H. D. VERTELLINGEN Vlammende Katciien FLITSEN FEUILLETON. HAAPT.EM'S par.pT.AD vrijdag 12 OCT. 1928 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door JENNY MOULD. De Vondst «rei, die idee was een vondst, peinsde Gerard Bons. Hij meende de idee van een roman dien hij zoo juist had uitgelezen Het boek lag op zijn dekstoel er. hij Delf stond tegen de railing geleund en •taarde over zee. Voor een Jongeman, die tn enkele jaren zich naam heeft weten te maken als schrijver, en die op weg Js naar Amerika om daar een scénario te maken, in opdracht van een van de grootste maatschappijen, die ooit ster ren de wereld hebben in geslingerd, voor eoo"n Jongeman zag Gerard er opvallend ontevreden uit. Medepassagiers, die zich direct geïnteresseerd hadden voor den •beroemden schrijver, voelden zich te- Qeurgesteld. HU was zoo weinig toeschie telijk, zwUgzaam, blijkbaar melancho liek. De zaak was, dat Gerard, na zeer vlot en met veel succes vier romans achter elkander te hebben geschreven en twee tooneelstukken op dat punt was gekomen, ■waar leder auteur, hoe talentvol ook, RUn hart voelt stilstaan van angst, het punt, dat lUkt op een weg die doodloopt, Kortom, Gerard zocht nieuwe ideeën en vond ze niet. Niet voor een roman, niet voor een film. Waar was al zUn briljante fantasie, uit den tUd, toen hU ergens In een restaurantje van Mont- parnasse placht te dlneeren en te schrijven aan een wankel tafeltje op een goedkoope kaïmer? Of van den tUd, toen het eerste suc ces was gekomen, toen de wereld één groot feest leekWeg. Zijn hoofd was leeg, zUn hand aarzelde, als hij ■wilde schrijven. HU twUfeide aan zich zelf, hU benUdde ieder, die een origineel idee had. en kon er zelf geen vinden. En de gedachte, dat men daarginds in Amerika originaliteit van hem ver wachtte, bezorgde hem rillingen van angst. Mistroostig stapte hij naar beneden en zUn hut binnen. Hij had alles al uitgepakt, de boot was dien morgen al vertrokken. Gedachteloos en triestig zette hU zich op een stoel en staarde voor zich ln een spiegel die zUn beeld weerkaatste. Deze spiegel weerkaatste echter nog iets enders, en wel de deur van een kast. •waarin zUn kleeren hingen. En opeens 2ag hij, door een kier van die deur. rook komen. In een paar stappen was hU er bij. ruk te de deur open en keek in de kast. Er bewoog iets achter zUn kleeren. hU schoof een pak opzU en ontdekte, in een hoek gedrukt, een Jongen, die hem met groots oogen aankeek. tcrwUl hU een (brandende sigaret in zUn hand hield. „Wat moet dat?" vroeg Gerard streng. De Jongen zweeg. „Kom er uit", beval Gerard. De Jongen gehoorzaamde, en toen hU Sn het licht verscheen kon Gerard een glimlach niet onderdrukken. HU droeg cm zijn kleine, tengere figuur een pak, dat een flinke jongeman zou passen. De broekspijpen waren omgeslagen, even als de mouwen. Het geheel leek op een tsak en boven die zak kwam een klein, donker hoofd met een vuil gezichtje en angstige oogen. „Wat doe je in die kast?" vroeg Gerard. „En hoe kom jc aan die siga ret?" ZUn blik ging vol verwUt naar een doos sigaretten cp tafel. De jongen ging van den eenen voet op den andere staan en zei: „XAmme1 nou maar in de kast sltte, meheer.... ik hinder u toch niet?" „Hindert mU niet? Dacht je^dat ik de reis wil maken met kleine jongens in im'n kast. die m'n kleeren in brand steken met van mU gegapte sigaret ten?" ,,'k Heb d'r maar twee genoume". zei d" jongen verontschuldigend. ..'k Was eco verduveld wee, lk zet het uwes om sou lang sonder etc te blijve". „Maar hoe kom je hier?" vroeg Gerard. „Ik bin van huls geloupc". zei het zonderlinge jongetje. „Se sloege me veuls te veulik seg maar, een paar klappe dat ken er mee dour'k bin geen lieverdjewil 'k beste wetemaar a'.Ies hét se grensc, wat u? Asse Jc met de pouk gane hammele dat 't bloed er langs loupt, dan seg ik: stop kammerade, en toen hé"k de poute opgenoume". Gerard ging er bU zitten. HU had nog nooit zoo'n grappig Jongetje gezien. „Ja maar dat gaat zoo nietJe kunt in elk geval geen blinde passagier Kijven......" ..Lame nou", pleitte het jongetje, nog cUUd rookend. ..'k Sel je werachtig niet hindere"k sel geen slgarette ouk meer neme. .Maar Jongen, dat gaat toch niet", zei Gerard. „Ten eerste moet je toch eten enneen, dat gaat nietIk zal Je heuscn aan den kapitein moeten aangeven". „Je bint een flauwe fint" zei het jongetje en ging ontmoedigd zitten. „Jasseswat een kerel Gerard lachte. „Ik zal het gced met je maken", zei hU goedig. „Ik zal je passage betalen en als we aankomen, zal ik wel eens in- formeeren hoe dat zit met die pook waren dat je ouders?" „Me tante" zei de jongen. .Dat merakel hét het nou eeuwig op d'r heuper hè. Maar ze sel blij sün dat "k assjauwijne bin". „Dat Je wat?' „Wegfoetsie...." „Hoe heet je?" „Eend", zei de jongen prompt. „Wat?" „Eendanders bin 'k noult ge noemd „Ja maarhoe noemden ze je op school?" De jongen dacht zwaar na. Toen zei hU: „As 'k op schoul was dan zeie ze altUd „nare. ondeugende jongen" of „kwaje bengel". Gerard zuchtte. „Nou, blijf nou maar kalm hier zit ten, dan zal ik eens gaan praten met den kapitein. HU praatte, en de oude zeeman, glim lachend bU het verhaal, stemde er in toe, den kleinen „blinde passagier" in de derde klasse te stoppen, op kosten van Gerard. ,.U zal er niets als ondank van heb ben", waarsohuwde hU- „En ik zal maar beginnen met den bengel een bad te laten geven". HU liet den steward komen en gaf zUn orders. Toen zaten ze nog een tUdje te praten. Gerard zei lachend: „Het is een typespreekt een onge looflijk taaltjemisschien haal ik er nog copy uit". HU wilde juist weggaan, toen de steward terugkwam. Hij zag er eenigs- zins verward uit. „Kapitein", zei hy, „die jongen dat is een meisje". „Hé, wat!" kwam het uit twee mon den. „Ja kapiteinen ze heeft me leelyk gebeten ook Hij toonde een plek aan zUn hand. „Ging te keer als een kleine duivel toen ik hem.... haar in de badkamer wilde brengenik heb er nou een van de juffrouwen bU 't is een mirakel van een jongen meisje bedoel ik De kapitein keek Gerard aan en deze werd rood. „Ik ehmaarwie...." stamelde h«. „Dat is een zonderlinge geschiedenis", zei de kapitein. „Laat hemhaar hier komen als ze dat bad heeft gehad.... Zeg. dat ze haar wat geven om aan te trekkeniets met rokken...." Een half uur later klopte een van de stewardessen aan en achter haar volgde bUna bedekt door haar beschermende breedheid, een nietig figuurtje in een te wUde Japon. Maar nu het gezichtje gewasschen was. zag het er aardig en frisch uit en het donkere haar krulde over een hoog voorhoofd, waaronder don kere oogen schitterden. „Welallemachtig", zei de kapitein en keek weer naar Gerard, die weer rood werd. „Wat is dat hè?" wendde de kapitein zich vervolgens tot de schuldige. „Wat moet dat fceteekenen! Hier aan boord sluipen, in kasten zitten.... ik moest Je aan de politie geven!" De schuldige wierp een hulpsmeeken- den bük naar Gerard, die bemiddelde: „Ik blijf by myn aanbod, kapitein laat h3ar nu maararm zieltje, zoo'n kind met een pook te slaan „Kind!" herhaalde de kapitein en snoof. „Ze is minstens zeventien. Maar enfinzooals u wilt.... neem haar mee naar de derde klasen pas op. als ik kwaad van je hoor!" brulde hy tegen het meisje dat schuchter weg kroop. Gerard had bepaald met haar te doen. Ik kom straks weieens naar je kUken". zei hU vriendelijk. Een uur later zocht hy zUn bescher melinge op. ZU zat in een dekstoel en vloog overeind toen ze hem zag. „Zoo. eendje", zei Gerard vaderlijk „laten wij nou eens praten hè? Hoe heb Je het hier? De kapitein meende het zoo kwaad niet. hoer". „Die dacht, dat hij mU kon bang ma ken", zei de eend en ging weer zicten. schudden a van het lachen. „Die dikke bullebakkeek z'r. oogen naar me uit. notabene". Gerard ging er ook bij zitten en gaap te haar aan. „O eh.... hm.... dat spraakje was dus maar comedie?" „Jaik vond het er bij passen hè?" zei dc eend. „Maar ik ben u vreeselijk dankbaarOf ik nou netjes praat of niet, blijft wel hetzelfde, hè?" Gerard keck haar nadenkend aan. „Dat met die pookbegon hy. „Het was een beetje anders", gaf zij toe. „Maar minstens zoo erg. Stel je voorze wilden me koppelen aan zco'n dikken koopman. „Vertel me eens wat van die geschie denis", zei hU. Ze vertelde, haar armen om de knieën geslagen. Ze vertelde vlot. geestig amusant. Men zag haar vinnige tante, en den dikken koopman en de andere personen uit haar leventje. Gerard keer. de opgewekt terug naar zijn hut. „Er zit lets in", overlegde hU. „Ab soluut. men zou er een komische film van kunnen maken". HU maakte notities en was den volgen den dag alweer bU z'n beschermelinge, die hij nog altUd „eend" noemde, daar ze hardnekkig haar naam weigerde te zeggen. „Eendje", zei hU op een avond, „we zijn binnenkort aanen wat moet er dan met jou gebeuren? Ik'kan je toch niet meenemen?" „Waarom niet?" pleitte de eend, ik. Ik zal voor u koken". Gerard lachte. Nog andere talenten?' „Typen", zei de eend, hem met smee- kende oogen aanziende. „Zoo? Kan JU typen?" „En stenografie", vervolgde de eend hoopvol. „Wel allemachtigdat had ik nooit gedacht.... je hebt me daar niets van gezegd". „Neemt u me nou mee", pleitte de eend. „Andersanders trouw ik". „Hoezoo?" vroeg Gerard verbluft. „Er is hier iemand die met me trouwen wil", vertelde ze plechtig. „En een aardige jongen is het ookals u me niet meeneemt, trouw ik hem tante is toch blij als ze me kwyt is Gerard overlegde langen tUd. Waarom zou hU haar niet meenemen? Kleine secretaresse, met origineele ideeën. Hij kon haar laten vertellen, ze had altijd wat nieuws te vertellen, ongelooflijk, zooveel amusante dingen als dat kind in haar leven had meegemaakt! Toen hij den volgender. dag, vroeger dan anders, kwam, vond hij de eend in gezelschap van een meneer die haar dui delijk en zichtbaar het hof maakte. Ik moet haar beschermen, dach Gerard vaderlijk. Dat gaat absoluut verkeerd als ik haar niet meeneem.... Een innerlijke stem zei hem, dat het óók verkeerd zou gaan. als hij haar mee nam, maar hy beloofde desniettemin. Dien avond dreef hem een zonderlinge onrust weg van zijn medepassagiers, naar de derde klasse. Daar stend ze, geleund tegen de railing, in het japonnetje, dat ze verkleind had en dat haar nu niet eens onaardig stond. Gerard voelde een groote verteedering in hem ontwaken, toen hij haar zoo zag staan, starend over zee, arm, verlaten wezentje. Hij kwam naast haar staan en merkte op, hoe lief ze er uit zag. toen ze tegen hem lachte. Vaderlijk legde hU zUr. hand op haar donkere kopje. „Nu moet je me toch heusch je naam zeggen", zei hU. „Ik kan toch mijn secre taresse niet „eend" noemen?" „Zult u niet boos zijn?" vroeg ze, en leunde tegen hem aan. „Boos, waarom?" „Ik.... ik heb wel een beetje gejokt- een heel klein beetje maarbekende ze. „Ikik heb heelemaal geen tante, ik ben wees, heb ergens een voogd, die zich nooit veel om me bekommerde. Ik werkte op kantoor cn verveelde me gru welijkeen ontzettend saai leven er gebeurde nooit wat. Ik las veelook alles wat u geschreven heeften wel. ik zag in de krant uw portret en het bericht, dat u naar Amerika ging. Teen dacht ik by mezelf, hoe heerlijk het zou wezen, secretaresse te zUn van zoo'n beroemd manmaar ik wist wel. dat ik zoo'n baantje toch niet zonder aanbevelingen zou krygen... Toen dacht ik. dat een man als u misschien wel te winnen W3S door een beetje originaliteit enwelzoo kwam het". Gerard keek haar langen tijd aan. Toen zei hij: „En dat noem je niet erg jokken? Er was dus absoluut niets waar. noch van de pook, noch van den dikken koopman?" „N neen", bekende ze. ..Menschenkinddan ben Je een vondst!" juichte Gerard. „Ga alsjeblieft door met jokken.... er zitten twee ro mans. een blijspel en drie scenario's in een meisje a!s JU". Inderdaad, de productiv:teit van Gerard Bons is opvallend, sinds hy zyn nieuwe secretaresse heeft. Ky heeft niemand meer te benUden om „ideeën". Men zegt dat hij van plan is. zijn levende inspi ratie voorgoed aan zich te binden. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1317 LEERTIJD Baby besluit dat hij genoeg heef' van zUn rammelaar wydt zich aan het bczuigen van zyn duim bevindt cLat moeder den ramme, laar heeft opgeraapt on terugge. geven begrijpen ze dan niet dat hy liet I laai" heb je waarempel vader, die ding kwyt wil? Daar gaat het 'm weer opraapt weer I .0^ waarom laten ze het ding niet lig gen. zoodat hU rustig op zijn duim kan zuigen? daar is ie alweer begint te be seffen, dat dit verloop van zaker. de elementen van een nieuw spe! bevat zoo vaak hij het ding weggooit, raapt een ander het weer op, een leuk spel, waar hij alleen niet op gekomen zou ziin. (Nadruk verboden.) HET CHRISTENDOM EN DE ONTWAPENING. REDE PROF. B. D. EERDMANS De Vereeniging van Jonge Liberalen alhier had Donderdagavond een verga dering belegd in Hotel Lion d'Or, die goed bezocht was en waar Prof. B. D. Eerdmans, hoogleeraar in de theologie te Leiden. oud-!id van de Tweede Kamer, sprak over het onderwerp: „Het Chris tendom en de ontwapening". Spr. begon met op te merken dat de geest in Nederland wel geheel anders is (met betrekking tot militairisme nl.) dan de geest bij onze Oostelijke nabu ren. De tradities van vroeger worden in Duitschland nog altüd gehandhaafd. En vóór den oorlog was in Duitschland de officier alles, de burger kwam eerst >p het tweede plan. In Oostenryk was het ook zoo, zU het dan in eenigszins min dere mate. Nederland is geen militairis- tisch land. De vredesgedachte Is in de kringen van de Liberalen sedert geruimen tUd aan de orde van den dag. De anti-vre- desgedachte is vUandig aan de maat schappij en aan een volk. Spr. zette dit nader uiteen. De militaire wedUver moet daarom verdwijnen. Het geld moet voor nuttiger doeleinden worden besteed. Hoe wordt nu het ideaal bereikt? Niemand moet iets willen doen voor be wapening. militair verzet enz., zoo oor- deelen velen. En zij brengen de zaak in verband met de Ohristeiyke leer. Dit moet op een jong gemoed wel een diepen indruk maken. Bedenkelyk is het echter dat de toe stand zooals die nu bestaat minder de aandacht heeft dan de mooie Ideeën zelf. Er wordt niet gedacht over de interna tionale verhoudingen en dergeiyke vraagstukken. Men denkt er hier niet aan dat in Duitschland nog altUd de gedachte leeft aan wraak, aan „het Üen overwinnaars in den laatsten grooten oorlog betaald zetten". Wy kunnen ons in de daar heerschende geestesgesteld heid niet indenken. Wil iemand dus iets doen voor den vrede, dan zou hy dóór moeten werken. Maar er wordt juist ge werkt voor den vrede, waar geen lust bestaat om den vrede te verstoren. Dan is Frankryk doodsbang voor de overweldiging: elke maatregel die in Frankrijk wordt genomen beoogt bevei liging. Zoo is de werkelijkheid en daarmede moet rekening worden gehouden. Maar dit wordt veel te weinig gedaan. Voortgaande zeide spr.: Wanneer wij hier in ons land veilig zUn. komt dat doordat er een macht is die inbreuk op dat recht kan wreken. Zou die macht verdwUnen dan zou dit beteekenen een vrijbrief voor de slechte elementen. Dit geldt zoowel internationaal als natio naal. Daarom kan men niet komen tot internationalen vrede zonder interna tionale bescherming, Deze nuchtere waarheden nu hoort men niet gaarne. Men doet een blinddoek voor de ocgen. In verband met het Christendom is vooral de aandacht van vele jongeren bepaald bij de gedachte: wy doen aan al dat geweld niet mee. Het is te begrypen dat men walgt van de verschrikkingen die den eventueel komenden oorlog zul len kenmerken. Maar is nu het juiste middel te zeggen: wy blijven ver van dit alles? Wèl als iedereen zoo redeneer de. maar dit is niet zoo. Daarom is het nog steeds noodig dat macht het recht beschermt. Had Nederland in den groo ten oorlog geen gewapende macht ge had, dan waren wy in den oorlog be trokken geworden. E11 komt er weer een oorlog dan zullen dezelfde omstandigheden zich herhalen. Gaat het dan aan om te zeggen: „WU doen niets, er gebeure wat gebeuren wil. Wij zullen dan tenminste rust voor ons geweten hebben". Spr. besprak het boek van Prof. Hee- ring over „De zondeval van het Chris tendom". Dit boek spoort eigenlijk aan lot dienstweigering, al staat dat er niet met zoove°l woorden in. De poging om eigegn begeerte te steu nen met de Schrift stelt de historische waarde van hetgeen achter ons ligt on juist voor. Het dienstweigeringsvraag- stuk kan op grond van den Bijbel niet worden opgelost. De houding van Jezus tegenover de staatkundige en militaire vraagstukken van zUn tijd (waarbij in 't oog moet worden gehouden dat er geen militie was maar dat het leger bestond uit betaalde krachten) was dat Hij blijkbaar den be- staanden toestand wenschte te handha ven. Hy komt niet in verzet en denkt niet aan internationale vraagstukken. Daarom kunnen uitingen uit die dagen niet van toepassing zyn op thans heer schende internationale toestanden. De geschiedenis van het Christendom helpt ons niet uit de moeilijkheden. Vraagstukken van ontwapening moeten in algemeen menschelijken zin worden beschouwd en met ons verstand. Wij moeten niet denken dat. als wy hier zeg gen: „Wij stichten een nieuwe orde", an deren dan zullen zeggen: .Dat doen wy ook". Het botweg weigeren van iedere verdediging is gevaarlijk voor het ideaal. Wie gelegenheid geeft voor misdaad lokt misdaad uit en is schuldig. De verfynde misdaad stuit niet af op het „maar la ten gaan". Het standpurt van den Vrijheidsbond is dan ook dat er een kleine weermacht most zyn voor onze verdediging: klein maar goed. Dat dit nog zoo moet zijn. valt te betreuren, maar de ernst der ty- den dwingt er toe. Daarom gaat het nog niet aan de VrUheidsbonders te schelden voor militairisten, imperialisten enz. Na de rede van Prof. Eerdmans was er eenige gedachtenwisseling. De voorzitter vroeg of de Liberalen hun gedachten op ontwapeningsgebied niet krachtiger naar voren moeten doen komen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Stofzuigerhuis MAERTENS BARTELJORISSTRA AT 16 TELEFOON NO. 10756 Verkoop, Verhuur, Iuruüen, Reparaties De inleider meende dat er moeilUk by- voorbeeld een actie zal te voeren zijn die verder gaat dan wat nu geschiedt. Mr. Dresselhuys heeft in de Kamer herhaal delijk aangedrongen op matiging maar toch ook op een weermacht die klein is, maar goed. Ds. Leendertz had gaarne gehoord hoe het Christendom de leiding kan geven bij het vredeswerk. Prof. Eerdmans antwoordde dat de taak van het Christendom is de men- schen te brengen onder de nieuw-testa- mentische moraal. En daarin is inder daad geen plaats voor oorlog. Het christendom verplicht tot een in ternationale gemeenschap van geloovi- gen. Het is goed, dat daaraan herinnerd wordt. En dat doet Prof. Heeres. Daarom heeft zyn boek iets goeds. De taak van de kerk is er op te wyzen dat men ten opzichte van zijn mede-christsnen het standpunt moet innemen van éénheid. In dit opzicht zyn wij nog niet ver. De Mohammedanen zijn ons daarin vóór. zy kennen geen splitsing. Spr. begrUpt overigens niet, dat er een verschrikkelijk conflict kan komen door dienstplicht vooral in ons land. Wie zich met een wapen verdedigt kan toch een zeer vredelievend man zijn. Het is mis schien kortzichtig van mij aldus Prof. Eerdmans, maar ik heb nooit begrepen dat byvoorbeeld Duitsche jongens plot seling zooveel last ven hun geweten krij gen als zij onder de wapenen moeten komen en ik kan dan ook niet gelooven dat al dat dienstveigeren „gewetens zaak" is. Met een woord van dank aan den in leider sloot hierna de voorzitter, de heer A. J. Tom, de bUeenkomst. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. AMSTERDAM UTRECHT Nleuwendijk 225-229 Oude Gracht 151 Roman door PAUL OSKAR HÖCKER Uit het Dultsch vertaald door HERMINE VAN GEERTEN 46) En het gebouw van binnen heeft iets van het plechtige van een groote kerk. Fen van de aardigste dingen is hoeveel do bezoekers te vragen hebben. Zoo kin derlijk soms.cn Je hebt er soms vree slijk deftige oude heeren bij! Ze heb ben bUna allemaal boekjes of blocnotes ln de hand. maar jc moet niet denken dat dat alle kooplui of agenten zUn. O neen. het is het groote publiek. De een heeft een stadstuintje, de an dere een grooten villa tuin, een derde be zit een groot landgoed, weer een ander houdt er een Tosnrlum op na. een vlsch- vUvcr of een daktuin en dan heb je nog de eenvoudige menschjes die him bal- con met bloemen versleren of een kleine veranda hebben of zelfs maar een sim pele bloemenbnk. En ze houden allemaal evenveel van bloemen, kennen de soor ten. de namen, letton op iedere nieuwe nuance. En de vreugde als zoo'n Jong jncisje in helder witte jurk een nieuwe bloem ontdekt. Direct het notitieboekje voor den dag en als het niet te duur is kan dc exposant er op rekenen den vol genden dag een beslelkaart te ontvan gen. Ik heb vroeger nooit veel van de En gelse hen gehouden, maar sinds Mr. Gabb mU ln aanraking heeft gebracht met Dickens en Thackery en vooral met het prachtige werk van Kipling, ben ik wel een beetje anders gaan denken! Mnar wat me vooral voor het Engelschc volkInneemt, dat is de groote. mooie liefde voor bloemen, by jong cn oud. bU arm en rUk. Grootvader Troilo zal wel zwart kUken als hU dit leest Ons oorspronkeiyk plan om een eigen paviljoen in te richten is. zooals lk al schreef, mislukt. Alleen maar een paar groote vcreenigingen hebben eigen pa viljoens. Eerst was ik erg teleurgesteld. Hoe zouden we ln deze zee van bloemen, van schitterende kleuren ons Vlammen de Kiitchen een beetje laten uitkomen? Maar al op den ochtend voor de ope ning wist ik: ze zullen ons bloemetje niet over het hoofd zien. Weet je hoe ze het hier gedaan krUgen om in deze reusachtige ruimte en in de massa's bloemen toch een bepaalde soort in het oog te laten vallen? Ze zetten overal groote groepen bloemen in dezelfde kleur bU elkaar. En dan duiken uit het dichte groen groote plekken wit of zeegroen of goudbruin of purper op. En we troffen 't buitengewoon dat onze buren op de ten toonstelling, zoowel rechts als links en boven en bcneder. alleen witte, sneeuw witte tot roomkleurige anjers hebben. Daar tusschen vormt onze bloemencol- lectie een groot, gloeiend eiland. Neen, het lUkt wel een groote laaiende fakkel, als men onze stand van beneden af ziet. En van boven, van dc hoogste galerU gezien, lijkt het een stralende zonson dergang! Ik ben nog nooit zoo gelukkig in myn leven geweest als in deze dagen. En een Engelsch dat ik ln mUn gelukzaligheid gesproken hebMaar Mr. Gabb vond dat het niet eens zoo héél erg was. Maar ze begrepen me toch allemaal, vooral als ik ze een beetje vriendelijk aankyk en het prospectus in de hand duw. dat Mr, Gabb in het Engelsch heeft laten druk ken. Ook dc plaat uit de ..Gartemvelt" doet het uitstekend. Mr. Gabb is erg tevreden. De eerste prUs zal wel voor de rose noviteit van Dutton zün. Het is de grootste anjer die ik ooit gezien heb. maar de buitenste bloemblaadjes ver kleuren erg gauw cn we amuseeren ons er mee hoe het personeel voortdurend met scharen in de weer is om ze af te knippen. Zoo iets behoeven we niet te doen. Van de eerste honderd snijbloe men. die wy hier in hooge vazen heb ben staan, hebben we pas drie hoeven te vernieuwen. Ik denk dat ze in een win kel of een kamer twee weken kunnen staan zonder vorm en kleur te verliezen a's ze geregeld frisch water krijgen en bygesneden worden. Gisteren heeft Mr. Gabb een lang interview gehad met een bekend plantkundige hier en vanochtend stonden er groote stukken in de couran ten. Ik stuur ze hierbij. Er is maar een blad dat de naam juist gespeld heeft, de andere schryven allemaal „Flaming Kate". Onder dezen naam zal uw schep. oing nu wel in hot land der Britten be kend worden. Dat we zeker den tweeden prijs krij- gen heeft Mr. Gabb een paar uur ge leden van Sir Roberts gehoord. Zoodra het officieel is. stuur ik een telegram. Bestellingen komen zonder onderbreking binnen. Daarover schrUft Mr. Gabb mor gen. HU is er voor om maar kleine plan ten te sturen. Hy vindt dat in het zachte klimaat hier nog wel in October buiten geplant kan worden. In verscheiden dee- ler. van Engeland vriest het vóór Januari of Februari heelemaal niet. Weet u nog hce we in Mei in de ysheiligen-nacht buiten met dc kolenpannen in de weer zUn geweest? Hoeveel van die planten of stekken zouden er niet zUn. die nu hier de bewondering van de bezoekers opwekken? Wat een heerlijk beroep is het bloemenvnk toch. En zelfs van de tegenslagen leert men. Mr. Gabb zegt: vroeger was hy alleen maar een boer. maar nu krygt hy het gevoel dat hy het in het blcemer.vak nog wel eens tot Iets kan brengen. En dat heeft hij aan u te danken. Hy doet net alsof hy van de Dultschers niets moet hebben, maar van de Dultschers die hy heeft leeren kennen houd: I.y. Heel veel. Dat heeft hy my vanochtend op zijn fijne, humo ristische manier gezegd. Ik heb hem ge antwoord dat als ik daar ook bij in begrepen ben. hij me dat maar een beetje duidelilker moest laten merken, want dat deed hU helaas niet. Brutaal, hè? Morgen, Zondag, Ls de tentoonstelling 's morgens gesloten. Mr. Gabb neemt ma mee naar de St. Pauls Kathedraal. Don derdag wordt de tentoonstelling geslo ten. Maar het duurt nog wel een veertien dagen voor we terug kunnen komen, omdat nu pas het zakeiyke gedeelte van onze reis begint. Mr. Gabbe denkt dat hy hier grif 50.000 exemplaren aan dan man kan brengen. De prUzen voor de mooie noviteiten waren allemaal tus schen de drie en vier shilling. KrUgen we de medaille dan doen we het natuur- ïyic niet voor minder dan vier. In elk geval verdienen we wel zooveel dat u zich in het Kurhaus in Wiesbaden eens op een fleschje champagne tracteeren mag. Maar dat meet u dan aan Mr. Gabb schryven als u dat doet, dan voelt hU zich misschien verplicht my ock eens te inviteeren. Dat zou zalig zyn! Mrs. Scraduff zou natuurlyk mee moeten, omdat Oom Erck haar in een briefje op het hart gedrukt heeft goed voor myn zie'.ehell te zorgen, wat ik overigens ta melijk overbodig vind. Want het zou toch neg veel aardiger zijn. als de twee pio niers van de jor.ge firma Katarina Lutz eens met zijn beidjes er op uit togen om een flesch champagne te ledigen op de herinnering aan onzen harden s;ua:etyd by juffrouw Katarina en Meester Bal thazar, die wy beiden hierbij hartelUk greeten. Of zouden ze ons in Trocadero voor een paartje op de huwelijksreis aan zien? Overigens is Mr. Gabb heel aar dig en attent. U mocht eens denken van niet! En nu, juffrouw Lutz, een hartelyke zoen en myn innige gelukwenschen met uw rcuzensucces! Eva". XIV. Zoo kwam dan nu het loon. De Duitsche bladen hadden den vol genden dag het telegrafisch bericht van het succes van hun jonge landgenoote: „Londen, 9 October. Op de groote bloemententoonstelling in Cristal- Palace. kreeg een Duitsche anjer noviteit, „Flaming Kate", den twee den prijs. Ze is gekweekt door Juf frouw Katarina Lutz in Wiesbaden. Deze Jonge dame heeft in Marien- felde by Berlijn haar theoretische opleiding gehad, is jarenlang in ver schillende Duitsche bedryven prac- tisch werkzaam geweest en heeft in Engeland grondig studie' gemaakt van de anjer-kweekerij- „Vlammende Kaichen" zal zeker in den komen den winter de modebloem worden". (Wordt vervolgd^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 6