H. D. VERTELLINGEN
DE FINANCIEELE VERHOUDING TUSSCHEN
RIJK EN GEMEENTEN.
GEMENGD NIEUWS
DE VOORGESTELDE BELASTING-WETGEVING.
GEMEENTELIJKE INKOMSTENBELASTING.
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 6 OCT. 1928
Toelichtingen van minister De Geer.
JHR. MR. DE GEER.
Jhr. nu. De Geer, heeft de persver
tegenwoordigers op zijn departement
ontvangen om hen ln de gelegenheid te
«bellen hem vragen te doen over het in
gediende wetsontwerp tot regeling der
financieele verhouding tusschen het Rijk
en dc gemeenten.
De gemeentelijke autonomie.
De eerste vraag, die den minister werd
gedaan, raakte het vraagstuk der ge
meentelijke autonomie. Men wenschte te
vernomen of die door het ontwerp wordt
aangetast.
De minister antwoordde hierop, dat
z.i. de autonomie met dit wetsontwerp
zeer weinig te maken heeft. Eén der be
stuurders van één onzer groote gemeen
ten moet, hoewel het wetsontwerp nau
welijks was ingediend en de tijd tot be
studeering dus nog maar zeer kort was
geweest, zelfs reeds gezegd hebben dat
het discutabel is, of dit ontwerp wel met
de grondwet in overeenstemming is. Over
deze uitspraak heeft spr. zich zeer ver
baasd en insiders, met wie hij er over
sprak, deelden zijn verbazing.
Wel wordt de gemeentelijke inkomsten
belasting afgeschaft, maar daarvoor
komt in de plaats een fondsbelasting,
waarop de gemeenten tot 80 opcenten
kunnnen heffen, die in de plaats kemen
wan de oude gemeentelijke inkomsten
belasting. Dit beteekent inderdaad voor
de gemeenten wel minder vrijheid, maar
daar staat tegenover, dat er een basis
van 80 mdilioen aan uitkeering uit het
fonds komt. Terwijl de heffingsllmiet
aan gemeente fondsbelasting, vermeer
derd met het maximum van 80 opcen
ten 144 millioen zou bedragen, was de
opbrengst van alle gemeentelijke inkom
stenbelastingen samen in de laatste ja
ren ongeveer 140 millioen. Wel kan men
daar de uitkeering krachtens de wet van
1807 bijvoegen, die ongeveer 20 millicen
bedraagt, doch daartegenover staat weer,
dat men bij de opbrengst voor het ge-
Wioentebelastingfonds en de opcenten
daarop de verteringsbelasting en de over
dracht der grondbelasting aan de ge
meenten kan vragen.
Het verschil tusschen
gemeenten.
De vraag werd hierna gesteld of de
gemeentefondsbelasting wel rekening
houdt met het verschillende karakter van
verschillende gemeenten. Voor den Haag
als luxe woonstad is een lage belasting
bijv. een levensvoorwaarde, veel meer
dan voor een industrie- en handelsstad,
waar men zich om geheel andere rede
nen vestigt.
De minister antwoordde hierop, dat
voor Den Haag de opbrengst uit de ge-
mccntefondsbelasting met een gematigd
aantal opcenten waarschijnlijk niet zoo
veel verschillen zal met de opbrengst der
tegenwoordige inkomstenbelasting, maar
inderdaad zal voor sommige gemeenten
de belasting hooger worden.
Op de vraag of ook rekening gehouden
wordt met den kinderaftrek antwoordde
de minister, dat de Tegeling in de Rijks-
Inkomstenbelasting dienaangaande in de
gemeentefondsbelasting is overgenomen.
Er zullen, zoo werd opgemerkt, ge
meenten zijn. die er slechter van wor
den. De minister gaf dit wat de contri-
buabelen betreft toe, doch merkte op,
dat het heele vraagstuk er vooral een
is van een betere verdeeling der lasten
De groote verschillen daarin tusschen
verschillende gemeenten vloeien dikwijls
niet voor uit het beheer der gemeente,
doch uit omstandigheden, die met dit
beheer niets te maken hebben.
De Rijksinkomsten belasting maakt,
merkte een der aanwezigen op, geen on
derscheid tusschen gehuwden en onge-
huwden, wordt dit stelsel aangenomen?
Deze vraag werd bevestigend beant
woord;
Deze vraag beantwoordde de minister
bevestigend.
De vraag of de bezuiniging, door ge
meenten bereikt, tengevolge van
overdracht der belastinginning aan he'.
Rijk, door de invoering van de ver s
rlngsbelastlng geheel of ten .'eele weer
te niet kan worden gedaan, beantwoord
de de minister ontkennend. Hij was vair
meening, dat de gemeenten voor deze
belasting, die b.v. geen duren nasporings-
dLenst vordert, zooals de gemeentelijke
inkomstenbelasting dost. geen nieuwe
ambtenaren zullen behoever aan
stellen.
De forensen.
Omtrent de forcnsenbclasting merkts
de minister op, dat de wethouder van
Amsterdam in een interview betreurde
dat die in het ontwerp niet wordt
handhaafd. Het zou echter ingaan tegen
de ratio van het ontwerp als naast de
instelling van het gemeentefonds de fo
rensenbelasting werd gehandhaafd. Het
fonds immers beoogt, precies hetzelfde
te bereiken wat thans op sleohte wijze
wordt -bereikt door de forensenbelasting.
Deze laatste beoogt nl. dat hst in hit
werkcentrum verdiende inkomen voor
dat werkcentrum niet geheel verloren
gaat. Een verdesling naar behoefte uit
het fonds beteekent hetzelfde; de hand
having eener forensenbelasting daar
naast zou dan ook zoo onrechtvaardig
mogelijk zyn jegens de forensen. Wie
da-t wil heeft de essence van het ont
werp niet begrepen.
Wanneer behandelen?
Gevraagd werd of de minister het
practisch mogelijk acht dat het ontwerp
in dit zittingsjaar nog tot stand komt.
De minister antwoordde, dat hij. zoo
als hij verleden jaar bij de behandeling
der begrooting heeft gezegd, der Regee
ring een jaar gaf en den Kamers ook
een jaar. De minister heeft thans zijn
toezegging vervuld en hij hoopt, dat de
Kamers in den zomer van 1929 gereed
zullen kunnen zijn. Wanneer, zooals het
plan is, een commissie van voorberei
ding wordt aangewezen, die doorwerkt,
ook als de Kamer op reces is, zou het
ontwerp nog vóór het uiteengaan der
Tweede Kamer behandeld kunnen zijn
en de Eerste Kamer, die niet, zooals de
Tweede, in het verkiezingsjaar vroeg uit
eengaat, zou het, wanneer het werd aan.
genomen door de Tweede, waarschijn
lijk in den zomer kunnen behandelen.
De minister achtte dit niet alleen mo
gelijk, maar ook gewenscht, want de
datum van Invoering is gesteld op 1 Ja
nuari 1931 in de verwachting, dat de wet
in 1929 klaar zou zijn, waardoor de ge
meenten den tijd zouden hebben daar
mee bij de begrootingen voor 1931 reke
ning te houden. Met deze begrootingen
wordt reeds m het voorjaar van 1930
een begin gemaakt en het is gewenscht,
dat dan de wet reeds geruimen tijd in
het Staatsblad staat.
Andere grondslagen.
Welke andere grondslagen in art. 248a
bedoeld, zijn er, aldus luidde een vol
gende vraag, voor de verteringsbelasting
en bestaat niet de vrees, dat deze een
verkapte Inkomstenbelasting wordt?
In antwoord hierop, zeide de minister,
dat de meest voor de hand liggende
andere grondslagen biljards en speel-
vaartulgen zijn, doch dat de gemeenten
vrij worden gelaten om daarnaast
nieuwe grondslagen te kiezen.
Acht a een gemeentelijke fietsenbe-
Iestlng dan mogelijk? werd gevraagd.
Neen. antwoordde de minister hierop
want die heeft de wet tot zidh getrok
ken en zU sou niet door de Kroon goed
gekeurd worden.
De gemeenten zouden een radio-be
lasting kunnen heffen, werd geopperd.
Minister De Geer wist niet of de
Kroon dit good sou keuren, doch achtte
een dergelijke belasting formeel inder
daad mogelijk.
Opgemerkt werd. dat als grondslag der
berekening van de uitkeering het dienst
jaar 1927 wordt genomen. De vet treedt
in werking, als het ontwerp wordt aan
genomen, in 1931 en de berekening zal
om de vijf Jaren wonden herzien. Betee
kent di+ dus, dat in 1936 nog de grond
slag van 1927 zal gelden?
BRUIDORAKELS.
Nog altijd, nu, zoowel als eeuwen ge
leden, droom en de meisjes van verlo
ving, bruiloft en huwelijk, ofschoon der
gelijke gebeurtenissen ook wel eens in
het rijk der droomen blijven.
Maar nog tegenwoordig evenals hon-
derde jaron geleden, kent men in dit
verband allerlei gelukteekens en orakels
en ofschoon de „verlichte" jeugd van
tegenwoordig met deze „dwaasheden"
spot, een feit is het dat het niet is
voorgekomen, dat een hoopvolle jonge
bruid, of con. die het wil worden, ge:
heel onverschillig staat tegenover deze
dingen.
Voornamelijk op het land zijn in dit
verband gebruiken en sa-gen bewaard
gebleven en wij willen eeniee daarvan
de revue laten passeeren. Wanneer bij
een wandeling de zoom van het kleed
ran een jong meosje aan een doorn-
struik blijft hangen, zoodat de japon
omslaat en de keerzijde van de stof
zichtbaar wordt, dan is dat een teeken
dart het meisje met een weduwnaar
trouwt. Gaan de banden van een boe
zelaar van eon meisje los. dan denkt
haar schat aan haar. valt een haarspeld
of raakt de veter van een schoen los,
dan wordt haar vereerder haar ontrouw.
Over de gestalte van den toekomsti-
gen man weet een stuk hout. dat uit
Ieen stapel hout wordt getrokken, in
lichtingen te verschaffen. Zooals dat
stuk hout, recht of krom, lang of keri
is, zoo is ae toekomstige bruidegom.
Plukt een jonge vtouw in den Johan-
nesnacht negen soort bloemen, vlecht ze
daarvan een krans en legt ze deze on,
der haar hoofdkussen, dan zal zij in
haar droom haar aanstaanden man
zien. Wanneer een meisje een appel
afschilt, zonder dat de schil breekt en
deze achter haar weg werpt, dan kan
zij uit het figuur, dat door de schil
wordt gevormd, de beginletter van den
naam van haar aanstaanden man er
varen.
Maakt een bruid haar bruilofskleed
zelf, dan brengt dit, volgens het orakel
van Bern, ongeluk.
Het meisje, dat uit een grap een bruid
krans opzet, zonder zelf bruid te zijn.
wordt nimmer een bruid.
Eon bruidspaar- moet de aankondiging
van het huwelijk in de kerk niet zeil
bijwonen, want dan valt het huwelijk
niet goed uit. Maandag, Dinsdag en
Donderdag zijn de beste huwelijksdagen.
In ZuicLDuitcshiar.d zegt men: „Don
derdagshuwelijk, gelukkig huwelijk".
De Serviërs daarentegen houden den
Dinsdag en den Vrijdag voor de beste
huwelijksdagen.
Voor de trouwkoets megen geen
schimmels worden gespannen Wie bij
de huwelijksplechtigheid het eerst zijn
voet in de kerk zet. en bii het verwi
Jen van de trouwringen zijn hand ever.
opheft, zal gedurende het huwelijk de
baas zijn.
IEDER HEEFT Z'N
GEBREKEN.
In de .Daily Mirror" vertelt iemand
van zijn ervaringen met typistes, een
verhaal, dat begint te lijken op in de
dameswereld circuleerende histories be
treffende het dienstbodenvraagstuk.
„De eerste, die ik koos uit 472 sollici
tanten op een advertentie, hield haar
oogen strak op mij gericht van het
oogenblik, dat ik ophield met dicteeren,
tot ik opnieuw begon. Geen spoor van
bewondering of aanbiddingEen dom
gekijk, met open mond. was het, onver-
dragelijk, en, wat de toestand onhoud
baar maakte, zij kon het niet afleeren.
No. 1 af.
De tweede was ouder, wist hoe ze kij
ken moest, maar kattig. Zü droeg een
belangrijk aantal ringen, en die bege
leidden haar tikken zeer rythmisch,
maar het was vermoeiend voor wie het
moest aanhooren. j
,,'t Maakt nogal wat lawaai", veroor
loofde ik mfj op te merken. „Ja, niet
waar," zei ze met een ailei vriendelijkste!:
glimlach.
„Zou u ze niet liever af doen, als u
werkt?"
„Nee, dat zou ik nooit over mijn hart
kunnen verkrijgen, ik kreeg ze van mijn
verloofde, en.
De derde verzekerde, dat zij werkelijk
niet hoefde te werken. Haar ouders
konden de eindjes best aan elkaar knoo-
pen, maar zij vond het zooiets grappigs,
om den heelen dag iets te doen te
hebben, en alle jonge dames stelden e:
immers tegenwoordig een eer in om te
werken.
Do vierde was weduwe, met kinderen,
die verzorgd moesten worden. Zij steno
grafeerde en typte zoo langzaam, dat ik
haar „Petite Vitesse" noemde. Toen ik
haar vertelde, dat ik vreesde, dat ze
niet erg geschikt was, huilde zij. Mijn
vrouw was zoo geroerd, dat zij mij de
weduwe vijf pond meer liet betalen, dan
haar strikt genomen toekwam.
De vijfde was intelligent, en ik dacht
de ware gevonden te hebben. Tot mijn
ongeluk beging ik de onvoórzichtigheit
te veronderstellen dat ze er wel niet te
gen op zou zien stof af te nemen op de
twee tafels met mijn paperassen. Zij
bleek er wél tegen op te zien. Zij was
niet aangenomen voor dienstboden werk,
en zij ging.
De zesde kon vlug typen, verbazend
vlug! Zij leek wel twintig vingers
hebben in plaats van tien, maar maakte
dan ook een daarmee evenredig aantal
fouten
De zevende. Was zeer vermoeiend
vanwege de eindelooze verhalen over
haar vroeger leven; de achtste werd
gesnapt, toen zij r.üju particuliere brie
ven las.
Toch ben ik geslaagd. Mijn nieuwe
hulp is een oud-korporaal, die niet dom
kijkt, geen ringan draagt, niet van hooge
■ni-af is, en geen kinderen tot zyn
last heeft. En die er niets op tegen
heeft stof af te nernen."
Wat Veisen's Burgemeester er van zegt
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
O... 30-60 90 Tut,50 Bi| A,.,h. D,
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
De horlogemaker
door
CLAUDE MARSEY.
(Een Zondagmorgen, by een „klein"
horlogemakertje in Montparnasse. De
muren hangen vol met klokken van
elerlel soort. Op de tafels en planken
staan wekkers en liggen talrijke hor-
5. Van alle kanten klinkt het ritse
lende getik. Alle instrumenten wijzen
een verschillend uur aan. Meneer Trock
zit voor zijn werktafel Hij heeft een
loupe in het rechteroog die glinstert
als een lichtende paddestoel. M. Treek
peutert met een minuscule werktuigje in
een klein polshorloge. Mevrouw Trock
komt binnen. Achter haar aan hobbelt
de kleine dikke acht-jarige jongeheer
Trock. Mevrouw heeft een nieuw hoedje
op en onder haar rechter arm draagt zij
een parapluie in knotsvorm, genaamd
tompouce).
Mevrouw Trock: Wat! Ben Je nu nog
niet klaar?
Meneer Trock (zonder het hoofd op
te heffen): Lieve kind ik moet even dit
horloge afmaken, 't is voor een klant
die er haast mee heeft. Ik heb hem be
loofd, 'm niet teleur te stellen.
Mevr. Trock: 't Is een schandaal dat
men je niet eens een rustigen Zoondag
gunt! En nou had je me nog wel be-
"oefd dat we vandaag vroeg zouden weg
gaan, om buiten te pic-niccen.
Meneer Trock: Maak je niet ongerust
lieve. Er is nog tijd genoeg. Wij gaan
buiten eten.
Mevr. Trock: Tijd genoeg! Tijd ge
noeg! Het is al(zfl kijkt op haar
horloge)half elf!
Meneer Trock (Een blik werpend op
de pendule die het dichtst in de buurt is)
Je horloge loopt voor. ,'t Is pas vyf
voor tien.
De jongenheer Trock: (Die de wijzers
van zijn horloge met een razende snel- j
Myn
heid in het rond doet draaien)
holoozie. is in diggels.
Mevr. Trc-ck: In ieder geval is het
laat. En 't is een ramp dat je hier nooit
te weten kunt komen hoe laat het precies
is. (Zij bekijkt de verschillende klokken
in den winkel). Kwart over tien, tien
minuten voor tienen, twee minuten voor
half elf, vijf over tien. half elfHoe
moet je d'er in 's hemelsnaam uit wijs
worden!?
Meneer Trock: Neem het gemiddelde.
Dan heb je vast den tijd van het Meteo
rologisch instituut.
(De winkeldeur wordt geopend. De
klant treedt binnen).
De klant: Goeden Morgen. Kan ik
hèt horloge al van u meekrijgen, da*,
ik gisterenavond gebracht heb?
Meneer Trock: Alstublieft. Het loopt
prachtig. k Krijg vier en een halve gul
den van u. D'er mankeerde heel wat
aan.
De klant: (Betalende) TJ heeft het
toch meteen gelijk gezet?
Meneer Treek: Meneer, ik heb het
net gelijk gezet met het Meteorologisch
Instituut, 't Is precies dertien minuten
voor half elf. (Tot zijn vrouw)Niet
waar Marie?
Mevrouw Trock (haar horloge raad
plegende dat op vijf minuten over half
eif staat)Ja zeker. Precies 13 voor half
elf.
De jongenheer Trock (Eveneens zyn
horloge raadplegend dat by nadere be
schouwing van blik en karton blijkt te
zijn, triomfeerend)Ja Pa, precies 13
voor half 11.
Meneer Trock: (Ook triomfeerend): IJ
ziet meerneer, alles loopt hier op de mi
nuut met het meteorologisch insti
tuut.
(De klant vertrekt verrukt).
Wij hebben ook den heer R. G.
R ij k e n s, burgemeester van Velsen. ge
vraagd naar zijn meening omtrent de
herziening van de financieele verhouding
tusschen Rijk en gemeenten, en de door
de regeering ontworpen voorstellen tot
herziening van de belastingwetten.
Hy begon met te waarschuwen tegen
te haastige vorming van opinies over deze
voorstellen. Op het moment is het zelfs
onmogelijk om de portée der zaak geheel
te overzien, omdat de vermaarde for
mule inzake de Ryksuitkeeringen nog
niet is te beoordeelen.
Wat Velsen's bijzondere belangen
betreft: de gemeente heeft, zooals men
weet, juist tengevolge van haar zeer
snellen groei ernstig nadeel ondervonden
van de wet van 1897. De Rijksuitkeering
aan Velsen bedraagt nu f 1.541/2 per
inwoner, aan Amsterdam en andere ge
meenten niet minder dan f 6. Misschien
waren die f 1.54 1/2 juist berekend toen
de wet van '97 tot stand kwam en Velsen
een paar duizend inwoners telde. Nu
loopt het zielental naar de veertigdui
zend, en de uitkeering ls sinds jaren
totaal onevenredig.
Het aantrekkelijke in het nieuwe ont
werp, zei de burgemeester, zit in de
voorgestelde nivelleering. Wij lijden hier
onder ae nabijheid van de luxe
gemeente Bloemendaal. Nivelleering be
teekent een heele stap in de goede
richting, en zal b.v. leiders van groot
bedrijven ervan weerhouden om zich
even over onze gemeentegrens te gaan
vestigen en ons met de bedrijven te
laten zitten. Overigens zijn de toestan
den in Velsen ook wat de financieele
draagkracht der bevolking betreft zeer
•yzigd. Wij hebben een gezonden,
krachtigen arbeidersstand en kleinen
mindenstand die zeer belangrijk in de
belastingen bijdragen. Dat is heel wat
anders geworden dan vóór den oorlog,
teen de inkomsten der gemeente voor
zulk een groot deel van enkele hoogst
aangeslagenen afhingen
Er zijn in het ontwerp der regeering
dingen die mij nopen om er mij op het
moment zeer gereserveerd over te uiten.
Ik ben geneigd om te zeggen: het ont
werp der commissie-Van Lynden van
Sandenburg leek mij veiliger. Hier hebt
u een paar cijfers: Afschaffing van de
plaatselijke inkomstenbelasting beteekent
voor ons een entvangst van f 801.000
minder, van de opcenten personeele be
lasting: f 126.000 minder, van de uit
keering inzake de wet van 1897: f58000
minder. Totaal aan mindere opbrengst
dus f985000.dat is bijna een millioen dat
op andere wijze gedekt moet worden.
Aan nieuwe inkomsten staat daar
tegenover: f 90.000 aan uitkeering door
het Rijk van de belasting op de ge
bouwde eigendommen, f 200.000 verte
ringsbelasting, f 148.000 aan opcenten
fondsbelasting, f 75.000 aan minder te
betalen kwade posten plaatselijke in
komstenbelasting, totaal f 513.000. Rest
van de f 985.000 nog een som van
f 472.000 die gedekt moet worden.
Ik merk bij deze cijfers op dat de
verteringsbelasting niet bezwaard kan
worden met het volle bedrag (f 126.000),
nu nog geheven aan opcenten personeele
belasting, omdat de thans bestaande ver
deeling der gemeente voor de personeele
belasting in 3e en 5e klasse zal moeten
vervallen.
De totale opbrengst van de fondsbe
lasting, met een hoogste percentage van
6%, zal voor Velsen ongeveer vier ton
bedragen. Voor de plaatselijke inkom
stenbelasting is het hoogste percentage
8 1/4%. Zonder den druk te verzwaren
kan de gemeente dus niet meer dan 37
opcenten op de fondsbelasting heffen,
en het ziet ernaar uit alsof het aan
merkelijk meer zou moeten zijn. Maar
zooals ik u al gezegd heb: het is niet
mogelijk om tot een definitieve slotsom
te komen zonder dat men eerst precies
de portée der voorgestelde formule kent
en weet hoe men staat ten opzichte van
de Rijksuitkeering.
In hóe ver re het ontwerp de autonomie
der gemeenten zou -bedreigen, waarom
trent mr. Patijn eenige voorloopige
bedenkingen heeft geopperd, kan ik op
het moment nog niet beoordeelen. Het
is misschien ..ouderwetsch" om het te
zeggen, maar ik voor mij ben van mee
ning dat er een aantal gemeenten zijn
voor wie niets beter zou wezen dan dat
zij onder financieele curateele werden
gesteld.
Het verwondert mij dat er van som
mige zijden al zulke definitieve opinies
over het nieuwe belastingontwerp zyn
geuit. De noodige gegevens daartoe ont
breken m.i. nog. De behandeling in de
Kamers zal wel niet zeer vlot verloopen
omdat de uitgebreidheid van het onder
werp zal uitlokken tot diepgaande be
schouwingen, b.v. over de gemeentelijke
autonomie, en juist dit punt wel aan
leiding zal geven tot verzet van som
mige zijden.
Tot zoover de opmerkingen van bur
gemeester Ry'kens'.
ANTI-REV.
KIESVEREENIGING.
Vrijdagavond vergaderde de Anti-rev.
Kiesvereeniging .Nederland en Oranje"
onder voorzitterschap van mr. A. Bruch.
Na de opening der vergadering compli
menteerde de voorzitter het lid der Ver-
eaniging, den heer J. P. Haanschoten,
inspecteur der P. en T. met de hem met
Augustus verleende Koninklijke onder
scheiding.
Na de mededeeling dat de fusie met
de A.-R. Kiesvereeniging te Haarlem-
Noord (voormalig Schoten) is tot stand
gekomen, bracht de voorzitter verslag
uit van de gehouden vergadering der
Kamerkieskring Centrale en van een
te Den Haag gehouden conferentie van
een deputatie uit het Centraal Comité
van A. R. Kdesvereenigingen met afge
vaardigden der Kamerkieskringcentra-
len ter zake van de voorbereiding der
aanstaande verkiezingen.
Daarna hield de heer W. F. Bee remans
Bestuurslid der Kiesvereeniging, een in
leiding over het onderwerp „Kappeynes
scherpe resolutie in de uitkomst ge
faald". Spr. begon met te herinneren
aan het woord gesproken door Mr. Kap-
peyne van de Ooppello in de Kamerzit
ting van 8 December 1874. „Dan moet
de minderheid maar onderdrukt worden"
en wat dr. Kuyper daarop geantwoord
heeft. Kappeyne schetste spr. als de
man die het dorst ie ondernemen een
aanslag op de vrijheid te doen. Stond
Kappeyne in dezen alléén, of is niet
veeleer zyn gezegde te beschouwen rn
het verband van het al waarmede de
liberalen van toenmaals anders denken
den dan zy bejegenden, vroeg spr.
Na voorbeelden van dat bejegenen te
hebben aangehaald, concludeerde spr.,
dat het waarlijk niet Kappeyne alléén
is, die t
o onderdrukking niet c
Vergelijkende cijfers.
B. en W. bieden den gemeenteraad
aan een stattstdsdh overzicht der ge
meentelijke inkomstenbelasting over de
belastingjaren 1925/26. 1936/27 en
1927/28, gevende een overzicht over het
aantal aanslagen in klassen verdeeld,
mode het totaal zuiver inkomen over
de betrokken aanslagen der genoemde
belastingjaren.
Ten einde het bij art 243d der ge
meentewet bedoelde belastbare inkomen
te verkrijgen, dient het in bij ge voogden
staat genoemde zuiver inkomen vermin
derd te worden met de bii art. 4 der
heffingsverordening plaatselijke inkom
stenbelasting genoemde bedragen voor
noodzakelijk levensonderhoud en kin
deraftrek.
Het totaal belastbaar inkomen voor
de gemeente kan in ronde cijfers wor.
den gesteld voor het belastingjaar:
1923/26 op 38.400.000.—;
1926/27 op 37.400.000.—;
1927/2S op 55.500.000.—
Bij bovenstaande cijfers Ls buiten be.
sclwuwing gelaten het totaal belastbaar
inkomen der forensen, waarvoor het be
drag der belasting voor twee-derden
wordt berekend. Hiertegenover staat, dat
niet van het totaal-inkomen is afgetrok
ken het verlies, ontstaan door de ver
mindering ran één derde od de betrok,
ken aanslagen van hen. die hier hoofd,
verblijf hebben en elders forens zijn.
ZUIVER INKOMEN
van
S00 tot beneden
1-000
3220
van
1.000
1-200
2-1S0
van
1.200
1-400
2-467
van
1.400
-
1-600
2 698
van
1.600
1.800
2.423
van
1-800
2-000
2.459
van
2-000
2500
3393
van
2-500
3.000
1.405
van
3.000
3.500
1.003
van
3.500
4-000
599
van
4.000
4500
469
van
4.500
5-000
358
van
f
5-000
6.000
487
van
f
6 000
7-000
263
van
f
7-000
8-000
190
van
f
8.000
9000
127
van
f
9.000
10.000
73
van
f
10.000
20.000
354
van
f
20-000
30-000
81
van
f
30 000
40.000
34
van
f
40.000
50.00(1
24
van
f
50-000
60.000
12
van
f
60.000
70.000
5
van
f
70.000
so.ooo
4
van
80.000
90.000
1
van
90.000
ƒ100000
van
100.000 en
daarboven
10
BELASTINGJAAR 1925<26
Aantal
aangesla-
genen.
Totaal zuiver
inkomen
per klasse.
2.755.119
2-317.416
3-141.848
4.012.370
4.071.786
4.601.646
7.813.930
3.748612
3-175.295
2-306.521
1.969.312
1.687.930
2.616.731
1-688-885
1415-819
1-073.681
694-132
4.774.158
1.921.386
1-167.997
1-062.862
665.12.»
60-479.902
BELASTINGJAAR 1926/27
Aantal
Totaal zuiver
aangesla-
inkomen
genen.
per klasse
3360
3-052.24S
2 299
2.44S.739
2714
3-457-807
2-785
4.135819
2-441
4 107-472
2.405
4.508-634
3.461
7.519.326
1.372
3 652.973
932
2.959-172
613
2256-797
406
1-708-529
323
1524-244
448
2.406.472
276
1.781-503
204
1-507.580
129
1.086.243
95
899-665
352
4.735-599
91
2-188.519
28
995.002
18
796.693
9
505668
3
322.618
3
381.180
172-550
185-486
6
680.774
24.981
59.977.312
BELASTINGJAAR 1927/28
Aantal
aangesla-
genen.
4.917
3-204
3-567
3.989
3.516
3.26S
4.79S
2-058
1.329
800
567
434
5-SS
401
261
191
143
520
140
46
26
17
9
2
5
13
Totaal zuiver
inkomen
per klasse.
4.228-175
3-406-758
4-551 -192
5.913.855
5.893.281
6.115.977
10-425.639
5.504792
4.199.532
2-952.256
2.381.799
2.053.104
3-190.294
2574.814
1.943717
1-608.366
1-362.794
7.217-078
3-430-372
1-618-305
M48-785
921.184
445.821
673 372
171394
459.749
2-033 671
S6.426-276
1 al hebben dan andere liberalen niet een
uitdrukking van zoo groote ontzetter.d-
heid als hy gebezigd. Voortgaande,
kwam spr. op het wetsontwerp dat Kap
peyne indiende tot herziening van de
wet op het lager onderwijs. De strek
king en bedoeling er van ontvouwde
spr. Hij haalde daarbij ook aan hoe een
man als dr. P. van Geer, een vernieti
gend oordeel heeft uitgesproken over de
geheele regeling van de kosten van het
openbaar onderwijs neergelegd in het
wetsontwerp.
En verder, hoe een grootsche actie
zich tegen het wetsontwerp en de be
doeling er van heeft ontwikkeld, zoowel
van Prot. Ohr. als van R.K. zijde. In
een Smeekschrift werd den Koning ver
zocht de wet niet te bekrachtigen. Toch,
nadat de Koning het Smeekschrift en de
daarbij beboerende stukken had gesteld
in handen van minister Kappeyne, tee-
kende de Koning de wet, na ontvangst
van den minister.
Aangehaald werd hoe De Standaard
zich destijds uitsprak over dat advies,
hoe hot blad opmerkte „dat de Koning,
tenzij hij zijn minister dat vertrouwen
zelfs ontzegde, dat elk eerlijk man ge
niet, de wetsvoordracht wel moest
goedkeuren," maar ook dat Kappeyne
den Koning een advies heeft gegeven
„strijdig met de waarheid", dat hij in
zijn advies „veel schreef in strijd met de
feiten". Bedoelde Kappeyne met zijn
wet de School met den Bijbel te dooden,
verwachtte het Handelsblad, dat het nu
w-el uit zou zijn met de Schoolwet-
agitatie, het is anders gegaan, zeide
spr. In heel het land verrezen Scholen
met den Bijbel, dank zy de offervaar
digheid van het Christenvolk. In de uit
komst heeft de scherpe resolutie van
Kappeyne gefaald. Ook is het niet uit
geweest met de schoolwet-agitatie.
De strijd voor de rechtsgeldigheid tus
schen het openbaar en bijzonder onder
wijs is gevoerd met toenemend succes,
dank zij de goede gunste Gods, werd het
einddoel gaandeweg benaderd, d_nk zij
ook het samenga an der partijen van
rechts. De eerste stap werd gezet op
den weg der rechtsgelijkheid met de
wet Mackay, die is tot stand gekomen
met de medewerking ook van liberalen.
Hoe daarna op dien weg verder werd
gegaan, werd ontvouwd. Kappeyne heeft
ook in ander opzicht gefaald met zijn
denkbeelden van onvrijheid en tyrannie,
vervolgde spr. Er is ook gekomen ander
inzicht bij de liberalen. In 1878 was
Kappeyne de man van het c genblik.
Echter, vier jaar later zeide een an
der minister Pynacker Hordyck, dat,
als de wet Kappeyne toen nog in behan
deling moest komen, ze geen twintig
stemmen halen zou en dat omdat kenne
lijk ook bij de liberalen het inzicht ko
mende was, dat er niets stuitender is dan
dwang op opvoeding, op geestelijk en
wetenschappelijk gebied. Lat or zeide een
liberaal. Staatsraad Hubrecht, dat in
1878 „een dwingeland zyn macht in onze
wetgeving op het lager onderwijs ter
dege deed gevoelen", en verder werd
door hem gesproken van „het uitoefe
nen van tyrannie".
Zóó had, getuigde spr., Kappeyne met
zyn denkbeelden afgedaan. En nog maar
weinige jaren geleden noemde de lieer
Ketelaar in de Kamer de wet van 1878
„een politieke misvatting, waarvan de
nadeelige gevolgen hadden kunnen wor
den voorkomen, indien men in die
dagen meer naar de minderheid had
geluisterd". Zóó heeft Kapper*:, con
cludeerde spr. met zijn bedoelen en
streven gefaald in de uitkomst in meer
dan één opzicht.