OM ONS HEEN H. D. VERTELLINGEN FLITSEN FEUILLETON. De Dubbelganger HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 16 AUG. 1928 No. 3776 EEN ZIGEUNERPROCES DE WONDE VAN EEN MODERNE REPUBLIEK EEN WONDERLIJK SPROOKJE. DE POSITIE DER ZIGEUNERS DE MOORDEN IN MO LD AVA EEN ONGELOOFWAARDIGE VERDENKING HET ZWERVERSVRAAGSTUK EEN MONSTERPROCES MET 32 BEKLAAGDEN. In het Duitsche dagblad derMittag komt een artikel voor van Nikolas Aranyosl over het bovengenoemde on derwerp. waaraan hieronder de hoofd zaken ontleend worden en dat den zon derlingen titel draagt: dwars door het land der menscheneters". De onbevangen lezer zou meenen. dat het gaat om een reis in Afrika of andere in dubbelen zin van het woord „zwarte" binnenlanden, maar dat is volstrekt het geval niet. De journalist schryft over een landstreek midden in Europa. Hoe daar het men- scheneten by te pas komt, zal aanstonds biyken. In de Jaren 1924 tot 1926 zyn in het dorp Moldava en zyn omgeving om streeks 20 mensehen spoorloos verdwe nen, over wier lot niemand inlichting geven kon. Dit dorp ligt in Slowakije in het Tatragebergte. in de buurt van het stadje Kaschan. Natuuriyk werden er allerlei onderzoekingen ingesteld, aan- vankeiyk te vergeefs, totdat in het be gin van 1927 verdenking opgevat werd tegen een Zigeuners tam. die buiten het dorp Moldava over de overzijde van een riviertje een vast kamp opgeslagen had. Zulke kampen zijn er in alle steden en dorpen van Slowakije, zy zyn een plaag voor het land en ook voor andere oostelijke landen, een probleem dat van omvang veel kleiner, maar in den grond van de zaak veel moeiiyker is. dan het negervraagstuk. Zigeuners leven afge zonderd aan den rand van de steden, In bosschen en kloven. Muzikanten zyn nog de voornaamsten onder hen, maar die vormen een gering percentage, de meeste Zigeuners houden zich bezig met het maken van tegels van leem. werken in steengroeven of zijn slecht betaalde dag- looners. voorts paardeaieven en moorde naars. Toen zy nog onder Hongaarsche heerschappij leefden, mochten hunne karavanen ongehinderd heen en weer trekken. Officieel bestonden zij niet, be hoorden tot geen staat, hadden geen naam en geen papieren. Nergens waren zij ingesclireven. Onbekommerd leidden zij dit schoone, zorgelooze zwerversleven en later, onder de Tsjechen, ging dat voort, totdat anderhalf jaar geleden de bovenvermelde gruweldaden ontdekt werden. Het parlement vaardigde toen een nieuwe wet, de zoogenaamde Zigeuner- wet uit, waarby alle Zigeuners tot een vaste woonplaats gedwongen werden, beperkt In hun vryheid van beweging en genoodzaakt tot inschryving. Een naam hadden zy namelijk nog niet, dat wil zeggen geen vasten naam, daal de namen die zy zichzelf geven, naar behoefte gewyzigd werden. Wie vandaag by voorbeeld Csorbas heette, noemde zichzelf Csiszar morgen, daartusschen lag dan een misdryf, dat de naams verandering noodig maakte. Onder zulke omstandigheden was het niet gemakkelijk, onder dit volkje orde en regelmaat te scheppen. Na de uit gekomen moorden werden er ongeveer 50 personen gearresteerd, maar men had evengoed de heele Zigeunerstam van Moldava achter slot en grendel kun nen zetten. De 150 bhulsgeblevenen waren nauwelijks beter dan de 50 die gevangen genomen waren. En hier komt de ont zettende mededeeling van den sohrUver van het artikel: ,.sie sollen gemeinsam die Ermordeten zerflelscht una da von gegessen haben", wat vertaald zeggen wil: „zy moeten gezamenlijk de ver moorden geslacht en daarvan gegeten hebben". Daarin, zoo gaat de schryver voort, zien zy nauwelijks iets misdadigs. Het is een volk. dat altijd naar eigen wetten geleefd heeft, die het door zyn arglistige nederigheid Ingegeven waren, ..Weliswaar" zoo gaat Aranyofi ver der. ..staat het tot nu toe nog niet vast. of de Zigeuners hun slachtoffers opge geten hebben of niet. Deze beschuldi ging, die in de dagvaarding niet is op genomen omdat het Tsjechische wet boek van strafrecht daarover geen para graaf bevat, berust grootendeels op zelf beschuldiging. Toen aan de hoofddaders Fulke Cszfir, Horvèth en de drie doof stomme gebroeders Rlb&r door den rechter van instructie gevraagd werd waar zy hun slachtoffers begraven had den, antwoordde een hunner met een onverschilligen glimlach: „Ja, waar zou den zy dan wezen, mynheer de rechter? 1 opgegeten hebben wy ze!" Dat was even wel noch de verstoktheid noch het cynisme van een meervoudig moorde naar, zocals men het toen heeft uit gelegd. maar een manter van spreken, waaraan een Hongaarsche rechter van instructie, die beter met doen en laten van Zigeuners bekend geweest was. geen beteekenis zou hebben gehecht. Maar de rechter was een nieuweling, een Tsjech, die met de Zigeunertaal geheel onbekend moet zijn geweest. Bovendien was het een groot moment, een sensatie, waar door men (wie weet) misschien carrière maken kon. Hoe het ook zy, de sensatie groeide en groeide. Couranten en publiek grepen het slagwoord aan, de saaiheid van de kleine stad was opgeschud, ieder was vol geestdrift en een beetje trotsch op den „roman", die over de stad Kaschau werd uitgestort. Intusschen is 't in het Kaschauer Zigeu nerkamp des te stiller geworden. Waar vroeger iedere nacht vechtpartyen met messen en andere dolle tooneelen voor gevallen waren, is plotseling een merk waardige rust gekomen. De „beschaafde" Zigeuners wisten, dat hun barbaarsche broeders in Moldava het ook voor hen verkorven hadden. Gedaan was het met de vryheid. Zij werden onder de streng ste controle geplaatst. De politie be noemde den vertroirwbaarsten onder hen tot hun hoofdman, of W o i w o d e n, die er persoonlUk voor moest Instaan, dat er in zyn koninkryk met 2000 onderdanen, niets gebeuren zou. De weg die van Kaschan naar Mpl dava leidt, is 30 Kilometer lang. De auto rijdt op een steenachtigen. niet heel goed onderhouden weg berg op. berg af. Daar liggen Slowakische en Hongaarsche dorpen, witte korenvelden, uitgestrekte groentetuinen. Hier en daar rotsgebergten, druipsteengrotten en toch waarlyk niet zoo wild en romantisch als men zioh een land van menscheneters zou voorstellen. Rechts van den weg naar Moldava, gaat een straatweg naar het dorp Jaszo, waar de oudste kerk van het vroegere Hongarye staat en het stamhuis van de Pramontraer orde met crooten artlstieken park-aanleg 'n vrome stemming over de streek verbreidt. Nette dorpjes met een viytige, oud-Duitsche bevolking en een lucht-kuurocrd Soelz op 500 meter hoogte, eveneens door Duitschers aangelegd, geven de gansche omgeving een indruk van hooge cultuur. Het is moeilijk te begi-ypen, dat deze zachte, idyllische grond aan de Zigeu ners voor hunne gruweldaden de noodige aanleiding geven kon. Het dorp Moldava is niet ryk en de slachtoffers der Zigeu ners waren grootendeels arme lieden. In een afgelegen hut by het dorp werden op een naoht een doodarme houthakker en zijn stouw vermoord. Maanden daar na werd in een korenveld het iyk van een boerenmeisje gevonden en nu ver dwenen achtereenvolgens mannen, vrou wen en kinderen uit de armste families, die in het geheel niet of verminkt terug gevonden weiden. De laatste moord, die op een winkelier in kramerij, voerde toen eindelijk tot de ontdekking van de geheimzinnige misdaden. De winkel van den koopman Rusznyak lag op den hoek van een weggetje dat naar een brug over het riviertje voerde en waar over men het Zigeunerkamp bereikt. Waarom liebben die Zigeuners deze moorden begaan? Om de weinige kronen die zij by hun slachtoffers gevonden hebben? Of had hun onbeschrijfelijke ellende, de nood van de familiën. die tien of vyftlen personen tellen, de va ders en toe gedreven om te moorden ten einde met de ïyken den honger te stillen? Op eentge plekken van het Zi geunerkamp werden menschenibeenderen gevonden, hier een hand, ginds een been Maar dat de Zigeuners het vleesch gege ten hadden, kon niet bewezen worden. De mogeiykheid bestaat dus nog altijd, dat dit een griezelig sprookje is. De schrijver vertelt: „toen ik in het kamp verscheen, kwamen uit de arme- ïyke hutten starende, halfnaakte gestal ten te voorsohyn, mannen, vrouwen en kinderen die er onbeschryfeiyk uitzagen. Sedert anderhalf jaar is hun rust ver dwenen: er komen byna dageiyksch gendarmes, rechters van instruc tie, advocaten, artsen, Journalisten, photografen. nieuwsgierigen zyn het voor hen vrienden of vUanden? Zij zou den gaame in ieder eer. weldoener, een helper zien, die aan hun moeiiykheden een einde maken wilde. Want him ellen de is sinds de ontdekking der misdaden duizendmaal grooier, dan vroeger, zy mogen niet uit hun kamp, zy worden door de overheid gepynigd, niemand geeft hun werk, de 150 Zigeuners zyn letterlijk aan den hongerdood prijsge geven. Nauwelijks meer dan twaalf aar den hutten zonder daken en met in gevallen muren, bevatten de geheele ko lonie. Soms huizen in een ruimte niet grooter dan 3 meter lang en 3 meter breed, 15 tot 20 menschen. Een pest haard. een reincultuur van alle soor ten ongedierte en als men deze gemeen plaats gebruiken mag een open zweer van het lichaam der beschaving. Het zal wel een verlossing zijn voor de deelnemers aan dit griezelige drama, evenals van het publiek, wanneer (naar men zegt in de eerstkomende weker-, dit sterproces voor de reahtbank te Kaschan zal worden behandeld. Voor de 32 beschuldigden is de ryschool als rechtszaal ingericht. Wekenlang zal het gerecht zitting houden, vele doodvon nissen zullen uitgesproken worden, maar daarmee zal een sensatie haar eind vin den, die geheel Tsjecüio-Slowakye in spanning houdt." J. C. P. AANVULLEND ONDER WIJS IN RUIMER MATE GEWENSCHT. NIET VERPLICHT, GESUBSI DIEERD DOOR HET RIJK. Verschenen is het voorloopig rapport van de Staatscommissie-Van wynber- gen over het aanvullend onderwijs. Om de naar voren gekomen bezwaren te ondervangen, heeft de commissie één nieuwe, algemeene wet ontworpen, die het geheele aanvullend onderwijs kan omvatten. In het eerste hoofdstuk van haar voor loopig verslag geeft de commissie een uitvoerig overzicht over den tegenwoor- digen stand van het onderwijs dat ge geven wordt aan de niet-leerplichtige jeugd, die van dagonderwys verstoken is. Aan de hand van verschillende cyfers kon worden vastgesteld, dat globaal 64 pet. van de Nederlandsche rypere jeugd van aanvullend onderwUs verstoken blyft. Daarom meent de commissie, dat de gelegenheid om aanvullend onderwys te ontvangen in ruimere mate. dan zulks tot dusverre het geval Is, zal moeten worden opengesteld, ook en vooral ten plattelande. Daarnevens zal met doel matige middelen getracht moeten wor den het aantal leerlingen by dit onder wys zoo hoog mogeiyk op te voeren. Volgens de commissie moet dit onder- wys meer aanpassen by de geaardheid van den zichzelf bewust wordenden adolescent, minder schoolsch dus dan het lager onderwys. Om rich ten volle te kunnen ontplooien zal het aanvullend onderwys grootere vrijheid noodig hebben, het moet zich in elk opzicht kunnen aanpassen aan plaatselijke behoeften. Ook meent de commissie, dat land- en tulnbouwonder- wys onder de nieuwe regeling begrepen zal moeten worden. De commissie acht het gewenscht, dat de gelegenheid om aanvullend onderwys te ontvangen zoo ruim mogelijk wordt opengesteld, opdat vele kinderen van dit onderwys zullen kunnen profiteeen. Verplichting aan de niet-leerplichtige jeugd, om dit onderwys te volgen heeft geen der leden van de commissie voor gesteld. De oprichting van cursussen wordt in dit ontwerp geheel overgelaten aan het initiatief van particulieren en gemeen ten. De commissie draagt een subsidie-re- kening voor, die uitgaat van de gedach te, dat het cursusonderwys van Rijks wege moet worden aangemoedigd en be vorderd, door het verleer.en van een by- drage in de kosten van het onderwys. Stelt men het aantal lesuren per cur susjaar gemiddeld op 175, dan komt men, wanneer het getal van 200.000 leer lingen eenmaal zal zyn bereikt, zonder met de verzuimen te rekenen, tot een totaal van 35.000.000 leerling-uren. Sub sidieert her Ryk gemiddeld met ƒ0.12 1/2 per leerling-uur. dan bedragen de totaal- kosten voör 's lands schatkist 4.375.000. Waar het Ryk thans voor het aanvullend onderwys uitgeeft ongeveer 2.500.000, zouden de hoogere kosten voor het Ryk na enkele jaren ten hoogste 1.875.000 kunnen bedragen. FANTASTISCHE KOOLPRIJZEN TE LANGENDIJK. De vraag van uit het buitenland naai de Langend ijker vroege koolsoorten ls momenteel zoo groot, dat nog zelden de tegenwoordig geldende pril zen zijn be steed. Sommige tuinbouwers hebben een opbrengst van witte kool. die gelijk is aan den koopprijs van het land. meldt de Tel VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1272 OPVEGEN Vader grijpt naar een boek en stoot een vaasje met bloemen om I luistert om te ontdekken cf moeder het gehoord I heeft steekt de bloemen m. het vaasje constateert dat er water in het vaasje was loopt naar de keuken om iets te vinden om het ai te vegen en kiest een stofdoek streelt de natte tafe' voorzichtig met den doek beseft dat hy het groot- I ste deel van de tafel ai op dan vloer heeft ge veegd en veronderstel' dat dat niet hindert logt een paar tydschrif- ten op de vochtige plek, laat den stofdoek op een stoel liggen en besluit dat diat weer verholpen is, (Nadruk verboden) (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Hansje (Schetsje uit het kinderleven). Door M. J. „Mag ik u vandaag weer helpen. Moesje", vroeg een tenger meisje van ongeveer 5 jaar aan haar Moeder, die uit een diepen houten kist, die geducht naar naptaline en kamfer rook. allerlei jur ken opdiepte. En Moeder keek even over haar schouder heen naar haar jongste spruit. 't Was toch een allerliefst klein ding, zooals ze daar stond in het zaoht-blauwe wol -mouse line jurkje. Dat koddige kin derlijke model stond weer altyd even snoezig; het lijfje kort en strak, het rok je heel ruim aangerimpeld tot net boven de knietjes, alleen het witte kraagje was even omgebaakt met donkerblauw en oranje, maar dat was dan ook de eenige garneering. Wait heeft een kind cok eigenlijk voor versiering of opsmuk noodig? Ze gameeren zioh zelf de kleine snuiters door hun vlugge ranke be wegingen, hun moppig schalksche kijken en vroolijk gebabbel. Ja, zcoals Hansje daar stond, met het blonde kopje met de heel groote blauwe kijkers iets schuin naar haar opgeheven met het grappige ronde stompneusje en het even geopende mondje, waardoor de ry wyd uit elkaar staande melktandjes te zien kwamen, het was een sprookje. Ze kan het niet laten. Ze moest het even knuffelen en streelen over haar bolletje mat de korte „nesthaar"-krulletjes, zoo als Vader placht te zeggen. „Graag Hansje, wil ik dat je me helpt. Er is zooveel te deen, ik zou het alleen stellig niet af kunnen. Nu ben ik toch blij dat ik nog één dochter thuis heb om me te helpen". Hansje is verrukt; haar oogen stralen meer dan ooit. Ze voelt zich heelemaal de groote dochter, zonder wie Moeder het werk niet af zou kunnen. Ze dribbelt af en aan om de zomerjurken aan te lemen en één voor één op de tafel neer te leggen. Heel voorzichtig, want ze zyn al gestreken. Als alles uit de kist is gehaald, mag zy de deksel dicht doen en <je sleutel om draaien. Dan stapt ze kordaat op haar mollige korte pootjes, die zoo kwiek on der het ruime rokje uitkomen, aohter Moeder aan naar beneden, zy, gewapend met de sleutelmand. Haar gezichtje ver toont twee warm roode blosjes van het ingespannen helpen, maar ook van het praten. Wat zy al niet te bespreken had.... Haar pappenkinderen zijn im mers zoo ziek geweest, ja, alle veertien tegelij^. Ze heeft wat met ze te stellen gehad.' Jantje en Nicje die waren heel erg en dan klein Elsje, die is zoo vreese- lyk klein nog en zoo lief. Neen, Moeder behoeft niet erg verdrietig te gaan kyken want ze worden allemaal wel weer beter, ja heuseh hoor! Vandaag moeten ze maar flink uitslapen en morgen mogen ze weer naar buiten. Maar him kleertjes zyn ook niet in orde. Die moeien noodig eens gewasschen en gestreken. Mag 22 het misschien van middag deen, wanneer toch Jansje Moeder's trouwe keuken meisje. allerlei te wasschen heeft? Neen ze floddert niet meer zoo erg als de vorige keer. natuurlijk niet. Dat was toen een vergissing. Maar nu eerst tafeldekken. Het groote tafellaken is nog steeds de groote moei- ïykheid1. De tong hangt erby uit haar mond, maar ach. de armpjes zyn nog zoo kort en de handjes neg zoo klein, maar Moeder knikt en zegt dat het al veel beter gaat. Zij kan de broodplank vinden en de beschuit- en broodtrommel, zy weet het lepelkistje te staan, de ap pelstroop en het potje met de chocolade- hagelslag. maar dat ze zy het laatste neer. Meestal trakteert Moeder haar dan op een hapje zoo maar in haar hand, als dank voor het helpen en vandaag krygt ze een reuze hap. Voorzichtig kruipt ze ermee op haar stoeltje in de erker om haar lekkemy zoo langzaam mogelijk op te peuzelen. Hier zit ze eiken dag. want ze kan uit haar hoekje den geheelen, pas ge- asphaiteerden weg afzien. Het is echt fyn om 12 uur. De scholen gaan dan uit van Claartje en van Lot en ook van Lex. By hopen komen er dan kinderen langs. De kleintjes worden meest ge haald. De grooteren niet, die ryden met hun vyven of zessen op een ry of met hun beidjes ook wel, luid pratende en lachende op de fiets naar huis. Klein Hansje zucht: ,,'t moet wel heerlijk zyn om groot te zyn, met alle maal anderen naar school te gaan, liefst op de fiets". Daar heb je Lex al Wat is hy toch verbazend lang. Een man al bljnt, net als Vader, ook met een lange broek, maar toen ze dit laatste zei. toen lachte ze allemaal behalve Lex, die haar be greep en vond dat ze gelijk had. Dat had ze menigmaal, dat de menschen lachten juist als ze iets gewoons zei. Het raarste was het eens in een tram geweest. Ze begreep het eigenlijk nog niet. Ze zaten toen in een stampvolle tram, hetgeen Moeders niet zoo dol, maar zy echt zalig vond. Eerst had ze op haar knieën naar buiten mogen kijken toen het nog voller werd, nam Moeder haar op de schoot. Ze zag ze weer zit ten, alle menschen. In een hoekje links aan den overkant drie meisjes, steeds proestend en lachend. Daarnaast twee juffrouwen met een kindje, oh, ver schrikkelijk klein, zooiets als haar Elsje, het kon vast niet loopen. Dan kwamen twee heeren, precies als Vader. Een heel oud dametje met spierwit haar kwam dan en naast haar een meisje, dat ge heel onverwacht voor Hansje ten minste haar neus met een donsje be werkte, zoodat die vreemd wit bij haar rocd gezicht af stak. Stil, in zich zelf verwerkte Hans alles wat zy zag en zei niets tot dat er een oud heertje binnen kwam. Gelukkig was er juist voor hem nog een plekje open. Hy ging zitten, de wandelstok fcusschen zyn beenen en de handen op de bol ronde knop. Hij scheen hard voor de tram geloopen te hebben, hy hygde ten minste en zag er warm uit, hy nam zyn hoed af en„Ach Moeder, waarom heeft dat heertje zijn haartjes op de verkeerde plaats? Zyn bolletje is kaal en hy draagt een baartje". De menschen schoten allen tegelijk in een lach. ook het heertje lachte hardop en Moedermet een be straffende blik, maar toch met een lacili in haar oogen en een hoogrood e kleur, zei: „Stil, Hansje dan toch". Wat zou het zotte daarvan toch zyn geweest?maar daar kwam Vader aan. die moet ze heel gauw open doen. Aan onbegrypelyke momenten denkt ze niet meer, want Vader is er en deze 5 minuten voor ze aan de koffietafel gaan, spelen Vader en zij altyd samen. Fyn! Ze holt en vliegt hem tegemoet en komt op zyn arm weer binnen, stikd- kend van vreugde en pret en hoog klinkt haar kirrend lachen. Aan de koffietafel is ze altyd stil en luistert naar de vele verhalen over school van Olaartje, Lot en Lex of verdiept ze zioh in haar eigen groote kinder wereld. En als ze straks weer school- waarts gaan, het drietal en Vader naar het kantoor terug, wuift zy ze na. uit het erkertje. Ze nestelt zich dan heerlijk in een hoekje van de diepe canapé. Van daag gaan ze vast samen wandelen, Moeder en zy. Ze zullen zeker naar de hertenkamp gaan en wat daar al niet t.e zien is, behalve de herten! De eendjes in den vyver, de kalkoenen een heele troep zyn er, de pauwen niet te ver geten en dan de brutale menschen, die altijd kans zien gauw een stukje brood weg te dieven. Wellicht dat ze thuisgekomen voor de thee nog een beetje op de vliegende Hol lander mag ryden met de buurtjes Netty en Casje en misschien En vol van mooie plannen en ver wachtingen valt het kleine Hansje in slaap, moe van het helpen, het drib belen en praten, moe van het dienken en vooruit genieten van al de mogelijke heerlijkheden voor dien eenen dag. Als een egeltje in elkaar gerold in het hoekje van dé diepe canapé vindt Moeder haar kleine dreumes. Wat zal er van jou worden, klein kind? Uit het Engelsch van ALICE EN CLAUDE ASKEW. 48) Zou het kixnnen zyn dat je voor Jc de deur sloot, deze veer hebt aan geraakt? Ja, dat ls gebeurd! riep Philip, zich opeens alles herinnerend. Ja. nu zie het weer precies voor me. Ik stond bij het hofdeind van het bed en liet mUn hand op den styi rusten. Ik hoorde het vreemde snerpende geluid, dait het mechanisme veroorzaakt, maar wist er toen natuurlijk geen verklaring voor. Ik meende teen ook een zucht te hoeren; dat moet Helen geweest zyn. jy hebt dus Helen's leren gered, mUn jongen, zei Tarrant aangedaan. jy redde mijn kind van een af- gryselijken dood. Nu kan ik my precies voorstellen wat er gebeuld is. Haar moe- dei' zocht my op het moeras en het arme kind is in haar onrust over haar moeder's uitblijven aan het zwerven ge raakt en kwam by 4e herberg tereoht, het huis waar ze geboren Ls. Ze moet zijn binnengeglipt, heeft in haar schuw heid de menschen beneden gemeden en is naar boven gegaan; de eerste kamer die ze trof binnongeloopen, vermoeid op het bed gaan liggen en heeft de dekens over zich heen getrokken. Toen jy den eersten keer in de kamer was, Philip, moet zy in het gat hebben gelegen en zou gestikt zyn, als jy haar niet on bewust, gered had. Phil, hy greep den hand van den Jongen man. ik dank je uit het diepst van mijn hart. Voor zoover het Helen betrof was het aradsel thans opgelost. Ook het mysterie van het bed van Procrustes was verklaard. Maar Philip scheen het ongelooflijk dat dit hcische werktuig uit een duister verleden, hier weer op gesteld was, om, zcoals Tarrant ver onderstelde, dezen in koelen bloede te vermoorden. Nieuwe wagen welden hem op de lip pen toen Tarrant eensklaps zijn vin ger ophief en vlug een staip naar de deur deed. Philip luisterde en hoorde hoe iemand voorzichtig en met zachte schreden door de gang kwam. Tarrant hield zijn hand op de kruk. Hy is het, fluisterde hy, Raynour. die komt zien of het bed zijn werk vol bracht heeft, Tarrant's gezicht- stond hard en somber. Ik sta nu hier en aohter die deur is 'mUn vijand. I11 een oogentollk zul je den man. zien die ons bedrogen en in de vai gelokt heeft. Zacht drukte hy de deurknop neer. Heb ik je nu eindelijk, duivel, riep hy uit, toen hy de dem* opende cn ach vun aangezicht tot aangezicht tegenover Lord Raynour bevond. Het effect was verrassend. De edelman soheen verblind door het licht dat eens klaps op hem viel. De volkomen onver wachte ontmoeting deed hem zijn ge wone tegenwoordigheid van geest ver liezen. De zware stok die hy altijd by zich had viel hem uit de hand, hy hief de armen omhoog, alsof hy een slag wilde afweren. Onder de witte wenk brauwen staarden zyn oogen in doods angst naar de twee mannen In de kamer Zijn lippen trilden. Sper.oer Tarran: stond in het volle licht, de armen ge kruist en onbewegelijk aüs een beeld. Waarom'komt u hier. Lord Raynour? vroeg hy spottend, wat wensdht u van mdj op dlit ongewone uur? Lord Raynour's lippen bewogen, maar er kwam geen geluid Zal ik het u vertellen? ging Taarant voort. ■wil je hooren dat liet gedaan Is met Je, dat ik alles weet? Je dacht, een doode man te vinden, en nu vindt je een levende, een die ontsnapt is aan de val die jy voor hem hebt opgeast, een man die twintig jaar foltering en schan de aan jou te danken heeft. Morgen zal heel Engeland weten dat de afper ser en heler Pierce Ruthven. gevonden is. want Pierce Ruthven bestond niet... die dief en schurk ben jy. Lord Raynour! De hemel is myn getuige dat ik zal zor gen dat je naar de hel zult gaan, waar je my naar toegezonden hebt. Lord Raynoud, die in de gang was blijven staan, gaf geen antwoord, Wj scheen met stomheid geslagen. Toen bukte hy opeens en raapte zijn stok op. Dat kan toch niet waar zijn. riep Philip, die van verbazing niet had ge weten wat te zeggen. Lord Raynour zegt u toch wat! Het scheen dat de aangesprokene daar toe niet in staat was. hy trachtte te spreken, maar kon geen geluid uitbren gen. Zijn handen vielen slap langs zyn zijde en zUn stok viel voor den twee den keer kletterend op den grond. Toen keerde hij zich om en waggelde door de gang. tot hy aan het eind ervan in het duister verdween. Tarrant deed geen poging om hem te volgen. Hy sloot de deur, kwam in de kamer terug en ging op een divan zit ten, die aan het voeteneinde van het bed stond. Hy haalde diep adem en het duurde een paar minuten voor hij spre ken kon. Onnoodig om ons druk te maken. ze', hy zacht, meer tot zichzelf dan tot Philip. Lord Raynour kan niet ont snappen zooals Pierce Ruthven deed Morgenochtend is het vroeg genoeg, tot zoolang zyn we zyn gasten. Maar mor gen. morgenhy balde zyn vuisten. Met welke maat ge meet, zoo zult ook gy gemeten worden! Deze laatste woorden sprak hy byna fluisterend uit. Philip, zei hy na een lange pauze, waarin de jonge man hem niet gestoord had. Ik veronderstel dat jy evenmin als ik lust hebt om deze enkele uren, die van den nacht nog overblijven, met slapen door te brengen. Ik zal ze ge- bmiken om licht te brengen in wat jou volkomen duister moet zy'n. Kom. hier by me zitten, dan zal ik je alles uiteen zetten, precies zooals ik het zelf uit verschillende gegevens afgeleid heb. Al les was my duidelyk, toen ik hier kwam. behalve de historie van het bed. Die kan nu verder buiten beschouwing blyven. Ik zal je vertellen, hoe ik er achter ge komen ben dat Lord Raynour en Pierce Ruthven een en dezelfde persoon zyn. Ik kan het me nog nauweiyks voor stellen, mompelde Philip, terwyl hij zich naast den ouderen man neerzette, ofschoon de uitdrukking op dat ge zicht daar aan de deur weinig twyfe! overlaat. Maar het ïykt onmogelijk, volkomen onmogelijk! De uren van den nacht gingen voor- by en het was doodstil in huis. terwijl Spenoer Tarrant stukje voor stukje voor zijn Jongen vriend den sluier die over de geheimzinnige geschiedenissen van de laatste maanden lag verspreid, uiteen- rafelde. De nieuwe dag brak aan en nog was het verhaal niet ten einde. LIII. Den volgenden morgen was Lord Ray nour verdwenen, maar voordat het huis gezin daardoor opgeschrikt kon worden, was er bericht op Wendlesham gekomen dat het iyk van een man gevonden was op den bodem van de Ardley-steengroe- ve en dat deze man door een van de stalknechten van Lord Raynour her kend was als de vermiste Pierce Ruthven. de boosdoener, naar wien de politie zoo lang had gezocht. Voor Philip en Spencer Tarrant was in de ontdekking niets mysterieus. Ze begrepen direct dat Lord Raynour, toen hy gemerkt had dat zyn geheim ont dekt was, en schande en ondergang zag dreigen, zyn einde gezocht har" door zich in deze steengroeve te storten. Op Wendlesham zat men aan het ontbyt toen het bericht kwam. Lord Raynour verscheen nooit aan dezen maaltyd; Greta nam de honneurs waar en daardoor was zyn afwezigheid nog niet opgemerkt. Maar Greta verraadde zichzelf. Toen de huisknecht, die de boodschap ge bracht had, de kamer uit was, barstte ze in snikken uit. Mijn vader, mijn vader, steunde ze. John Arkwright en Harry die er niets van begrepen, liepen op haar toe om haar te helpen, maar ze duwde hen opzy en vloog de kamer uit. Ze ging weg om Lord Raynour te zoeken en eenige oogen- bllkken later vond Dora haar in de slaapkamer van haar vader. Ze stond voor het bed, dat niet beslapen was en riep snikkend den naam van den man dien ze nooit meer zien zou. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 6