RUILRUBRIEK
Ï-IOF HF RAAF HF HA7FN »nioeiHJk om Jullie te hel,oen. Moor daar
nuL jullie mij echter nu en dan ook wel eens
REDDE
Het was kort voor het tijdstip, waar
op de jacht op hazen open gesteld werd,
asooals men in de jagers-taal den aan
vang van den tUd waarop do wet toe
staat op hazen te jagen noemt. De hazen
hadden er van gehoord en daar zij reeds
van nature erg vreesachtig zUn. sloeg de
schrik hen nog erger om het hart. Zij
beraadslaagden daarom, wat zU in dezen
onaangenamen toestand zouden doen.
Het was toch cok wel erg gruwelijk, dat
de menschen zoo maar een bepaalden
tUd in het jaar bestemmen om de arme
hazen dood te maken.
De hazenvergadering was zeer druk
bezocht; het ging ook om dood of leven,
nietwaar I Een gedeelte sloeg voor te
vluchten en naar een ander land te ver
huizen. Maar waarheen? Overal liepen
eU Immers gevaar doodgeschoten te wor
den. Een ander deel van do vergadering
meende, dat het het verstandigste zou
zijn als zij net als de konijnen ho
len gingen graven in den grond en dan
alleen nog maar des nachts er uit zou
den komen om voedsel te zoeken. Men
werd het echter niet eens. Doch daar
verhief zich een oude haas. een waar
dige. witharige verschijning, en deze
sprak:
„Broeders- Wij bevinden ons in een
hoogst netelige po6itie. Van alle zij
den zal ons binnenkort dood en ver
derf bedreigen. Wie van ons weet of
hij over enkele dagen al niet reeds door
de geweerschoten van de Jagers getrof
fen zal zijn? WU moeten trachten dit
onheil zoo spoedig mogelijk van ons af
te wenden. Daarom stel ik voor niet
overijld en zonder verder nadenken een
beslissing te nemen en eerst Iemand an
ders om raad te vragen."
„Ja, maar wie moeten wU dan om raad
Vragen? Wie zal zich om ons arme
hazen bekommeren? En wie zal ons
werkelijk goeden raad kunnen geven?"
Zulke en nog andere vragen werden
den spreker toegeroepen, zoodat hU een
tijdlang niet aan het woord kon komen.
Maar eindelijk trad toch weer eenige
stilte in en toen de rust geheel was
weergekeerd ging de oude verder:
„Laat mij toch eerst uitspreken! Ik
heb een zeer goeden vriend, die in aller
lei geheime kunsten zeer ervaren is. Ik
Wil naar hem toegaan en hem alles van
de gevaren, welke ons bedreigen, ver
tellen. Ik ben er wel zeker van, dat hij
ons helpen kan."
„Wij kunnen het minstens pröbeeren,"
merkte een haas op. „Alleen moet het
dadelijk gebeuren want anders is het al
te laat. Veel stel ik mij er anders niet
van voor!"
„Ik ga onmiddellijk naar hem toe en
met hem spreken," antwoordde de oude,
„blijft intusschen hier bijeen en wacht
tot ik terugkom."
HU verliet de vergadering en liep zoo
hard hU kon naar zUn vriend. Hot was
een raaf. Toevalligerwijze trof hij hem
thuis.
„Wel, waarom kom je zoo buiten adem
bU ml), oude vriend." vroeg de raaf be
langstellend, „ik heb je al in een langen
tUd niet meer gezien, laat staan gespro
ken."
„JU moet ons helpen, oude jongen,"
riep de haas, terwijl hU zich het zweet
van den kop veegde. En nu vertelde hU
den raaf alles van de gevaren, welke de
menschen hen brachten.
De raaf had stil geluisterd, en toen
de oude haas eindelUk uitverteld raakte,
sloeg hU eenige malen krachtig met zijn
Vleugels en kraschte daarna:
een dienst bewezen hebben, wil ik nu niet
achterblUven om iets voor jullie te doen.
Luister eens! Als de Jageis komen, dan
moeten jullie niet naar hen kijken maar
naar mU en mUn kameraden, die lk
overal als spionnen zal uitzetten. Dan
moeten Jullie goed opletten om te zien.
waarheen wij vliegen en in die zelfde
richting moet Jullie ons dan volgen. Op
die wyze zou ik zoo zeggen kunnen
jullie den jager altUd ontloopen. Het kan
echter gebeuren, dat de een of ander
van jullie toch in gevaar komt, bU-
voorbeeld door per abuis recht op den
jager toe te loopen of door een hond
vervolgd te worden, dan ja, dan is
er maar één manier om hem te red
den
„Welk middel is dit dan?"
„Nu dani moet zulk een haag snel
roepen' „Raba, rabo, stake DodclUk
zal hU da nln een plant veranderd wor
den, die in den winter niet afsterft. Als
dan inhet voorjaar de sneeuw gaat
smelten en de JadhttUd al weer lang
voorbU is. zullen zulke planten vanzeir
weer hazen worden. Langer duurt die
betooverde toestand nooit! Nu, ga nu
maar gauw naar Je soortgenooten terug,
maar denkt van den winter ook eens
aan mU. Je weet, dan is by mij altUd
schraalhans keukenmeester!"
Onder vele dankbetuigingen en schoo-
ne beloftes liep de haas terug. In de
vergadering deelde hü daarna mede hoe
zijn gesprek met den raaf was afgeloo-
pen. Toen hU eindelijk uitgesproken
was, brak cr een donderend gejuich los
en de arme haasjes vielen elkaar met
vreugdetranen in de oogen om den hals.
Toen nu na eenige dagen de hazen
jacht begon en dc jagers door de velden
trokken met liet geweer aan den schou
der. hielden dc hazen zich heel stil en
letten alleen maar op de raven. Tel
kens als de jagers vlakbU waren vlo
gen de raven wegen rrrt volgden dan de
hazen. Verschillende haasjes echter
moesten hun toevlucht nemen tot den
tooverspreuk, waardoor zU dan natuur-
Ujk gered werden, alleen een paar van
hen die in hun angst de tooverfor-
mule vergeten hadden vielen aan
de jagers ten prooi.
Zoo ging het den geheelen jachttUd
door en de Jagers konden maar niet be
grijpen, dat zU zoo weinig hazen vin
gen. Deze echter wisten het beter en
lachten heimelijk In liuu vuistjes. Of
het middel echter ook dit jaar helpen
zal is nog niet bekend. Dat moeten we
dus maar eens afwachten.
HET DOOLHOF
EEN ZOEKPLAAT.
Truida was al een groot meisje van
dertien Jaar. Zij had geen moeder meer
en daarom had men haar in een pen
sionaat ondergebracht, want haar va
der had het veel te druk om geheel voor
haar te kunnen zorgen en dikwUls moest
hU lang op reis.
In het pensionaat had Truida het
recht naar haar zin. Iedereen was vrien-
delUk voor haar en de andere Jonge
meisjes hielden' van haar. ZU was ook
altUd even vroohjk en steeds overmoe
dig als het er om ging kattekwaad uit
te halen. In het algemeen was zU een
moedig meisje en het gebeurde dan ook
wcrkelUk niet gauw, dat zij beangst
werd. Als de anderen luid schreeuwend
do vlucht namen voor een spin, nani
zU het insect in de hand en liep er de
anderen mee achterna, hetgeen meestal
het geschreeuw nog deed toenemen.
„Hoe kunnen Jullie nu toch voor zulk
oen klein diertje bang zUn." riep zU dan
haar vriendinnen toe. „Kijk eens naar
mU. Ik neem het lieve beestje wel ln
mUn hand." Maar de andere meisjes
moesten er natuurlijk niets van hebben
en dachten er niet aan bU haar te ko
men.
Maar op een keer besloten Truida's
vriendinnen haar ook eens goed bang te
maken. Maar hoe? EindelUk kwam er
een op de gedachte een muls ln haar
kamertje op te sluiten. Dadelijk liepen
zU naar den huismeester en wisten
waarempel gedaan te krijgen, dat de
goede man beloofde een muis te vangen.
En werkelijk, een paar dagen later,
daar was de muis! Kort voor bedtUd
nam een der moedigste meisjes de val
en ging naar Truida's kamertje. Truida
was er gelukkig niet, want zij moest
nog huiswerk maken en zat bulten aan
haar tafeltje. De val ging open en rrrr....
vloog de muis direct onder Truida's bed.
Snel de deur toe en dan gauw naar de
andere meisjes om alles van de hel
dendaad te vertellen. Overal groote span
ning en verwachting!
Weldra ging de bel en verdwenen da
meisjes voor het slapen gaan in haar
kamertjes. Ook Truida natuurlijk. Maar
reeds na een paar minuten weerklonk!
een hartverscheurend geschreeuw. Do
andere meisjes atormden allen naar
Truida's kamertje en toen zy de deur
openden zagen zU Truida vol vertwij
feling op haar bed zitten en hoorden
zU haar roepen: „Een muis! Een muis!"
Maar dra was Truida van haar schrik
bekomen en begon zU naar den muis to
zoeken. Een der meisjes riep: .Daar,
daar, daar zit hU!" maar niemand durf
de in het kamertje te komen en Truida
vond den muls niet. Dit schouwspel zou
wel den geheelen nacht geduurd heb
ben als eindelUk het meisje, dat den
muis gezien had niet al haar moed by-
een geraapt had om binnen te treden
en het dier te verjagen.
Maar waar zit nu de muis, die alleen
door dat eene meisje gezien werd. Kun
nen jullie hem vinden?
EEN SPELLETJE VOOR
EEN REGENACHTIGEN
DAG
Ik bedoel het lepels pel. Er kunnen net
zooveel menschen aan deelnemen, als je
wilt. Het aantal lepels moet één minder
zUn dan het aantal deelnemers. De oud
ste begint. Do lepels liggen op een hoop
je in 't midden van de tafel. Nummer
één vertelt nu een verhaaLtje en moeU
daarin 't woord lepel te pas torengen.
Zoo heeft hU 't woord geuit, of ieder,
grijpt naar een lepel, ook de verteller.
Een zal natuurlUk misgrijpen en die is
dan de verteller. De vrooiykhedö van 't
spel kan de verteller aanbrengen. Hij!
moet dan telkens woorden invlechten,
die met een 1 beginnen, zoodat er vaak
misgegrepen wordt, ik zal je eens een
voorbeeld geven.
Op zekeren avond was de 1lucht
zeer bewolkt We zaten wat lang aan
tafel, zoodat vader zei: .Haal de 1....
lamp". We konden nu 1licht ma
ken. Moeder greep de 1.... lucifers. Ik
zocht naar de 1.... la, waarin de 1....
lucifers altUd lagen, 't Was een 1
leven van belang. Wat viel er van do
tafel? Wat zag ik daar glinsteren? Het
was mijn le.... leeren riem. Moeder
ruimde de tafel op en zei: „Piet, waar ia
je leleesboek?" „Lelees ons wat
voor, terwUl Marie de lepels afwascht".
enz. enz.
W. B.Z.
EEN WOORDKUNSTJE VOOR DE KLEINTJES
Zien jullie hier de groote ster met al die kleine sterretjes er om heen?
Ir was eens een klein meisje, dat
haar ouders nimmer gehoorzamen wilde
ZU mocht wel buiten spelen, maar haar
moeder had gezegd, dat zy dicht bij huls
moest blijven. Annie zoo heette het
meisje stoorde zich niet daaraan en
liep toch hoe langer hoe verder weg.
Zoo kwam zU al spelende voor
een hoog. groen hek. Het hek was zoo
hoog, dat de kruinen der boomen, die
binnen dc omheining groeide, van bul
ten af niet te zien waren. Midden in het
hek was een opening en toen Annlc
nieuwsgierig naar binnen blikte, zag zU
daar zulke mooie bloemen, dat zU aan
de verleiding om deze te gaan plukken
niet kon ontkomen. Voorzichtig ging zij
dus een eindje naar binnen, maar nu
zy hoe cr naar alle zyden lang* we
gen liepen, waarlangs de mooiste b Mi
men bloeiden. Hoe verder zU keek. hoe
mooier werden de bloemen. De bloemen
lokten haar en zoo kwam het dat zU
steeds verder liep en geen acht sloeg op
den weg. Weldra wist zy dan ook niet
meer vanwaar zU gekomen was en hoe
zij terug moest keeren. Zij was in een
doolhof geraakt. Huilend van angst be
gon zU den goeden weg te zoeken, maar
vele uren verstreken voor zU hem ge
vonden had.
rE was ook maar één goede weg. Pro-
at is niet gemakkelijk, ja zelfs zeer beert hem ook eens te vinden.
Op de bovenste punt staat een S. Nu
moeten jullie woorden van 4 letters ma
ken en wel zoo, dat 't laatste woord ein
digt op den eersten letter van 't vol
gende woord. Alle sterretjes moeten be
dekt worden door een letter. Iedere zUde
moet een woord vormen. Je moet dus
10 woorden zoeken. Ik zal je een klein
eindje op weg helpen. We beginnen met
Ster. Dan b.v. Room of Riem of Rest.
Gesnapt? Meer zeg ik er niet van. Ru-
briekertjes van 9 jaar en jonger mo
gen my vóór 1 September hun goed in
gevulde Ster zenden. Onder hen verloot
ik een boek in prachtband.
W. B.—z.
HET TAARTENVROUWTJE
door
W. B Z.
(Slot)
Buus kneep haar oogen stUf dicht en
•t was alsof ze steeds kleiner werd.
„Mag ik nu mijn oogen opendoen, ka
bouter?"
„Ja, doe ze nu maar open."
Hé, wat was dat? Was ze een ander
ïneisje geworden? Was ze een elfje? Of
een kaboutertje? Ze had een geel man
teltje aan en droeg een rood mutsje op
haar krullebol. En ze zat op een dikken,
bruinen paddestoel. Ze was zoo klein,
dat er best nog iemand op de paddestoel
Ikon zitten.
„Wacht hier maar rustig. Zoo dade
lijk komt het taartenvrouwtje Je halen."
zei de kabouter. „Ik heb haar al ge
vraagd of je een poosje bU haar mocht
komen logeeren."
„Wat ruikt het hier heerlijk," riep
Buus op vroolljken toon.
..Dat komt door die madeliefjes. Van
buiten zijn ze vanilleUs, van binnen
■oom".
„Is dat het taartenvrouwtje?" riep
Buus opeens. Een klein, dik vrouwtje na
derde. Er ging zoo'n zoete lucht van haar
uit, dat 't net was, of een banketbakkers
winkel wagenwijd openstond.
„Ja, dat is ze," zei de kabouter. „Hij
nam Suusje bij de hand en stelde haar
netjes aan het taartenvrouwtje voor.
„Je bent welkom, kind. Volg me maar,"
zei het vrouwtje vriendelijk.
Ze liepen nu het bosch door, gingen
langs allerlei kronkelpaadjes en stonden
opeens stil voor een allergrappigst 1 mis je
>net een puntig dak.
't Is net het pannékoekenhuisje uit
het sprookje van Hans en Grietje, dacht
Suus. Als het taartenvrouwtje ook eens
een heks was? Als ze haar eens ging om.
tooveren in een slang of een muis, of
haar in den oven stopte?
Het taartenvrouwtjo raadde dadelijk
Suusjes gedachten. „Wees niet bang,
Suusje. Ik ben alleen maar een taarten-
vrouwtje, dat net zooveel lekkers voor je
kan tooveren, als Je wilt. Kwaad zal lk
Je nooit doen."
Nu was Suus gerustgesteld en ze lachte
het vriendelijke vrouwtje eens toe.
Toen Suusje vlak voor het huisje
stond, zag ze, dat het dank van mar-
sepUn was. De schoorsteen was een pijp
drop, de bouwsteenen voor de muren
waren ulevellen. De stoep was van borst
plaat. De deur was een groote tablet cho
colade.
„Ga binnen, kind. Ga binnen," noodde
het vrouwtje vriendelUk. Nu zag Suusje,
dat de gang van pepermunt was en de
deuren van de kamers waren van taai
taai. In het woonvertrek waren de meu
bels van koek, het servies was van room-
caramels en de theetafel was kunstig
gevlochten van kaneelpUpen.
„Je eet maar, je eet maar," zei het
taartenvrouwtje.
„Hoe gek 't ook klinkt, je mag het
heele ameublement wel oppeuzelen. In
een ommezientje toover lk weer een
nieuw."
Suusje snakte er naar om te mogen
beginnen. In den lekkersten banketwin
kel had ze zooveel heerlijkheden nog
nooit by elkaar gezien.
Terwyl Suus aan een voetenbakje van
taart zat te knabbelen, ging het taarten
vrouwtje de tafel dekken.
Op het tafellaken, dat een groote.
witte ouwel was. zette ze twee bordjes
van fondant. Op ieder bordje legde ze
twee roomsoezen en twee mocca-gebak-
Jes. Naast de bordjes zette ze twee gla
zen ananas-limonade
Wat smulde die Suus! Toen ze aan
haar laatste gebakje was, vroeg ze om
nog een beetje water, want haar maagje
leek nu wel heelemaal vol.
„In 't heele Taartenland is geen wa
ter. alleen maar lekkere dranken", ver
telde het taartenvrouwtje, terwijl ze
Buus nog een glas limonade inschonk.
Opeens was t Suus, of water toch de
allerlekkerste drank was. Ze was heusch
blij dat alles op was. Ze had een klein
randje van haar bordje afgeknabbeld,
maar 't taarten-vrouwtje zei: „Hocus,
pocus, pas, ik wou, dat 't bordje weer
heel was." En in een minuut groeide het
stukje er weer aan.
Suusje mocht den heelen dag in't bosch
spelen met de elfjes en kabouters. Toen
*t taartenvrouwtje riep, dat het etenstUd
was, zei Suusje, dat ze heusch heelemaal
geen trek had. Wat was dat toch vreemd,
dat ze zoo weinig van die lekkere din
gen op kon.
's Avonds bractefc het taartenvrouwtje
haar naai- bed. Haar ledikantjo was
heelemaal van gevlochten suiker ge
maakt en de knoppen waren marseplj-
nen aardappeltjes. „Mag ik één knopje
opeten?" vroeg Suus.
„Eet ze alle vier maar op," zei het
vrouwtje.
Zoo'n aardappeltje smaakte overheer
lijk. Ze at er een en nog een maar van
het derde nam ze maar e enheel klein
stukje.
Teen zei het taartenvrouwtje weer:
.Hocus pocus pas, 'k Wou, dat ieder
knopje weer in orde was." En binnen
de minuut zaten er nieuwe marsepUnen
knopjes aan 't ledikant.
Suusje sliep dien nacht lekker. Toen
ze 's morgens wakker werd, greep ze
gauw naar zoo'n lekker knopje, 't Mocht
immers van het taartenvrouwtje. Maar
wat gek, 't leek wel of dit knopje lang
niet zoo lekker smaakte, als die van gis
terenavond.
BU 't ontbyt kreeg ze vruchtentaart en
chocolademelk. Ze kon met moeite een
punt taart naax binnen werken en haar
beker chocolade-melk kon ze niet geheel
opdrinken.
Toen ze weer spelen ging, greep ze
naar haar hoofdje, t Voelde zoo zwaar.
„Je moet beter eten," zei het vrouw
tje, toen ze 's middags heele kleine hap
jes uit haar boterkoek beet. Op eens
vond ze. dat de koek too akelig smaakte,
dat ze het bordje weg schoof en in tra
nen uitbarstte.
„Wat zullen we nu hebben?" vroeg het
taartenvrouwtje verbaasd.
,,'k Voel me zoo naar." snikte Suus.
.Houd Je niet van boterkoek? Wou Je
liever een pasteitje hebben, of een kra
keling, of soms cake?"
„Neen niets, 'k Wil neelemaal niets
hebben, 'k Ben heusch erg ziek."
't Taartenvrouwtje bracht Suus naar
bed. Ze snoepte nu niet van de bedknop-
pen. Ze keek er zelfs heel niet naar om.
Ze sliep wel twee uur lang. En 't taar
tenvrouwtje wilde haar eens heerlUk
verrassen. Op een koekentafeltje zette
ze de lekkerste dingen voor haar neer:
banketstaven, toffee's, bruidsuikers, nou
gat, kauwgum, reepen, bonbons, tom
poesen, roomsoezen, balletjes, biscuits,
krakelingen en Usco's. Toen Suusje haar
oogjes eindelUk opendeed, vroeg het
taartenvrouwtje: „Wat zou mijn meisje
nu 't allerliefste hebben van al dit lek
kers?"
Suusje keek met een opgetrokken
neusje naar al die zoetigheden en toen
zei ze met een smeekend stemmetje:
„Och, taartenvrouwtje, geef me alsje
blieft een boterham."
„Een boterham? Wat zeur je kind. Je
weet toch, dat er ln 't heele taartenland
geen brood gebakken wordt. Je hebt ge
zeurd om hier te komen en hier te blij
ven, zoolang Je moeder uit is, dus schik
Je nu maar."
Het taartenvrouwtje iiep weg. Ze
solieen wel wat uit haar humeur te zl)n.
En Suus, Suu? wist niets beters te
doen, dan maar 'n deuntje te gaan hui
len. Ze zou straks in het bosch naar
Kaboutertje Roodmuts gaan zoeken en
aan hem vragen, of of hy haar
weer thuis wou brengen. Toen ze den
kabouter zag en hem met tranen ver
telde dat ze naar een boterham ver
langde. begon de kabouter heel erg te
lachen.
„Je hebt er gauw genoeg van." zei ka
bouter Roodmuts. „Ik wil je wel naar dc
menschenwereld terugbrengen. Ga het
taartenvrouwtje maar groeten en zeg
haar, dat Je een flink cn verstandig
meisje wilt gaan worden."
Het taartenvrouwtje was 'niet boos
meer, ze streek Suusje over haar krul
lebol en zei: „Kind, keer jij maar vlug
naar 't menschenland terug."
Ze moest toen weer haar oogen styf
dicht knUpen, terwyl de kabouter zei:
„Hocus, pocus pas, 'k wou, dat Suusje
weer een meisje was."
„Mag ik nu mijn oogen weer open
doen?"
„Ja."
Hé, hoe kon dat nu? Daar zat 2e weer
aan de ontbyttafeL Voor haar stond
hetzelfde bordje met brood, maar do ka
bouter was verdwenen.
Vlug at ze alle dobbelsteentjes brood
op. Haddc nzc wel ooit zoo lekker ge
smaakt. Toen het laatste stukje naar
binnen verdwenen was, kwam tante Cor
binnen.
„Knappe Suus. Ik daclit, dat je zoo
maar in slaap was gevallen. Nu zie ik,
dat Je alles netjes hebt opgepeuzeld. Ga
maar gauw mee een grooie wandeling
maken.
Onderweg vertelde Suusje van haar
bezoek bU 't Taartenvrouwtje. En dat
ze 't heusch heel naar had gevonden,
dat er in 't heele Taartenland geen
brood en geen water was.
Tante Cor vond 't een heel grappig
verhaal. Ze dacht eigeniyk. dat Suusje
gedroomd had. Maar later merkte ze wel,
dat het bezoek bU 't taarten vrouwtje
tooh iets heel goeds had' uitgewerkt,
lederen morgen ging Suusjes ontbyt zon
der pruttelen naar binnen.
En toen Moeder thuis kwam. vertelde
Suus haar natuuriyk ook van het won-
derlUke bezoek. Wat was moeder in haar
6Chik, toen ze bemerkte, hoe flink Suus
was geworden. „Als ik het Taarten
vrouwtje tegen kom, zal lk haar een
mooi cadeau geven", zei Moeder.
„Wat dan, moes?" vroeg Suus.
„Iets heel lekkers".
„Ze kan. al het lekkers zoo maar too
veren".
„Neen, Suus het allerlekkerste niet".
„Ik weet liet al, moes, lk weet het al".
„Nu, zeg jU het dan maar".
„U wilt aan het taarntenvrouwtje een
lekker versch wittebroodje geven".
„Juist. En een roggebroodje er bU",
zei moeder lachend.
WAT ONZE
BELANGSTELLING WEKT
Dc drommedaris van Enkhuizen.
't Is geen drommedaris zooals je ze in
Artis ziet. 't is slechts de bijnaam voor
een grooten massalen toren. De vorm
is net een groote, dikke bult. Ik denk,
dat daaraan de naam te danken is. Als
je uit Friesland komt met de boot, zie je
al heel gauw den drommedaris verrijzen.
In 1540 werd dit bouwwerk gesticht. Heel
bovenaan staat een soort koepeltje,
waarop een windwyzer staat. Deze wind-
wUzer stelt een schip voor, In den koe
pel is een carillon, bestaande uit 20
klokken. Deze klokken zyn door den be
kend en klokkengieter Hemonv gego
ten. Aan den buitenmuur hangen een
paar ankers, die indertyd op de Gelder-
schen zUn buitgemaakt. Op een steen,
die in den muur is gemetseld staat:
Deez' ankers, afgekapt, toen d'aanslag
was gemist,
Getuigen, Gelderschman, uw trouwe-
loozc list.
De toren bezit een diepen kelder, waar
boven een stergewelf is. In den toren is
een zaal vol schietgaten. Op de wanden
leest men nog verschillende namen,
ook wel een enkel gedichtje, o.a.
Och, verlangen, verlangen,
Hoe heb dy mij omvangen.
Hadden my hope niet beweert.
Verlangen had mU ganscfh verteerd.
Haring bestaat voor de helft uit water,
is verder rUk aan voedingsstoffen, o.a.
17 pet. vet. In de 8ste eeuw werd ze reeds
in Engeland gevangen. De haring uit de
Oostzee komt meestal gerookt ter markt.
Hollandsche haring is wereldberoemd.
Vlug, vlugger, vlugst. Een mensch
zou, Indien hij regelmatig doorwandelde,
zonder te rusten in 300 dagen cm de
aarde kunnen wandelen. Een ruiter te
paard deed het in 75 dagen. Een rendier
in 50 dagen. Een schaatsenryder in 40
dagen. Een hazewindhond in 16 dagen.
Een duif in 10 dagen, terwUl een snel
trein er 30 dagen vcor noodig had. Zoo
zie je. dat vliegen vlugger gaat dan loo
pen. Een postduif legt ook eventjes 3000
M. per minuut af. Een arend 1800 M„
een zwaluw 1400 M. Zwemmen gaat
vlugger dan loopen maar minder vlug dan
vliegen. Een haai zwemt b.v. In een uur
12 K.M. Vlugger dan loopen. zwemmen
en vliegen, vlugger dan iedere denk
bare beweging gaat het geluid en het
licht. Denk maar aan de radio en aan
de bliksemflitsen. Het geluid legt in
ccn seconde een afstand van 330 M. af.
Als het maar sterk genoeg was, zou het
in ruim een dag rondom de aarde wor
den gehoord. Het licht gaat nog sneller.
Het licht doorloopt in één seconde een
afstand van 315.000 K.M. Die vlugheid
is voor ons menschenkinderen haast
niet in te denken.
Wie trekt het hardst? In Amerika
heeft men proeven genomen aangaande
de trekkracht der dieren. Men consta
teerde, dat 6 paarden, die samen 4450
K.G. wogen een last van 32500 K.G.
konden trekken. Toen nam men een
proef met een olifant, die alleen 4450
K.G. woog. Het bleek, dat hU slechts
26000 K.G. kon verplaatsen. Bij verdere
proeven bleek, dat het paard het beste
trekdier der wereld was. De motorkracht
zal langzamerhand de paardekracht ver
vangen, maar ook de olifantenkracht
In Siam wordt de olifant nog maar heel
weinig als trekkracht gAruikt. Een oli
fant is ook een duur beestje om in den
kost te hebben. HU verorbert per dag
20 pond brood, 10 pond rl)st. 38 pond ra
pen, 20 pond zemelen. 100 pond hooi.
Om dit alles naar binnen te werken,
drinkt hU per dag 20 emmers water leeg.
Leeftijd in de boomcnwereld. In
Californië staat een mammoutboom, die
4000 jaar oud is. In Kent staat een taxus,
die 3000 Jaar oud is. In ons land heb
ben we. voorzoover we weten, zulke
oude exemplaren niet. Maar we hebben
wel sparren, die 1000 Jaar oud zyn, lor-
kenboomen van 600 jaar en beuken van
300 jaar.
Thee of koffie? Door de wereldbevol
king wordt het meeste koffie gedronken
en wel 2500 mlliioen pond per jaar. In
Nederland gebruikt men gemiddeld 15
pond per hoofd, in Amerika 13 pond, in
Duitschland 5 pond. De Nederlanders
zijn de grootste koffiedrinkers. Do En-
gelschen zijn de voornaamste theedrin
kers. ZU danken gemiddeld per hoofd
en per jaar 7 pond thee. Een Nederlander
slechts 1 pond. Nu weten jullie ook wel,
dat men meer kopjes thee van een pond
thee schenkt, dan kopjes koffie van een
pond koffie. In 't Oosten van ons land
■wordt meer koffie gedronken dan ln '6
Westen.
W. B Z.
VOOR JE AQUARIUM
Zeg Jongens, (misschien zijn er ook
meisjes, die een aquarium hebben) als
je nu in do nabUheid van een sloot, bent,
vang dan eens wat grondeltjes. Het is
een vischje van ongeveer 1 d.M. lengte.
Het heeft twee voeldraden. Jullie kla
gen er zoo vaak over, dat je visschen
zoo spoedig doodgaan, dit is een taai
soort. Neem er vooral wat slootwater bij.
Daar zit voedsel voor hem in. HU is
heel gemakkelUk zoo maar te grUpen,
daar hij vooral op warme dagen ligt uit
te rusten op het zand of op een steen.
Hij is een echte veelvraat. Wat andere
aquarium-visschen versmaden, eet hij
op. Plantenafval eet hij ook. Dat is al
tijd goed voor een aquarium, want nu
blijft het water helderder. Je kunt hem
verder kennen aan zUn groote oogen,
groote schubben en grooten kop. Op rug-
en staartvin zyn donkere vlekken. De
andere vinnen zUn geelachtig of rood
achtig. Omdat hU zooveel plat ligt, is
hy van onder enveel lichter dan van
boven .Vertel me do volgende week nu
eens. wie zUn aquarium met grondeltjes
verrukt heeft
W. B.—Z.
UIT DEN MOPPEN-
TROMMEL.
DE ZON IN NOOD
Jantje is met moeder op Zandvoovt.
Vol aandacht kUkt hU naar de zon, dio
steeds lager in zee wegzinkt. Op eens
roept hij hullend: „O moesje, de zou
verdrinkt!"
GEEN KWATTA-SOLDAAT
In een dorpje aan de grens stond een
wagen met buskruit, t Begon hevig te
onweeren en de boeren waren beangst,
dat 't buskruit zou ontbranden. Aan den
schildwacht, die bU den wagen stond,
gaven ze dit te kennen. Deze stelde hen
gerust met de woorden„Hebt geen vrees,
menschen. zoolang lk hier de wacht
houd, is er geen gevaar te duchten."
KLEIN JANTJE
Moeder heeft theedoeken bij 't keu
kenfornuis gehangen. Jantje komt in de
keuken en ruikt een brandlucht. HIJ
ziet ook, dat dc doeken bruine schroei
plekken vertoonen. 3IoesJe!" roept hU.
„de theedoeken bennen droog, ze bra-
jen al."
W. LASSCHUIT, Gr. Houtstraat I53z.,
vraagt Lux-bons (deksel: Lux pakt zich
samen, enz.) Voor elke Lux-bon krijg Jo
één Bensdorp-omslag of 2 halve Sickesz-
wapens en plaatjes van oude Verkades-
Albums 'niet visschen of bioeir.cn).
RuiltUd op werkdagen van 8—10, 12—1
en 58.
M. AUKES. Bosch en Ilovenstraat 30,
heeft Karnemelkzecpplaaljes (vogeLs),
van Nelles-bonncn. Meco-bonnen. Sic-
kesz-wapens, Sunlightstrooken, H. O.
bonnen cn Nof-wapen-bons, die ze in
ruilt tegen Texelpl. en bons.