JAN DE LAPPER. Haarlemmer Halletjes Een beroemd Haarlemmer. In den gevel van het perceel Spaame 37, op den hoek van de Hoogstraat, ls een blauwe steen gemetseld, die het vol gende opschrift draagt: MDCLII Voor dit huls oefende Jan de Lapper zijn eenvoudig handwerk, verhief zich door beleid en moed tot scheepsbevelhebber en is, strijdende voor het vaderland, den heldendood gestorven. 1824. j. H. K. Deze steen her innert aan Jan Barendse. bijge naamd Jan di Lapper. te Haar lem geboren. In 'i midden van de 1 fe eeuw oefende hij binnen onze veste het eerzaam be roep van schoen, lapper uit, in het pothuis dat tegen genoemd perceel aan gebouwd was. Hli lapte schoe nen. als hij ten minste niet op zee aan 't oorlogvoe» ren was. Jan Barendse onderscheidde zich tiidens den len Engelschen oorlog onder Maarten Harpertsz. Tromp ofschoon hij slechts als boots man diende, danig dat hem bij het uitbreken van den 2en Engel, schen corlog de waardigheid var. kapitein over de ..Maarseveen", een schip van 42 stuk ken geschut een bemanning van 155 koppen, verleend werd. In 1658 voer hij on, der admiraal Was senaar Obdam naar Dantzig en zijn naam komt voor op de lijsten van scheepsbevelhebbers als Jan de Lapper. Ook in de volgende zeeslagen overlaad de hij zich met roem. In een van deze werd hem een arm afgeschoten en toen hy zich heldhaftig aan den mast liet binden om het volk aan te moedigen, nam een tweede kogel zijn hoofd weg. Het pothuis van Jan de Lapper werd In 1820 afgebroken. Een vriendelijk abonné zendt ons een door zijn grootvader in 1827 geschreven gedioht, dat een levensbeschrijving van Jan de Lapper bevat Wij drukken hieronder den inhoud van het vergeelde, meer dan 100 jaar oude manuscript in gemoderniseerde spelling af. LOTGEVALLEN VAN JAN BARENDSE OP JAN DE LAPPER. Wlen hart voor land en vrijheid klopt Bezoekt de stad aan 't Sparen En blijve aan de Melkbrug staan Om 't hoekhuis aan te staren. In 't pothuis van den Zwarten Hond Daar zat Jan Barendse binnen. Om met zijn sohoenmakerswerk Den soob'ren kost te winnen. Doch ging de trom voor zeevolk rond Tot wreking van 's lands rechten. Dan smeet hij els en pikdraad weg Om voor het land te vechten. Hij had als Schie- en Bootsman reeds Bi] onderscheiden tochten, Zelfs eens aan 't boord van d'Admiraal, Met leeuwenmoed gevochten. Wanneer voor 't eerst het oorlogsvuur Met Engeland weer ging blaken. Deed Meester Jan terstond zijn best Om weer aan 't boord te raken. Jan kwam aan boord bij een kaptein, Die wel met titels pronkte-, Maar wlen geen straaltje heldenmoed ZUn koude borst ontvonkte. De slag gaat aan. Hij wil terug Maar kan niet, wijl de Britten Naar wie de wind hem telkens voert Hem op zyn tabberd zitten. Het gevecht tuischen de Engelschen, onder admiraal Robert Blake en de Hols (anders onder M.H. Tromp, waarin Jan de Lapper zich door zijn dapperheid onder, scheidde. ,31oó Jan, doó Jan". Zoo was 't ook hier. Kaptein en luit'nant sneven En nu riep ieder 't Is gedaan! Wij moeten 't overgeven! „Dat stut ik; neen!" roept onze Jan ,,'t Zal nu eerst recht beginnen! Ik ben kaptein. Kom, makkers, kom! Wfj sterven of overwinnen!" Hy neemt een lont en vliet naar 't krult. „Hier", zegt hy, „helpt geen beven. Vreest gy den dood van 's Britten hand Dees' lont zal u doen sneven!" „Neen, Meester Jan, wy volgen u!" Roept elk der oorlogsbonken. Weldra is ook het eerste schip Reeds naast hen weggezonken. „Da's nummer één!" zegt Jan. „Welaan, Een ander weer bekeken!" En spoedig is ook 't tweede schip Onttakeld afgeweken. Nu was de slag al ras beslist: De Britten gingen strijken En lieten aan de vloot van Tromp Hun achtersteven kijken. Tromp had deez' heldendaad gezien; Hy dacht niet aan den Lapper En zei: Hoe komt die laffe bloed In dit gevecht zoo dapper? Hij seint de kapiteins aan boord, Hij ziet de sloepen komen En heeft, in plaats van pronking, hier Jan Barendse vernomen. „Wat 's dat?" zegt hy. „Hoe? Meester Jan? Ik vraagde u. by mijn seinen Geen Bootsliên of geen Schieman, neen: Maar wel de kapiteinen Mynheer", zegt Jan, „dat gy mij ziet Ls by myn ziel geen wonder. Myn laffe baas voer met zyn maat Ten eerste naar den donder. Zijn schip ging haast denzelfden gang: Toen kwam ik op de proppen En ging monsieur den Engelschman Eens afgedrommels kloppen. Want de eerste zoop het pekelnat. De tweede die ging schuiven. En 't was zyn tyd, heer Admiraal Of 'k hield hem in myn kluiven. En had gij geen „holla" geseind, Mynheer, ik wil u zweren. Ik ging het oude Brittenhok Nog and're sprongen leerenl" „Gij hebt", zegt Tromp, „een plaats verdiend Bij and're kapiteinen. De dapperheid gaf u het recht Om bij hen te verschynen" Reeds dryft de vloot naar Texel heen Waar 't volk aan wal moet stappen. En Jan, al was er niets gebeurd Ging weer aan 't schoenenlappen. De Faam van zulk een dapper held Heeft Neerland doorgeklonken. Toen heeft de Staat dien braven man Erkentelijk geschonken: Een gouden keten om den hals Met nog vyfhonderd ponden. Nooit had zich onze Meester Jan In zulk een staat bevonden. Hy koopt zyn leer in voorraad thans Een Zondagsch pak daar neven En heeft zich met zyn halssieraad Gestaag ter kerk begeven. De Britten, nog niet afgeschrikt. Herstellen weer hun krachten En liggen weer in 't ruime sop Op Holland's vloot te wachten. Tromp trok door Haarlem naar Den Haag Om orders af te halen Maar d'opgehaalde Melkbrug doet Hem voor Jan's pothuis dralen. Jan ziet en groet den Admiraal „Wat zien", zegt Tromp „myn oogen? Zyt gy, o dapp're oorlogsman Niet meer naar boord getogen?" „Ik ben, mynheer, als kapitein", Sprak Jan, „teruggekomen. „En kort en goed, geen and're rang Wordt van my aangenomen." „Zacht „zacht wat!" zegt nu d'Admiraal. „Als luit'nant zal wel schikken." „Neen", zegt Jan, „om den drommel niet' Kaptein öfschoenen flikken!" En nauw'lijks is de derde dag Na dit gesprek vervlogen. Of Jan is op een opontbod Reeds naar Den Haag getogen Hij treedt op 't fierst de raadzaal in Om 't heuglyk nieuws te hooren Dat hem 't bevel over een schip Om 't eervolst is beschoren. Nauw heeft Jan Barendse de maar. Die blijde maar, vernomen Hij roept: „Meneer de Engelschman Zal van den duivel droomenl" van dat tydstip af is Jan De steun van Tromp gebleven En menig dapper Engelschman Moest voor den Lapper beven. Hij heeft als vaardig kapitein In onderscheiden tochten Voor d'eer en 't heil van 't vaderland Met leeuwenkracht gevochten. In 't eind heeft hij den heldendood Op 't bed van eer gevonden: Een schot, een heilloos schot, helaas! Heeft hem naar God gezonden. SCHILDERIJEN VAN OUDE MEESTERS. Een van myn toekomstdroomen, waaraan ik my soms overgeef, betreft een oud, kostbaar schildery. Ergens in een vergeten hoekje, by een uitdrager, zal ik een Rubens of een Rembrandt vinden. Ik zal den uitdrager blij maken met vyf of tien gulden en ik zal de schilderij onder mijn arm meenemen. Thuis gekomen zal ik een brief schrij ven aan Rockefeller of een anderen dollar-koning, waarin ik hem mijn vondst te koop aanbied. Na korten tya zal ik een chèque ontvangen van zullen we zeggen: 200.000 dollar? En een telegram: „Zend omgaand schil - dery." Hoe het dan verder met me zal afloopen droom Ik er nooit by. Dit is nu maar een bedriegelyke droom maar het is toch mogelijk de practyk toont het tegenwoordig bij wyze van spreken dageiyics aan dat er hier of daar onder rommel op een zolder kostbare kunstvoorwerpen ge vonden worden, die eenige tienduizen den guldens, of nog meer, waard zyn. Zij kunnen daar gedurende jaren liggen omdat slechts een deskundige hun waar de kan vermoeden. Een oud. vuil schil derstuk kan een meesterwerk blijken te zijn van een beroemd schilder uit vroeger eeuwen. Het onderzoek naar schilderijen van oude meesters is in den laatsten tija krachtig ter hand genomen en eenige niet te versmaden vermogens zijn ver diend door menschen die zich nooit van de kostbaarheid van hun bezitting be wust waren geweest, totdat het scherp ziend oog van een deskundige er de waarde van ontdekte. Dit geldt in 't bijzonder voor Enge land. Sinds de Tudors heeft Grooi Brittannië een rijken voorraad schilde ryen, niet alleen van Britsche kunste naars maar ook van buitenlandsche schilders die zich in Engeland vestigden o" wier meesterstukken door Engelschen van hun reizen in het buitenland wer den medegebracht. Een van de voornaamste redenen, waardoor eigenaars van oude schilderijen zich zoo vaak niet bewvst zijn van hun waarde is dat dikwyis over het werk van een beroemd meester heen werd ge schilderd. Het oorspronkeiyk werk komt dan by toeval voor den dag wanneer het schilderstuk bij voorbeeld in han den komt van een restaurateur van schilderijen. Veel van dit overschilderen is te wyten aan overdreven preutsch- heid van menschen die de schilderij door erfenis of op andere wyze in hun bezit kregen. Nog onlangs werd de meening van een bekend expert gevraagd over een oud schildery dat toevallig ontdekt was In een klein rielgisch dorp. Het stelde een oude vrouw voor, die den Bybel las. Da deskundige maakte uit dat het een echte Rembrandt was en bewoog een vermogend vriend het voor 4000 pond sterling te koopen. De vriend meende dat de gelaats-uitdrukking der ouda vrouw niet die was van iemand die ver diept was in haar Bybel, maar hy kocht tenslotte het stuk toch. Maar toen het, gerestaureerd werd bleek dat Rem brandt een oude vrouw geschilderd had die bezig was een gans te plukken. Klaarblijkelijk had een vroeger eigenaar van de schilderij de voorstelling van een half-naakte gans te gewaagd gevonden en had hy over de gans een Bijbel latc-n schilderen! Hetzelfde schilderstuk wordt nu ge schat op 50.000 pond sterling. Een Britsch edelmar •-> Londen die een beroemde verzan 4' bezat, wilde eenige schilderijen aan _n kunsthandel verkoopen. Het oudste lid van de firma bezocht hem om de stukken te schatten, maar de Lord moest hem teleurstellen, daar de bedoelde schilderyen op dat oogenblik niet te Londen waren maar op het buitengoed van den edelman. Hij noodigde den kunsthandelaar uit, di lunch met hem te gebruiken en na ai loop nam hy hem mee naar een zolder kamer, om hem eenige curiositeiten te laten zien. Onmiddellyk werd hier de aandacht van den deskundige getrox- ken door een onoogeiyk schilderstux, dat in een hoek van het vertrek op den grond lag. De eigenaar zeide hem dat het niets waard was. Maar na de schil dery zorgvuldig onderzocht te hebben zeide de kunsthandelaar: „Dit is een Holbein, waarnaar al lang wordt ge zocht. Ik geef u er 8000 pond voor!" Huisvrouw (door ervaring vindingrijk geworden, tot nieuw dienstmeisje): Het vorige meisje heeft zooveel kopjes en borden laten vallen, dat ik je moet verzoeken om tijdens het afwaoschen dit net te dragen. (Humorist). DE HEETSTE STREEK OP AARDE. De warmste plaats op aarde is de „doodsvallei" in het Zuid-Oosten van den staat Californië", oostelijk van ds Sierra Nevada. Dit aal is 3 tot 13 Kilo meter breed en meer dan 180 Kilometer lang; de bodem ligt 67 meter onder den zeespiegel. Ofschoon het klimaat ervan zou moe ten overeenkomen met dat van Zuid- Span je en Sicilië, daar het dal op 36 tot 37 graden Noorderbreedte gelegen is, en dus nog allerminst tot de tropische zone behoort, bedraagt de gemiddelde temperatuur in den winter 18 graden en in den zomer 34 graden Celsius; maar er werden ook reeds belangrijke hoogere temperaturen gemeten. Zoo noteerde men b.v. in 1915 56 graden sn in 1913 byna 57 graden, de hoogste temperatuur, dit tot nu toe op aarde werd waarge nomen. Een langdurig verbiyf In dit woestyn- dal is dus voor den mensch buitenge sloten. Er valt slechts zeer weinig regen, meestal 's nachts, en soms verdampen de droppels, voordat zy den grond bi reiken. Het dal heeft geen afwatering; in het midden is het eenigszins moe rasachtig. De dierenwereld is er verte genwoordigd door hagedissen, adders, slangen, scliildpadden en kikvorschm. Het spreekt vanzelf, dat de mensch zich zeer slecht by de daar heerschende levensomstandigheden kan aanpassen, en zelfs de Indianen trekken in de maanden Juli en Augustus uit het dal naar de bergen. Het huis van Jan de Lapper, zooals het er nu uitziet, op den hoek van het Spaarne en de Hoogstraat. Boven de deur bevindt zich dei gedenksteen. VAN DEN BODEM DER ZEE. In vroeger dagen, toen de visschert alleen schepnetten en sn-.-eren gebruik ten, bleef de bodem der zee onaange roerd. Maar het sleepnet heeft daarin veran dering gebracht. Zooals bekend is dit sleepnet een soort van groote beurs, waarvan de „kaken" gemaakt zyn van hout en ijzer. Hel wordt over den bodem van ondiepe zeeën getrokken om platte visoh, als schol, tong, tarbot enz., die op of bij den zee bodem leven, machtig te worden. Maar zoo'n sleepnet pnvat, als het wordt opgehaald, meestal heel wat meer dan alleen visch. Een groote mammouth-tand, die door een sleepnet van Doggers Bank were opgehaald bewees dat in een ver verwij derd tijdperk daar geen zee maar droog land was. Vele beenderen en tanden van reeds lang uitgestorven diersoorten zijn van Doggers Bank door een sleepnet opgehaald en soms stukjes amber, dat niets anders is dan versteende gom, af komstig van boomen die vroeger groei den op wat nu de bodem der zee is. Oude steenen pypen va.i eigenaardl- gen vorm zyn gevonden ter hcogt-e van de kust van Essex. Op sommige er var- zaten jonge oesters. Ook werden f'es- schen opgehaald van zulk een merk - waardigen vorm dat hun ouderdom oi oorsprong niet meer te öclinieeren wa ren. Muntstukken worden nooit gevon den, want zy zyn zoo klein en zoo zwaai dat zy in den bodem wegzinken er. voorgoed verloren raken. Aan de kust van Yorkshire worden vaak stukken steenkool in de sleepnetten gevonden. Heel vaak wordt ook het waardevolle metaal mangaan opgehaald, dat over groote uitgestrektheid op den bodem der zee verspreid schynt te liggen. Het zou de moeite loonen een schip uit te rusten alleen om te „visschen" naar mangaan. Onderwijzer: Wat is dood door schuld? (Geen antwoord). Kom: ge steld eens ik loop op straat en een auto komt met een geweldige vaart aanrijden en overrijdt mij en ik word dood op genomen. Wat is dat dan? De geheele klas: Vacantie, meneer! Moeder: Vindt u onzen kleinen Frits niet het evenbeeld van zijn vader? Bezoeker: Ja. maar lat hindert niet als hy maar gezond is! Een theaterdirecteur was bezig nieuwe krachten voor zyn gezelschap te enga- geeren. Een jonge man beviel hem bijzonder goed, maar deze stelde te hooge finan- cieele eischen. „Neen, neen", zeide toen de directeur, „u bent te nieuwsgierig!" „Te nieuwsgierig?" vroog de jonge acteur, uiterst verbaasd. „U vraagt te veel!'* antwoordde de directeur. Zoo, dus jy hebt onze vroeger® dienstbode in dienst genomen? Ja, maar maak je inaar niet onge rust. Wy gelooven nog geen tiende van wat zy ons omtrent jullie vertelt! Wel, hoe is je eerste bal je be vallen? O, gewoon zalig! Stel je voor: ik heb tien huweiyksaanzoeken gekregen en ik heb er vier aanvaard! Uit een roman: „Lieveling", smeekte hy „Om 's He mels -wil: zeg niet dat ik je gedood heb!" Maar als zij het nu eens gezegd had, had, zou hy haar dan hebben geloofd? Vriend: Eerlyk gezegd: ik vind je schildery niet heel mooi. Maar toch is er iets zeer byzonders aan. Schilder: In ieder geval heb ik het. stuk verkocht! Vriend: Dat zal het bijzondere zyn! Uit een schoolopstel: De olifant is een groot vierkant dier, met een staart van achteren en een van voren. Het meisje: Ik heb een fyn nieuwtje voor je, lieveling. Moeder is op onze hand, want ze zei gisteravond, dat je onmogelijk zoo dom kon zijn, als je er uitziet. (London Opinion). KEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Onze prentkaart Gerhard de Zwart was toen wy door Amsterdam reden, niet in zUn humeur. Dat waren wy wel geen van drieën, om dat de verkoop van onze prentkaarten verboden was on wy zelf bijna een pro ces-verbaal hadden opgeloopen, maar de Zwart ergerde zich nog het meest en wel aan de agenten van politie, die bij lederen kruisweg met een stopbord het verkeer regelden. ,,'kWil niet. zeggen", zei Gerhard „dat het geen nuttige maat regel is. Waren die menschen er niet, dan tornden wij tegen elkaar op en zou Iedere dwarsweg 's avonds bezaaid lig gen met heele en halve lyken, die de gemeentereiniging op een vast uur moest weghalen." „Doe niet zoo griezelig", zei ik, „zeg maar dadeiyk wat je Op die brave en nuttige menschen hebt aan te merken." j „Ik ben boekhouder geweest by een fabrikant van gedraaide stoelenpooten. Wc hadden ook een correspondent voor de brieven. Dat was ik. Qp kantoor zal een jongste bediende, die dc brieven naai- de post bracht en afhaalde. Dat was ik ook. Dan was er nog een reiziger voor Haarlem en omstreken, Dat was ik en een man op kantoor was speciaal be last met het naloopen van de slechte betalers. Dat was ik. Het eenige waar ik niet mee te maken had, was de fabri cage, daar zorgde de patroon voor. Ook ontving hy de clientèle, liefst in het café op den hoek, „dan gingen de zaken makkelijker", zei hij. Ik weet niet. of het van de gemakkeiykheid kwam, maar het raakte met gedraaide stoel- pooten gedaan want de rechte kwamen in zwang." „En wat wil je daar nu allemaal mee zeggen?" „Dat ik vyf betrekkingen op myn kantoor had en ze nog ben kwUtgeraakt. Vergelijk daarmee het baantje van zoo'n verkeersagent. Hij zwaait wat links, hU zwaait wat rechts en verdient, daarmee zeker viermaal zooveel als ik met myn vyf betrekkingen bij de ge draaide stoelepooten." „Weet je wat", zei Simson, toen hy toch weer stoppen moest voor een dwarsweg, „word verkeersagent!" „Daar denk ik over", zei de Zwart. Ach, de brave jongen. Had zijn spiegel hem dan nooit gezegd, dat zijn oogen niet heelomaal recht staan en dat zyn rechter schouder wat hooger is, dan de linker? Had hy nooit gehoord, dat zyn hoog stemmetje niet geschikt is om den indruk van forschheid en kracht te ves tigen, die voor een politieman noodlg is! „Als lk hier op post kom staan", zei Gerhard „en jullie komt daar aan met een wagen die tienmaal zooveel kost als deze Ford, dan zal ik jullie het eerst doorlaten, al stond de Groot Mogol van Afghanistan met zUn heele gevolg aan den anderen kant." „Let jy maar op je tegenwoordlgen wagen", veroorloofde ik my te zeggen, want op dat oogenblik liet de verkeers agent onze groep door, zoodat Klinker verrast was en zoo vlug overschakelde, dat onze Ford een yseiyk gehuil aan hief, zooiets alsof twintig krassende nachtuilen zich stortten op dertig brul lende beren en daarmee een gevecht begonnen op leven en dood. Om te ont komen aan de aan- en opmerkingen die over ons heen hagelden, gaf onze be stuurder vol gas; waarop de auto zich met belachelijk overdreven ijver vooruit wierp en een handwagen krachtig enter de. De bestuurder raakte byna onder den voet en gaf zUn meening te kennen in een bloemrijke taal, die zonder twij fel haar verdienste had, maar voor re productie Op deze bladzyden toch min der geschikt is. Al stoppende, doorrydende. stoppen de en weer verder stuivende waren wij aan den Amstel gekomen en spoedden ons Zuidwaarts om Amsterdam, dat met zijn draconische maatregelen ons tot in de zie! gegriefd had. zoo spoedig moge- iyk te verlaten. Het ging voorspoedig, onze wagen liield zich, in aanmerking nemende dat hU het rammelen, kraken, dreunen en rinkelen nu eenmaal niet laten kan, voortreffelijk. Maar zoodra het leven vlot en gemakkeiyk schynt voort te vlieten, kan men op de nadering van moeilykheden rekenen: dc onze lag in de keus van de richting. Zou het Utrecht zyn of Amersfoort. „Ik zou zeggen rechtuit," adviseerde Klinker, die heelwat van machinerieën weet, maar niet de minste verbeeldings kracht bezit. „Ik voel," zei de Zwart, ..dat- in deze keuze mijn levenslot ligt. Amersfoort of Utrecht. Utrecht of Amersfoort. Voor het eene is evenveel te zeggen als voor het andere. A is een Aapje, dat eet uit zyn poot, U is een Uil en die krast by een sloot. Amersfoort, A, is beroemd door haar kei Utrechtsche Theerandjes maken mij blij. Ik stem voor Amersfoort, al weet lk niet waarom." „Mij kan 't niet schelen." zei Klinker. „Wat wil jij, filosoof?" Ik zweeg. Er kwam een wonderlijke gewaarwording over my. Niet een half spottende profetie, zooals van de Zwart, maar een raadselachtige, min of meer benauwende sensatie, dat het inderdaad voor myn verdere leven van de grootste beteekenis zyn zou. welke richting wy zouden kiezen. „Wat waagt mijn hand dan om 't gor dijn terug te slaan, dat onze toekomst dektzei de Zwart op plechtigen toon. Het was als scherts bedoeld en toch leek het mij. alsof er een achtergrond van onwillekeurigen ernst achter school. Amersfoort of Utrecht. Waar lag de toe komst ,,'k 1-Ieb van iemand gehoord, die op een tweesprong stond en niet wist wel ken weg hy kiezen zou," zei Klinker. „Hy koos den linkschen, maar ging gauw terug, want hij zag zyn kleermaker in de verte aankomen. Toen koos hy dus den rechtschen en ontmoette een dame die hy niet kende. Twee jaar later ont dekte hy, dat het zyn schoonmoeder was geweest of was geworden hoe moet ik dat zeggen. En nooit heeft iemand ooit een lastiger schoonmoeder gehad. De leer die je hieruit kunt trekken is dus: ga nooit op een tweesprong staan, want allebei de wegen kunnen verkeerd zyn." Ik luisterde nauweiyks. want ik tracht te met al de profetische kracht die in my was, de toekomst te doorgronden. En zie, het was alsof er een gordyn werd weggeschoven en voor myn geestes oog het wcord Utrecht verscheen „Utrecht zal het zyn!" riep ik met zoo veel overtuiging uit, dat Klinker zonder een woord meer den weg naar Utrecht insloeg. Een kip, die nieuwsgierig kwam ky- ken, wat er zoo rammelde, werd over reden. Ze fladderde een oogenblik met de vleugels heen en weer, gaf een vreemd gilletje en was niet meer. „Als de eigenaar aanwezig was, zou ik hem schadeloosstellen," zei de Zwart. „Wat kan ik doen nu hy hier niet is?" In antwoord op deze verzuchting gaf Klinker vol gas. Onze wagen verdween om den eersten hoek. Naar Utrecht. Nim mer hebben wy van de kip ooit iets ver nomen. Wanneer nu nog. eenige maan den na het droevig ongeval, de eige naar van de kip dit relaas mocht le zen. dan kan hy zich voor schadever goeding wenden tot onzen administra teur en gevolmachtigd kashouder, den heer G. de Zwart, mits onder overleg ging van de volgende bewysstukken: afschrift van de geboorteacte van de omgekomen kip, behooriyk gelegaliseerd; acte van aankoop en eigendom; acte van taxatie van twee beëedigde taxateuren; notarieele verklaring van een te goeder naam en faam bekend staanden veearts, dat opgemeide kip niet ïydend was aan een ziekte of zlekeiyke afwyklng, die er aanleiding toe zou geven, dat zy voor beschikt was om onder een auto te over- lyden. Voldoen de verschillende documenten aan onze verwachting, dan zal een scha devergoeding uitgereikt worden van ten minste een gulden vyfig en ten hoogste drie gulden, de som vast te stellen door drie arbiters, wier honorarium komt ten laste van den bovengenoemden land bouwer. Onze wagen deed zyn plicht naar be- hooren. Hy had er zelf blijkbaar plezier in. Er kwam iets welluidends, iets mu zikaals in zyn aanhoudend gekras en ge ratel, precies als het zingen van iemand die heelemaal geen stem en evenmin muzikaal gehoor heeft en van wien de menschen zeggen: „hy meent het goed!" Zoo goed meende onze Fora het ook. En toch zou het vroolyke gezang van der. wagen byna oorzaak geworden zijn, dat wij een kreet om hulp niet gehoord had den, die uit een zyweg kwam. Het toeval wilde, dat ik juist toen wy dien weg pas seerden, een dicht met boomen begreeid laantje inkeek en daar iets zag dat mij deed roepen: „Simson, stop!" „Wat is er aan de hand?" riep Klin ker knorrig, want een chauffeur stopt niet graag, wanneer hy een mooi gan getje heeft. Maar hij remde toch en in een oogwenk waren wy er alle drie uit en liepen naar het zyiaantje terug. Daar stond een jong meisje tegenover drie ke rels, die er bijzonder ongunstig uitzagen. Een daarvan, biykbaar de aanvoerder, was een groote kerel met een pet op en een stok in zyn hand, die tegen het meisje sprak; de twee anderen waren kleiner van stuk en luisterden naar het gesprek. Het meisje keek verschrikt. Zij hield haar fiets by wUze van verdedi- gingsmiddel voor zich uit; 't was dude- lijk, dat haar angst groot was. In een oogwenk stonden wy by ds groep. „Wat is hier aan de hand?" vroeg Klinker, zich tot het meisje wendende. „O. helpt u mij toch zei ze mst een allerliefste stem. „Ik fietste hier langs, toen kwamen deze mannen op eens ach ter de boomen en wilden mij tegenhou-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 16