BUITENLANDSCH OVERZICHT
H. D. VERTELLINGEN
Fietstochten
FUROL
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 11 AUG. 19?* f BINNENLAND
HET ANTI-OORLOGSVERDRAG
Frankrijk ontstemd over Engeland's houding
IRAK EN DE HEDSJAS
T BELANGRIJKSTE NIEUWS.
Het afzonderlijk door Emgefcundi ge
nomen initiatief om den Volkenbond, of
ficieel van het Pact tot het buiten de
wet stellen van den oordag in kermis te
stélen, heeft te Pair ijs. zoo meldt het
Hbld. van daar, dezelfde onaangename
verbazing gewekt als de Jongste onver
wachte redevoering van Chamberlain
over het Fransch-Engelsohe maritieme
compromis.
De mededeeling aan den Volkenbond
diende door Briand te gseohieden van
wien het plan is iriibgeigalan. Briand
zou haar hebben gedaan niet in den
vorm van een ontwerp, maar na onder-
teekenlng, aüis een voldongen feit, over
eenkomstig de preosieniten dienaan
gaande. De verklaring dat de andere
leden van den Bond omtrent den waren
zin van het Pact moesten worden ge
rustgesteld vóór de vergadering. wordt
in Frankrijk algemeen ais niet gegrond
beschouwd, omdat iedereen weet, dat
Briand in zijn onderhandelingen met
Kellogg openlijk zijn voorbehoud moti
veerde, juist met de verplichting om
alle plichten tegenover de leden van
den Volkenbond na te kernen. Door zijin
vc-orbarlge aankondiging neemt Enge
land de ról van leader in den Volken
bond nog op zich, welke hot niet toe
komt.
Briand was voornemens in de ver
gadering een groote rede over het
nieuwe paot te houden, ten einde er de
prooedure en de beteekenis van uiteen
te zetten. Hij zal natuurlijk deze redt?
nog houden, doch het Bniteehe Initiatief
past niet in zijn oorspronkelijke voor
nemens.
Mislukte conferentie
in Arabië.
De conferentie te Djeddfah tussdhen
den vertegenwoordiger van Groot-Brit-
tannlë en den koning van den Hctizjas
tot regeling van d-e hangende qiraesties
in het bijzonder gerezen na de jongste
ongeregeldheden aan de grens van Irak
en den HidZjas, is misflukt. Aam de grens
zijn voorzorgsmaatregelen genomen.
De aanleiding voor de conferenties
was de voortdurende wrijving tusschen
de Wahabietem-stammen en de bewo
ners van Mesopotanië, of anders ge
zegd: tusschen Bin Saoed eer.er- en
Irak en Engeland anderzijds.
Reeds herhaaldelijk hadden weder-
zijdsche invatten, steevast met vee-roof
gepaard, de stemming tusooben Oentoaal.
Arabië en Iriaik steeds süechüer gemaakt.
Begin Maart van dit jaar was de span
ning zelfs zoo groot geworden, dat vol
gons een Reu tor-bericht uit Basra, de
heilige oorlog door den Wahabieten-
voret was ge]jroclameerd tegen Irak. Ko-
wott (het Arabische staatje bezuiden
Basra aan de Perzische Golf gelegen)
en Transjordanië.
Spoedig kwamen echter geruststellen
der berichten.
De instructies, welke aan de delegatie
der regeering van Irak voor het voeren
der besprekingen met Bin Saoed wa
ren gegeven, luidden: erkenning van de
souvereinitelt van Bin Saoed over den
Hedsjas, inwilliging van den eisen in
zake de uitlevering van politieke mis
dadigers. het afleggen der belofte, da:
Irak zijn best zou doen alles te voor
komen, wat tot verstoring der betrek
kingen zou kunnen leiden, terwijl het
recht voor Irak moest worden opgeëischt,
politieposten te bouwen langs de grens,
welke uitsluitend voor politiedoeleinden
gebruikt zouden mogen worden, .ten einde
Irak in staat te stellen, orde te hand
haven onder de grensstammen en in
vallen in het Nejd-gebied te voorkomen.
Tenslotte was de delegatie gemachtigd,
alle eischen in zake schadevergoeding
voor de verloren menschenlevens en de
aangerichte verwoestingen bij de inval
len der Wahhabieten in het begin van
dit Jaar te laten varen.
Volgens de delegatie van Irak zijn de
onderhandelingen mislukt, omdat Bin
Saoed weigeren bl-eef, het bouwen van
politieposten in de woestijn goed te keu
ren.
Op het oogenblik is alles kalm aan de
grens, doch gepantserde auto's van het
Iraksche leger patrouilleeren door het
grensgebied, daar men het niet onwaar
schijnlijk acht, dat de Wahhabieten op
nieuw invallen zullen doen.
Het accoord Londen
Nanking geteekend
Het Britsch-Chineesche accoord, waar
bij het incident van Nanking wordt ge
regeld, is te Nanking namens den En-
gelschen gezant te Peking, sir Miles
Lampson. door den Britschen consul-
generaal alhier, sir Sydney Bayron, en
door den nationalistischen minister van
Buitenlandsche Zaken, Wrang .ondertee
kend.
De voorwaarden, waarop de regeling
tot stand is gekomen, zijn nog niet be
kend, doch Reuter meent te weten, dat
zij vrijv/el overeenstemmen met de voor
waarden van het Chineesch-Amerikaan-
sche accoord.
Tevens werd een overeenkomst getee
kend, krachtens welke Groot-Brit tannic
zich verbindt met China onderhande
delingen aangaande de herziening der
verdragen te openen.
Weer Longenpest in
Mandsjoerije
In Zuidelijk-Mandsjoerije is, naar ge
meld wordt, longenpest uitgebroken. In
één plaats kwamen twintig gevallen met
doodelijken afloop voor. Verleden jaar
woedde de epidemie in hetzelfde district.
In het jaar 1911 zijn in Mandsjoerhe eh
in de provincie Tsjili 100.000 personen
aan de epidemie gestorven.
HET OFFER AAN
DE ZEE
ZIJN VROUW WAS OOK AAN
HET STRAND
Donderdagmiddag om ongeveer drie
uur heeft zich op het strand b*J Kijk
duin een tragisch ongeval afgero; ?:d.
De 40-jar!.ge Indisahe Genie-kapitein F.
L. W„ die met verlof in Nederland ve:
toefde en logeerde in de 2e Schuytstraat
was met een kennis in zoe gegaan. Na
eer.tge ooger.bllkken meste zljr. vriend
hem, dochhij meende dat de heer L.
W. reeds naar zijn tent was gegaain.
Toen hij hem echter niet ontwaarde
vreesde hij dat den officier een ongeluk
was overkomen. Nog had hU daarom
trent geen zekerheid, toen hem het
treurige bericht bereikte, dat het lfjk
van den kapitein by den strandpaal
was aangespoeld. De ongelukkige bader
was anderhalf uur in zee geweest. Twee
doktoren trachtten de levensgeesten
nog op te wekken, doch tevergeefs.
De echtgenoote van den verongelukte
was tijdens het gebeurde aan het strand
aanwezig, aldus het Volk.
DE REVELERS IN
NEDERLAND
Ingemaakte zang in
natura
Zij, dde een gramofoon bezitten, ken
nen de Revelers, als het ware ingemaakt,
als gecohsorvoerden zang, zy het dam
niet in blik. Als de Revelers niet zoo
veelvuldig voor de gramofoon gezon
gen hadden, zou waarschymlijk niemand
in ons land weten wie ze zijn, maar nu
was het concertgebouw te Amsterdam
Vrijdagavond by hun eerste optreden in
Nederland goed gevuld, zy het niet uit
verkocht. En de ontvangst die dit
Amerikaansche vijftal ontving, zal hun
bewezen hebben, dat het zingen voor d>e
gramofoon geen slechte reclame is.
Voor de Koninklijke Militaire Kapel
vain de Grenadiers en Jagers, onder
leiding van den voormaligen H. O. V.-
dirigent Louis Boer was het tamelijk
ondankbaar werk, want het publiek was
zeer duidelijk gekomen vcor die geheim
zinnige veel gehoorde, maar nooit ge
ziene Revelers. Daarom past het ons
een woord van hulde te brengen aan dit
harmonie-orkest cat eenlge bekende
nummers cp werkelijk onberispelijke
wyze ten gèhcore bracht.
Wat de Revelers zelf betreft, zij ga
ven een beknopt program/ma, al te be
knopt naar het duidelijk oordeel van
vele aanwezigen, maar hun uitvoering
as geheel in overeenstemming met de
verwachtingen, die hun gnamofocn-
platen gewekt hebbenzonder de
krassende naald. De zang van deze
Amerikanen is af in een woord. Of zy
luchtige of ernstige muziek zingen, het
Is in samenzang, in elkaar opvangen,
vrijwel volmaakt, getuigend van een
buitengewone traming. het woord dat in
deze Olympische dagen alleen passend
is.
Revelers bet eekent zooiets als prei-
makers en hun kunst is inderdaad amu
sant, maar desalniettemin ongetwijfeld
kunst. Het enorme suoce3, dat zy onlangs
te Parijs hadden heeft zich te Amster
dam herhaald en zal zeker in den Haag
worden voortgezet. Want dit quintet
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN
a 60 Cents per regel.
Het Doorzitten bij Wielrijden, een door
de zon verbrande Huid, schrijnen en
Smetten verzacht en geneest men met
Doos 30,60, Tube 80 ct.
brengt iets nieuws en heeft een zeeT
eigen persoonlijkheid, om te zwijgen van
den pianist, die hun liederen meesterlijk
begeleidde.
En voor degenen, dfe zich afvragen,
wie het tu-de-le-du-te-tu-de-lu gedeel
te verzorgt, zij opgemerkt, dat alle vijf
daar op hun tijd aan meedoen. De Re
velers werden r.a de pauze zoo storm
achtig toegejuicht, dat zy zich genood
zaakt zagen, cenige toegiftjes ten beste
tie geven.
MIJN DANK.
Naar aanleiding van den slag die mij
heeft getroffen, zoo ïezen wy in het
Volk. hebben my zoovele bewijzen van
deelneming bereikt, dat ik geen kans zis
deze alle afzonderlijk te beantwoorden.
Uit alle deelen des lands en uit aLs
kringen kwamen zy; ze hebben my
dikwijls ontroerd en in t aügiemeen eeni-
germa-te getroost. Dank aan die allen,
ook aan de pers, medte namens mijn
kind-eren, voor de hartelijke woorden en
blijken van medeleven-!
Een bijzonder woord van dank moet
ik ook ridhten- tot den minister van
Buitenlandsche Zaken, tot onzen Ge
zant te Brussel, tot de directie van de
radio te Hilversum, en d.e in België en
tot de Belgische Gendarmerie National,
die allen het mogelijke deden om myn
jongsben zoon cp te sporen, die. onbe
wust van het hem overkomen leed, in
de Ardennen omzwierf en kampeerde,
of schoen hy te laait kwaim can zyn
moeder de laatste eer medls te 'bewijzen.
Wanneer andere bladen bovenstaan
de zouden willen overnemen, zou mij dit
zeer verplichten.
J. H. SCHAPER.
NAAR INDIë DOOR DE
LUCHT'
LUCHTPOSTZEGELS MET DE
BEELTENIS VAN KOPPEN EN
EN VAN DER HOOP
Zooals bekend zullen in de maanden
September en October a.s. 5 vliegtochten
naar Nederlandsch-Indïë worden uit
gevoerd. Het vertrek is bepaald op 13, 20.
27 September, 4 en 10 October a.s. des
morgens te 6 uur van Schiphol.
De gelegenheid wordt geopend om met
deze vliegtuigen gewone en aangefcee-
kende correspondentie te verzenden
voor Britsc'h-lndië, Birma, Siam, Straits-
Settlement, Ncderlan-dsch-Indië en ver
der gelegen landen.
Boven de gewone porten en rechten is
een luchtrecht versohuldigd van 40 cent
voor briefkaarten en postwissels en van
75 cent per 20 gram of gedeelte daarvan
voor de overige stukken.
Het luchtrecht moet \yorden voldaan
door middel van de byzonidere luchtpost-
zegels, welke met ingang van 20 Augus
tus a.s. op de kantoren verkrijgbaar
worden gesteld.
De luchtpostzegels van 40 cent dragen
de beeltenis van den 1ste luitenant
vlieger G. A. Koppen, die' van 75 cent
de beeltenis van den vlieger A. N. J.
Thomassen a Thuessink van der Hoop.
Deze luchtpostzegels mogen uitslui
tend worden gebezigd voor de verant
woording van het vorenbedoelde lucht
recht.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
De train was vol.
De tram gleed over blanke rails door
straten waar vlaggen hingen als 't
waschgoed in een Italiaansche stad, her
en der aan touwen tusschen de huizen,
vlaggen van allerlei kleur, óók vlaggen
met vyf ringen.
Want het was Amsterdam waar de
tram reed, dwars door de stad naar de
nieuwe buurten aan den rand van
groene weiden, naar de Olympische
stad.
En de tram was. zooals gezegd en
zooals alle trams die naar het Stadion
rijden, vól.
Er zaten menschen in die tram, die
slordig gekleed waren met idiote jassen,
groot-geblokte püus-fcf's, kisten van
schoenen, dat waren Amerikanen. Er
zaten en stonden, en hingen andere
menschen uit andere landen en ze
spraken „buitenlandsch", zooals een. Am
sterdammer zegt.
„Munt" riep de conducteur in de war
me tram-atmosfeer. Een jongmensch,
een Amerikaan op het eerste gezicht,
werkte zich binnen, begon aan le
eeruge vrye lus hangend, de New-York
Times te dezen. Een los blad gleed op de
schoot van een juffrouw, die het blad
terug gaf.
„Senk jou werie mutsj".
Dan wapperde wat late:- een slip van
de krant telkens vlak in het gezicht van
een heer die in het hoskj-e zat, tot die
heer iets zei over menschen die geen
opvoeding hadden genoten en oen klap
tegen de krant gaf. De Amerikaan
draaide zich iets om en las verder.
Dicht-by in de deuropening stond '~i
andere Amerikaan, hy las over de schou
der mee, er gleed een gryns over zijn
gezicht en hy keek eens naar de uile-
bril en wat er achter zat van zijn land
genoot.
Dan begon de balcon-Amerikaan te
gen den lus-Amerikaan te praten,
vroeg of hy zooveel geld had, dat-ie
„Ho-w to invest your money" moest le
zen. Het jongmensch antwoordde niet,
sloeg een blad om, las verder een als ar
tikel opgestelde advertentie over 't. een
of ander kwakzalversmiddel dat een
grootmoeder van zeventig (zie portret
van Miss So-and-So) er uit doet zien als
een jong vrouwt je van even in de twin
tig. De Amerikaan in de deuropening
praatte door, den deed het jongmensch
zijn mond open ..Conducteur, 'k mot ;r
ojt baa 't Kesert-gebou".
De tram stopte, het stuk verwaand
heid in zijn golf-broek die nooit de
„links" had gezien, sprong af, beende
weg. De heer in 't hoekje zei nog een
onvriendelijkheid, de menschen in de
tram hadden wat te praten. En de
Amerikaan die om-zoo-te-zeggen geen
tien woorden Engelsen kende stapte
heen langs de Casa Olympica en schoof
de New-York Times, met de kop buiten
in zyn zak over een minderwaardig
blaadje van tien cent met foto's van
filmsterren in badcostuum en slecht-
vertaalde short stories op slecht papier.
Over 't- Stadionplein ratelden taxi's
en auto's, menschen stroomen worden
door trams, als door bakken van een
baggerfnolen uit de stad geschept en
losgelaten over de pleinen en straten
van de Olympische stad. Bij Heck is het
druk, de juffrouwen trippelen heen en
weer. er is geroes van stemmen, gerin-
Krantenlezers.
kei van blaadjes en nijdig ratelen tel
kens lepeltjes tegen glazen als de juf
frouw niet gauw genceg kemt.
Alle talen der wereld ruischen door
elkaar.
In een hoek achter vyf groote glazen
met gouden bier zitten vyf jonge Duit-
schers, daarby leunt achterover in d'r
stoel een fleurig meiske met leuke Buibi-
kopf, Kwiek staat het donkere jasje bij
het witte geplisseerde rokje, de jonge
Germanen flirten wat dat verdrijft den
tyd en 't „beflirte" meisje zal met zoo
vele harer zusters trachten de
„Schwartz-rot-goldne Fahne" aan den
Olympischen mast om hoog te doen
gaan.
Soms wendt het meisje haar hoofd
opzij, naar een man van bij de veertig,
kennelyk 'n Duitscher, die ze aan
spreekt met Papa en die immer maar,
als denkend aan andere dingen dan de
Spelen, staart naar 't zonnige, kleurige
gewoel buiten.
Een der Duitschers leest „der Mittag",
dan vindt hij een stuk over de pestaties
van de Duitsche sportmeisjes op de
Olympische Spelen en opengevouwen
reikt hy de krant den vader van 't
meisje toe. De man-van-by-de-veertig
knikt even. zegt Duitsch-correot een
paar vriendelyke woorden van dank en
leest.
De heer uit liet hoekje van de tram
stapt binnen, schuift dicht by de Duit
schers aan een tafeltje. Hij roert wat
in zyn kopje thee, kijkt eens om zich
heen, zooals ieder doet. die met de Spelen
in Amsterdam toeft, omdat je er half
Nederland tegen het lyf loopt.
Als hij den Duitóchen veertiger ziet
die, over de krant gebogen zit, zegt hij
wéér een onvriendelijkheid jegens een
krantenlezer, heeft hij weer iets op te
merken over menschen die het interes
sant vinden voor buitenlander aange
zien worden. Want de Duitscher houdt
de krant ondersteboven voor zich.
De jonge Duitschers praten druk, let
ten niet op den ander, ze lachen en
schertsen met het meisje.
Dan wendt zij even haar hoofdje af,
kykt naar haar lezenden vader. Er komt
'n droevige trek over d'r gezichtje. „Ach
Papa", ze draait de krant handig goed,
praat opeens weer vroolijk door.
De heer-uit-het-hoekje, ziet wat
vreemd op.
Hoe kan 't ook anders. Hy weet niet,
waaraan het meisje denkt, hy kan niet
weten, dat, toen dit blonde kind nog
twee kleine vlechtjes op den rug droeg,
daar ergens in 't verre, geteisterde land
van Vlaanderen in een veldlazareth een
jonge kerel van tegen de dertig werd
binnengebracht, ernstig aan *t gelaat
verwond bij 't ontploffen van een der
duizenden granaten die door de lucht
gierden en dat hy sedert dien de wereld
zag als vlekken en schimmen en vage
tinten, die langs en door elkaar scho
ven.
En hy weet ook niet dat de vader
van het jonge meisje naar Holland ge
reisd was om er alleen maar op de tri
bune te zitten als zyn blondkopje op
't groene veld komt, om er het gejuich te
hooren als zij misschien eens het eerst
over de eindstreep zal snellen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL.
Haarlemmer Halletjes.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Dit jaar zyn de kramsgenooten vroeg
van hun vacantïe terug. Andere jaren
is het wel voorgekomen, dat wil pas ir
het laatst van September weer com
pleet waren, maar nu werd het nauwe
lijks Augustus, of al onze woningen wa
ren open en zoo kon de eerste krans-
avond op Dinsdag 7 dezer worden be
paald. ,.Dat komt", zei mevrouw van
Stuiteren, „omdat de vacanties van onze
krans dit jaar zoo vroeg begonnen zyn".
Een waarheid ais een koe. zooals me
vrouw van Stuiteren die wel meer ten
b 'c geeft. Haar ma.n is er dan vlug
bü, om deze axioma's te doen vol
gen door een opmerking, die althans tot
gedachtenrwisseling aanleiding kan ge
ven en zoo zei van Stuiteren: „Ik heb
opgemerkt, dat de vacantics neiging
hobben vroeger dan gewooniyk te be
ginnen. Zou daar de reden misschien
van wezen, dat de menschen in onze
drukke samenleving eerder dan vroe
ger aan hun rust. behoefte krijgen?"
„Vast en zeker", zei Wouter, maar
zijn spottend gezicht bewees dit hij het
precies andersom bedeelde. „Wij die het
zoo ijsciyk druk hebben, kunnen geen
uur en geen dag langer dan de maand
Tirol op o:ize vacontles wachten; zoodra
het Juni is gaan wy er op uit om te
genieten van onze zuur verdiende rust.
Ik voer hot hcele jaar niets uit en ben
üi den zomer doodvermoeid van het vol
hardend rusten. Hopma is tusscherntijd?
een paar weken naar Parijs geweest,
van Stuiteren naar de wintersport.
Km; :tra scheidt er lederen middag om
vier uur uit en Fldelio heb ik in alle
j> Trety^en af en toe 's nwgers om
elf uur by Franken in de lunchroom
zien zitten. Ook eon zwoeger van be
lang*'. Behoef ik nog te zeggen, dat deze
rlgemeene aanval op de kransgenooten
eenparig protest uitlokte? Dat van die
koffie is ook niet waar. Mag een mmsch
als hy er zoo versclirikkelUk trek in
heeft, geen kopje koffie drinken omdat
h elf uur is? Elf uur in den morgen!
Als het nog elf uur 's avonds was
maar dan lig ik als rustig burger in
mijn bed of sta op do trap, daarheen
or.d rweg.
Anders had Wouter wel een beetje ge
lijk. De krans zal op zyn tiid wel dood
gaan, maar niet aan overmatig werk.
Dien avond vertelde iedereen van zyn
ervaringen in de \acantie. Daar vertel
ik een vclgttv! "n keer wel' van. Haast
U er niet by. Maai' dezen keer moet ik
een ander onderwerp behandelen. Hop
ma heeft verschillende goeie eigen
schappen, maar één ding is vervelend:
hy bluf: wat veel op zyn menschenken-
nis. Niet alleen heeft hy menigmaal
beweerd, dat hy het karakter van de
menschen, nadat hij ze een paar maal
gespreken heeft, op zyn duimpje kent.
maar ook dat hy aan him kleeding.
houding en heele manier van optreden
kan zien wat hun vak, bedrijf of betrek
king is.
Ik zei voor de zooveelste maal: „dat
is onmogeiyk. Kleine kereltjes zyn vaak
belangrijke personen, figuren als mo
numenten hebben dikwijls onbeduiden
de posities. Als je raden moest, zou je
Je tien van de twaalf keer vergissen".
Hopma hield vol, de anderen meng
den zich er in en zoo kwam er eindelijk
een weddenschap van. Hy en ik zouden
samen naar Amsterdam gaan. wy zou
den twaalf personen aanspreken en ik
zou controleeren of die menschen wa
ren wat hy mij vooraf zou hebben ge
zegd. Raadde hy negen van de twaalf
keer goed, dan liad hy gewonnen en zou
ik een soupétje geven aan de heele
krans; anders zou hy daarvoor zorgen
Menschen in uniform en anderen die
al te kennelyk hun rak vertoonden, zoo
ais venters en slagersjongons waren
uitgezonderd. Hopma mocht kiezen wie
hij wou en zou dr.e uur tijd hebben.
Natuurlijk mochten het geen menschen
in winkels of kantoren zUn. maar lieden
die wy op straat of in een café of res
taurant zagen.
De winner zou het menu opstellen.
Dat was een listige bepaling voorgesteld
door Wouter, om te beletten, zei hy. da*
de verliezer ons afscheepte met een
broodje met kaas. Inderdaad is het
vroeger gebeurd, datmaar laat ik
geen vergeven histories oprakelen. .He
ken er op, dat ik een fijn menu zal ma
ken", zei Kopma uitdagend. Maar ik
ging er niet op in, zette hem alleen op
zijn plaats door te antwoorden:
„Munchhausen!"
Woensdagmorgen zyn wij samen naar
Amsterdam gegaan. Ik kan niet zeggen
dat wy opmerkten, dat het de drukste
vacantiemaand van het heele Jaar was.
De Kal verstraat was met wandelaars
voldoende gestoffeerd. Daarheen had
den wy namelijk instinctmatig onze
schreden gericht: de voornaamste win
kelstraat. de voornaamste wandelstraat
van Amsterdam. Wie kan er of hy wil
of niet. nalaten van de tien keer dat
hij Amsterdam bezoekt, zeven keer een
kijkje in de Kalverstraat te nemen?
Maar ik dacht dat Hopma tegen de
moeilijkheden van zijn taak opzag, teen 1
hy voorstelde (het was half twaalf)
eerst een kop koffie te gaan drinken.
„Hy stelt het werk nog wat uit", zei ik
tot mijzelf.
Maar dat was het toch niet, integen
deel hy begon daar welbewust. Jn een
koffiehuis", zei hy op den deftigen toon
van een profeet, „komt er rust in de
menschen, rust ook op hun gezichten.
Op straat dragen zij een masker. Dat
verzwaaTt de moeiiykheid om hun maat
schappelijke positie te bepalen.
„Best", zei ik. Wat moet je anders
Hy zou het al zwaar genoeg hebben, de
stumper, ook zonder dat ik met hem
ging redetwisten. Nauwelijks waren wy
gezeten en had de kellner ons koffie
gebracht, of hy vestigde zyn aandacht
op een heer, die by een raam zat. Dit zou
blijkbaar de eerste proefpersoon wezen. 1
Hopma zei niets, ik zweeg ook. Mocht ik
den draad van de gedachten van Sher
lock Holmes verstoren? EindelUk sprak
hy en zyn woorden klonken als het
orakel van Delphi. „Dit is", zei hij, „een
groot zakenman. Boven zijn oogen is een
diepe plooi, een zorgeiyke trek. Hy heeft
een groot personeel. Om zyn mond merk
ik een nerveuse beweging op. bewys van
uitgebreide zaken. Zijn kleeding is cor
rect. bewys van orde. De grijze baard
is ouderwetsch. maar geeft hem een
eerbiedwaardig voorkomen. Hij let scherp
op de voorbygangers, wacht op een
zakenrelatie, waarmee hy een bespre
king hebben zal".
Toen keek Hopma mU triomfantelyk
aan en wendde daarvoor het gezicht
van zUn proefpersoon af. „Het is alle
maal heel mooi", zei ik, „maar het slot
klopt niet, want hy is opgestaan en
weggegaan".
..Toch ben ik zeker van de rest", zei
Hopma. „Misschien kent de kellner
hem".
„Die?" zei de kellner. „Past u maar
op. dat u uit zyn handen biyft".
„Wat dan?"
„Een woekeraar eerst klasse. Wie die
te pakken heeft, zuigt hy uit tot op het
merg. De schooier heeft niet eens zyn
koffie betaald. Maar ik kryg hem nog
wel".
Uit medeiyden met Hopma rekende
ik dadeiyk af. Wy stapten op. Ik no
teerde in myn boekje: één mis.
In de Kalverstraat liepen wy achter
een man, wiens persoon, het als 't ware
uitschreeuwde dat hy een zeeman was.
Hy had den echten zeemansgang, de
deining op een slingerend schip. Vry-
moedig keek hy rond. Uit zijn blauwe
oogen straalde iets goedhartigs. Uit een
groote pijp blies hy rookwolken als een
stoomboot. Een kind had kunnen zien,
dat het een zeeman wezen moest. Was
het Hopma kwaiyk te nemen, dat hy
zich. na het echec van zooeven, wilde
rehabilitee ren en dadelijk den man
staande hield.
„Mag ik vragen of u zeeman is?"
„Hoe kan u dat zoo raden!" zei de
man en schoot in den lach. „En kan u
ook zien of ik van de kleine vaart ben
of van de groote?"
„Van de groote. Stuurman denk ik.
Twintig jaar dienst, minstens. U moet
veertig of twee en veertig jaar wezen".
„De leeftyd klopt", zei de zeeman en
schaterde toen van 't lachen, met een
onnatuuriyken, dreunenden tooneellach.
„Mag ik my eens voorstellen? Langen-
berg. acteur, ik heb honderdmaal achter
elkaar de hoofdrol gespeeld in het volks
stuk: „de Zeeman". U heeft zeker wel
van my gehoord?"
„Natuuriyk", jokte ik om hem niet te
bedroeven. „Een groot sucoes".
„Dank u", zei hy. zyn blauwe zee-
mansoogen straalden. „Als je zoo hon
derd avonden op de planken voor zee
man hebt gespeeld, dan raak je dat zee
mansloopje niet meer kwijt. Maar 't
moet er over een week toch uit. want
dan beginnen we in 't theater met een
nieuw stuk de Graaf du Santal Larive.
Een prachtrol. Ik ben natuuriyk de
Graaf. De heeren zullen er nog van
hooren. Dat haalt misschien wel de twee
honderd".
„Goed succes", zei ik, zoo hartelijk
als ik kon, want er moest nu maar een
eind aan 't gesprek komen. Wij groet
ten van weerskanten uiterst beleefd en
hy ging verder, nu niet meer met den
zeemansgang, maar met een fleren stap.
die by den Graaf du Santal Larive
zal gepast hebben. Ik weet dat zoo niet,
ik ga niet dagelijks met Graven om
Hopma was in zyn schik. Al was het
dan geen echte zeeman geweest, de
man stelde toch een zeeman voor. Het
zou wreed geweest zyn, hem dat niet
te gunnen. Ik noteerde in mijn boekje:
één getroffen.
Onze derde proefpersoon stond op het
Rembrandtplein. Hy was zoo mager als
een talhout, zyn kleeren waren kaal,
hy droeg een hoed met een bijzonder
breede rand en hy had verf aan zyn
vingers.
„Mag is vragen: is u artist?" vroeg
Hcpma.
„Dat deruk je zeker omdat ik verf aan
mijn vingers heb", zei de man en pro
duceerde daarby een alcoholisch
walmpje, dat niet aangenaam was. .Mis
man. Ik. schilder mijn huis. Dat is een
krot. maar ik betaal ook geen huur. Zit
er niet an. Of denk je dat ik schilder
ben om mijn hoed? Die is zoo groot,
omdat hy meteen voor paraplu dient als
't regent. Geef je soms een borrel weg'
Dan wil ik je wel vertellen wat ik ben.
Et ben alles geweest. Dat is een leelijk
woordgeweest. Van alles heb ilk
gedaan, maar 't ging nooit. Dc centen
rollen myn kant niet uit. Weet jy.soms
een baantje voor me van honderd gulden
in de week en niks uitvoeren? Dat zou
me passen. Geef je een borrel weg?
Anders ga je maar door
Hopma keek rond om hulp en ik
wou ook wel van onzen nieuwen vriend
weg. Gelukkig moesten we Juist op zij
gaan voor een paar auto's, die ons uit
elkaar joegen. Hy stond met 'n hongerig
gericht naar ons uit te kyken, maar wy
waren op een t-im gestapt en reden
de Utrechtsche straat al in. Daar hield
ik myn administratie by. „Twee mis".
Ik heb geen ruimte genoeg, om uitvoe
rig na te gaan hoe het met al onze proef
personen ging. Ik moet toegeven, dat
het r/iet meeliep. Het was dan toch ook
een tegenvaller, dat wy juist moesten
aanloopen tegen den slecht gehusneur-
den man. die op Hopma's uiterst beleef
de vraag wat zijn beroep was, norsch
ten antwoord gaf: „wat heb je er mee
te maken? Ben je soms een stille?"
Dien had Hopma voor een rentenier
aangezien, omdat hy zco rustig met de
handen op zyn rug liep te wandelen.
Naderl.and zagen we hem in een klein
winkeltje staan, waar hy een geweldig
standje gaf aan een ongelukkig klein
loopjongetje, dat letterlijk in elkaar
kromp van schrik. Het was nu drie mis.
Hopma verloor langzamerhand zyn
zelfvertrouwen. De volgende man dien
hy aansprak, was bijzonder vlug in zijn
bewegingen. Nog nooit had ik zoo'n
lenig man gezien. Niet groot was hy, bij
zonder slank. Precies een man, om zyn
beenerf door zyn armen te vouwen en
daar dan met een verdraaid hoofd naar
te kyken. „Als dat geen acrobaat is...
hoorde ik Hopma zeggen, maar toen hy
het aan den man vroeg, deed die heel
wonderlyk. HU keek zenuwachtig rond,
keek ons toen nUd:g aan, wou wat zeg
gen. maar bedacht zich. Toen nam hy
een vluggen sprong, alsof hy over een
tram wou heen springen, maar kwam
alleen maar op het balcon terecht. Toen
spuwde hy voor onze voeten en ver
dween.
Opeens tikte een reus van een poli
tie-agent Hopma op den schouder.
„Kennen de heeren dien man?" vroeg
hy.
„Volstrekt niet," zei ik „wij dachten
alleen dat hy een acrobaat was."
,,'t Is een goochelaar", zei de agent,
maar toen Hopma al wat opfleurde (een
acrobaat, een goochelaar, dat scheelt
zooveel niet, zag ik hem denken), ging
de agent verder: „Hy goochelt je horloge
je zak uit en je portefeuille meteen. Een
gevaarlyk zakkenroller."
Ik noteerde: „vier mis". Kopma werd
zichtbaar moedeloozer.
Hij stelde voor te gaan kof
fiedrinken en had daarna biyk-
baar geen haast, om onze proefne
mingen voort te zetten. Maar eindelijk
gingen wy toch weer op pad, op zijn
verzoek in de tram. Daar dacht hy
blijkbaar geschikte personen te vinden
en inderdaad troffen wy er een gelukkig
zeldzame figuur aan, een doofstomme.
Hy kon het met den conducteur met
eens worden en spreidde wat klein geld
uit op zyn hand om hen te laten kie
zen.
De geest werd by het zien van dezen
man weer over Hopma vaardig. „Zie je
dezen doofstomme?" fluisterde hy. „dat
peinzend oog, dat hooge voorhoofd. d;e
blanke handen? Dat moet een letter
kundige wezen, een dichter waarschyn-
lyk. Jammer dat ik het hem niet vragen
kan". Maar een paar halten verder stap
ten een paar mannen in politiek in,
waarvan er een tot den conducteur ze::
.Politie". Ze gingen naar den doof
stomme toe. „Ga eens mee, Jansen". De
doofstomme keek hen onnoozel aan en
wees toen op zyn mond en ocren. „Ja
wel". zei de eer.e rechercheur, .dat
kunstje kennen we. Ga maar mee." Rus
tig stond de man op en stapte met de
politiemannen uit.
„Wat was dat?" vroeg Hopma aan
den conducteur.
„Verdacht van inbraak. Be-kende in
breker", zei de conducteur kortaf.
Hopma zei niets meer. Toen w a2n
't emde van de rit kwamen en uitstap
ten zei hij: „ik voel me vandaag niet ge
disponeerd. Laten we maar naar huis
gaan. De rest doen we dan later wel."
„Maar het souper?" vroeg ik.
„Dat zal ik wel geven." zei Hopcna.
Zoo liep de proefneming af. vyf te
gen een.
En ik geloof niet dat er van de zes
overblijvende proeven ooit meer wat ko
men ze"*