BUITENLANDSCH OVERZICHT H. D. VERTELLINGEN Fietstochten FUROL HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 11 AUG. 19?* f BINNENLAND HET ANTI-OORLOGSVERDRAG Frankrijk ontstemd over Engeland's houding IRAK EN DE HEDSJAS T BELANGRIJKSTE NIEUWS. Het afzonderlijk door Emgefcundi ge nomen initiatief om den Volkenbond, of ficieel van het Pact tot het buiten de wet stellen van den oordag in kermis te stélen, heeft te Pair ijs. zoo meldt het Hbld. van daar, dezelfde onaangename verbazing gewekt als de Jongste onver wachte redevoering van Chamberlain over het Fransch-Engelsohe maritieme compromis. De mededeeling aan den Volkenbond diende door Briand te gseohieden van wien het plan is iriibgeigalan. Briand zou haar hebben gedaan niet in den vorm van een ontwerp, maar na onder- teekenlng, aüis een voldongen feit, over eenkomstig de preosieniten dienaan gaande. De verklaring dat de andere leden van den Bond omtrent den waren zin van het Pact moesten worden ge rustgesteld vóór de vergadering. wordt in Frankrijk algemeen ais niet gegrond beschouwd, omdat iedereen weet, dat Briand in zijn onderhandelingen met Kellogg openlijk zijn voorbehoud moti veerde, juist met de verplichting om alle plichten tegenover de leden van den Volkenbond na te kernen. Door zijin vc-orbarlge aankondiging neemt Enge land de ról van leader in den Volken bond nog op zich, welke hot niet toe komt. Briand was voornemens in de ver gadering een groote rede over het nieuwe paot te houden, ten einde er de prooedure en de beteekenis van uiteen te zetten. Hij zal natuurlijk deze redt? nog houden, doch het Bniteehe Initiatief past niet in zijn oorspronkelijke voor nemens. Mislukte conferentie in Arabië. De conferentie te Djeddfah tussdhen den vertegenwoordiger van Groot-Brit- tannlë en den koning van den Hctizjas tot regeling van d-e hangende qiraesties in het bijzonder gerezen na de jongste ongeregeldheden aan de grens van Irak en den HidZjas, is misflukt. Aam de grens zijn voorzorgsmaatregelen genomen. De aanleiding voor de conferenties was de voortdurende wrijving tusschen de Wahabietem-stammen en de bewo ners van Mesopotanië, of anders ge zegd: tusschen Bin Saoed eer.er- en Irak en Engeland anderzijds. Reeds herhaaldelijk hadden weder- zijdsche invatten, steevast met vee-roof gepaard, de stemming tusooben Oentoaal. Arabië en Iriaik steeds süechüer gemaakt. Begin Maart van dit jaar was de span ning zelfs zoo groot geworden, dat vol gons een Reu tor-bericht uit Basra, de heilige oorlog door den Wahabieten- voret was ge]jroclameerd tegen Irak. Ko- wott (het Arabische staatje bezuiden Basra aan de Perzische Golf gelegen) en Transjordanië. Spoedig kwamen echter geruststellen der berichten. De instructies, welke aan de delegatie der regeering van Irak voor het voeren der besprekingen met Bin Saoed wa ren gegeven, luidden: erkenning van de souvereinitelt van Bin Saoed over den Hedsjas, inwilliging van den eisen in zake de uitlevering van politieke mis dadigers. het afleggen der belofte, da: Irak zijn best zou doen alles te voor komen, wat tot verstoring der betrek kingen zou kunnen leiden, terwijl het recht voor Irak moest worden opgeëischt, politieposten te bouwen langs de grens, welke uitsluitend voor politiedoeleinden gebruikt zouden mogen worden, .ten einde Irak in staat te stellen, orde te hand haven onder de grensstammen en in vallen in het Nejd-gebied te voorkomen. Tenslotte was de delegatie gemachtigd, alle eischen in zake schadevergoeding voor de verloren menschenlevens en de aangerichte verwoestingen bij de inval len der Wahhabieten in het begin van dit Jaar te laten varen. Volgens de delegatie van Irak zijn de onderhandelingen mislukt, omdat Bin Saoed weigeren bl-eef, het bouwen van politieposten in de woestijn goed te keu ren. Op het oogenblik is alles kalm aan de grens, doch gepantserde auto's van het Iraksche leger patrouilleeren door het grensgebied, daar men het niet onwaar schijnlijk acht, dat de Wahhabieten op nieuw invallen zullen doen. Het accoord Londen Nanking geteekend Het Britsch-Chineesche accoord, waar bij het incident van Nanking wordt ge regeld, is te Nanking namens den En- gelschen gezant te Peking, sir Miles Lampson. door den Britschen consul- generaal alhier, sir Sydney Bayron, en door den nationalistischen minister van Buitenlandsche Zaken, Wrang .ondertee kend. De voorwaarden, waarop de regeling tot stand is gekomen, zijn nog niet be kend, doch Reuter meent te weten, dat zij vrijv/el overeenstemmen met de voor waarden van het Chineesch-Amerikaan- sche accoord. Tevens werd een overeenkomst getee kend, krachtens welke Groot-Brit tannic zich verbindt met China onderhande delingen aangaande de herziening der verdragen te openen. Weer Longenpest in Mandsjoerije In Zuidelijk-Mandsjoerije is, naar ge meld wordt, longenpest uitgebroken. In één plaats kwamen twintig gevallen met doodelijken afloop voor. Verleden jaar woedde de epidemie in hetzelfde district. In het jaar 1911 zijn in Mandsjoerhe eh in de provincie Tsjili 100.000 personen aan de epidemie gestorven. HET OFFER AAN DE ZEE ZIJN VROUW WAS OOK AAN HET STRAND Donderdagmiddag om ongeveer drie uur heeft zich op het strand b*J Kijk duin een tragisch ongeval afgero; ?:d. De 40-jar!.ge Indisahe Genie-kapitein F. L. W„ die met verlof in Nederland ve: toefde en logeerde in de 2e Schuytstraat was met een kennis in zoe gegaan. Na eer.tge ooger.bllkken meste zljr. vriend hem, dochhij meende dat de heer L. W. reeds naar zijn tent was gegaain. Toen hij hem echter niet ontwaarde vreesde hij dat den officier een ongeluk was overkomen. Nog had hU daarom trent geen zekerheid, toen hem het treurige bericht bereikte, dat het lfjk van den kapitein by den strandpaal was aangespoeld. De ongelukkige bader was anderhalf uur in zee geweest. Twee doktoren trachtten de levensgeesten nog op te wekken, doch tevergeefs. De echtgenoote van den verongelukte was tijdens het gebeurde aan het strand aanwezig, aldus het Volk. DE REVELERS IN NEDERLAND Ingemaakte zang in natura Zij, dde een gramofoon bezitten, ken nen de Revelers, als het ware ingemaakt, als gecohsorvoerden zang, zy het dam niet in blik. Als de Revelers niet zoo veelvuldig voor de gramofoon gezon gen hadden, zou waarschymlijk niemand in ons land weten wie ze zijn, maar nu was het concertgebouw te Amsterdam Vrijdagavond by hun eerste optreden in Nederland goed gevuld, zy het niet uit verkocht. En de ontvangst die dit Amerikaansche vijftal ontving, zal hun bewezen hebben, dat het zingen voor d>e gramofoon geen slechte reclame is. Voor de Koninklijke Militaire Kapel vain de Grenadiers en Jagers, onder leiding van den voormaligen H. O. V.- dirigent Louis Boer was het tamelijk ondankbaar werk, want het publiek was zeer duidelijk gekomen vcor die geheim zinnige veel gehoorde, maar nooit ge ziene Revelers. Daarom past het ons een woord van hulde te brengen aan dit harmonie-orkest cat eenlge bekende nummers cp werkelijk onberispelijke wyze ten gèhcore bracht. Wat de Revelers zelf betreft, zij ga ven een beknopt program/ma, al te be knopt naar het duidelijk oordeel van vele aanwezigen, maar hun uitvoering as geheel in overeenstemming met de verwachtingen, die hun gnamofocn- platen gewekt hebbenzonder de krassende naald. De zang van deze Amerikanen is af in een woord. Of zy luchtige of ernstige muziek zingen, het Is in samenzang, in elkaar opvangen, vrijwel volmaakt, getuigend van een buitengewone traming. het woord dat in deze Olympische dagen alleen passend is. Revelers bet eekent zooiets als prei- makers en hun kunst is inderdaad amu sant, maar desalniettemin ongetwijfeld kunst. Het enorme suoce3, dat zy onlangs te Parijs hadden heeft zich te Amster dam herhaald en zal zeker in den Haag worden voortgezet. Want dit quintet INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cents per regel. Het Doorzitten bij Wielrijden, een door de zon verbrande Huid, schrijnen en Smetten verzacht en geneest men met Doos 30,60, Tube 80 ct. brengt iets nieuws en heeft een zeeT eigen persoonlijkheid, om te zwijgen van den pianist, die hun liederen meesterlijk begeleidde. En voor degenen, dfe zich afvragen, wie het tu-de-le-du-te-tu-de-lu gedeel te verzorgt, zij opgemerkt, dat alle vijf daar op hun tijd aan meedoen. De Re velers werden r.a de pauze zoo storm achtig toegejuicht, dat zy zich genood zaakt zagen, cenige toegiftjes ten beste tie geven. MIJN DANK. Naar aanleiding van den slag die mij heeft getroffen, zoo ïezen wy in het Volk. hebben my zoovele bewijzen van deelneming bereikt, dat ik geen kans zis deze alle afzonderlijk te beantwoorden. Uit alle deelen des lands en uit aLs kringen kwamen zy; ze hebben my dikwijls ontroerd en in t aügiemeen eeni- germa-te getroost. Dank aan die allen, ook aan de pers, medte namens mijn kind-eren, voor de hartelijke woorden en blijken van medeleven-! Een bijzonder woord van dank moet ik ook ridhten- tot den minister van Buitenlandsche Zaken, tot onzen Ge zant te Brussel, tot de directie van de radio te Hilversum, en d.e in België en tot de Belgische Gendarmerie National, die allen het mogelijke deden om myn jongsben zoon cp te sporen, die. onbe wust van het hem overkomen leed, in de Ardennen omzwierf en kampeerde, of schoen hy te laait kwaim can zyn moeder de laatste eer medls te 'bewijzen. Wanneer andere bladen bovenstaan de zouden willen overnemen, zou mij dit zeer verplichten. J. H. SCHAPER. NAAR INDIë DOOR DE LUCHT' LUCHTPOSTZEGELS MET DE BEELTENIS VAN KOPPEN EN EN VAN DER HOOP Zooals bekend zullen in de maanden September en October a.s. 5 vliegtochten naar Nederlandsch-Indïë worden uit gevoerd. Het vertrek is bepaald op 13, 20. 27 September, 4 en 10 October a.s. des morgens te 6 uur van Schiphol. De gelegenheid wordt geopend om met deze vliegtuigen gewone en aangefcee- kende correspondentie te verzenden voor Britsc'h-lndië, Birma, Siam, Straits- Settlement, Ncderlan-dsch-Indië en ver der gelegen landen. Boven de gewone porten en rechten is een luchtrecht versohuldigd van 40 cent voor briefkaarten en postwissels en van 75 cent per 20 gram of gedeelte daarvan voor de overige stukken. Het luchtrecht moet \yorden voldaan door middel van de byzonidere luchtpost- zegels, welke met ingang van 20 Augus tus a.s. op de kantoren verkrijgbaar worden gesteld. De luchtpostzegels van 40 cent dragen de beeltenis van den 1ste luitenant vlieger G. A. Koppen, die' van 75 cent de beeltenis van den vlieger A. N. J. Thomassen a Thuessink van der Hoop. Deze luchtpostzegels mogen uitslui tend worden gebezigd voor de verant woording van het vorenbedoelde lucht recht. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) De train was vol. De tram gleed over blanke rails door straten waar vlaggen hingen als 't waschgoed in een Italiaansche stad, her en der aan touwen tusschen de huizen, vlaggen van allerlei kleur, óók vlaggen met vyf ringen. Want het was Amsterdam waar de tram reed, dwars door de stad naar de nieuwe buurten aan den rand van groene weiden, naar de Olympische stad. En de tram was. zooals gezegd en zooals alle trams die naar het Stadion rijden, vól. Er zaten menschen in die tram, die slordig gekleed waren met idiote jassen, groot-geblokte püus-fcf's, kisten van schoenen, dat waren Amerikanen. Er zaten en stonden, en hingen andere menschen uit andere landen en ze spraken „buitenlandsch", zooals een. Am sterdammer zegt. „Munt" riep de conducteur in de war me tram-atmosfeer. Een jongmensch, een Amerikaan op het eerste gezicht, werkte zich binnen, begon aan le eeruge vrye lus hangend, de New-York Times te dezen. Een los blad gleed op de schoot van een juffrouw, die het blad terug gaf. „Senk jou werie mutsj". Dan wapperde wat late:- een slip van de krant telkens vlak in het gezicht van een heer die in het hoskj-e zat, tot die heer iets zei over menschen die geen opvoeding hadden genoten en oen klap tegen de krant gaf. De Amerikaan draaide zich iets om en las verder. Dicht-by in de deuropening stond '~i andere Amerikaan, hy las over de schou der mee, er gleed een gryns over zijn gezicht en hy keek eens naar de uile- bril en wat er achter zat van zijn land genoot. Dan begon de balcon-Amerikaan te gen den lus-Amerikaan te praten, vroeg of hy zooveel geld had, dat-ie „Ho-w to invest your money" moest le zen. Het jongmensch antwoordde niet, sloeg een blad om, las verder een als ar tikel opgestelde advertentie over 't. een of ander kwakzalversmiddel dat een grootmoeder van zeventig (zie portret van Miss So-and-So) er uit doet zien als een jong vrouwt je van even in de twin tig. De Amerikaan in de deuropening praatte door, den deed het jongmensch zijn mond open ..Conducteur, 'k mot ;r ojt baa 't Kesert-gebou". De tram stopte, het stuk verwaand heid in zijn golf-broek die nooit de „links" had gezien, sprong af, beende weg. De heer in 't hoekje zei nog een onvriendelijkheid, de menschen in de tram hadden wat te praten. En de Amerikaan die om-zoo-te-zeggen geen tien woorden Engelsen kende stapte heen langs de Casa Olympica en schoof de New-York Times, met de kop buiten in zyn zak over een minderwaardig blaadje van tien cent met foto's van filmsterren in badcostuum en slecht- vertaalde short stories op slecht papier. Over 't- Stadionplein ratelden taxi's en auto's, menschen stroomen worden door trams, als door bakken van een baggerfnolen uit de stad geschept en losgelaten over de pleinen en straten van de Olympische stad. Bij Heck is het druk, de juffrouwen trippelen heen en weer. er is geroes van stemmen, gerin- Krantenlezers. kei van blaadjes en nijdig ratelen tel kens lepeltjes tegen glazen als de juf frouw niet gauw genceg kemt. Alle talen der wereld ruischen door elkaar. In een hoek achter vyf groote glazen met gouden bier zitten vyf jonge Duit- schers, daarby leunt achterover in d'r stoel een fleurig meiske met leuke Buibi- kopf, Kwiek staat het donkere jasje bij het witte geplisseerde rokje, de jonge Germanen flirten wat dat verdrijft den tyd en 't „beflirte" meisje zal met zoo vele harer zusters trachten de „Schwartz-rot-goldne Fahne" aan den Olympischen mast om hoog te doen gaan. Soms wendt het meisje haar hoofd opzij, naar een man van bij de veertig, kennelyk 'n Duitscher, die ze aan spreekt met Papa en die immer maar, als denkend aan andere dingen dan de Spelen, staart naar 't zonnige, kleurige gewoel buiten. Een der Duitschers leest „der Mittag", dan vindt hij een stuk over de pestaties van de Duitsche sportmeisjes op de Olympische Spelen en opengevouwen reikt hy de krant den vader van 't meisje toe. De man-van-by-de-veertig knikt even. zegt Duitsch-correot een paar vriendelyke woorden van dank en leest. De heer uit liet hoekje van de tram stapt binnen, schuift dicht by de Duit schers aan een tafeltje. Hij roert wat in zyn kopje thee, kijkt eens om zich heen, zooals ieder doet. die met de Spelen in Amsterdam toeft, omdat je er half Nederland tegen het lyf loopt. Als hij den Duitóchen veertiger ziet die, over de krant gebogen zit, zegt hij wéér een onvriendelijkheid jegens een krantenlezer, heeft hij weer iets op te merken over menschen die het interes sant vinden voor buitenlander aange zien worden. Want de Duitscher houdt de krant ondersteboven voor zich. De jonge Duitschers praten druk, let ten niet op den ander, ze lachen en schertsen met het meisje. Dan wendt zij even haar hoofdje af, kykt naar haar lezenden vader. Er komt 'n droevige trek over d'r gezichtje. „Ach Papa", ze draait de krant handig goed, praat opeens weer vroolijk door. De heer-uit-het-hoekje, ziet wat vreemd op. Hoe kan 't ook anders. Hy weet niet, waaraan het meisje denkt, hy kan niet weten, dat, toen dit blonde kind nog twee kleine vlechtjes op den rug droeg, daar ergens in 't verre, geteisterde land van Vlaanderen in een veldlazareth een jonge kerel van tegen de dertig werd binnengebracht, ernstig aan *t gelaat verwond bij 't ontploffen van een der duizenden granaten die door de lucht gierden en dat hy sedert dien de wereld zag als vlekken en schimmen en vage tinten, die langs en door elkaar scho ven. En hy weet ook niet dat de vader van het jonge meisje naar Holland ge reisd was om er alleen maar op de tri bune te zitten als zyn blondkopje op 't groene veld komt, om er het gejuich te hooren als zij misschien eens het eerst over de eindstreep zal snellen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CENTS PER REGEL. Haarlemmer Halletjes. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Dit jaar zyn de kramsgenooten vroeg van hun vacantïe terug. Andere jaren is het wel voorgekomen, dat wil pas ir het laatst van September weer com pleet waren, maar nu werd het nauwe lijks Augustus, of al onze woningen wa ren open en zoo kon de eerste krans- avond op Dinsdag 7 dezer worden be paald. ,.Dat komt", zei mevrouw van Stuiteren, „omdat de vacanties van onze krans dit jaar zoo vroeg begonnen zyn". Een waarheid ais een koe. zooals me vrouw van Stuiteren die wel meer ten b 'c geeft. Haar ma.n is er dan vlug bü, om deze axioma's te doen vol gen door een opmerking, die althans tot gedachtenrwisseling aanleiding kan ge ven en zoo zei van Stuiteren: „Ik heb opgemerkt, dat de vacantics neiging hobben vroeger dan gewooniyk te be ginnen. Zou daar de reden misschien van wezen, dat de menschen in onze drukke samenleving eerder dan vroe ger aan hun rust. behoefte krijgen?" „Vast en zeker", zei Wouter, maar zijn spottend gezicht bewees dit hij het precies andersom bedeelde. „Wij die het zoo ijsciyk druk hebben, kunnen geen uur en geen dag langer dan de maand Tirol op o:ize vacontles wachten; zoodra het Juni is gaan wy er op uit om te genieten van onze zuur verdiende rust. Ik voer hot hcele jaar niets uit en ben üi den zomer doodvermoeid van het vol hardend rusten. Hopma is tusscherntijd? een paar weken naar Parijs geweest, van Stuiteren naar de wintersport. Km; :tra scheidt er lederen middag om vier uur uit en Fldelio heb ik in alle j> Trety^en af en toe 's nwgers om elf uur by Franken in de lunchroom zien zitten. Ook eon zwoeger van be lang*'. Behoef ik nog te zeggen, dat deze rlgemeene aanval op de kransgenooten eenparig protest uitlokte? Dat van die koffie is ook niet waar. Mag een mmsch als hy er zoo versclirikkelUk trek in heeft, geen kopje koffie drinken omdat h elf uur is? Elf uur in den morgen! Als het nog elf uur 's avonds was maar dan lig ik als rustig burger in mijn bed of sta op do trap, daarheen or.d rweg. Anders had Wouter wel een beetje ge lijk. De krans zal op zyn tiid wel dood gaan, maar niet aan overmatig werk. Dien avond vertelde iedereen van zyn ervaringen in de \acantie. Daar vertel ik een vclgttv! "n keer wel' van. Haast U er niet by. Maai' dezen keer moet ik een ander onderwerp behandelen. Hop ma heeft verschillende goeie eigen schappen, maar één ding is vervelend: hy bluf: wat veel op zyn menschenken- nis. Niet alleen heeft hy menigmaal beweerd, dat hy het karakter van de menschen, nadat hij ze een paar maal gespreken heeft, op zyn duimpje kent. maar ook dat hy aan him kleeding. houding en heele manier van optreden kan zien wat hun vak, bedrijf of betrek king is. Ik zei voor de zooveelste maal: „dat is onmogeiyk. Kleine kereltjes zyn vaak belangrijke personen, figuren als mo numenten hebben dikwijls onbeduiden de posities. Als je raden moest, zou je Je tien van de twaalf keer vergissen". Hopma hield vol, de anderen meng den zich er in en zoo kwam er eindelijk een weddenschap van. Hy en ik zouden samen naar Amsterdam gaan. wy zou den twaalf personen aanspreken en ik zou controleeren of die menschen wa ren wat hy mij vooraf zou hebben ge zegd. Raadde hy negen van de twaalf keer goed, dan liad hy gewonnen en zou ik een soupétje geven aan de heele krans; anders zou hy daarvoor zorgen Menschen in uniform en anderen die al te kennelyk hun rak vertoonden, zoo ais venters en slagersjongons waren uitgezonderd. Hopma mocht kiezen wie hij wou en zou dr.e uur tijd hebben. Natuurlijk mochten het geen menschen in winkels of kantoren zUn. maar lieden die wy op straat of in een café of res taurant zagen. De winner zou het menu opstellen. Dat was een listige bepaling voorgesteld door Wouter, om te beletten, zei hy. da* de verliezer ons afscheepte met een broodje met kaas. Inderdaad is het vroeger gebeurd, datmaar laat ik geen vergeven histories oprakelen. .He ken er op, dat ik een fijn menu zal ma ken", zei Kopma uitdagend. Maar ik ging er niet op in, zette hem alleen op zijn plaats door te antwoorden: „Munchhausen!" Woensdagmorgen zyn wij samen naar Amsterdam gegaan. Ik kan niet zeggen dat wy opmerkten, dat het de drukste vacantiemaand van het heele Jaar was. De Kal verstraat was met wandelaars voldoende gestoffeerd. Daarheen had den wy namelijk instinctmatig onze schreden gericht: de voornaamste win kelstraat. de voornaamste wandelstraat van Amsterdam. Wie kan er of hy wil of niet. nalaten van de tien keer dat hij Amsterdam bezoekt, zeven keer een kijkje in de Kalverstraat te nemen? Maar ik dacht dat Hopma tegen de moeilijkheden van zijn taak opzag, teen 1 hy voorstelde (het was half twaalf) eerst een kop koffie te gaan drinken. „Hy stelt het werk nog wat uit", zei ik tot mijzelf. Maar dat was het toch niet, integen deel hy begon daar welbewust. Jn een koffiehuis", zei hy op den deftigen toon van een profeet, „komt er rust in de menschen, rust ook op hun gezichten. Op straat dragen zij een masker. Dat verzwaaTt de moeiiykheid om hun maat schappelijke positie te bepalen. „Best", zei ik. Wat moet je anders Hy zou het al zwaar genoeg hebben, de stumper, ook zonder dat ik met hem ging redetwisten. Nauwelijks waren wy gezeten en had de kellner ons koffie gebracht, of hy vestigde zyn aandacht op een heer, die by een raam zat. Dit zou blijkbaar de eerste proefpersoon wezen. 1 Hopma zei niets, ik zweeg ook. Mocht ik den draad van de gedachten van Sher lock Holmes verstoren? EindelUk sprak hy en zyn woorden klonken als het orakel van Delphi. „Dit is", zei hij, „een groot zakenman. Boven zijn oogen is een diepe plooi, een zorgeiyke trek. Hy heeft een groot personeel. Om zyn mond merk ik een nerveuse beweging op. bewys van uitgebreide zaken. Zijn kleeding is cor rect. bewys van orde. De grijze baard is ouderwetsch. maar geeft hem een eerbiedwaardig voorkomen. Hij let scherp op de voorbygangers, wacht op een zakenrelatie, waarmee hy een bespre king hebben zal". Toen keek Hopma mU triomfantelyk aan en wendde daarvoor het gezicht van zUn proefpersoon af. „Het is alle maal heel mooi", zei ik, „maar het slot klopt niet, want hy is opgestaan en weggegaan". ..Toch ben ik zeker van de rest", zei Hopma. „Misschien kent de kellner hem". „Die?" zei de kellner. „Past u maar op. dat u uit zyn handen biyft". „Wat dan?" „Een woekeraar eerst klasse. Wie die te pakken heeft, zuigt hy uit tot op het merg. De schooier heeft niet eens zyn koffie betaald. Maar ik kryg hem nog wel". Uit medeiyden met Hopma rekende ik dadeiyk af. Wy stapten op. Ik no teerde in myn boekje: één mis. In de Kalverstraat liepen wy achter een man, wiens persoon, het als 't ware uitschreeuwde dat hy een zeeman was. Hy had den echten zeemansgang, de deining op een slingerend schip. Vry- moedig keek hy rond. Uit zijn blauwe oogen straalde iets goedhartigs. Uit een groote pijp blies hy rookwolken als een stoomboot. Een kind had kunnen zien, dat het een zeeman wezen moest. Was het Hopma kwaiyk te nemen, dat hy zich. na het echec van zooeven, wilde rehabilitee ren en dadelijk den man staande hield. „Mag ik vragen of u zeeman is?" „Hoe kan u dat zoo raden!" zei de man en schoot in den lach. „En kan u ook zien of ik van de kleine vaart ben of van de groote?" „Van de groote. Stuurman denk ik. Twintig jaar dienst, minstens. U moet veertig of twee en veertig jaar wezen". „De leeftyd klopt", zei de zeeman en schaterde toen van 't lachen, met een onnatuuriyken, dreunenden tooneellach. „Mag ik my eens voorstellen? Langen- berg. acteur, ik heb honderdmaal achter elkaar de hoofdrol gespeeld in het volks stuk: „de Zeeman". U heeft zeker wel van my gehoord?" „Natuuriyk", jokte ik om hem niet te bedroeven. „Een groot sucoes". „Dank u", zei hy. zyn blauwe zee- mansoogen straalden. „Als je zoo hon derd avonden op de planken voor zee man hebt gespeeld, dan raak je dat zee mansloopje niet meer kwijt. Maar 't moet er over een week toch uit. want dan beginnen we in 't theater met een nieuw stuk de Graaf du Santal Larive. Een prachtrol. Ik ben natuuriyk de Graaf. De heeren zullen er nog van hooren. Dat haalt misschien wel de twee honderd". „Goed succes", zei ik, zoo hartelijk als ik kon, want er moest nu maar een eind aan 't gesprek komen. Wij groet ten van weerskanten uiterst beleefd en hy ging verder, nu niet meer met den zeemansgang, maar met een fleren stap. die by den Graaf du Santal Larive zal gepast hebben. Ik weet dat zoo niet, ik ga niet dagelijks met Graven om Hopma was in zyn schik. Al was het dan geen echte zeeman geweest, de man stelde toch een zeeman voor. Het zou wreed geweest zyn, hem dat niet te gunnen. Ik noteerde in mijn boekje: één getroffen. Onze derde proefpersoon stond op het Rembrandtplein. Hy was zoo mager als een talhout, zyn kleeren waren kaal, hy droeg een hoed met een bijzonder breede rand en hy had verf aan zyn vingers. „Mag is vragen: is u artist?" vroeg Hcpma. „Dat deruk je zeker omdat ik verf aan mijn vingers heb", zei de man en pro duceerde daarby een alcoholisch walmpje, dat niet aangenaam was. .Mis man. Ik. schilder mijn huis. Dat is een krot. maar ik betaal ook geen huur. Zit er niet an. Of denk je dat ik schilder ben om mijn hoed? Die is zoo groot, omdat hy meteen voor paraplu dient als 't regent. Geef je soms een borrel weg' Dan wil ik je wel vertellen wat ik ben. Et ben alles geweest. Dat is een leelijk woordgeweest. Van alles heb ilk gedaan, maar 't ging nooit. Dc centen rollen myn kant niet uit. Weet jy.soms een baantje voor me van honderd gulden in de week en niks uitvoeren? Dat zou me passen. Geef je een borrel weg? Anders ga je maar door Hopma keek rond om hulp en ik wou ook wel van onzen nieuwen vriend weg. Gelukkig moesten we Juist op zij gaan voor een paar auto's, die ons uit elkaar joegen. Hy stond met 'n hongerig gericht naar ons uit te kyken, maar wy waren op een t-im gestapt en reden de Utrechtsche straat al in. Daar hield ik myn administratie by. „Twee mis". Ik heb geen ruimte genoeg, om uitvoe rig na te gaan hoe het met al onze proef personen ging. Ik moet toegeven, dat het r/iet meeliep. Het was dan toch ook een tegenvaller, dat wy juist moesten aanloopen tegen den slecht gehusneur- den man. die op Hopma's uiterst beleef de vraag wat zijn beroep was, norsch ten antwoord gaf: „wat heb je er mee te maken? Ben je soms een stille?" Dien had Hopma voor een rentenier aangezien, omdat hy zco rustig met de handen op zyn rug liep te wandelen. Naderl.and zagen we hem in een klein winkeltje staan, waar hy een geweldig standje gaf aan een ongelukkig klein loopjongetje, dat letterlijk in elkaar kromp van schrik. Het was nu drie mis. Hopma verloor langzamerhand zyn zelfvertrouwen. De volgende man dien hy aansprak, was bijzonder vlug in zijn bewegingen. Nog nooit had ik zoo'n lenig man gezien. Niet groot was hy, bij zonder slank. Precies een man, om zyn beenerf door zyn armen te vouwen en daar dan met een verdraaid hoofd naar te kyken. „Als dat geen acrobaat is... hoorde ik Hopma zeggen, maar toen hy het aan den man vroeg, deed die heel wonderlyk. HU keek zenuwachtig rond, keek ons toen nUd:g aan, wou wat zeg gen. maar bedacht zich. Toen nam hy een vluggen sprong, alsof hy over een tram wou heen springen, maar kwam alleen maar op het balcon terecht. Toen spuwde hy voor onze voeten en ver dween. Opeens tikte een reus van een poli tie-agent Hopma op den schouder. „Kennen de heeren dien man?" vroeg hy. „Volstrekt niet," zei ik „wij dachten alleen dat hy een acrobaat was." ,,'t Is een goochelaar", zei de agent, maar toen Hopma al wat opfleurde (een acrobaat, een goochelaar, dat scheelt zooveel niet, zag ik hem denken), ging de agent verder: „Hy goochelt je horloge je zak uit en je portefeuille meteen. Een gevaarlyk zakkenroller." Ik noteerde: „vier mis". Kopma werd zichtbaar moedeloozer. Hij stelde voor te gaan kof fiedrinken en had daarna biyk- baar geen haast, om onze proefne mingen voort te zetten. Maar eindelijk gingen wy toch weer op pad, op zijn verzoek in de tram. Daar dacht hy blijkbaar geschikte personen te vinden en inderdaad troffen wy er een gelukkig zeldzame figuur aan, een doofstomme. Hy kon het met den conducteur met eens worden en spreidde wat klein geld uit op zyn hand om hen te laten kie zen. De geest werd by het zien van dezen man weer over Hopma vaardig. „Zie je dezen doofstomme?" fluisterde hy. „dat peinzend oog, dat hooge voorhoofd. d;e blanke handen? Dat moet een letter kundige wezen, een dichter waarschyn- lyk. Jammer dat ik het hem niet vragen kan". Maar een paar halten verder stap ten een paar mannen in politiek in, waarvan er een tot den conducteur ze:: .Politie". Ze gingen naar den doof stomme toe. „Ga eens mee, Jansen". De doofstomme keek hen onnoozel aan en wees toen op zyn mond en ocren. „Ja wel". zei de eer.e rechercheur, .dat kunstje kennen we. Ga maar mee." Rus tig stond de man op en stapte met de politiemannen uit. „Wat was dat?" vroeg Hopma aan den conducteur. „Verdacht van inbraak. Be-kende in breker", zei de conducteur kortaf. Hopma zei niets meer. Toen w a2n 't emde van de rit kwamen en uitstap ten zei hij: „ik voel me vandaag niet ge disponeerd. Laten we maar naar huis gaan. De rest doen we dan later wel." „Maar het souper?" vroeg ik. „Dat zal ik wel geven." zei Hopcna. Zoo liep de proefneming af. vyf te gen een. En ik geloof niet dat er van de zes overblijvende proeven ooit meer wat ko men ze"*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 6