HAARLEM'S DAGBLAD
H. D. VERTELLINGEN
LEO TOLSTOI.
at
Rofi-Fiim/
ZATERDAG 25 AUG. 1928
DERDE BLAD
Het leven van een groof schrijver.
STUDENT, SOLDAAT, BOER ENMENSCH.
GRAAF LEO TOLSTOt
Er bestaat een geschilderd portret
van. een man in een lang wit flanellen
.hemd, een gordel om 't middel, bloote
-voeten stekend uit donkere broekspij
pen en met een kop, breed, licht, met
een flinken Russischen baard en oogen
diep onder de zware wenkbrauwen rits-
tend, oogen die goed, maar ook scherp
2Ün.
Dat is Lew Nücolajewitsj Tolstoï, de
graaf van Jasnaja Polj ana, de boer van
het land, de strijder voor een schoon,
maar misschien nooit in deze wereld te
verwezenlijken ideaal, de schrijver van
vele boeken die hun weg onder de men
sehen gevonden hebben, want velen zijn
het die in Tolstoï's boeken iets moois
hebben weten te vinden.
Leo Tolstoï werd 28 Augustus 1828-
dus over drie dagen honderd jaren ge
leden, geboren. En ja, nu weet ge,
waarom zijn naam boven deze kolom
men gedrukt staat, nu twijfelt ge niet
of in de volgende regelen iets over zijn
leven verteld wordt Maar maakt de
kennis van het leven, van de levens
omstandigheden van een schrijver niet.
dat men meer aan zijn werken heeft,
ze beter begrijpen, het onderwerp Juister
aanvoelen kan? Want bijna ieder schrij
ver is in meer of mindere mate zijn
eigen biograaf, ook zonder dat hij een
autobiografie samenstelt. En bij weini
gen is dit zoo zeer het geval als bij Leo
Tclstoï; zijn voor iemand die goed stu
die gemaakt heeft van Tolstoi's leven bij
voorbeeld in Kinderjaren. Jongenstijd,
Jeugd de verschillende personen niet te
herkennen als vrienden en kennissen
-van den schrijver? Zichzelf beschrijft
hij daar, knap-psychologisch, onder den
r.aam van Nikclaas Irten.jew en deze
Nikolenjka heeft een even moeilijk le
ven als Tolstoï dat had
Leo Tolstoï dan, werd honderd Jaren
■geleden geboren op een dier uitgestrekt.1
landgoederen, op Jasnaja Pclana in het
Russische gouvernement Toela. Hij
wordt opgevoed door tantes, omdat zijn
ouders al vroeg gestorven zijn. studeert
in Kazan en komt negentien jaren oud
weer thuis. Hij is vol idealen, denkt
ruim en wil een goed landheer zijn
voor zijn boeren. Doch dat gelukt niet
het door eeuwenlange, schier barbaar-
sche overheersching onderdrukte land
volk ziet in hem den weldoener me:,
koestert argwaan en de desillusie van1
den jongen man is groot, hij benijdt den
boerenzoon die onbezorgd achter den
ploeg gaat, die niet piekert, over het
leed van de wereld en slechts zijn eigen
zorgen heef:. Van 1848 tot 1851 stu
deert Tclstoï in Sint Petersburg. doet er
Candida at-examen in de rechten, woont
nu eens in Moskou, keert dan voor en
kele maanden naar Jasnaja Poljana te
rug. is het eene oogenblik studentikoos
losbandig, heeft wat later diep berouw
en wil ingetogen leven.
Hij speelt hartstochtelijk. maakt
schulden en vlucht in 1851 naar de
Kaukasus, naar de levenslustige Ko
zakken, waar hij zich een tijd thuis
voelt, strijdt tegen de Tartaren, en
schrijft. De Krdmoorlog breekt uit, Tol
stoï maakt het beleg van Sevastopol
mee.
Doch dan gaat hij weer terug, naar
Petersburg, speelt er. verkeert in lite-
ratcren-krinigm en later in zijn .Biecht"
zal hij een boekje over de vrienden daar,
open doen. Maar zichzelf ontvlucht hü
bij dit zwerven en werken niet, altijd
droomt, altijd tobt hij, peinzend over
het leven en het leven na den dood.
Twee reizen naar het buitenland, in
1857 en 1860'61. hebban een grooten
invloed op Tolstoï's denken: de terecht
stelling van een ter dood veroordeelde
welke hij bijwoont, maakt diepen Indruk
op hem, welke theorieën over vooruit
gang, enz. de menschen ook cpstellen
eer rechtvaardiging van wat zij deden,
niets kan hem bevredigen Slechts h-;
gemoed van een individu acht hij ïn
staat uit te maken wat goed en nood
zakelijk is, niet de opinie van een aantal
individuen tezamen.
Wanneer hij terug komt op Jasnaja
Polana is de lijfeigenschap in Rusland
juist afgeschaft, een nieuwe strooming
in de wereld ontwaakt. Tolstoï wil zijn
pachters weer betere omstandigheden
scheppen, er vielen verschillende land
kwesties te beslechten nu de vroegere
lijfeigenen behalve persoonlijke vrijheid
ook een stuk grond kregen, en Tolstoï
kwijt zich goed en onpartijdig van deze
taak.
Dan trouwt hij. Met Sof ja Andre jewna
Behrs, de dochter van een arts te Mos
kou. Nu, na 1862. vindt Tolstoï rust, hij
zondert zich van de wereld af. werkt, er
worden kinderen geboren, zijn jong?
vrouw die in dezen tiid vol zorgen vcor
hem en de kinderen is, maakt dat zijn
leven zcimig en gelukkig wordt, Hij
richt een volksschool op. onderwijst vol
gens eigen paedagegisohe ideeën, het
gaat hem en de zijnen gced. Paarden
en koeien grazen cp de vlakten, heuvels
werden beplant, boomgaarden aange
legd, met dc meute trekt Tolstoï ter
jacht en liet boek „Huwelijksgeluk"
wordt geschreven.
Maar Tolstoi voelt reeds, dat de goe
de verstandhouding* tusschen hem en
zijn vrouw niet blijvend is. het noodlo:
zal zich eens doen gelden. Want Sof ja
Andrejewna komt uit de eerste krin
gen, schitterde op bals. was een graag
gezien, beweeglijk persoontje; jons als
Het eenvoudige graf op Jasnaja Poljana.
ze was, heeft ze zichzelf opzij gezet om
geheel in de gedachtensfeer van haar
man te leven, doch het kón zoo niet blij
ven. En de reactie moet komen.
De Tolstoi's gaan naar Moskou, voor
de kinderen, opdat die studeeren kun
nen. Graaf Leo verwijt zichzelf, dat hij
niets voor de menschen doet of doen
kan. Door een toevallige omstandiglieid
een volkstelling komt hij eenigen
tijd in de ergste achterbuurten van
Moskou, zwerft er door sloppen en ste
gen. ziet de ontstellende armoe in de
krottenèHij wordt gekweld doordevreng
naar de be teekenis van het menschelijke
leven en van de maatschappelijke on
gelijkheid, hij raakt van zijn vrouw
verwijderd, omdat die weinig belang
stelling koestert voor zijn gedachten, hü
twyfeit aan de leerstellingen der
Grieksch-Ortitoöoxe kerk en wendt
zich van den literairen arbeid af, om
zich met theologische studiën bezig 'e
houden.
Dan ontstaat het bekende „Waarvan
de menschen leven", (1881), „Biecht en
Geloof", hü schrijft theologische ver
handelingen en belangwekkende volks
verhalen.
Zooals men Tolstoï bijna niet kent:
als officier in 1854.
En weer zoekt Tolstoi het land op. Hü
werkt als de boeren, wil dat zijn vrouw
en de kinderen ook in dien geest hande
len, maar heftige twisten zijn het ge
volg. Een compromis tusschen man en
vrouw wordt gesloten, als Tolstoi het
land onder de kinderen verdeelt c-n zelf
feitelijk als gast bij zijn vrouw blijft.
De roman Opstanding v met
„Oorlog en Vrede" en „Anna Karenina"
behoorende tot zijn bekendste boeken
geeft de Heilige synode in 1901 aan
leiding om Tolstoi uit de Grleksch-
orthodoxe kerk r bannen.
Hij leeft dan geheel volgens zür.
eigen, de Tolstoiaansche leer die voor
schrijft dat men zich niet beter moe*,
achten dan zyn naaste, hü is nihilist
in den goeden zin van het woord, geloof',
slechts datgene dat zijn eigen verstand
hem zegt dat waar of juist is.
Het- tragisch einde komt in 1910 Ver
scheidene jaren reeds is de oneenigheid
tusschen hem en zijn vrouw groot. Zij
loopt hem overal achterna, bespiedt
hem. zoekt z'Jn kasten en laden na on:
te verscheuren wat haar niet aanstaat.
Zij heeft daartoe sleutels op alle sloten
laten maken, sluipt 's nachts door Tol
stoi's studeerkamer. En zün dagboek
schryft hij op kleine stukjes papier, die
hü in zijn hooge laarzen stopt cm ze
zoo te brengen naar vrienden die de' pa
piertjes in een safe bergen.
Op een nacht hcort Tolstoï zijn vrouw
in zijn kamer snuffelen, hij vraagt haar
wat ze dcet. En zy antwoordt dat zij iels
vergeten is. Deze leugen verontwaar
digt hem, hij vertrekt, zonder dat
iemand thuis het weet.
Sof ja Andrejewna trachtte zelfmoord
te plegen, zij moest bewaakt worden.
Er. buiten over de velden, waar dik de
sneeuw lag. trok hij heen. Longontste
king overviel hem. in het huisje van den
chef van een klein stationnetje te As-
tapowa werd hij verpleegd en 6 Novem
ber overleed hy, met Sofja die toch bü
hem gekomen was, aan zyn bed.
(Nadruk verboden; antcarirecht voorbehoeden.)
Het doel heiligt de middelen
door
DICKY WAFELBAKKER.
Amberley Blar.d. de jonge schrijver
die een matinée van zün laatste stuk
in de Empire had bijgewoond, liep een
klein restaurant aan de overzijde van
den schouwburg gelegen binnen, en nam
aar. een tafeltje niet ver van de deur
verwijderd plaats.
Gedurende de eerste oogesKikken was
hü druk bezig eenige aanteekeningen in
zyn zakboekje te maken en toen hy
daarmede gereed was en opkeek, ont
dekte hü een van de bekoarlykste schep
seltjes die hü nog ooit in zijn leven ge
zien had
Terwijl hü langzaam en met kleine
teugjes van zijn thee dronk, bleven zijn
oogen onafgebroken op het bekoorlijke
beeld gericht. En dit ging des te gemak-
kelüker omdat hot bewuste persoontje in
het geheel niet zijn richting uitkeek,
doch, blijkbaar totaal in gedachten ver
diept, voor zioh uit zat te staren.
Het kleine restaurant was aardig vol
en het viel Bland op. dat hij niet de
eenige man was die zich tot hot meisje
met den rose hoed aangetrokken voelde.
Aan een tafel dicht bü de zijne bevond
zich bijvoorbeeld een dikke jonge man
met een allesbehalve intelligent voorko
men. die geheel onder den indruk scheen
te zijn geraakt van haar diverse attrac
ties.
De jonge vrouw was zich echter blijk
baar allerminst van dit alles bewust en
eerst toen ze opstond om heen te gaar.,
keek ze om zich heen en voor een kort
oogenblik namen de mooie, grijze oogen
Amberley op, De jonge man zag zelfs
heel duidelyk dat er een blik van be
langstelling in was gekomen Oh, nee.
daarin had hy zich niet vergist: da:
wist hü beslist.
Hü vond het dan ook raadzaam met
een stok en hoed en tegelijk zijn reke
ning van de tafel op te nemen, want
het was een van die restaurants waar
men by den uitgang aan da kas betaalt.
Hij maakte zichzelf wys dat hü eigen-
lük alleen was opgestaan om te zien
hoe het mooie persoontje liep; het was
niet ncodig haar te hooren spreken,
want hierdoor zou de illusie vermorde-
lijk verbroken worden. Hii herinnerd?
zich tenminste hoe een van zyn beste
vrienden, een beeldhouwer, hem eens
vercelde dat het model dat voor hem
zat, nooit een mond mocht opendoen.
omdat ze een afschuweüiken platten
spraak had.
En tosn gebeurde er iets eigenaardigs.
Ho: geen nu volgt werd veroorzaakt docr
eer. onnooz?! stukje papier, waarop ver
meld s'cnd dat de bezoekster thee en
cake had genuttigd tot een bedrag van
écn gulden vüftig. De deur was juist
open gegaan en door den tocht was het
bewuste papiertje van de tafel van het
mooie meisje gewaaid tot vlak voor zyn
voeten Bland bukte zich haastig en
nam het op. Het lag in zün bedoeling
het aan het meisje met den rose hoed
terrg te geven, waaruit bliikt dat hij de
verleiding toch niet had kunnen vveer-
r/.r.an even haar stem te hooren.
Het lot had het evenwel anders ge
regeld. want ze was hem aj een eindje
voor. Doch wat kwam da er por slct
van rekenin-r ook op aan? Zoodra ze de
luis had bereikt, zou ze natuurlijk be
merken dat ze kaar rekening kwyt was
:n naar het tafeltje terug loopen.
In werkelijkheid gebeurde erniets
van dat alles! Integendeel: ze spoec-2
zich haastig m de richting van den uit
gang. Bü de deur stond evenwel een
Cerberus met gouden knoopan en eer.
donkerblauwe jas. iemand die stellig
geen ocg voor jeugd en schoonheid hat
cn vermoedelijk een hevigen afkeer
koesterde voor knierokjes en rose hoe
den.
Want hy" versperde het bekoorlijke we
zentje doodbedaard den weg. verwach
tend. dat ze door eer. heer begeleid werd.
die aan dc kas betaalde, 't Was een zeer
pijnlyk moment en een paar mcnsclwm
keken reeds om en maakten een op
merking. Bland zag hoe haar gezxhtjr
even rose werd als de hoed en tosn nam
hü eensklaps een besluit. HU legde dï
twéé rekeningen bü de kas neer <:i be
taalde deze.
.Bet is m orde", zei hü duidelijk ver
staanbaar tot den dikken Cerberus, „en
kyk voortaan beter uit je oogen. voordat
Je iemand den weg verspert"
Cerberus wierp de deur met een breed
gebaar open en boog zoo diep als zij"
lichaamsomvang slechts toeliet
-Neemt u me niet kwallik mijnheer,
maar we moeten tegenwoordig erg op
passen en ik dacht, dat de Jonge dame
alléén lmd gezeten".
Bland vond het beter verder niets
meer te zeggen en volgde het Jonge
meisje. Ze had zich met een ruk omge
wond en de groote grijze oogen keken
hem strak aan.
„Het spüt me heel erg dat dit onaan
gename incident voorviel", begon hü
fluisterend. „Blüft u alsjeblieft even
naast me loopen, alsof wc pas ge
trouwd waren of iets dergelijks. Wy zijn
natuurlijk het middelpunt van aller be
langstelling en we moeten dus even co-
medie spelen".
HU legde zijn hand op haar arm en
gedurende enkele minuten liepen ze
naast elkaar voort alsof ze elkander al
Jaren konden.
„Weet u wel dat het heel aardig van
u was", zei ze toen zacht. Lieve hemel,
wat een lieve stem had ze! De illusie
bleef dus.
„Heelemaal niet", zei hü. ..Het kwam
alleen door den wind, die uiterst bc-
minnclük was in dit geval"
„Wind?" vroeg ze verwonderd.
„Ik bedoel dat als uw rekening nic
voor myn voeten terecht was gekomen
juist toen u opstond, ik geen gelegenheid
had gehad beminnelijk te wezen".
„Terwijl liü haar ran terzijde aankeek
zag hü cat or een ondeugende uitdruk
king in liaar oogen verschenen was. ,.U
vat de zaak zoo bedaard op. alsof u uw
geheele leven aan dergelyke duigen ge
wend was", merkte ze op.
.Bat is ook inderdaad zoo. Het komt
meermalen in het leven voor dat wij het
eten van andere menschen betalen en
zü weer op hun beurt het onze".
„Maarals c.e menschen vreem
delingen voor u zlin?"
„Dan is het nog niet erg, want ik
herinner me nog heel goed hoe ik een
paar jaar geleden zes foie gras sand
wiches en twee glazen champagne ge
bruikte ln een huis in Mayfair. voordat
ik tot de ontdekking raakte, dat ik op
een partü in Bloomsbury was uitgenoo-
öigd. dus me in een heel eigenaardig
parket bevond".
Ze begon er hartelük om te lachen
doch büna onmiddellijk daarop werd ze
heel ernstig.
vraagt zich natuurlijk af. waarom
waarom ik me op een dergelüke ma
nier gedroeg!" bracht ze er haperend
uit.
„Integendeel: ik ben er vrijwel zek.«
van dat dit alles gebeurde omdat u ver
geten had geld mee te nemen".
„Zoo is het! Oh. het was een ver-
schnkkelüke toestand, cat verzeker ik
u". Ze wendde haar hoofdje af en het
kwam hom voor alsof haar wimpers
lichtelijk trilden
„Als ik op en top een gentleman was",
zei hü. „dan zou ik u nu vragen wat
geld van mü te accepteeren. een taxi
aanroepen en myn handen in mUn
oor en stoppen. ferwUl u den chauffeur
uw adres opgaf. Ik vrees evenwel, dat ik
het prettiger vind nog een eindje met u
door te loopen".
Ze keek hem opnieuw aar. mof een
ondeugende uitdrukking in haar grüze
oogeii.
,.U kunt mot me meeloopen to: het
eind van Portland PJaoc". gaf ze te ken
nen. „Ik heb u eigenlijk nog niet eens
behoorlijk bedank: E< weoc waarlijk
niet wat ik zonder uw hulp had moeten
beginnen".
„Dan zou u nu zonder twlifel al thuis
zijn geweest: want ze hadden u hcusch
niet te lang op het politic-bureau opge
houden. De Inspecteur zou u zonder
twijfel wat geleend en zelfs een taxi
a-oor u aangeroepen hebben".
.Bedoelt U.... bedoelt u dat ze me
gearresteerd hadden?"
„Zonder twijfel". Ze hadden nu Ox
ford Circus overgestoken en plotseling
stelde het Jonge meisje een vraag: „Ik
zou graag willen dat u me ronduit zet.
wat u van me dacht. Wüt u dat
doen?"
„Als ik dat deed zei hü op luehtigaa
toon", dan «su u me er van beschuldigen
misbruik van de situatie te hebben ge
maakt. Ik beloof u echter, dat u het een
andoren dag van me te hooren krijst".
Hy grinnikte vergenoegd, doch het,
viel hem op dat zc vlugger ging loopen.
„Ik ben er heel trotsch op mot den
bekenden tconeelschriiver Amberley
Bland te hebben kermis gemaakt. Als
ik uw naam Ui het telefoonboek kaai
vinden heeft u morgen het mil geleende
gold terug. Adieu en nog wel bedankt".
Ze schonk hem bil de laatste woorden
een vorleddelUk glimlachje en verdween.
Zyn eerste amputate was haar na te
gaan. doch hü begreep dat dit een verre
van waardige houding zou wezen. HU
draaide zich daarom om en botste op
hetzelfde oogenblik tegen don dikken
jenger. man met hoi dexnine gezicht
aar. die he: meisje met den rose hoed
voortdurend had zit ton fixcoren.
Een onuitsprekelijk gevoed van woede
maakte zich van Bland meester en hij
kon zich onmogelijk inlioudon:
„Hc: is bult -: tcwoon or. hebbelijk van
u die jonge dame te volgen", zei hü
schor. De jonge man lie: een sarrend
lachje hooren: ..Hot is wél noodig. dat
u zooiets zegt Mag ik u er even op at
tent maken, dat ik mot dc bewuste jonge
dame verloofd ben".
„Verloofd?nep Bland uit.
„Ja. verloofdon nog eens ver
loofd". zei de andere, „en we gaan over
.een paar maanden al trouwen. Ik zal
u even vertollen wat er gebeurd is, We
waren samen naar de bioscoop gegaan,
waar we onaangenaamheden kregen,
omdat ze met het zilverpapier van haar
chocolade op de menschen dis vooraan
en. wilde mikken, waartegen ik me
verzette. Ze was razend van woede en
liep de zaal uit. Ik volgde haar op <1©
hielen en zag dat ze een restaurant
binnenging. Ik ging zoo dicht mogehjic
bü itaar zitten, mfjn oogenblik afwach
tend Ik begreep dat ze toch moest
beginnen te praten want ze had m'J
liaar taschje in bewaring gegeven en ik
wist dat ze geen cent bil zich had".
De dikke jonge man liaalde een rose
taschje te voorschijn, waaruit een zak
doekje van dezelfde kleur te voorschijn
kwam. waarnaar hü mot een te ede re uit
drukking in zijn oogen keek
Blar.d liet een heel eigenaardig geluid
hooren en was hot volgende oogenblik in
de menigte verdwenen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cant* per regel.
'n Artikel met Reputatie
Sn-ef ais fet ficAt
M.V.POTDMAHDElv M/CMUF
CELD.KADE 08 AMSTEROAN C.
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Van Stuiteren zou hef verhaal doen
van wat hy in zijn vacantie ondervon
den had. „Jullie moet niet denken", be
gon hy met te zeggen, „dat het veel be
langrijks is", (waarop de beminnelijke
Wouter bromde, alsof wü een klasse
schooljongens waren: „die volgt!") „ik
herhaal" (dit met stemverheffing) „zoo
heel veel byzonders is het niet, maar ik
ben er toch wel een oogenblik door ge
troffen. Begryp dus goed: het gaat niet
over moorden, branden en andere mis
drijven en er is dien dag in myn hotel
niet eens een parelsnoer gestolen van
honderdduizend franken of guldens of
Engelsche ponden. Ik denk, dat alle
menschen die in het hotel waren samen
geen parels bezaten, of het zou een
snoer moeten wezen zooals je in de wa
renhuizen voor een paar kwartjes het
heele snoer koopen kunt.
Jelui weet dus, dat het tooneel van
myn verhaal een hótel is. Het zou kun
nen heeten: „het achteruit gegaan
hótel". Ik heb er een dag en
nacht doorgebracht. Aan mün vrien
den die in die stad bekend
waren, had ik gevraagd: „wat, is
het eerste hotel?" Eén had gezegd dat
hü het niet meer wist en twee gavin
ten antwoord: „de Groene Leeuw". Dus
ging ik daarheen en wanneer soms
iemand mocht willen weten in welke
stad dat hotel stond, dan antwoord ik
beleefd zqoals ik altijd ben: „Ncrgens-
huizen". Jullie weten niet. waar die stad
ligt. Dat hindert niet. want als je het
wel wist, zou je he: hotel „de Groene
Leeuw" er ook niet vinden. Of duidelij
ker gezeid: het is allemaal fantasie, be
halve myn verhaal zelf, dat waar ls.
We weten dus wat we aan elkaar
hebben. Ik stapte dus het hótel binnen.
Iemand kwam mij tegemoet, zoo van
tusschen de vyftig en zestig jaar en ik
zag dat het de hotelier zelf was. Hoe je
dat zien kunt? Hoe je weet, dat liet
geen medegast is? Eenvoudig aan de
manier waarop hij kijkt De medegast
zou onverschillig langs je heen küken,
met zooiets van „wat kan mü die man
schelen?" De hotelier zst een gezicht
van afwachting. Dat was precies het ge
zicht, dat deze man trok. Hü was dus
de hotelier. Op mün vraag: „heeft u
voor vannacht een kamer voor mij?"
gaf hij ten antwoord: „zeker". Nog yoor
dat- hij het gezegd had, wist ik dat de
vraag hem dwaas in zyn oor en moet
hebben geklonken, omdat er wel tiea,
misschien wel twintig kamers open
waren.
Dat voel je zoo, wanneer je tien stap
pen in het hótel gedaan hebt. Als er
niemand de trap afkomt of naar boven
gaat, als er niemand in den salon zit,
waarvan je de deur ziet openstaan, als
je geen enkel bord hoort rammelen, als
de portier van den trein terugkomt zon
der een gast mee te brengen en zyn ge
galonneerde jas verwisselt met een
huisjasje om het dure stuk te sparen,
dan weet je dat het huis leeg is. En 2is
dan de man je voorgaat naar je kamer,
dan weet je meteen dat hü ook de huis
knecht is en dat er achter al de deuren
die je passeert, geen levend wezen te
vinden is.
De kamer was netjes, schoon en zin
delijk, het bed zag er onber.spelyk uit.
maar de vloer golfde eer. beetje. Dat is
een onfeilbaar teeken. dat een hótel oud
is. Er was een vaste waschtafel. De
eigenaar had er dus op gepast, dat de
tand des tyds hem niet zou büten. Dit
is een beeldspraak, waarop ik een beetje
trotsch ben. Dus waschte ik mü eens
frisch, om het kolenstof kwyt te raken
dat de Nederlandsche (en andere spoor
wegen) ons by het plaatsbewüs koste
loos toebedeelen en ging naar beneden
om wat te eten. Het was namelü'k half-
twee, zoodat myn maag wat rammelde
Er kwam een oberkellner voor den dag
piepjong nog, die mü den weg wees naai
de eetzaal. Ik vermoedde dat ik er al
leen zou zün. Dat klopte.
Deze ober bediende zelf. Dus was het
personeel niet groot. A! wordt tegen
woordig ook dc jongste kcllner „ober*
genoemd, wat in Nederland niets anders
beduidt dan dat wy" een beetje mal zijn
de eigenlijke beteekenis is dan toch dat
de ober het opperhoofd van een heele
schare bedienden is. De schare ontbrak-
De ober was alleen. Ik was ook alleen
Dat was dus voldoende, maar geen be
wys voor het drukke bezoek in 't hótel
Toen ik klaar was informeerde ik
naar het uur van het diner en ging uit
om het werk te doen waarvoor ik geko
men was. Het hótel scheen uitgestor
ven te zyn. Er was nu niemand in de
vestibule, niemand in den salon en
niemand op de trap. Daartegenover
leek de drukte op straat my overweldi
gend toe. Mijn bezoeken liepen op de
gewone manier af. De een was thuis, de
ander afwezig, de een was vriendelijk,
de ander vervelend. Precies zooals ecu
mensch soms zelf is, maar als je zelf uit
je humeur bent, neem je dat je zelf niet
kwalijk, maar een ander. Is een ander
uit zyn humeur, dan neem je hem dat
ook kwalyk. Aan welken kant dus hei
slechte humeur is, altijd krijgt een an
der er de schuld van."
„Zou je niet wat opschieten?" vroeg
Wouter. „Het duurt wat lang, weet je?"
„Als je haast hebt met plezier", zei
Van Stuiteren. „Kon ik weten, dat j
nog een belangrijke visite maken moeit,
's avonds om" (hij keek op de klok)
„negen uur? Had ik gehoord, dat je neg
even gauw ïeniand een weldaad moes.-
gaan bewijzen? Of had ik moeten voe
len, dat je nog vóór middernacht genia
le gedachten aan 't papier moet toever
trouwen?"
„Zanik niet", zei Wouter.
„Dus niets van dat alles? Dan kun je
ook rust:g naar het vervolg van mün
verhaal luisteren, 's Middags kwam ik
in het hotel terug voor het middag
maal. Toen ik in de eetzaal kwam zat
daar links iemand van een jaar of de:-
tig. met een lorgnetje. „De griffier van
't kantongerecht", zei ik tot mijzelf.
Rechts 'zat iemand van vüf en veertig
jaar. „Een ongetrouwde leeraar"maakte
ik uit. Abonnés van de tafel, want zj
kregen een gerecht minder dan ik en wa
ren dus verstandiger, want je kunt ln
een hotel moe 11 ijk te weinig, maar heel
gauw te veel eten. In het midden van
de zaal zat een echtpaar. Mün medegas
ten, dacht ik. Blijkbaar was ik dus de
eenige gast niet en dat deed mü ge
noegen.
Wü zwegen. Wanneer ieder van ons
daar alléén gezeten had, zouden wü niet
grondiger hebben kunnen zwygen. Dc
ober. die het werk. dacht ik zoo. best
alleen had afgekund, had hulp gekregen
in een tweeden keibier, die nog jeugdi
ger was dan hij. Dat was goed. Om het
respect en den alstand. De twee abon
nés. die met hun korter menu eerder
klaar waren, dan wy' drieën logé's ston
den evenwel niet vlugger op. Biükbaar
hadden ze weinig haast om naar hun
stille vrygezel!enkamer terug te keeren.
Wü drieën deden zoo lang mogelük over
ons extra gerecht (ik weet niet moer or
het kip of eend was) omdat je toch al
nooit weet, wat Je met de avonduren ln
een hótel beginnen moet.
Maar zoolang kun je een middagmaal
niet rekken of er korr.t eind aan. De
ter dood veroordeelde vroeg, toen hei
glaasje cognac hem werd aangeboden.
„mag het met kleine slokjes?" waarop
de beul antwoordde: „meer dan zes ls
niet toegestaan." De veroordeelde
grijnsde en vroeg: „wat gebeurt er, als
ik er zeven van maak?" Daarop gaf de
beul geen antwoord. Wat kon de justitie
erger doen, dan den veroordeelde op
hangen?
Ook het kopje koïfie na den maaltijd
duurt niet eeuwig. Eindelük waren de
■twee vrijgezellen verdwenen, het ge
trouwde paar was vertrokken (ik weet
niet waarheen, het gaat mij niet aan en
't kan my ook niet schelen) en ik had
in den salon den gemakkelijks ten stoel
uitgezocht, een echten grootvadersstoel
met een hoogen rug en zat met een
krant voor myn neus. Wat er in stond
weet ik niet meer, behalve dat- op de
eerste bladzyde gemeld werd over slaap
ziekte aan de Congo. Natuurlijk was dat
bericht de reden, waarom ik in slaap
viel en pas wakker werd, toen de ober
om het hoekje van de deur kwam en
het licht aandraaide.
Hü had behoefte aan een praatje.
Geen wonder, na het eenparig zwijgen
onder het diner. Maar hü durfde met
eerst beginnen.
„Het is zeker niet druk", zei ik.
„Heelemaal niet", zei ik.
Dit was eigenlijk gevaarlyk terrein.
Je moet het personeel niet vragen, hoe
het met de zaken gaat. Zelfs den schün
er niet van aannemen, dat je het doet.
„Het is heel stil", ging hü voort, maar
ik liet de locomotief van dit onderwerp
op, dood spoor gaan en informeerde
naar een paar bijzonderheden over Ncr-
genshuizen. Daar wist hü niet van.
Daar weten oberkelln ers zeld en van. Hun
horizon eindigt meestal bü de straat
deur van het hótel. Je hebt meer kans.
dat zü afweten van Cairo of Alexandrie.
dan van het standbeeld op honderd pas
afstands voor 't hótel. Zü weten van het
huis en zy weten van de wereld.
Maar ais menschen over Caïro of
Alexandrie moeten praten, zün ze gauw
aan 't einde. Hun liefste onderwerp ls
de naaste omgeving en daar zü in die
omgeving zichzelf het allernaast zijn is
him eigen persoon het middelpunt van
hun discours. Menschen die dat niet
doen zfjn zeldzaam."
„En jü?" vroeg Wouter
„Ik bent niet pedant genoeg om te
beweren, dat ik tot de zeldzame uitzonde
ringen behoor", zei van Stuiteren.
„Maar ik val menschen die wat vertel
len, niet telkens lastig met- interrupties.
De ober deed dus verhalen over zichzelf
en kwam ten slctte tot een klacht over
zün patroon.
Onze trein reed dus weer op verkeerd
spoor, want als je iimand niet vragen
moet, hoe de zaak gaat waarin hij werk
zaam is. nog veel verkeerder Is het om
te luisteren naar zijn klachten over zün
patroon. Hoogstwaarschijnlyk heeft zün
patroon dan ook wel klachten over hem,
maar die hoor Je dan op dat oogenblik
niet.
Voor de tweede maal moest ik dus dc
discussie remmen en toen scheen hü er
genoeg van te hebben. Hy zei dat hü
uitging en verdween. Van dat oogen
blik af werd het hótel van uitgestorven
nog uitgestorvenen als dat mogelük zou
zün. Je hoorde de planken in het oude
gebouw kraken, alsof zij wilden vertol
len van achteruitgang en van vroegere
betere tüden De klok boven aan de trap,
die ik had zien hangen, tikte zoo luid
alsof die vlak bü me in dsn salon hing
en ik kreeg de onaangename gewaar
wording. dat iedereen het hotel verlaten
had. zoodat ik als de eenige nog aan
wezige er aansprakeiük voor was en dus
zou moeten optreden, wanneer onver
hoopt een late gast binnentrad en mü
zou vragen, of hü in „de Groene
Leeuw" den nacht zou kunnen door
brengen.
Dit was evenwel nog het ergste niet.
daar ik zonder bezwaar een bevestigend
antwoord zou kunnen geren. Ik wis:
immers, dat er ruimte in overvloed was.
Maar hoe. wanneer deze logeergast zou
gaan vragen: ..wat kost de kamer? wat
is de prijs van een groote. van een klei
ne kamer, van een kamer op de eerste,
op de tweede verdieping (van de derde
kon bü den stand van de cliëntèk? ren
„de Groene Leeuw" wel moeilijk sprake
zün) van een groote kamer met bad of
eer. kleine kamer met bad en al die bij
zonderheden meer, welke in een hotel
plegen voor te komen".
„Je hoefde je daar in t geheel niet
mee te bemoeien", zet Wouter. „Je had
eenvoudig kunnen zeggen dat er niemand
thuis was en er desnoods by kunnen
voegen: gaat u maar op uw koffertje
zitten meneer (of mevrouw) en wacht
tot er iemand komt opdagen".
„Dat zou een onverschillig mensch
zeker gedaan hebben", antwoordde van
"tuitcren. .Ma r als het mogelijk is wil
Sk een mederaenseh graag van dient
wezen en voor een hotel, dat achteruit
gaat ls iedere gast er een. Loopt dc ver
beeldingskracht- van ons allervriende
lijkst medelid Wouter nooit eens met
hem weg? Dan beklaag ik hem var.
harte. Als hij de kunst ren luisteren
verstond en die van lntcrrumpecre»
minder beoefende, zou hü géhoord heb
ben dat het zooi-er ook niet ge&cmen
was. want Juist toen ik mü voorgesteld
had dat koning Amanoollah van Afgha
nistan even terugkeerde naar Nergens-
hulzen omdat hü op zijn Europeesche
rondreis die wereldstad had overgeslagen
cn dat hü mot een hofstoet van twee
honderd personen en een bagage ren
3000 koffers logies zou komen iTagen in
„de Groene Leeuw" juist op het
toppunt van mijn weelderige fantasie,
hoorde ik een zochten tred ren de ho
tel trap nederdalen en kwam eer. dame
bunion, die mij vriendelijk begroette en
met een gezicht alsof zij de diverse ze
tels wel kende, den besten op één na
uitzocht (den besten had ik immers a!
bezet) en een handwerk begon of voort
zette. waarvan 2k onmogelijk kan zeggen
wat het beteeketide of ten doel had.,
wegens volslagen onkunde op dit gebied.
Mün veronderstelling, dat het aantal
logés met een zou zün geklommen. Keek
al gauw verkeerd te wezen, daar de da
me zich voorstelde als de vrouw van den
hótCiier. Het was haar duidelijk om
oen praatje tot tijdkorting te dom. zoo
dat ik van de familie ren den hótel-
hcuder weldra op da hoogte was, waarna
zü overging tot het bcdrüf en mü toe
vertrouwde dat haar man het met d n
ober maar slecht getroffen had. hetgeen
alweer opnieuw bevestigde, dat wanneer
de heer A den heer B niet mag lüdrn,
de lieer B. weinig gecharmeerd is van
den heer A. Vervolgens verzekerde zij
mi), dat tegwiv-w-d1? rtreier f's
Nergenshulzen dc hótcJs overal e?n
mojilijken tüd t lev n. c.v i ri
vers per auto komen en dv.l d.o--
:i zen naar een groote stad. zmder to
blUvt-n logear?n.
Dit deed mü denken aan den kachel-
fabrikant. die toen zun zaak achteruit
ging, verzekerde dat de menschen
kachels meer kochten, omdat di hy? c-
nttep verzekerden, dat c-n kt:-' ka-
mer bater was voor dc Rcnndhrid."
„En heb Je er gesd geslapen?" vroeg
Wouter botweg
„Met dank voor de belangstelling z-%
ik ja", antwoordd" van Stu.toren. ..De
ober was aan 't ontbüt wat keel. z-c~'.s
iedereen, die den vorigen erig eenfi-
hecil ged "n w&ainan h»J r"
nttch&s be.ouw kr.rg. Ik gl;;g de c' ur
van „dc Greene Leeuw" uit. met m.de-
lijd ;n bezield voor hot achteruitgegaan
hótel".
FIDELIO.