DE DWERG EN DE WOLF. Heel, heel lang geleden, toen de dwer gen nog op de aarde leefden, gebeurde het eens, dat een kaboutertje verdwaald raakte in een groot bosch. Hij had juist twee kinderen, die bessen gezocht hadi- den en den weg naar huis niet meer konden vinden weer op den goeden weg terug gebracht. Weenend had hy de arme kleintjes aangetroffen en daar hU als alle dwergen zeer hulpvaardig was, had hij hen een groot stuk naar huis vergezeld1 doch was daarbij zelf den weg kwijtgeraakt. Daar hot bosch waarin hij zich bevond geheel vreemd voor hem was, wist hi) niet in welke richting hi) verder moest loo- pen en daarom zette hi) zich maar in het mos neer om te wachten tot de an dere kabouters hem zouden gaan zoe ken. Zoo had hi) dan, geheel in gedach ten verzonken, een langen ti)d daar gezeten, toen er plotseling een wolf naast hem stond. Hi) had het dier in het geheel niet naderbij hooren komen en natuurlijk was hij daaroan in het eerst wel wat geschrokken. De wolf deed hem echter niets, ïhtegendeel, het dier keek ham lang en ernstig aan en zei eindelijk „Waarom zit Je hier zoo treurig? Kan ik je misschien helpen? Je bent toch de kabouter Helpgraag?" Verbaasd keek het dwergje op en sta melde: „Maar jij 'bent toch geen echte wolf, dat je zoo gced spreken kan? Hoe ben je mijn naam te weten gekomen?" En het dier bromde: „Of ik nu een echte wolf ben of niet, daarover zullen wij ons vcorloopig het hcofd niet breken. Ik ken je al lang en heb «Jikwijls kunnen zien hoe goed je je naam eer aandoet. Je wilt nu zeker graag terug naar je kameraden, hè? Nu, ik kan Je wel weer op den goeden weg helpen, tenminste als je me be looft. ook mij te helpen als ik Je be houden thuis gebracht heb." Natuurlijk stemde de dwerg met dit verzoek in. alhoewel hU toch neg een beetje achterdochtig naar den welf keek. Het dier wilde nu. dat Helpgraag rich op zijn rug zou zetten „Houdt mij good vast. anders val je •r weer af." bromde hij. En het kaboutertje klom op den wolf, rcoa'is een ruiter op zi)n paard en wel dra ging het in draf fcris kras dcor het bosch. Heïpgraag had de grootste moeite om goed op den wolvenrug te blijven zitten. Maar eindelijk kregen zij de* andere dwergen in het oog en wa ren zij dus op de plaats van bestem ming. Voor hun woning bleef de wolf staan en Helpgraag sprong vlug van zijn rug. De andere kabouters, die hun vriend in de verte al hadden zien aankomen, stonden verbaasd zulk een vrier.de!Uken wolf te zien. Helpgrang haastte zich zijn makkers op de hoogte te brengen van wat er gebeurd was. Maar im meest de wolf met alle geweld in het huisje ko men om nog een oogemhlik te babbelen Het gewillige dier deed dit maar al te gaarne. De hoofdman der kabouters zei nu: „U hebt onzen Helpgraag terugge bracht er. daarvoor bedanken wU u zeer hartelijk. U hebt echter de voor waarde gemaakt, dat hU u nu ook moet helpen." „Dat is zoo," sprak de wolf plechtig, „ik ben geen echte welf. maar eigenlijk een betooverd mensch Vroeger was ik altijd zeer gierig en gunde niemand wat; alles wilde ik ölechts voor mij al leen hebben. Mijn ouders kond:r. niets met. mi) beginnen, totdat er eindelijk eer-s In man bü ons kwam. die van mijr. groote gierigheid gehoord had en die mijn ouders beloofde, dat hij mij ver be te; n zou. Daarna zou ik als een ander mensdh tct hen teru koeren. Na lang «arzrien geloofden mijn oudere, den man en hij nam mij mee Maar toen ik in zijn. huis kwam verloor ik plotseling mijn menschelijke gestalte en werd op eens een wolf, een wild1 dier, waarvoor elk mensch en elk dier op de vlucht gaat. Weldra greep mi) een vrecselijk verdriet aan en hoe langer ik een wolf was hoe heviger mijn berouw werd en hoe duidelijker ik inzag welk een ver schrikkelijk mensch ik vroeger altijd ge weest was Gisteren nu, ben ik van den man wegeloopen, daar ik het in zijn huisje niet langer kon uithouden, en vandaag vond ik Helpgraag, van wie ik al zooveel had hooren vertellen. Hij kan mij helpen als hij wil. Ik hdb mijn on deugden ingezien en zou nu zco graag een gced nieuw leven willen beginnen." Zwijgend en zeer onder den indruk hadden de dwergen het verhaal van don wolf aangehoord. Daar stond Helpgraag op en sprak: „Ik weet, hoe ik Je helpen kan Je moet mij echter volgen en doen wat ik je zeg, ook al H)kt het Je niet aangenaam. Het zal toch je verlossing worden." ,Doe met mij wat je wilt, als je mij maar redt." En Helpgraag zei: „Ga met mij terug naar den man, van wien je weggeloopen bent. Alleen hij kan je weer je werkelijke gedaante te ruggeven." Men kon het den wolf duidelijk aan zien, dat hij dit niet verwacht had en diat het terugkeeren naar dien door hem zoo gehaben man niet aangenaam voor hem was. Helpgraag beloofde hem ech ter er vcor te zullen zorgen, dat alles in orde zou komen en daarom ging hij dan ook maar mee. Na een paar uur ldopen kwamen zij bij het huis van den vreemden toove- naar. Deze stond voor de deur en riep een vriendel ijken groet naar Helpgraag Tot den wolf echter sprak hU barsoh: „Vooruit ir je hok, beest!" Stil slooi de wolf naar hok Helpgraag echter vertelde den man wat er gebeurd was en vroeg hem den wolf te willen vrijlaten en hem zijn eigen gestalte terug te willen geven, daar het dier al de fouten van zijn vroegere le ven had ingezien en ruiterlijk bekend Helpgraag zeide er van overtuigd te zijn dat hij een beter leven zou beginnen. „Omdat je zco eerlijk opkomt voor een vreemd mensch. zal lk aan je ver langen voldoen en den wolf weer naar zijn huis terugbrengen." En de toovenaar ging naar het hok en riep den wolf toe dat hi) te voor schijn mocht komen. Maar nog voordat deze de woning had betreden had hij reeds zijn menschelyke gestalte terug. Hij weende van vreugde en viel beur telings den dwerg en den toovenaar om den hals. Tenslotte nam de man, nadat hij eerst hartelijk afscheid van Helpgraag genomen had. den jongen mede. op weg naar het ouderlijk huis. De vreugde der ouders, die zco hun zoon weer terug kregen was onbeschrijfelijk en vooral toen bleek dat hij een geheel ander mensch geworden was Een mensch met een goed hart, altijd klaar cm an deren te helpen en gelukkig te maken en daardoor ook zelf gelukkig! RUILRUBRIEK TURNER, Twijlderslaan 3, vraagt Kar- nemelkzeeppl. De Bloemenvelden. Hij wil die ruilen voor postzegels, Hdlebon- nen en Bensdorp-omslagen. KRIELKIP, Houtvaart 32 heeft te rui len: Amstelpenningen, Edelweisz-bon- nen, Hille-bcnnen. Ze geeft er voor te rug van Nelle of Sunlightbonnen. MET Z'N ACHTEN. door W B. Z. (2) De bengel in huls was dc 8-jarige Plet. Er gingen maar weinig dagen voorbij, dat moeder Houber niet. bezig was een grooten aardappel dicht te stoppen in Pietjes kousen, of een winkelhaak te herstellen in Pietjes broek. Piet moest klimmen in boomen, springen over sloo. ten, klauteren over hekken. Pietje liep dikwijls een pak slaag op van een boer. als hij over zijn pas geschilderd hek klom en wederom een pak slaag van zijn va der, omdat zijn nieuwe jas verfvlekken vertoonde. Pietje was al eens in aanra king geweest met de politie, omdat hij in een telegraafpaal geklommen was. Mees ter gaf hem den bijnaam van Pietje Bell. Wat zijn guitenstreken betrof, ver toonde hij veel overeenkomende karak tereigenschappen. Maar Pietje zou nooit iemand plagen of kwellen, geen mensch en geen dier. In den grond van zijn hart was ondeugende Pietje een beste jongen. Had hij niet meer dan eens een geitje van den spoordijk ge haald, uit vrees, dat liet anders onder den trein zou raken? Had de kat van buurman hem niet eens heel erg in den duim gebeten, omdat hij buurmans ka narietje uit zijn klauwen had genomen? En 's winters hielp hij oude Gerrit tak kenbossen kruien. Oude Gerrit was 80 en Pietje 8. En Pietje wist wel, dat hij veel sterker was dan arme. oude Gerrit. De menschen uit het dorp sprakenvan dien bengel van een Pietje Houber en toch had niemand het land aan hem. Maar met dat al hadden vader en moe der Houber en ook de meester heel wat met hem te stellen. Dan hadden ze heel wat meer gemak van Margje, hun oudste dochter. Margje was net een klein moedertje al was ze dan ook nauwelijks 12 jaar. Moeder was wat blij, dat Margje nu voor goed van school was gekomen, want in Margje had ze een bovenst beste hulp. Margje kon eigenlijk al van alles: eten koken, eten schoonmaken, boenen, sohrobben en de kleintjes aankleeden. Margje had zelf nog heel graag een jaartje op school gebleven. Ze leerde goed en opstellen-maken kon ze als de beste. In haar opstellen liet ie de die ren en de bloemen spreken. Alles om haar heen tooverde zc met schitterende kleuren, 't Liefst leefde ze in een sprook jesiwereld. Als ze voor moeder het kleine broertje moest aankleeden, gaf ze hem sprookjesnamen. Ze noemde hem soms Prins Edelhart. Als ze de brij moest roeren, stelde ze zich voor, dat ze dc spijzen bereidde voor den koning en de koningin en de prinsen en prinsessen. In huis sprak ze alleen over die dingen met Truusje. Een heele sprookjeswereld had ze aan Truus ontvouwd. Ze kon zich geen aandachtiger gehoor denken dan Truusje. In bed werden dergelijke verhalen voortgezet. De zusjes sliepen samen op den zolder in een groot ijzeren ledikant. Moeder hoorde vaak lachend die ver halen aan. Waar haalde die Marg In t vandaan! Als het al te mooi en al te fantastisch werd, zei moeder wel eens: „Daal maar weer naar de aarde en woon maar weer in het kleine bosch- wachtershuisje van baas Houber. Moeder Houber was de liefste moeder die je maar kunt denken. Ze werkte van vroeg tot laat voor man en kroost Om zichzelf dacht ze nooit, voor zich zelf vroeg ze nooit anders dan een paar nieuwe schoenen, als ze jarig was. „Hoe lang loop Je al met die Zondog- sche Jurk?" vroeg vader Houber eens. „Dat weet ik niet. Maar 't weet wel, dat ik geen nieuwe nut ben. Zoolang de klnders klein zijn. Vader Houber was eigenlijk net zoo. HU woonde voor niet in 't bosch wach tershuisje, omdat hU aangesteld was, als boschwachter. Zijn inkomen was niet groot. Daarom trachtte hU in zijn vrUe uren er wat bü te verdienen. Vcor een brandstofienhnndelaar hakte hU hout, steenkolen en cokes. HU teelde ook allerlei groente in zün moestir.n. Een groot deel daarvan verkocht hü weer. „WU moeten de einden bU elkaar zien te houden" zei hij dikwUls tegen zün vrouw. Zij waren gelukkig gezond en vroolük. Al was hun huisje klein en al waren er veel hongerige mondjes. ZU leefden tezamen gelukkig en tevreden zoodat Margje het nog niet zoo ver keerd had, wanneer zij droonide. dat goede feeën altijd om hun huisje Hepen eu 't soms omtooverden in een palels. HOOFDSTUK IT. MARGJES LIEFSTE WENSCH. Vlak bU het b06chwachtershuis voerde een grintpad naar de hoeve. Voor de hoeve lag een groot grasveld, dat in 't voorjaar bezaaid was met madeliefjes en Pinksterbloemen, Dit grasveld was clan de speeltuin van de Houbertjes. Co-rie bracht er haar heele poppenfamilie heen, Truusje ging tusschen do madfc- liefjes zitten en keek voor de zooveoiste maal naar de plaatjes van 'n heel oud prentenboekje. Margje nam een brei kous mee en vertelde aan Truus li aar mooiste sprookjes. Piet duikelde wel twintig maal over zyn blonden kop heen. Pijn doen kan je je niet in het dikke, sappige gras. Moeder Houber nam Hansje op den arm, Bart hield ziph vast aan dc punt van moeders schort en ook zU gingen naar het grasveld, al was 't maar zoo lang de zon er scheen en moeder niet naar het eten behoefde om te zien. Als 't volop zomer was, mochten ze niet meer op het grasveld spelen. Zoo dra baas Kuiper kwam zeggen: „de Hoeve wordt betrokken", dan was de heorlüke speeltüd voorbü. Baas Kuiper was rentmeester van de Hoeve. HU woonde in het bosch in een mooi villatje. (Wordt vervolgd). EEN GETALLENRAADSEL. 10 11 12 13 14 15 16 17 18 In dit vierkant moeten de getallen in een andere volgorde geplaatst worden, maar dan zoo, dat elke horizontale rit en bovendien elke verticale rU het ge tal 42 als totaal aanwy'st, Probeert dit eens; als je nadenkt kun je het be re- DE GEFOPTE PAASCHHAAS. gen tUd voor Pasohen op een rustig plekje in het gras eieren had verzameld om ze op de feestdagen aan dc kinderen te geven. Hij had in een weide niet ver verwyderd van een boerderü een nest gemaakt en daarin zijn eierschat neer gelegd. Daarna was hJj weer aan het zoeken gegaan naar meerdere. In dien tusscihentüd was er echter een kip van de boerderij gekomen en had' zich verplicht gevoeld op de eieren te gaan zitten, want jullie weet waarschUn- lUk wel dat kippen dat graag doen. 's Avonds ging ze weer naar dc boer derü terug zoodat de haas haar niet zag die 's nachts bü zün eierenschat waakte opdat er niet een gestolen zou worden. Zoo ging het eenigen tUd dat de kip overdag op de eieren zat en dc haas 's nachts de eieren verwarmde. Op een dag het was de Zaterdag voor Paschen, kwam de haas wat vroeger dan gewoonlük terug bU het nest, ter wijl toevalligerwijze ook de hen wat vroeger dan gewoonlijk naar de boer derij was teruggekeerd. Wie schetst de verbazing van den haas, die van schrik op sprong, toen hij uit het nest een fijn stemmetje hoorde dat riep „Piep, piep". Eerst had hü den moed niet wat clich- terbU te komen, maar later trok hU de stoute sdheenen aan en wat zag hU Het grootste ei, waarop hU zoo trotsch geweest was, was kapot gegaan en een klein geel kopje met levendig? oogjes keek over den rand en riep: „Piep piep". Toen riep de haas boos. „Di t is mUu bedoeling niet geweest, wat moet ik nu aanvangen. Ik moet voor morgen Paascheieren hebben en geen kuikens. Wie heeft me dat gelapt?" Treurig zat hy over de oplossing van dit raadsel na te denken toen de hen kwam en den haas bü haar eieren zien de, plotseling op hem r-anvloog, waarop de haas het hazenpad koos. En al vluchtende bromde hij: ..Dat is ook wat! Ik verzamel Paascheieren en die leelijke kip maakt er kuikens van! Wat zullen <Sie arme lieve kinderen wel van mo denken. Maar het volgend jaar zal ik beter oppassen. Dan zal rnc dit niet meer gebeuren." ZOMER. „'t Is zomer," zei een bijtje Al tot de zonnefoloem, ,,'t Is zomer, laat me binnen Zoem zoem, zoem, zoem. ,,'t Is zomer," zei het vinkje, Al tot haar zoontje Piet, ,,'t Is zomer, Je kunt vliegen, Wiet, wiet, wiet, wiet. ,,'t Is zomer," zei een eendje Tot neefje Gi, ga gak, ,,'t Is zomer, we gaan zwemmen, Kwak, kwak, kwak, kwak. ,,'t Is zom£r," zei een kikvorsch, Tot oma Kwikkerkwaak, ,,'t Is zomer, wü gaan duiken, Kwaak, kwaak, kwaak, kwaak. ,,'t Is zomer," zei een Keeshond En liep toen op een draf. „Ik ga een eindje wand'len, Waf, waf, waf, waf. ,,'t Ia zomer," zei de kater En volgde Kees heel gauw, „Ik loop graag ln 't tuintje. Miauiw, miauiw, miauw." ,,'t Is zomer," zei het koetje, Van draven word je moe, Ik ga maar rustig grazen. Boe, boe, boe, boe. ,,'t Is Zomer," zei het schaapje En 't lammetje riep „bè". Ze gingen vroolük blaten, Mè, mè, mè, mè. ,,'t Is zomer." riepen kindren, Ze liepen vlug uit school En .stoeiden en ravotten En hadden O, zoon jool. UIT DEN MOPPEN TROMMEL. OndbrwU&er: „Jan, zet jij den zin: „Bles loopt hard" eens in de Gebiedende wUs." Jan: „Hu, hrrrt!" Verstrooide professor. Een professor vertelt aan zijn beste vrienden, dat in het gezin van zijn zoon een kindje is geboren. „Is t een jongen of een meisje?" vraagt een zUner vrienden. Dc professor krabt zich achter het hoofd en zegt: „Dat is jammer. Dat heb ben ze niet getelefoneerd. Dat Is verba zend Jammer, want nu weet ik niet of ik grootvader of grootmoeder ben gewor den." Klein Keesje. Klein Keesje haalt een bruin ei uit hel kippenhok en roept: „Moesje, kijk u eens dit el heeft zeker in de zon gelegen, want het is heelemaal bruin gebrand." Nog eens klein Keesje. Er zou van Keesje een portretje ge maakt worden bü den fotograaf. En Keesje vroeg. „Wat gebeurt er nu. moesje?" Nu komt Kees op een plaatje te staan", zei moeder. „Kan ik er straks weer afloopen?", vroeg Kees. Een gast in een hotel: Kellner, Je kip pensoep is lang zoo lekker niet, als die van de vorige week". Kellner: „Dat begrijp ik niet, meneer. Ze is toch van dezelfde kip". Jantje mag 's middags met moeder naar de bioscoop. Moeder: „Voor we gaan, eerst je han den wasschen, Jan". Jantje: „Dat hoeft niet Moes. 't Is er pikdonker". ZOEKPLAATJE. Liesje is pas drie jaar oud, maar toch wil zij altUd haar moeder helpen of ook wel haar oudere zusjes, die al naar school gaan Haar oudste broer heeft reeds piano-lies en als hU oefent (dat doet hU vlütig eiken dag) is zü er al tijd bU. zit naast hem aan het klavier en als hU dan zegt „nu" (Un slaat zU gauw het blad muziek om. Daar is zij wat trotsch op en zU gelooft ook, dat zU eigenlUk best zelf piano spelen kan. Hier zien wü de jonge dame van een turf hoog; hoe zU op de puntjes van haar teentjes voor de piano staat en met haar kleine handjes links en rechts op de toetsen slaat en zoo aan het instru ment allerlei valsche klanken ontlokt. Zij zingt er zelfs nog 'n eigen wüsje bU, Zij is geheel in haar spel en zang ver- onken en merkt niet hoe moeder haar stilletjes gadeslaat. „Maar die moeder is ook heelemaal niet te zien," zulllen julllie zeggen. Maar kijkt dan maar eens heel goed, als je dat denkt. Moeder is wel degelijk in de kamer, alleen je zult haar moe ten zoeken POSTZEGELRUBRIEK NED.»INDIë. XI. (Slot). c Jjc Jc 4c. ia SC /r' /oc. ia 7/j'c '7', JJÏC '7>' JOC ?C- 7J/C A0C roe 'QJJia In 1922 werden eenlge zegels van de laatste uitgiften overdrukt met: „3de N. I. Jaarbeurs-Bandoeng 1922" n.l. in 't cijfertype 1 cent (olUf). 2 cent (bruin) 2cent (rood». 3 cent (geel), 4 cent (ultramarijn), 5 cent (groen), V/, cent (bruin). 10 cent (violet). Grootte van de vakjes 2.3 bU 2.8 c.M. In het type koningin met mailstoomer 12yt cent op 22 1/2 cent (oranje), 17XA cent (bruin) en 20 cent (blauw). Grootte van de vakjes 2.8 bU 2.3 c.M. Ter gelegenheid van het 25-jarig re- geeringsjubileum van de koningin wer den ln 1923 ook voor de koloniën jubi leumzegels uitgegeven. Het zijn zegels in groot formaat, waarop in een ovaal de beeltenis der koningin In den bo venrand staan de Jaartallen 1898—1323 en onder de landsnaam. De waarden zün: 5 cent (blauwgroen), 12'/3 cent (rood), 20 cent (blauw), 50 cent (oran je), 1 guldon (brulnlila), 21/2 gulden (grUs) en 5 gulden (roodbruin). Groot te van de vakjes 4 bU 2.8 c.M. Zie voor indeeling 't schetsje. Bloemhofstr. 29 rd. S. RUBRIEKERTJES-LIJST. 563. Maria A. Meyers, Pepynstraat 35, oud 12 Jaar. 564. Greta Bouckart, oud 9 Jaar, Ro zenstraat 8. 565 Piot Bouckart, oud 6 jaar, Rozen straat 8. RAADSELS (Deze raadsels zijn Ingezonden door Jongens cn Meisjes die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder do beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I. (LeeftUd 10 jaar en ouder.) 1. (Ingez. door Bloze Kriekske) Strik vragen. a. Wat is de overeenkomst tusschen een bad en oen piano? b. (Ingez. door Miep.) Het gaat met een gespleten hoef Steeds over gladde paden Als 't dorst heeft, laat men 't iedren keer In troebel water baden. Dan loopt het weer van nieuws af aan. En 't spoor, dat daarvan blUft bestaan Kan dikwUls oorzaak wezen Van hopen en van vreezen. 2. (Ingez. door Boschviooltje.) Ik ben een plaats in Arabic. Verander mijn 2de letter cn ik word weer een plaats in Arabic. 3. (Ingez. door Condor). Neem uit elk der onderstaande namen op elkaar volgende letters. Deze zullen dan een stad in Europa vormen: Amico. Zevenster, Attalanta. Heliante. De kleine Vogelvriend, Hardlooper, Snelvoetje. 4. (Ingez. door Rosa Fluweeltje.) Ver borgenheden. a. Welk beroep oefent Leo Diertag uit? b. (Ingez. door Duikelaartje.) Welke stad noemt Mien Deuneg? 5. (Ingez. door Goudhartje.) Neem uit de volgende Rubriekertjes- namen telkens één letter, welke letters met elkaar een nieuwen schuilnaam vor men. Huiden, Distelvink, Roza Fluweel tje, Anemoontje, Kralenkoningin, He- batje. Waterrat, Repelsteeltje, Miep. 6. Ingez. door den Rooden Pimpernel.) MUn 1ste is een familielid, mün 2de zit aan een sohip. mijn 3de is ook een fami lielid, mün 4de is plus een e een verkorte meisjesnaam, mün 5de is plus een 1 een meetkundige figuur. Mijn geheel is de hoofdstad van een Ncderlandsche ko lonie. AFDEELING IL (Leeftijd 0 jaar en Jonger.) 1. (Ingez. door Woudnimf en Mary). Ik ben eer. spreekwoord van 26 letters 8 2 19 24 is een lichaamsdeel. In een 20 12 4 7 kampeert men. 14 5 23 16 zit aan een wagen. 17 9 7 is een sohadelük insect. I 15 24 komt van het schaap. 8 10 16 is een schuilplaats voor dieren. II 12 13 Ls voor kippen. 24 3 25 26 is een verkorte meisjesnaam 21 22 18 11 is niet achter. 6 13 is een voegwoord. 2. «Ingez. door Hortensia). Mijn 1ste is niet laag Myn 2de is een ander woord voor bosch. En mün ge heel is een plaats in N. Holland. 3. (Ingez. door Roza Fluweeltje.) Mijn lste is niet traag. Mün 2de is een lichaamsdeel. Mün 3de ls een verklein woordje en mün geheel is een schuilnaam yan een Rubriekertje. 4. (Ingez. door Condor.) Verborgenhe den. a. Welke schuilnamen leest ge uit: Ton Strab der Rabz. Rie Klipk, Noor Sjeegwil, Wlm Dounf. b. (Ingez. door Kralenkoningin.) Welk Utreohtsch plaatsje noemt: Nel Ietssy? Welk Zuid-Hollandsoh plaatsje noemt: Udo Wateer? 5. (Ingez. door Gems.) Mijn 1ste en 2de deel zitten aan een wagen. Mün geheel is de hoofdstad van een Nederlandsdhe provincie. 6. (Ingez. door Kokkie.) Verborgen metalen. a. Hü heeft in dat huls gewoond. b. ZU kreeg oude postzegels. c. Toen hü ze rakelings voorbü liep, groette hU niet. d. Ze gaan dezen zomer naar het Loo, daar is 't heel mooi. e. Ik sta al lang op je te wachten. f. Hout drijft, maar steen zinkt. g. De bron spoot water omhoog. h. Mün kop eraf. als dit niet waar is. i. Ik stond op het plat, in afwachting van wat voorbü zou gaan. J. Hü zit in vaders stoel het liefst. De raadseloplossingen der vorige week zün: AFDEELING I 1. Reimerswaal. 2. Brood. 3. El, bel. Abel. sabel. 4. Ranonkeltje. 5. Wie zich niet stoort aan goeden raad, beklaagt zün dwaasheid licht te laat. 6. a. Administrateur, b. Kleopatra, c. Molenaar. AFDEELING II 1. a. Borstelmaker, b. Dirigent, c. Koks maatje. d. Sergeant, e. Inspecteur, f. Colporteur. 2. Als het kalf verdronken ls, dempt men de put 3- Hoogwoud. 4. Het 's Heerenbergsche meisje. 5. a. In bedsteden, b. Ja, over dat duboeltje. c. Een geheim, d. ig-'og. e. Ka doe dc la toe. f. A g. Inboorling Ada Raadseloplossingen Goede oplossingen ontvangen van: Alba 4 Krielkip 4 Bloze Kriekske 6 Franschmannetje 2 Korstjesknager 5 Berliner bol 6 De kleine Vogelvriend 6, De kleine Violist 6 Goudsprietje 5 Flap- oortje 1. Mechanicus 5 Waterrat 5 Se ring 1 Korstjesknager 5 Duivciwriend 5 Boterbloempje 3 Ver- keersagentje 5 Wilgenroosje 5 Bart zon der Barst 3 Krielkip 5 Boschviooltje 4 Waterrat 6 Mechanicus 6 Korstjeskna ger 3 Amico 6 Tilburgertje 4 Roodwan getje 4 Attalanta 5 Huishen 4 Flor is V 5 Kcekoek 5 Roodborstje 5 Zevenster 6 Sering 5 Spirea 5 Juffertje Ongeduld 1 Teekenaarster 6 Knagelüntje 5 De kleine Lord 5 Hcbatje 6 De kleine bak ker 6 Hansje Teddybeer 6 Vaders Hulp 4 Jan H. 5 Marletje 5 A. B. C. 5 Ge rard ten H. 4 Tromp 6 Denappeltje 5 Franschmannetje 4. DRIEHOEKRAADSEL. Inzending ontvangen van: Teekenaarster oud 14 jaar. Hansje Teddybeer, oud? De kleine Bakker, oud? STERRAADSEL. Oplossingen ontvangen van: Goudsprietje, oud 12 jaar. De kleine Bloze Kriekske, oud? Juffertj«j Ongeduld, oud? REKENKUNSTJE. Oplossingen ontvangen van: Vogelvriend, oud 12 Jaar. De kleine Violist oud 13 Jaar, Berliner Bol. oud 13 jaar, Troukjc van Rlezen, oud? VACANTIEWEDSTRIJDEN Inzendingen ontvangen van: Jufi'e.tje Ongeduld, Huishen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 12