fclBIOixjjïME?I UVi^hl V IYII,DI SI>1D*| V4^ ^4D0U€^ DOOR E.^.SfEVEPISem VE^JAAEB ©C©l* ^EV^.WAEyHEE-KEEEEl^. (Korte inhoud van het voorafgaande) De held van dit verhaal, St. Ives, bijgenaamd de öpion van Napoleon, was in Mei 181.5 als krijgsge vangene in handen der Engelschen gevallen. Met lot- genooten zat hij opgesloten in het kasteel Edinburg dat tot gevangenis was ingericht Doordat St Ives dc Engelschc taal machtig was. werd hii door de bewaker: meermalen als tolk gebruikt, waardoor hil verschillen de voordeelen boven de andere gevangenen genoot. Dc gevangenen mochten voonverpc-n van huisvlijt maken die door de bevolking gekocht werden Onder d. koopsters was een meisje van 18 of 19 Jaar. die de aan dacht van St. Ives trok. Het meisje betoonde haar deel neming in zijn lot. Een der andere gevangenen plaagt St. Ives en belee- digt het meisje. Het wordt een eerezaak tusschen de twee mannen, die elkaar haten, 's Nachts duelleeren zij; dc wapens zijn de helften van een schaar! St. Ives weet zijn tegenstander een gevaarlijke wonde toe te brengen, zelf wordt hij slechts licht aan den schoude. gewond. De medegevangenen hebben gezworen, dat zij niets aan de bewaarders zullen verraden De majoor Chevenix. die van St. Ives Pransche les krijgt, weet het geheim van het duel evenwel te raden De zwaar gewonde gevangene Goguelat ligt op ster, ven. Hij wil afscheid nemen van zijn makkers. Behalve: de mijne, stonden nog een half dozijn andere na men op de lijst. Nadat wij gemonsterd waren, ging de dokter ons voor naar het hospitaal en wij volgden hem, als een troen doodmoede soldaten Bij de deur stond hij stil. zeide ons dat de patiën' den wensch had uitgesproken ieder van ons afzonderlijk te spreken, en zoodra ik die boodschap had overgebracht, werd ik 't eerst in de ziekenzaal gelaten. Het was een klein vertrek met witgekalkte muren. Een venster naar het Zuiden stond open en van uit de verte drongen de stemmen der maaiers tot hier door. Vlak bij het raam lag Goguelat in een klein ij ze* ren bed. Zijn gelaat had de door de zon verbrande kleur nog niet verloren, ofschoon de dood reeds zijn stemipel erop ge drukt had Zijn glimlach was woest, 't was of mij de keel werd dicht geknepen, toen ik mijn blik op hem liet rusten. Zijn ruwe woorden waren geheel in strijd met ziin uiterlijk. Hij strekte de armen naar mij uit, als wilde hii mij om helzen. Ik naderde met een onbeschrijfelitken afkeer en boog my over hem heen. Hy bracht slechts myn oor bij zyn lippen en fluisterde: Vertrouw op my. Ik ben een goed kameraad Ik neem het geheim mse. Waarom zou ik de ruwe taal herhalen en de grove aardig heden vertellen? Zijn laatste gedachten waren edel. ofschoon hy ze in den meest brutalen vorm kleedde. Ten laatste ver zocht hy my den dokter te roepen, en teen deze binnentrad, richtte hy zich een weinig op. wees eerst op zich zelf en toeö op my. die schreiend naast zyn legerstede stond en herhaalde verschelden malen achter elkaar: Vrienden.... vrienden.... goede vrienden. Tot myn groote verbazing scheen de dokter zeer ontroerd HU knikte met zijn klein gepruikt hoofd en zeide een paar maal achter elkaar: Goed, goed, mijn jongen, me comprong. Toen schudde Goguelat mijne hand. omarmde mü, en ik verliet snikkend als een kind, het vertrek. Hoe dlkwyis heb ik reeds waargenomen dat mannen, die tijdens him leven onverzoenlijk zijn, een vreedzaam uiteinde hebben! Een benijdenswaardig feit! Goguelat was steeds zeer gehaat onder zijne kameraden; gedurende ziin laatste drie levensdagen won hy door zijne standvastigheid ieders hart, en toen des avonds het gerucht tot in de gevangenis door drong, dat hy de eeuwigheid was ingegaan, dempte iediar de stem, als bevond zioh een doode onder ons. Ik verkeerde in een vreeselijken zielstoestand Wat my schceldè weet ik niet; toen ik don volgenden morgen ont waakte, was 't over, maar de nacht was ontzettend geweest, myn zenuwen waren alle in opstand. Ik had hom vermoord I-iy had zyn best gedaan om mij te rediden. Nog zag ik dub dieiyk zyn akeltgen glimlach. En dat onlogische gevoel van berouw maakte mil zoo van streek, dat ik ieder oogenblik o]) 't punt was met myn kameraden te krakeelen. een woord, een blLk was voldoende om mij te doen opstuiven. Mijn ge moedstoestand was waarschynlijk duidelijk op mUn gelaat te lezen, want toen ik den dokter ontmoette en hem groette, keek hy my aan met een blik vol medelijden Ik vroeg hem of 't waar was. Ja, zeide hy. De man is dood. Heeft hy nog veel geleden? Niet erg. Hij is als een lam gestorven Weer keek hy my aan, stak zijn hand in zijn vestzak en zeide: Hier, neem dit! Treuren en zeuren helpt niets meer. Hy stopte mij een zilveren twee stulverstukje m de hand cn ging heen. Eigestiyk moest ik dat geldstuk aan een touwt ie aan den muur hangen, want het was zijn eenige mij bekende wel daad. Ik bekeek het en kon een bitteren lach niet onder drukken. Toen ging ik er mee naar den wal en wierp het geld ver wog. als ware het bloedgeld. De schemering was ingevallen, ik zag in het groene dal den lantaarnopsteker zich voort spoeden in de Princess Street, mot zijn ladder en zyn licht en ilc volgde hem met somberen blik. Terwijl ik daar zoo stemd, voelde ik een hand op mijn schouder en mij omkeerend zag ik majoor Ohevenlx voor my in avondtoilet en de knoop in zyn das was keurig. De man verstond inderdaad de kuns' zloh te kleed'en. Ah. u bent het, Champdivers dan heb ik mij toch niet vergist,Dus, hy is d-ood? Ik knikte Kom. kom, hernam hy. Je moet 't je niet zoo aantrek ken. Het Ls natuur]y-k aan onaangename geschiedenis, heel treurig cn zoo, maar weet je. voor jou en voor my is het eigenlijk niet zoo erg. Zi)n dood en je laatste bezoek aan hem hebben my geheel gerustgesteld. Ik wil or liever niet meer over spreken, zeide ik. Nog een woord en dan ben ik bereid de zaak in de doos te doen. zeide hij Wat was de reden van den twist? Och, antwoordde ik zoo koel mcgeiyk, waarover twisten in den regel de mannen. Een dame? Ik haalde de schouders op. Drommels, zeide hy, dat had ik van dien man niet gedacht Thans kon ik mijn ergernis niet langer onderdrukken. Hy! riep ik uit Hy heeft het nooit gewaagd haar aan te spreken hij kon niet anders aan zyn gemeene beleedigin. gen uiten! Zoo. zoo. zeide hy. Goeden nacht, Champdivers. Kom morgen by my ontbijten, dan zullen we over andere dinger, spreken. Ik geloof zeker, dat de man my niet slecht- gezind was Terwijl ik dit neerschrijf, zoolang naderhand, zie ik zelfs in dat hy goed handelde. HOOFDSTUK IV. St. Yves ontvangt een pakje bankbiljetten Weinige dagen later werd ik. tot myne groote verwonde ring,, aandachtig gadegeslagen door een vreemdeling in poli tiek. Het was oen man van middelbaren leeftijd, met een moerbeale-ochtige gelaatskleur, ronde zwarte oosten, gra-p- pigc, borstelige wenkbrauwen en een vooruitstekend voor, hoofd. Hy was gekleed als een kwaker Ondanks ziin een voudig uiterlijk zag men hem toch dadelijk aan, dat hy in go-den deen was. Hy had my geruimen ttid uit de verte gadgeslagen. Een musch zat heel kalm tusschen ons in op d> n loop van een kanon Zoodra onze oosten elkander ont moetten. trad hy op my toe, en sprak mil in vloeiend, maar afsciiuweiyk uitgesproken Fransch aan. Heb ik het genoegen monsieur le Vicomte Anne de Kéroual de Saint-Yves te zien? vroeg liil. Ik noem my zelf met by dien langen naam. maar heb er wel het recht toe, antwoordde ik. Intusechen noem ik my eenvoudig Champdivers, om u te dienen. Het is de naam myner moeder en hy strekt een soldaat niet tot oneer. Neen, dat geloof ik ook niet, zeide hii Indien ik mij niet vergis, was zij ook een „van". Zij heette Florimon-dc dc Champdivers. Juist, en ik verheug my zeer iemand te ontmoeten, dl-' zoo goed cp de hoogte is myner familie, Is mijnheer oo'. een „van"? Ik sprak deze laatste woorden op een toon van gemaakte verwaandheid, deels om mUne nieuwsgierigheid te verberger deels omdat ik zelf vond, dat zy belachelijk klonken in der. mond van een man in boevenkleeren Hy scheen dat ook te vinden, want hil lachte. Neen, mijnheer, antwoordde hy thans in 't Engelsch Mijn naam is Remains Daniël Romaine zaakwaarneme te Londen, om u te dienen, en. wat u misschien meer be langstelling inboezemt: ik ben hier als zaakgelastigde van uw oudoom, den graaf Wat! riep ik uit. Herinnert monsieur de Kéroual de St Yves zich inderdaad het bestaan van een persoon als ik er is hy heusch bereid te bekennen een bloedverwant te zyn var. een soldaat van Napoleon? U spreekt zeer goed Engelsch, merkte miin bezoeker op Ik ben van kind af gewend geweest het Engelsch al" mijn tweede moedertaal te spreken. Ik had een Engelsch" kindermeid. Mijn vader sprak steeds Engelsch met mij. en de finesses van de taal werden mij geleerd door een landsmar van u en een goed vriend van my, den heer Vicarv. Een uitdrukking van groote belangstelling vertoonde zich op 't gelaat van den zaakgelastigde Wat? riep hy uit. Kent u den armen Vicary? Sinds meer dan een jaar. Gedurende verscheidene maan den hielden wy ons op dezelfde plaats verbolgen. En ik ben klerk bij hem geweest en ben hem in de zaak opgevolgd, hernam hy. Een uitstekend mensch! Hij bega.1 zich voor een zaak van Kéroual naar dat vervloekte land vanwaar hy nooit niocht terugkeeren. Zyn u misschien by- zonderhed-en omtrent zijn einde bekend? Helaas ja. Hy stierf onder de handen van een troep Wat een vreemde geschiedenis, mijnheer! zeide ik. Ja, en dat zult u nogmaals zeggen, voordat ik myn ver, haal heb geëindigd. Want nu volgden twee gebeurtenissen: De eerste was een ontmoeting tusschen monsieur de Kéroual en monsieur de Mauséant. Ja, dien man ken ik. Door hem verloor ik mijn eere- post. Wat u zegt! riep hy uit. Wel, wel. dat wist ik niet. Ik heb eigenlyk niet het recht my te beklagen, zeide ik Ik had ongelyk Als een man wordt opgedragen een gevan gene te bewaken en hy laat dien gevangene ontsnaopen, dan is 't minste wat hy verwachten kan, dat hy gedegradeerd wondt, Men zal u beloonen daarvoor. U hebt goed gehandeld voor u zelf en voor uwen koning Indien ik gedacht had myn keizer te benadeelen, zeide ik, zou ik geen vinger tot zijn redding hebben uitgestoken daarvan kunt u verzekerd zyn. Ik zag in hem niet anders dan een in moeilijkheid verkeerend privaat persoon, ik liet hen ontsnappen uit een geheel persoonlijk gevoel van medelijden ik duld niet, dat deze zaak verkeerd wordt uitgelegd, zelu dan niet, wanneer ik er voordeel voor mii zelf uit zou kunnen trekken. Zoo, zoo. zeide de zaakwaarnemer. Dat komt er nu niet meer op aan, maar het is een misplaatste geestdrift van u, geloof mij! Enfin, de pointe van ae geschiedenis is, dat dc Mauséant met dankbaarheia over u sprak, en u zooveel lot toezwaaide, dat uw oom zyn oordeel omtrent u geheel ver. anderde. Onmiddellyk daarop verscheen uw knecht en lever de de bewijzen voor hetgeen wy reeds lang hadden vermoed Er was geen twyfel meer mogeiyk. De kostbare, verkwisten de levenswijze van monsieur Alain, ziin kleeding, zü>: hartstocht voor spel en renpaarden, dat alles kostte veel geld en wy begrepen nu eerst, waarmede hii dat alles betaald" hy was een gehumde spion, betaald door Bonaparte, en een man, die de draden in handen hield van hetgeen ik noen ondernemingen, die het daglicht schuwen. Om monsieur c Kéroual recht te laten wedervaren, moet ik er bijvoegen, da; hy de zaak on de juiste manier aanpakte; hij vernietigde dc bewijzen der schande van zyn eenen neef en droeg al zijne belangstelling over op den anderen Hoe moet ik dat verstaan? vroeg ik. Dat zal ik u zeggen, antwoordde hy. De mensch is zee veranderlijk hetgeen mannen in mijn vak dagelijks geit genheid hebben te constateeren Egoiste personen kunnei leven zonder kind of kraai, zy kunnen buiten alle menschep uitgezonderd misschien den bar-bier en den apotheker, maa als zy denken dat hun stervensuur nadert, schijnt het huil physisch onmogelijk zonder erfgenaam het leven te veriater. Nu kunt u zelf verder denken. Vicomte Alain is zoo goed al- verdwenen van het tooneel. Nu blijft Vicomte Anne over. Ik begrijp u, zeide ik. U hebt mij een zeer weinig gunstig denkbeeld van mijn oom, den graaf, gegeven. Dat lag niet in mijne bedoeling, antwoordde hy. Hy Goguelat, in een duel gewond, op zyn sterfbed. schurken, die wy chaffeurs noemen, hii werd door hen mis. handeld en gepijnigd en dat was zyn dood Zie. vervolgde ik een mijn-er schoenen uittrekkend kousen had ik niet aan ik was nog een kind toen zy my zoo behandelden Hy keek naar het litteeken van myn groote brandwond en ik zag, dat afschuw hem vervulde, terwijl liü prevelde: Beesten van kerels! Dat kunnen de Engelschen gerust zeggen, zeide ik be leefd. Zulke kleine hoffelijkheden waren het, die mii den weg baanden tot dit goedgeloovige volk. Negentig percent van onze bezoekers zouden de opmerking heel gewoon hebben gevonden en haar slechts hebben beschouwd als een teeken van myn gezond oordeel, maar myn zaakwaarnemer was slimmer en doorzag my. U bent lang niet dom, zeidie hii. Neen, antwoordde ik, 't schikt nogal. En toch is ironie een gevaarlijk instrument. Uw oudoom heeft er zich zoo zeer in geoefend, geloof ik, dat men nu steeds raden moet, wat hij eigenlijk bedoelt. En dat herinnert my er aan. dat ik u een vraag wilde stellen, die u niet onnatuurlijk kan toeschijnen, zeide ik Waaraan heb ik de eer van uw bezoek te danken? Hoe hebt u niy herkend? Hoe bent u te weten gekomen, dat ik my hier bevind? Zorgvuldig de panden van zyn jas opnemend, zette dc zaakwaarnemer van myn oudoom zich naast mii. Ja, dat is een curieuse geschiedenis, begon hij, cn ik zal, met uw verlof, eerst de tweede vraag beantwoorden. Ik heb u herkend aan een zekere gelykenis tusschen u en uw neef, den vicomte. Ik hoop. dat het voordeel aan miin kant is? Zeker, zeker! Ik haast mij u te zeggen, dat monsieur Alain de St, Ives in mijn cogen geen aangename verschij ning is. En toch hielp my zijn gelijkenis met u. dat ik u spoe dig vond. toen ik u hier zocht. Thans wol ik u vertellen hoe ik er toe kwam u hier te zoeken. Dat was ook al weer door monsieur Alain. Laat my u eerst zeggen, dat hy het ge= ruimen tUd als zijn taak beschouwd heeft monsieur d? Kéroual op de hoogte te houden van uw doen en laten, met welk doel laat lk aan uw eigen oordeel over. Toen hij hem de tijding bracht van uwdat u dienst onder Bonaparte had genomen, sohcen de oude man den slag niet te zullen overleven, groot was zijn toorn. Maar langzamerhand zijn de dingen een weinig anders geworden, neen. niet weinig, wy vernamen, dat ge tegen de Engelschen zoudt gaan vechten, dat ge. dank zy oen roemrijke daad, een eervolle opdracht had gekregen, maar toen weer in de gelederen waart terug gezet. Kortom, monsieur de Kéroual gewende zich aan de gedachte, dat gij een bloedverwant van hem waart en toch onder Bonaparte diiende. En nu begon hii zich te verwon deren, dat zijn andere bloedverwant zoo uitstekend op de hoogte was van alles wat in Frankrijk gebeurde, en onwille keurig doemde de zeer onaangename, vraag bil liem op: is dat jonge mensch misschien een spion? Terwijl uw bloedverwant hevig was geweest u by den ouden lieer zwart te maken, had hy een berg van bewijzen tegen zich zcit opgestapeld. Myn bezoeker zweeg, nam een snuitje en keek mij met een uitdrukking van groote welwillendheid aan. heeft, wel is waar een lichtzinnig leven geleid, maar als men hem nader heeft leeren kennen, moet men hem bewonderen Hij is een uiterst hoffelijk man. En dus denkt u. dat ik inderdaad kans heb? U moet goed begrijpen, dat al die mededeelingen, die ik gedaan heb, buiten myn opdracht lagen. Mii is niet op gedragen u over testament of erfenis of neef te spreken. Ik beu hierheen gezonden met de eenige boodschap, dat mom sieur Kéroual zyn neef wenscht te ontmoeten. Ik kan daarop in dit geval niet anders antwoorden, dan dat Mahomed naar den berg zal moeten komen, antwoordde ik met een blik op de wallen, die ons omringden. Pardon, u weet dat uw oom een bejaard man is, maar ik heb u nog niet verteld, dat zijne dagen geteld ziin. Neen neen, er is geen twyfel aan, de berg moet tot Mahomed ko men. In den mond van een Engelschman is deze opmerking zeker van beteekenis, zeide ik. Maar uw beroep brengt mee dat u geheimen kunt bewaren; ik zie dat u dat van neef Alain hebt bewaard, hetgeen niet een bewiis is van boven matig groote vaderlandsliefde Ik ben in de allereerste plaats de raadsman en vertrouw de van uwe familie, zeide hii. Dat zoo zijnde, zal ik u eene mededeeling doen Deze berg is zeer hoog en zeer steil. Men zou er on de een of an dere manier af kunnen vallen en den hals breken, maar ik geloof dat ik een paar vleugels bezit, die mü naar den voet van den berg kunnen brengen. Maar aan den voet van don berg ben ik hulpeloos. En op dat oogenblik zou ik u te hulp kunnen komen antwoordde de notaris Laten wü aannemen dat een toeval dat ik thans niet verder omschrijven wil en ook niet beoor- deelen Een woord als 't u blieft, viel ik hem in de rede. Voordat u verder gaat, moet ik u zeggen, dat ik miin woord van eer niet heb gegeven. Dat dacht ik wél, antwoordde hy. ofschoon velen onder den Fransclien adel met him woord van eer lichtzinnig om. springen. Mijnheer, tot öde behoor ik niet Neen, om u recht te laten wedervaren, moet ik beken nen, dat ik u van 't begin af aan niet tot hen heb gerekend. Laten wij dus aannemen, dat u in vrijheid aan den voet van den berg staat, vervolgde liij. Veel zal ik niet kunnen doen voor u. maa- toch iets om u verder te helpen In de eerste plaats zou lk u raden dit in een uwer binnenzakken of in uw laars te verbergen. Dit zeggende overhandigde hy my een pakje banknoten. Dat is geen kwaad idee, zeide ik, ze haastig verbergend In de tweede plaats, vervolgde hy, is de weg van hie: naar de woonplaats van uw oom zeer lang. Hii woont Amers Place, niet ver van Dunstable, U moet een groot stuk Engelsc'- grondgebicd doorreizen, en het eerste gedeelte van die reis zult u zich alleen op eigen goed geluk en slimheid bouwend moeten doorslaan. Ik bezit hier in Schotland geen vrienden tenminste geen die bereid zyn te handelen in strijd met hun eer als onderdaan. Maar meer naar het zuiden, in den cm'rek van Wakefield, woont, naar ik lieor. een zekere Bur- cliell Fenn, die niet zulk oen nauwgezet geweten heeft als vele anderen en wel bereid zal wezen u verder te helpen ja. lk geloof eigenlijk, dat het zijn beroep is. neen. ik weet 't zekerdeze wetenschap strekt mii niet tot eermaar dat komt er» an. wanneer men met schelmen omgaat. En de grootste schelm is misschien wel uw neef Alain Indien die Burchel Fenn een bekende is van mijn neet, is het wellicht voorzichtiger, dat ik uit ziin buurt blijf Wij zijn door papieren van uw neef op zijn spoor geko men, antwoordde de notaris. Maar ik geloof, dat u zich veilig tot hem kunt wenden, voor zoover men in zulke onaangename zaken veli.g is! Me dunkt zelfs, dat u Dii hem den naam van den vicomte zoudt kunnen gebruiken. Uw gelijkenis met hem ka-n u van dienst wezen, u zoudt u voor ziin broeder kunnen uitgeven. Ja, dat zou wel gaan, zeide ik. Maar luister nog eens: uw voorslag ls niet zoo heel gemakkelijk uit t-a voeren, 't is een gevaarlijk spel. Myn neef schijnt een halve duivel te zijn en uit den aard der zaak mijn verbitterde vijand. Bovendien oen ik krijgsgevangene; de kaarten, die ik in de hand heb, zijn dus aires behalve mooi. Daarom zou ik eerst graag weten wat ik bij het spel zal kunnen winnen. Zeer, zeer veel Uw oudoom oezit onmetelijke rykdom- meu, öhmebelijke rykdommen, zeg ik u! Hii heeft de gunstige geiegenheid waargenomen. Hy heeft, ars 't ware. de revob-Uc gero.ten, verkocht bijtijds alles wat hil kon en liet al zijn mcuocls en kostbaarheden door nnjn firma naar Engeland overbrengen "Bovendien heeft hij in Engeiand groote Dezrt. mgeii' Amersham Place is een zeer fraai landgoed; een groot fortuin heeft hy in solide papieren belegd. Hii leeft als een vorst. En welk genot heeit hij e^geniyk van zyn rijkdommen? Alles wat hem aan het leven deed hechten, ziin familie, zyn land, heeft hy verloren. Hy heeft zijn koning en koningin zien vermoorden al die afschuwlykheden en ellende zijn onder zyne oogen geschied, vervolgde de notaris met stijgende warmte en verhoogde kleur, maar plotseling brak hy af kortom, eindigde hij, hy heeft al de voordeelen gezien van die regeering, waarvoor zyn neef de wapenen heeft opgevat, en hy is ei helaas met mee ingenomen. U spreekt met zeer veel bitterheid, die ik wel gedwongen ben te verontschuldigen, zeide ik. Maar wie van ons heeft eigenlyk meer reden tot klagen? Mijn oom Kéroual vluchtte. Mijn ouders, die waarschijnlijk minder doorzicht bezaten, zyn gebleven. In het begin waren zij zelfs republikeinsch gezind. Zij zyn tot op het laatst van hun leven op de hand van het volk gebleven Het was een glorieryke dwaasheid, die my hen nog te mee. doet vereeren Zy stierven kort na elkander In dien ik een man van eer geworden ben. heb ik dat te danken aan hem, die op het schavot gestorven is. en miin laatste opvoedingschool was de gevangenis te Abbaye. Gelooft gij, dat ik nog van u leeren kan wat verbittering is? Maar er is een ding, wat ik niet begrijp: hoe iemand met uw bloed in de aderen en met uwe levenservaring beslui* ten kan in dienst van den Corsicaan te treden. Ik begrijp zoo iets niet. Me dunkt alles in u, uw gevoel van rechtvaardigheid vooral, moest daartegen in opstand komen. Indien gy uwe jeugd had doorgebracht onder de wolven, antwoordde 11c, zoudt u misschien den Corsicaan met vreugde hebban begroet. 't Is wel mogelijk, antwoordde de heer Romaine, Er zajn dingen, die men niet kan ver- of beoordeelen. En my toewuivend verdween hy plotseling. Ik zag hem nog even terwijl hij door de schaduw van de poort ging. HOOFDSTUK V St. Yves ziet een huis. Nauwelyk was de notaris vertrokken, of ik herinnerde my, dat ik hem nog verscheiden dingen had willen vragen. Zelfs een der voornaamste had ik vergeten, het adres van Burchell Fenn. Ik snelde naar de trap, waarlangs hii was afgedaald, maar kwam reeds te iaat. Hy was uit het gezicht verdwenen. Ik keerde terug naar mijn plaats op de wallen. Ik weet niet zeker of ik wel het recht had oo dat hoekje. Maar ik was een groot gunsteling. Geen officier, evenmin een burger in de vesting zou mij verdreven hebben, tenzij ik een strafbare daad beging. En zoodra ik wensch te alleen te zyn, zette ik mij achter myn kanon De rots was hier zeer steil, bijna loodrecht, begroeid met dicht struikgewas en op gaand hout. Iets verder onderscheidde ik een kleinen toren, en nog verder schitterde de lange Princess tree t. waar de haute voleé van Edinburg haar wandelingen maakt Hoe wonder# lyk, dat men in een militaire gevangenis de hoofdstraat van een stad kan overzien! Ik wil den lezer niet noodeloos bezighouden met de ge dachten, welke in mij omgingen na het onderhoud, dat ilc zoo even had geliad, en de hoop, die in mii was ontwaakt. Mijn blik volgde, zelfs terwijl ik aan andere zaken dacht, de beweging der menschen in de Princessstreet, terwiil zij haas* tig heen en weer liepen, winkel in, winkel uit. Myn geest was echter met geheel andere dingen vervuld, en myn oog dwaalde daardoor af. Opeens bleef het rusten on een jong- mensch met rood haar en in een witte groote jas gehuld. Ik stelde natuurlijk niet het minste belang in hem en waar* schijnlyk zal ik nimmer iets naders omtrent hem vernemen. Hy scheen zeer veel kennissen te hebben, zyn hoed was voortdurend in zijn hand. Eindelyk zag ik hem stilstaan voor een jongmensch en een jongedame, die ik aan him gestalte en manier van loopen meende te herkennen. De afstand was te groot, om zeker te zyn, maar het ver moeden was voldoende en ik boog mij zoover mogeiyk voorover om hen te zien. Ik wil er niet aan denken, dat deze ontroe ring kan veroorzaakt zijn door een toevallige gelijkenis en dat ik daar stond, bevend van opgewondenheid, ter wille van een vreemdeling. Het zien van Flora of van iemand, die op haar geleek gaf oogenblikkelyk een andere wending aan myn gedachten. Het was nu wel heel aangenaam en ook heel goed. dat ik myn oom zou weerzien, maar een oom. nog wel een oud-oom, dien ik niet kende, laat de fantasie koud En indien ik de vesting verliet, zou ik waarschijnlijk nooit meer gelegenheid hebben Flora te ontmoeten. De geringe indruk, dien ik op haar had gemaakt en daarvan was ik niet eens zeer zeker zou zeer spoedig geheel zyn uitgewischt. Van mijn beeld zou in haar geheugen niets overblijven dan een vage schaduw, waarover zij in later jaren echtgenoot en kiru deren zou doen lachen! En nu vereenigden zich de twee be* langen, waarmede mijn ziel vervuld was en werden één. Ik wensch te Flora weer te zien, en ik had iemand noodig, die my hielp ontvluchten en mij andere kleeren kon bezorgen. Het slot van myn gedachtenloop was duidelijk Behalve mijn bewakers, wier plicht het was te zorgen, dat ik de vesting niet verliet, kende ik in heel Schotland niemand anders dan Flora en haar broeder. Zy en zij alleen hadden bet in hun macht my te helpen. Myn plannen kon ik hun niet mededeelen. zoo* lang ik my nog in gevangenschap bevond, daar ik' hen dan in al te groote moeilijkheden zou brengen. Neen. het was dui delijk, dat ik eerst moest trachten uit de vesting te komen. Daarna konden zy my als een ongelukkig vluchteling be schouwen, die een beroep deed op hun medelilden. Om dat te kunnen doen moest ik weten waar zit woonden. Ik hoopte en vertrouwde er vast op, dat zy mU spoedig weer zouden komen opzoeken en begon ijverig allerlei manieren te beden ken, om hun de gewenschte mededeelingen te ontlokken De lezer zal zich spoedig kunnen overtuigen hoe goed ik daarin slaagde. Twee dagen later verscheen de jonge Roland alleen. Ik wist- nog niet hoe ik den knaap moest aanvatten en besloot eerst zyn belangstelling op te wekken. Hij was zichtbaar ver* legen, hij had my nooit anders dan met een buiging en een blos begroet. Hy trad nu op mij toe in de houding van iemand, die een hem opgelegde plicht vervult, als een soldaat, die zich aan 't vuur van den vyand blootstelt Ik legde mijn snywerk terzyde. groette hem tamelyk stiif en niet zooveel vormeiykheid als ik dacht dat hem aangenaam was. Toen "ny het stilzwijgen niet verbrak, begon ik hem te vertellen van de veldslagen, die ik had meegemaakt, zoo ongeveer op de manier van Goguelat. Hy ontdooide zichtbaar en zyn ge laat helderde op. Hy kwam dichter rwar mii toe. vergat zijn verlegenheid zelfs zoo. dat hij my eenige vragen deed. en eindelyk deelde hy mij blozend mede, dat hii zelf dienst hoopte te nemen Ja, het Engelsche leger is bewonderenswaardig, zeide ik. Ik kan mU begrijpen, dat een jong mensch met geest en ver» stand het als een eer beschouwt het bevel te voeren over zulke soldaten. Ja, ik denk aan niets anders meer Ik schaam my. dat ik nog thuis zit en myn tijd verbeuzel met wat ze studie noemen, terwyi anderen, die niet ouder ziin dan ik, reeds te velde zyn getrokken. Ik begryp u zeer goed. Ik heb dezelfde gevoelens gehad. Onze troepen zyn.... wy hebben de beste soldaten, niet waar? vroeg hy Wat zal ik u zeggen? Zij hebben één gebrek: als 't bevel cot den aftocht geblazen wordt, weigeren zy somtijds te ge hoorzamen. Ja. dat ligt in het karakter van het volk. antwoordde hy. God vergeve hun deze ongehoorzaamheid, voegde hy met zekeren trots erby. Maar ik heb gelegenheid gehad hen op d°n loop te zien gaan en had de eer lien te mogen achtervolgen, dacht ik bij mijzelf, maar ik was verstandig genoeg die gedachte niet uit te spieken. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 18