JAN DE LAPPER.
Haarlemmer Halletjes
Een beroemd Haarlemmer.
In den gevel van het perceel Spaame
37, op den hoek van de Hoogstraat, ls
een blauwe steen gemetseld, die het vol
gende opschrift draagt:
MDCLII
Voor dit huls
oefende
Jan de Lapper
zijn eenvoudig handwerk,
verhief zich door beleid en moed
tot scheepsbevelhebber
en is,
strijdende voor het vaderland,
den heldendood
gestorven.
1824. j. H. K.
Deze steen her
innert aan Jan
Barendse. bijge
naamd Jan di
Lapper. te Haar
lem geboren. In 'i
midden van de 1 fe
eeuw oefende hij
binnen onze veste
het eerzaam be
roep van schoen,
lapper uit, in het
pothuis dat tegen
genoemd perceel
aan gebouwd was.
Hli lapte schoe
nen. als hij ten
minste niet op zee
aan 't oorlogvoe»
ren was.
Jan Barendse
onderscheidde zich
tiidens den len
Engelschen oorlog
onder Maarten
Harpertsz. Tromp
ofschoon hij
slechts als boots
man diende,
danig dat hem bij
het uitbreken van
den 2en Engel,
schen corlog de
waardigheid var.
kapitein over de
..Maarseveen", een
schip van 42 stuk
ken geschut
een bemanning
van 155 koppen,
verleend werd.
In 1658 voer hij on,
der admiraal Was
senaar Obdam naar Dantzig en zijn
naam komt voor op de lijsten van
scheepsbevelhebbers als Jan de Lapper.
Ook in de volgende zeeslagen overlaad
de hij zich met roem. In een van deze
werd hem een arm afgeschoten en toen
hy zich heldhaftig aan den mast liet
binden om het volk aan te moedigen,
nam een tweede kogel zijn hoofd weg.
Het pothuis van Jan de Lapper werd
In 1820 afgebroken.
Een vriendelijk abonné zendt ons een
door zijn grootvader in 1827 geschreven
gedioht, dat een levensbeschrijving van
Jan de Lapper bevat
Wij drukken hieronder den inhoud
van het vergeelde, meer dan 100 jaar
oude manuscript in gemoderniseerde
spelling af.
LOTGEVALLEN VAN JAN BARENDSE
OP JAN DE LAPPER.
Wlen hart voor land en vrijheid klopt
Bezoekt de stad aan 't Sparen
En blijve aan de Melkbrug staan
Om 't hoekhuis aan te staren.
In 't pothuis van den Zwarten Hond
Daar zat Jan Barendse binnen.
Om met zijn sohoenmakerswerk
Den soob'ren kost te winnen.
Doch ging de trom voor zeevolk rond
Tot wreking van 's lands rechten.
Dan smeet hij els en pikdraad weg
Om voor het land te vechten.
Hij had als Schie- en Bootsman reeds
Bi] onderscheiden tochten,
Zelfs eens aan 't boord van d'Admiraal,
Met leeuwenmoed gevochten.
Wanneer voor 't eerst het oorlogsvuur
Met Engeland weer ging blaken.
Deed Meester Jan terstond zijn best
Om weer aan 't boord te raken.
Jan kwam aan boord bij een kaptein,
Die wel met titels pronkte-,
Maar wlen geen straaltje heldenmoed
ZUn koude borst ontvonkte.
De slag gaat aan. Hij wil terug
Maar kan niet, wijl de Britten
Naar wie de wind hem telkens voert
Hem op zyn tabberd zitten.
Het gevecht tuischen de Engelschen,
onder admiraal Robert Blake en de Hols
(anders onder M.H. Tromp, waarin Jan de
Lapper zich door zijn dapperheid onder,
scheidde.
,31oó Jan, doó Jan". Zoo was 't ook hier.
Kaptein en luit'nant sneven
En nu riep ieder 't Is gedaan!
Wij moeten 't overgeven!
„Dat stut ik; neen!" roept onze Jan
,,'t Zal nu eerst recht beginnen!
Ik ben kaptein. Kom, makkers, kom!
Wfj sterven of overwinnen!"
Hy neemt een lont en vliet naar 't krult.
„Hier", zegt hy, „helpt geen beven.
Vreest gy den dood van 's Britten hand
Dees' lont zal u doen sneven!"
„Neen, Meester Jan, wy volgen u!"
Roept elk der oorlogsbonken.
Weldra is ook het eerste schip
Reeds naast hen weggezonken.
„Da's nummer één!" zegt Jan. „Welaan,
Een ander weer bekeken!"
En spoedig is ook 't tweede schip
Onttakeld afgeweken.
Nu was de slag al ras beslist:
De Britten gingen strijken
En lieten aan de vloot van Tromp
Hun achtersteven kijken.
Tromp had deez' heldendaad gezien;
Hy dacht niet aan den Lapper
En zei: Hoe komt die laffe bloed
In dit gevecht zoo dapper?
Hij seint de kapiteins aan boord,
Hij ziet de sloepen komen
En heeft, in plaats van pronking, hier
Jan Barendse vernomen.
„Wat 's dat?" zegt hy. „Hoe? Meester
Jan?
Ik vraagde u. by mijn seinen
Geen Bootsliên of geen Schieman, neen:
Maar wel de kapiteinen
Mynheer", zegt Jan, „dat gy mij ziet
Ls by myn ziel geen wonder.
Myn laffe baas voer met zyn maat
Ten eerste naar den donder.
Zijn schip ging haast denzelfden gang:
Toen kwam ik op de proppen
En ging monsieur den Engelschman
Eens afgedrommels kloppen.
Want de eerste zoop het pekelnat.
De tweede die ging schuiven.
En 't was zyn tyd, heer Admiraal
Of 'k hield hem in myn kluiven.
En had gij geen „holla" geseind,
Mynheer, ik wil u zweren.
Ik ging het oude Brittenhok
Nog and're sprongen leerenl"
„Gij hebt", zegt Tromp, „een plaats
verdiend
Bij and're kapiteinen.
De dapperheid gaf u het recht
Om bij hen te verschynen"
Reeds dryft de vloot naar Texel heen
Waar 't volk aan wal moet stappen.
En Jan, al was er niets gebeurd
Ging weer aan 't schoenenlappen.
De Faam van zulk een dapper held
Heeft Neerland doorgeklonken.
Toen heeft de Staat dien braven man
Erkentelijk geschonken:
Een gouden keten om den hals
Met nog vyfhonderd ponden.
Nooit had zich onze Meester Jan
In zulk een staat bevonden.
Hy koopt zyn leer in voorraad thans
Een Zondagsch pak daar neven
En heeft zich met zyn halssieraad
Gestaag ter kerk begeven.
De Britten, nog niet afgeschrikt.
Herstellen weer hun krachten
En liggen weer in 't ruime sop
Op Holland's vloot te wachten.
Tromp trok door Haarlem naar
Den Haag
Om orders af te halen
Maar d'opgehaalde Melkbrug doet
Hem voor Jan's pothuis dralen.
Jan ziet en groet den Admiraal
„Wat zien", zegt Tromp „myn oogen?
Zyt gy, o dapp're oorlogsman
Niet meer naar boord getogen?"
„Ik ben, mynheer, als kapitein",
Sprak Jan, „teruggekomen.
„En kort en goed, geen and're rang
Wordt van my aangenomen."
„Zacht „zacht wat!" zegt nu d'Admiraal.
„Als luit'nant zal wel schikken."
„Neen", zegt Jan, „om den drommel niet'
Kaptein öfschoenen flikken!"
En nauw'lijks is de derde dag
Na dit gesprek vervlogen.
Of Jan is op een opontbod
Reeds naar Den Haag getogen
Hij treedt op 't fierst de raadzaal in
Om 't heuglyk nieuws te hooren
Dat hem 't bevel over een schip
Om 't eervolst is beschoren.
Nauw heeft Jan Barendse de maar.
Die blijde maar, vernomen
Hij roept: „Meneer de Engelschman
Zal van den duivel droomenl"
van dat tydstip af is Jan
De steun van Tromp gebleven
En menig dapper Engelschman
Moest voor den Lapper beven.
Hij heeft als vaardig kapitein
In onderscheiden tochten
Voor d'eer en 't heil van 't vaderland
Met leeuwenkracht gevochten.
In 't eind heeft hij den heldendood
Op 't bed van eer gevonden:
Een schot, een heilloos schot, helaas!
Heeft hem naar God gezonden.
SCHILDERIJEN VAN
OUDE MEESTERS.
Een van myn toekomstdroomen,
waaraan ik my soms overgeef, betreft
een oud, kostbaar schildery. Ergens in
een vergeten hoekje, by een uitdrager,
zal ik een Rubens of een Rembrandt
vinden. Ik zal den uitdrager blij maken
met vyf of tien gulden en ik zal de
schilderij onder mijn arm meenemen.
Thuis gekomen zal ik een brief schrij
ven aan Rockefeller of een anderen
dollar-koning, waarin ik hem mijn
vondst te koop aanbied. Na korten tya
zal ik een chèque ontvangen van
zullen we zeggen: 200.000 dollar? En
een telegram: „Zend omgaand schil -
dery." Hoe het dan verder met me zal
afloopen droom Ik er nooit by.
Dit is nu maar een bedriegelyke
droom maar het is toch mogelijk de
practyk toont het tegenwoordig bij
wyze van spreken dageiyics aan dat
er hier of daar onder rommel op een
zolder kostbare kunstvoorwerpen ge
vonden worden, die eenige tienduizen
den guldens, of nog meer, waard zyn. Zij
kunnen daar gedurende jaren liggen
omdat slechts een deskundige hun waar
de kan vermoeden. Een oud. vuil schil
derstuk kan een meesterwerk blijken
te zijn van een beroemd schilder uit
vroeger eeuwen.
Het onderzoek naar schilderijen van
oude meesters is in den laatsten tija
krachtig ter hand genomen en eenige
niet te versmaden vermogens zijn ver
diend door menschen die zich nooit van
de kostbaarheid van hun bezitting be
wust waren geweest, totdat het scherp
ziend oog van een deskundige er de
waarde van ontdekte.
Dit geldt in 't bijzonder voor Enge
land. Sinds de Tudors heeft Grooi
Brittannië een rijken voorraad schilde
ryen, niet alleen van Britsche kunste
naars maar ook van buitenlandsche
schilders die zich in Engeland vestigden
o" wier meesterstukken door Engelschen
van hun reizen in het buitenland wer
den medegebracht.
Een van de voornaamste redenen,
waardoor eigenaars van oude schilderijen
zich zoo vaak niet bewvst zijn van hun
waarde is dat dikwyis over het werk
van een beroemd meester heen werd ge
schilderd. Het oorspronkeiyk werk komt
dan by toeval voor den dag wanneer
het schilderstuk bij voorbeeld in han
den komt van een restaurateur van
schilderijen. Veel van dit overschilderen
is te wyten aan overdreven preutsch-
heid van menschen die de schilderij
door erfenis of op andere wyze in hun
bezit kregen.
Nog onlangs werd de meening van een
bekend expert gevraagd over een oud
schildery dat toevallig ontdekt was In
een klein rielgisch dorp. Het stelde een
oude vrouw voor, die den Bybel las. Da
deskundige maakte uit dat het een
echte Rembrandt was en bewoog een
vermogend vriend het voor 4000 pond
sterling te koopen. De vriend meende
dat de gelaats-uitdrukking der ouda
vrouw niet die was van iemand die ver
diept was in haar Bybel, maar hy kocht
tenslotte het stuk toch. Maar toen het,
gerestaureerd werd bleek dat Rem
brandt een oude vrouw geschilderd had
die bezig was een gans te plukken.
Klaarblijkelijk had een vroeger eigenaar
van de schilderij de voorstelling van een
half-naakte gans te gewaagd gevonden
en had hy over de gans een Bijbel latc-n
schilderen!
Hetzelfde schilderstuk wordt nu ge
schat op 50.000 pond sterling.
Een Britsch edelmar •-> Londen die
een beroemde verzan 4' bezat, wilde
eenige schilderijen aan _n kunsthandel
verkoopen. Het oudste lid van de firma
bezocht hem om de stukken te schatten,
maar de Lord moest hem teleurstellen,
daar de bedoelde schilderyen op dat
oogenblik niet te Londen waren maar
op het buitengoed van den edelman. Hij
noodigde den kunsthandelaar uit, di
lunch met hem te gebruiken en na ai
loop nam hy hem mee naar een zolder
kamer, om hem eenige curiositeiten te
laten zien. Onmiddellyk werd hier de
aandacht van den deskundige getrox-
ken door een onoogeiyk schilderstux,
dat in een hoek van het vertrek op den
grond lag. De eigenaar zeide hem dat
het niets waard was. Maar na de schil
dery zorgvuldig onderzocht te hebben
zeide de kunsthandelaar: „Dit is een
Holbein, waarnaar al lang wordt ge
zocht. Ik geef u er 8000 pond voor!"
Huisvrouw (door ervaring vindingrijk geworden, tot nieuw dienstmeisje): Het
vorige meisje heeft zooveel kopjes en borden laten vallen, dat ik je moet verzoeken
om tijdens het afwaoschen dit net te dragen. (Humorist).
DE HEETSTE STREEK OP
AARDE.
De warmste plaats op aarde is de
„doodsvallei" in het Zuid-Oosten van
den staat Californië", oostelijk van ds
Sierra Nevada. Dit aal is 3 tot 13 Kilo
meter breed en meer dan 180 Kilometer
lang; de bodem ligt 67 meter onder den
zeespiegel.
Ofschoon het klimaat ervan zou moe
ten overeenkomen met dat van Zuid-
Span je en Sicilië, daar het dal op 36 tot
37 graden Noorderbreedte gelegen is, en
dus nog allerminst tot de tropische
zone behoort, bedraagt de gemiddelde
temperatuur in den winter 18 graden en
in den zomer 34 graden Celsius; maar
er werden ook reeds belangrijke hoogere
temperaturen gemeten. Zoo noteerde
men b.v. in 1915 56 graden sn in 1913
byna 57 graden, de hoogste temperatuur,
dit tot nu toe op aarde werd waarge
nomen.
Een langdurig verbiyf In dit woestyn-
dal is dus voor den mensch buitenge
sloten. Er valt slechts zeer weinig regen,
meestal 's nachts, en soms verdampen
de droppels, voordat zy den grond bi
reiken. Het dal heeft geen afwatering;
in het midden is het eenigszins moe
rasachtig. De dierenwereld is er verte
genwoordigd door hagedissen, adders,
slangen, scliildpadden en kikvorschm.
Het spreekt vanzelf, dat de mensch zich
zeer slecht by de daar heerschende
levensomstandigheden kan aanpassen,
en zelfs de Indianen trekken in de
maanden Juli en Augustus uit het dal
naar de bergen.
Het huis van Jan de Lapper, zooals het er nu uitziet, op den hoek van het
Spaarne en de Hoogstraat. Boven de deur bevindt zich dei gedenksteen.
VAN DEN BODEM
DER ZEE.
In vroeger dagen, toen de visschert
alleen schepnetten en sn-.-eren gebruik
ten, bleef de bodem der zee onaange
roerd.
Maar het sleepnet heeft daarin veran
dering gebracht.
Zooals bekend is dit sleepnet een soort
van groote beurs, waarvan de „kaken"
gemaakt zyn van hout en ijzer. Hel
wordt over den bodem van ondiepe zeeën
getrokken om platte visoh, als schol,
tong, tarbot enz., die op of bij den zee
bodem leven, machtig te worden.
Maar zoo'n sleepnet pnvat, als het
wordt opgehaald, meestal heel wat meer
dan alleen visch.
Een groote mammouth-tand, die door
een sleepnet van Doggers Bank were
opgehaald bewees dat in een ver verwij
derd tijdperk daar geen zee maar droog
land was. Vele beenderen en tanden van
reeds lang uitgestorven diersoorten zijn
van Doggers Bank door een sleepnet
opgehaald en soms stukjes amber, dat
niets anders is dan versteende gom, af
komstig van boomen die vroeger groei
den op wat nu de bodem der zee is.
Oude steenen pypen va.i eigenaardl-
gen vorm zyn gevonden ter hcogt-e van
de kust van Essex. Op sommige er var-
zaten jonge oesters. Ook werden f'es-
schen opgehaald van zulk een merk -
waardigen vorm dat hun ouderdom oi
oorsprong niet meer te öclinieeren wa
ren. Muntstukken worden nooit gevon
den, want zy zyn zoo klein en zoo zwaai
dat zy in den bodem wegzinken er.
voorgoed verloren raken.
Aan de kust van Yorkshire worden
vaak stukken steenkool in de sleepnetten
gevonden. Heel vaak wordt ook het
waardevolle metaal mangaan opgehaald,
dat over groote uitgestrektheid op den
bodem der zee verspreid schynt te
liggen.
Het zou de moeite loonen een schip
uit te rusten alleen om te „visschen"
naar mangaan.
Onderwijzer: Wat is dood door
schuld? (Geen antwoord). Kom: ge
steld eens ik loop op straat en een auto
komt met een geweldige vaart aanrijden
en overrijdt mij en ik word dood op
genomen. Wat is dat dan?
De geheele klas: Vacantie,
meneer!
Moeder: Vindt u onzen kleinen
Frits niet het evenbeeld van zijn vader?
Bezoeker: Ja. maar lat hindert
niet als hy maar gezond is!
Een theaterdirecteur was bezig nieuwe
krachten voor zyn gezelschap te enga-
geeren.
Een jonge man beviel hem bijzonder
goed, maar deze stelde te hooge finan-
cieele eischen.
„Neen, neen", zeide toen de directeur,
„u bent te nieuwsgierig!"
„Te nieuwsgierig?" vroog de jonge
acteur, uiterst verbaasd.
„U vraagt te veel!'* antwoordde de
directeur.
Zoo, dus jy hebt onze vroeger®
dienstbode in dienst genomen?
Ja, maar maak je inaar niet onge
rust. Wy gelooven nog geen tiende van
wat zy ons omtrent jullie vertelt!
Wel, hoe is je eerste bal je be
vallen?
O, gewoon zalig! Stel je voor: ik
heb tien huweiyksaanzoeken gekregen
en ik heb er vier aanvaard!
Uit een roman:
„Lieveling", smeekte hy „Om 's He
mels -wil: zeg niet dat ik je gedood heb!"
Maar als zij het nu eens gezegd had,
had, zou hy haar dan hebben geloofd?
Vriend: Eerlyk gezegd: ik vind je
schildery niet heel mooi. Maar toch is
er iets zeer byzonders aan.
Schilder: In ieder geval heb ik
het. stuk verkocht!
Vriend: Dat zal het bijzondere zyn!
Uit een schoolopstel:
De olifant is een groot vierkant dier,
met een staart van achteren en een van
voren.
Het meisje: Ik heb een fyn nieuwtje
voor je, lieveling. Moeder is op onze
hand, want ze zei gisteravond, dat je
onmogelijk zoo dom kon zijn, als je er
uitziet. (London Opinion).
KEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Onze prentkaart
Gerhard de Zwart was toen wy door
Amsterdam reden, niet in zUn humeur.
Dat waren wy wel geen van drieën, om
dat de verkoop van onze prentkaarten
verboden was on wy zelf bijna een pro
ces-verbaal hadden opgeloopen, maar
de Zwart ergerde zich nog het meest en
wel aan de agenten van politie, die bij
lederen kruisweg met een stopbord het
verkeer regelden. ,,'kWil niet. zeggen",
zei Gerhard „dat het geen nuttige maat
regel is. Waren die menschen er niet,
dan tornden wij tegen elkaar op en zou
Iedere dwarsweg 's avonds bezaaid lig
gen met heele en halve lyken, die de
gemeentereiniging op een vast uur
moest weghalen."
„Doe niet zoo griezelig", zei ik, „zeg
maar dadeiyk wat je Op die brave en
nuttige menschen hebt aan te merken." j
„Ik ben boekhouder geweest by een
fabrikant van gedraaide stoelenpooten.
Wc hadden ook een correspondent voor
de brieven. Dat was ik. Qp kantoor zal
een jongste bediende, die dc brieven
naai- de post bracht en afhaalde. Dat
was ik ook. Dan was er nog een reiziger
voor Haarlem en omstreken, Dat was ik
en een man op kantoor was speciaal be
last met het naloopen van de slechte
betalers. Dat was ik. Het eenige waar ik
niet mee te maken had, was de fabri
cage, daar zorgde de patroon voor. Ook
ontving hy de clientèle, liefst in het
café op den hoek, „dan gingen de zaken
makkelijker", zei hij. Ik weet niet. of
het van de gemakkeiykheid kwam,
maar het raakte met gedraaide stoel-
pooten gedaan want de rechte kwamen
in zwang."
„En wat wil je daar nu allemaal mee
zeggen?"
„Dat ik vyf betrekkingen op myn
kantoor had en ze nog ben kwUtgeraakt.
Vergelijk daarmee het baantje van
zoo'n verkeersagent. Hij zwaait wat
links, hU zwaait wat rechts en verdient,
daarmee zeker viermaal zooveel als ik
met myn vyf betrekkingen bij de ge
draaide stoelepooten."
„Weet je wat", zei Simson, toen hy
toch weer stoppen moest voor een
dwarsweg, „word verkeersagent!"
„Daar denk ik over", zei de Zwart.
Ach, de brave jongen. Had zijn spiegel
hem dan nooit gezegd, dat zijn oogen
niet heelomaal recht staan en dat zyn
rechter schouder wat hooger is, dan de
linker? Had hy nooit gehoord, dat zyn
hoog stemmetje niet geschikt is om den
indruk van forschheid en kracht te ves
tigen, die voor een politieman noodlg is!
„Als lk hier op post kom staan", zei
Gerhard „en jullie komt daar aan met
een wagen die tienmaal zooveel kost als
deze Ford, dan zal ik jullie het eerst
doorlaten, al stond de Groot Mogol van
Afghanistan met zUn heele gevolg aan
den anderen kant."
„Let jy maar op je tegenwoordlgen
wagen", veroorloofde ik my te zeggen,
want op dat oogenblik liet de verkeers
agent onze groep door, zoodat Klinker
verrast was en zoo vlug overschakelde,
dat onze Ford een yseiyk gehuil aan
hief, zooiets alsof twintig krassende
nachtuilen zich stortten op dertig brul
lende beren en daarmee een gevecht
begonnen op leven en dood. Om te ont
komen aan de aan- en opmerkingen die
over ons heen hagelden, gaf onze be
stuurder vol gas; waarop de auto zich
met belachelijk overdreven ijver vooruit
wierp en een handwagen krachtig enter
de. De bestuurder raakte byna onder
den voet en gaf zUn meening te kennen
in een bloemrijke taal, die zonder twij
fel haar verdienste had, maar voor re
productie Op deze bladzyden toch min
der geschikt is.
Al stoppende, doorrydende. stoppen
de en weer verder stuivende waren wij
aan den Amstel gekomen en spoedden
ons Zuidwaarts om Amsterdam, dat met
zijn draconische maatregelen ons tot in
de zie! gegriefd had. zoo spoedig moge-
iyk te verlaten. Het ging voorspoedig,
onze wagen liield zich, in aanmerking
nemende dat hU het rammelen, kraken,
dreunen en rinkelen nu eenmaal niet
laten kan, voortreffelijk. Maar zoodra
het leven vlot en gemakkeiyk schynt
voort te vlieten, kan men op de nadering
van moeilykheden rekenen: dc onze lag
in de keus van de richting. Zou het
Utrecht zyn of Amersfoort.
„Ik zou zeggen rechtuit," adviseerde
Klinker, die heelwat van machinerieën
weet, maar niet de minste verbeeldings
kracht bezit.
„Ik voel," zei de Zwart, ..dat- in deze
keuze mijn levenslot ligt. Amersfoort of
Utrecht. Utrecht of Amersfoort. Voor het
eene is evenveel te zeggen als voor het
andere.
A is een Aapje, dat eet uit zyn poot,
U is een Uil en die krast by een sloot.
Amersfoort, A, is beroemd door
haar kei
Utrechtsche Theerandjes maken
mij blij.
Ik stem voor Amersfoort, al weet lk
niet waarom."
„Mij kan 't niet schelen." zei Klinker.
„Wat wil jij, filosoof?"
Ik zweeg. Er kwam een wonderlijke
gewaarwording over my. Niet een half
spottende profetie, zooals van de Zwart,
maar een raadselachtige, min of meer
benauwende sensatie, dat het inderdaad
voor myn verdere leven van de grootste
beteekenis zyn zou. welke richting wy
zouden kiezen.
„Wat waagt mijn hand dan om 't gor
dijn terug te slaan, dat onze toekomst
dektzei de Zwart op plechtigen
toon.
Het was als scherts bedoeld en toch
leek het mij. alsof er een achtergrond
van onwillekeurigen ernst achter school.
Amersfoort of Utrecht. Waar lag de toe
komst
,,'k 1-Ieb van iemand gehoord, die op
een tweesprong stond en niet wist wel
ken weg hy kiezen zou," zei Klinker.
„Hy koos den linkschen, maar ging gauw
terug, want hij zag zyn kleermaker in
de verte aankomen. Toen koos hy dus
den rechtschen en ontmoette een dame
die hy niet kende. Twee jaar later ont
dekte hy, dat het zyn schoonmoeder was
geweest of was geworden hoe moet ik
dat zeggen. En nooit heeft iemand ooit
een lastiger schoonmoeder gehad. De
leer die je hieruit kunt trekken is dus:
ga nooit op een tweesprong staan, want
allebei de wegen kunnen verkeerd zyn."
Ik luisterde nauweiyks. want ik tracht
te met al de profetische kracht die in
my was, de toekomst te doorgronden.
En zie, het was alsof er een gordyn
werd weggeschoven en voor myn geestes
oog het wcord Utrecht verscheen
„Utrecht zal het zyn!" riep ik met zoo
veel overtuiging uit, dat Klinker zonder
een woord meer den weg naar Utrecht
insloeg.
Een kip, die nieuwsgierig kwam ky-
ken, wat er zoo rammelde, werd over
reden. Ze fladderde een oogenblik met
de vleugels heen en weer, gaf een vreemd
gilletje en was niet meer.
„Als de eigenaar aanwezig was, zou ik
hem schadeloosstellen," zei de Zwart.
„Wat kan ik doen nu hy hier niet is?"
In antwoord op deze verzuchting gaf
Klinker vol gas. Onze wagen verdween
om den eersten hoek. Naar Utrecht. Nim
mer hebben wy van de kip ooit iets ver
nomen. Wanneer nu nog. eenige maan
den na het droevig ongeval, de eige
naar van de kip dit relaas mocht le
zen. dan kan hy zich voor schadever
goeding wenden tot onzen administra
teur en gevolmachtigd kashouder, den
heer G. de Zwart, mits onder overleg
ging van de volgende bewysstukken:
afschrift van de geboorteacte van de
omgekomen kip, behooriyk gelegaliseerd;
acte van aankoop en eigendom;
acte van taxatie van twee beëedigde
taxateuren;
notarieele verklaring van een te goeder
naam en faam bekend staanden veearts,
dat opgemeide kip niet ïydend was aan
een ziekte of zlekeiyke afwyklng, die er
aanleiding toe zou geven, dat zy voor
beschikt was om onder een auto te over-
lyden.
Voldoen de verschillende documenten
aan onze verwachting, dan zal een scha
devergoeding uitgereikt worden van ten
minste een gulden vyfig en ten hoogste
drie gulden, de som vast te stellen door
drie arbiters, wier honorarium komt ten
laste van den bovengenoemden land
bouwer.
Onze wagen deed zyn plicht naar be-
hooren. Hy had er zelf blijkbaar plezier
in. Er kwam iets welluidends, iets mu
zikaals in zyn aanhoudend gekras en ge
ratel, precies als het zingen van iemand
die heelemaal geen stem en evenmin
muzikaal gehoor heeft en van wien de
menschen zeggen: „hy meent het goed!"
Zoo goed meende onze Fora het ook.
En toch zou het vroolyke gezang van der.
wagen byna oorzaak geworden zijn, dat
wij een kreet om hulp niet gehoord had
den, die uit een zyweg kwam. Het toeval
wilde, dat ik juist toen wy dien weg pas
seerden, een dicht met boomen begreeid
laantje inkeek en daar iets zag dat mij
deed roepen: „Simson, stop!"
„Wat is er aan de hand?" riep Klin
ker knorrig, want een chauffeur stopt
niet graag, wanneer hy een mooi gan
getje heeft. Maar hij remde toch en in
een oogwenk waren wy er alle drie uit
en liepen naar het zyiaantje terug. Daar
stond een jong meisje tegenover drie ke
rels, die er bijzonder ongunstig uitzagen.
Een daarvan, biykbaar de aanvoerder,
was een groote kerel met een pet op en
een stok in zyn hand, die tegen het
meisje sprak; de twee anderen waren
kleiner van stuk en luisterden naar het
gesprek. Het meisje keek verschrikt. Zij
hield haar fiets by wUze van verdedi-
gingsmiddel voor zich uit; 't was dude-
lijk, dat haar angst groot was.
In een oogwenk stonden wy by ds
groep. „Wat is hier aan de hand?" vroeg
Klinker, zich tot het meisje wendende.
„O. helpt u mij toch zei ze mst een
allerliefste stem. „Ik fietste hier langs,
toen kwamen deze mannen op eens ach
ter de boomen en wilden mij tegenhou-