium met grondeltjes verrukt heeft W. B.—Z. UIT DEN MOPPEN- TROMMEL. DE ZON IN NOOD Jantje is met moeder op Zandvoovt. Vol aandacht kUkt hU naar de zon, dio steeds lager in zee wegzinkt. Op eens roept hij hullend: „O moesje, de zou verdrinkt!" GEEN KWATTA-SOLDAAT In een dorpje aan de grens stond een wagen met buskruit, t Begon hevig te onweeren en de boeren waren beangst, dat 't buskruit zou ontbranden. Aan den schildwacht, die bU den wagen stond, gaven ze dit te kennen. Deze stelde hen gerust met de woorden„Hebt geen vrees, menschen. zoolang lk hier de wacht houd, is er geen gevaar te duchten." KLEIN JANTJE Moeder heeft theedoeken bij 't keu kenfornuis gehangen. Jantje komt in de keuken en ruikt een brandlucht. HIJ ziet ook, dat dc doeken bruine schroei plekken vertoonen. 3IoesJe!" roept hU. „de theedoeken bennen droog, ze bra- jen al." W. LASSCHUIT, Gr. Houtstraat I53z., vraagt Lux-bons (deksel: Lux pakt zich samen, enz.) Voor elke Lux-bon krijg Jo één Bensdorp-omslag of 2 halve Sickesz- wapens en plaatjes van oude Verkades- Albums 'niet visschen of bioeir.cn). RuiltUd op werkdagen van 8—10, 12—1 en 58. M. AUKES. Bosch en Ilovenstraat 30, heeft Karnemelkzecpplaaljes (vogeLs), van Nelles-bonncn. Meco-bonnen. Sic- kesz-wapens, Sunlightstrooken, H. O. bonnen cn Nof-wapen-bons, die ze in ruilt tegen Texelpl. en bons.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 14