fclBIOixjjïME?I UVi^hl
V IYII,DI SI>1D*| V4^ ^4D0U€^
DOOR E.^.SfEVEPISem
VE^JAAEB ©C©l* ^EV^.WAEyHEE-KEEEEl^.
(Korte inhoud van het voorafgaande)
De held van dit verhaal, St. Ives, bijgenaamd de
öpion van Napoleon, was in Mei 181.5 als krijgsge
vangene in handen der Engelschen gevallen. Met lot-
genooten zat hij opgesloten in het kasteel Edinburg
dat tot gevangenis was ingericht Doordat St Ives dc
Engelschc taal machtig was. werd hii door de bewaker:
meermalen als tolk gebruikt, waardoor hil verschillen
de voordeelen boven de andere gevangenen genoot.
Dc gevangenen mochten voonverpc-n van huisvlijt
maken die door de bevolking gekocht werden Onder d.
koopsters was een meisje van 18 of 19 Jaar. die de aan
dacht van St. Ives trok. Het meisje betoonde haar deel
neming in zijn lot.
Een der andere gevangenen plaagt St. Ives en belee-
digt het meisje. Het wordt een eerezaak tusschen de
twee mannen, die elkaar haten, 's Nachts duelleeren
zij; dc wapens zijn de helften van een schaar! St. Ives
weet zijn tegenstander een gevaarlijke wonde toe te
brengen, zelf wordt hij slechts licht aan den schoude.
gewond. De medegevangenen hebben gezworen, dat
zij niets aan de bewaarders zullen verraden
De majoor Chevenix. die van St. Ives Pransche les
krijgt, weet het geheim van het duel evenwel te raden
De zwaar gewonde gevangene Goguelat ligt op ster,
ven. Hij wil afscheid nemen van zijn makkers.
Behalve: de mijne, stonden nog een half dozijn andere na
men op de lijst.
Nadat wij gemonsterd waren, ging de dokter ons voor naar
het hospitaal en wij volgden hem, als een troen doodmoede
soldaten Bij de deur stond hij stil. zeide ons dat de patiën'
den wensch had uitgesproken ieder van ons afzonderlijk te
spreken, en zoodra ik die boodschap had overgebracht, werd
ik 't eerst in de ziekenzaal gelaten. Het was een klein vertrek
met witgekalkte muren. Een venster naar het Zuiden stond
open en van uit de verte drongen de stemmen der maaiers tot
hier door. Vlak bij het raam lag Goguelat in een klein ij ze*
ren bed. Zijn gelaat had de door de zon verbrande kleur nog
niet verloren, ofschoon de dood reeds zijn stemipel erop ge
drukt had Zijn glimlach was woest, 't was of mij de keel werd
dicht geknepen, toen ik mijn blik op hem liet rusten. Zijn
ruwe woorden waren geheel in strijd met ziin uiterlijk.
Hij strekte de armen naar mij uit, als wilde hii mij om
helzen. Ik naderde met een onbeschrijfelitken afkeer en boog
my over hem heen. Hy bracht slechts myn oor bij zyn lippen
en fluisterde:
Vertrouw op my. Ik ben een goed kameraad Ik neem
het geheim mse.
Waarom zou ik de ruwe taal herhalen en de grove aardig
heden vertellen? Zijn laatste gedachten waren edel. ofschoon
hy ze in den meest brutalen vorm kleedde. Ten laatste ver
zocht hy my den dokter te roepen, en teen deze binnentrad,
richtte hy zich een weinig op. wees eerst op zich zelf en toeö
op my. die schreiend naast zyn legerstede stond en herhaalde
verschelden malen achter elkaar: Vrienden.... vrienden....
goede vrienden.
Tot myn groote verbazing scheen de dokter zeer ontroerd
HU knikte met zijn klein gepruikt hoofd en zeide een paar
maal achter elkaar:
Goed, goed, mijn jongen, me comprong.
Toen schudde Goguelat mijne hand. omarmde mü, en ik
verliet snikkend als een kind, het vertrek.
Hoe dlkwyis heb ik reeds waargenomen dat mannen, die
tijdens him leven onverzoenlijk zijn, een vreedzaam uiteinde
hebben! Een benijdenswaardig feit! Goguelat was steeds zeer
gehaat onder zijne kameraden; gedurende ziin laatste drie
levensdagen won hy door zijne standvastigheid ieders hart,
en toen des avonds het gerucht tot in de gevangenis door
drong, dat hy de eeuwigheid was ingegaan, dempte iediar de
stem, als bevond zioh een doode onder ons.
Ik verkeerde in een vreeselijken zielstoestand Wat my
schceldè weet ik niet; toen ik don volgenden morgen ont
waakte, was 't over, maar de nacht was ontzettend geweest,
myn zenuwen waren alle in opstand. Ik had hom vermoord
I-iy had zyn best gedaan om mij te rediden. Nog zag ik dub
dieiyk zyn akeltgen glimlach. En dat onlogische gevoel van
berouw maakte mil zoo van streek, dat ik ieder oogenblik
o]) 't punt was met myn kameraden te krakeelen. een woord,
een blLk was voldoende om mij te doen opstuiven. Mijn ge
moedstoestand was waarschynlijk duidelijk op mUn gelaat te
lezen, want toen ik den dokter ontmoette en hem groette,
keek hy my aan met een blik vol medelijden
Ik vroeg hem of 't waar was.
Ja, zeide hy. De man is dood.
Heeft hy nog veel geleden?
Niet erg. Hij is als een lam gestorven
Weer keek hy my aan, stak zijn hand in zijn vestzak en
zeide:
Hier, neem dit! Treuren en zeuren helpt niets meer.
Hy stopte mij een zilveren twee stulverstukje m de hand
cn ging heen.
Eigestiyk moest ik dat geldstuk aan een touwt ie aan den
muur hangen, want het was zijn eenige mij bekende wel
daad. Ik bekeek het en kon een bitteren lach niet onder
drukken.
Toen ging ik er mee naar den wal en wierp het geld ver
wog. als ware het bloedgeld. De schemering was ingevallen,
ik zag in het groene dal den lantaarnopsteker zich voort
spoeden in de Princess Street, mot zijn ladder en zyn licht
en ilc volgde hem met somberen blik. Terwijl ik daar zoo
stemd, voelde ik een hand op mijn schouder en mij omkeerend
zag ik majoor Ohevenlx voor my in avondtoilet en de knoop
in zyn das was keurig. De man verstond inderdaad de kuns'
zloh te kleed'en.
Ah. u bent het, Champdivers dan heb ik mij toch
niet vergist,Dus, hy is d-ood?
Ik knikte
Kom. kom, hernam hy. Je moet 't je niet zoo aantrek
ken. Het Ls natuur]y-k aan onaangename geschiedenis, heel
treurig cn zoo, maar weet je. voor jou en voor my is het
eigenlijk niet zoo erg. Zi)n dood en je laatste bezoek aan hem
hebben my geheel gerustgesteld.
Ik wil or liever niet meer over spreken, zeide ik.
Nog een woord en dan ben ik bereid de zaak in de doos
te doen. zeide hij Wat was de reden van den twist?
Och, antwoordde ik zoo koel mcgeiyk, waarover twisten
in den regel de mannen.
Een dame?
Ik haalde de schouders op.
Drommels, zeide hy, dat had ik van dien man niet
gedacht
Thans kon ik mijn ergernis niet langer onderdrukken.
Hy! riep ik uit Hy heeft het nooit gewaagd haar aan te
spreken hij kon niet anders aan zyn gemeene beleedigin.
gen uiten!
Zoo. zoo. zeide hy. Goeden nacht, Champdivers. Kom
morgen by my ontbijten, dan zullen we over andere dinger,
spreken.
Ik geloof zeker, dat de man my niet slecht- gezind was
Terwijl ik dit neerschrijf, zoolang naderhand, zie ik zelfs in
dat hy goed handelde.
HOOFDSTUK IV.
St. Yves ontvangt een pakje bankbiljetten
Weinige dagen later werd ik. tot myne groote verwonde
ring,, aandachtig gadegeslagen door een vreemdeling in poli
tiek. Het was oen man van middelbaren leeftijd, met een
moerbeale-ochtige gelaatskleur, ronde zwarte oosten, gra-p-
pigc, borstelige wenkbrauwen en een vooruitstekend voor,
hoofd. Hy was gekleed als een kwaker Ondanks ziin een
voudig uiterlijk zag men hem toch dadelijk aan, dat hy in
go-den deen was. Hy had my geruimen ttid uit de verte
gadgeslagen. Een musch zat heel kalm tusschen ons in op
d> n loop van een kanon Zoodra onze oosten elkander ont
moetten. trad hy op my toe, en sprak mil in vloeiend, maar
afsciiuweiyk uitgesproken Fransch aan.
Heb ik het genoegen monsieur le Vicomte Anne de
Kéroual de Saint-Yves te zien? vroeg liil.
Ik noem my zelf met by dien langen naam. maar heb
er wel het recht toe, antwoordde ik. Intusechen noem ik
my eenvoudig Champdivers, om u te dienen. Het is de naam
myner moeder en hy strekt een soldaat niet tot oneer.
Neen, dat geloof ik ook niet, zeide hii Indien ik mij
niet vergis, was zij ook een „van". Zij heette Florimon-dc dc
Champdivers.
Juist, en ik verheug my zeer iemand te ontmoeten, dl-'
zoo goed cp de hoogte is myner familie, Is mijnheer oo'.
een „van"?
Ik sprak deze laatste woorden op een toon van gemaakte
verwaandheid, deels om mUne nieuwsgierigheid te verberger
deels omdat ik zelf vond, dat zy belachelijk klonken in der.
mond van een man in boevenkleeren
Hy scheen dat ook te vinden, want hil lachte.
Neen, mijnheer, antwoordde hy thans in 't Engelsch
Mijn naam is Remains Daniël Romaine zaakwaarneme
te Londen, om u te dienen, en. wat u misschien meer be
langstelling inboezemt: ik ben hier als zaakgelastigde van
uw oudoom, den graaf
Wat! riep ik uit. Herinnert monsieur de Kéroual de St
Yves zich inderdaad het bestaan van een persoon als ik er
is hy heusch bereid te bekennen een bloedverwant te zyn var.
een soldaat van Napoleon?
U spreekt zeer goed Engelsch, merkte miin bezoeker op
Ik ben van kind af gewend geweest het Engelsch al"
mijn tweede moedertaal te spreken. Ik had een Engelsch"
kindermeid. Mijn vader sprak steeds Engelsch met mij. en de
finesses van de taal werden mij geleerd door een landsmar
van u en een goed vriend van my, den heer Vicarv.
Een uitdrukking van groote belangstelling vertoonde zich
op 't gelaat van den zaakgelastigde
Wat? riep hy uit. Kent u den armen Vicary?
Sinds meer dan een jaar. Gedurende verscheidene maan
den hielden wy ons op dezelfde plaats verbolgen.
En ik ben klerk bij hem geweest en ben hem in de zaak
opgevolgd, hernam hy. Een uitstekend mensch! Hij bega.1
zich voor een zaak van Kéroual naar dat vervloekte land
vanwaar hy nooit niocht terugkeeren. Zyn u misschien by-
zonderhed-en omtrent zijn einde bekend?
Helaas ja. Hy stierf onder de handen van een troep
Wat een vreemde geschiedenis, mijnheer! zeide ik.
Ja, en dat zult u nogmaals zeggen, voordat ik myn ver,
haal heb geëindigd. Want nu volgden twee gebeurtenissen:
De eerste was een ontmoeting tusschen monsieur de Kéroual
en monsieur de Mauséant.
Ja, dien man ken ik. Door hem verloor ik mijn eere-
post.
Wat u zegt! riep hy uit. Wel, wel. dat wist ik niet.
Ik heb eigenlyk niet het recht my te beklagen, zeide ik
Ik had ongelyk Als een man wordt opgedragen een gevan
gene te bewaken en hy laat dien gevangene ontsnaopen, dan
is 't minste wat hy verwachten kan, dat hy gedegradeerd
wondt,
Men zal u beloonen daarvoor. U hebt goed gehandeld
voor u zelf en voor uwen koning
Indien ik gedacht had myn keizer te benadeelen, zeide
ik, zou ik geen vinger tot zijn redding hebben uitgestoken
daarvan kunt u verzekerd zyn. Ik zag in hem niet anders dan
een in moeilijkheid verkeerend privaat persoon, ik liet hen
ontsnappen uit een geheel persoonlijk gevoel van medelijden
ik duld niet, dat deze zaak verkeerd wordt uitgelegd, zelu
dan niet, wanneer ik er voordeel voor mii zelf uit zou kunnen
trekken.
Zoo, zoo. zeide de zaakwaarnemer. Dat komt er nu niet
meer op aan, maar het is een misplaatste geestdrift van u,
geloof mij! Enfin, de pointe van ae geschiedenis is, dat dc
Mauséant met dankbaarheia over u sprak, en u zooveel lot
toezwaaide, dat uw oom zyn oordeel omtrent u geheel ver.
anderde. Onmiddellyk daarop verscheen uw knecht en lever
de de bewijzen voor hetgeen wy reeds lang hadden vermoed
Er was geen twyfel meer mogeiyk. De kostbare, verkwisten
de levenswijze van monsieur Alain, ziin kleeding, zü>:
hartstocht voor spel en renpaarden, dat alles kostte veel geld
en wy begrepen nu eerst, waarmede hii dat alles betaald"
hy was een gehumde spion, betaald door Bonaparte, en een
man, die de draden in handen hield van hetgeen ik noen
ondernemingen, die het daglicht schuwen. Om monsieur c
Kéroual recht te laten wedervaren, moet ik er bijvoegen, da;
hy de zaak on de juiste manier aanpakte; hij vernietigde dc
bewijzen der schande van zyn eenen neef en droeg al zijne
belangstelling over op den anderen
Hoe moet ik dat verstaan? vroeg ik.
Dat zal ik u zeggen, antwoordde hy. De mensch is zee
veranderlijk hetgeen mannen in mijn vak dagelijks geit
genheid hebben te constateeren Egoiste personen kunnei
leven zonder kind of kraai, zy kunnen buiten alle menschep
uitgezonderd misschien den bar-bier en den apotheker, maa
als zy denken dat hun stervensuur nadert, schijnt het huil
physisch onmogelijk zonder erfgenaam het leven te veriater.
Nu kunt u zelf verder denken. Vicomte Alain is zoo goed al-
verdwenen van het tooneel. Nu blijft Vicomte Anne over.
Ik begrijp u, zeide ik. U hebt mij een zeer weinig gunstig
denkbeeld van mijn oom, den graaf, gegeven.
Dat lag niet in mijne bedoeling, antwoordde hy. Hy
Goguelat, in een duel gewond, op zyn sterfbed.
schurken, die wy chaffeurs noemen, hii werd door hen mis.
handeld en gepijnigd en dat was zyn dood Zie. vervolgde ik
een mijn-er schoenen uittrekkend kousen had ik niet aan
ik was nog een kind toen zy my zoo behandelden
Hy keek naar het litteeken van myn groote brandwond en
ik zag, dat afschuw hem vervulde, terwijl liü prevelde:
Beesten van kerels!
Dat kunnen de Engelschen gerust zeggen, zeide ik be
leefd.
Zulke kleine hoffelijkheden waren het, die mii den weg
baanden tot dit goedgeloovige volk. Negentig percent van
onze bezoekers zouden de opmerking heel gewoon hebben
gevonden en haar slechts hebben beschouwd als een teeken
van myn gezond oordeel, maar myn zaakwaarnemer was
slimmer en doorzag my.
U bent lang niet dom, zeidie hii.
Neen, antwoordde ik, 't schikt nogal.
En toch is ironie een gevaarlijk instrument. Uw oudoom
heeft er zich zoo zeer in geoefend, geloof ik, dat men nu
steeds raden moet, wat hij eigenlijk bedoelt.
En dat herinnert my er aan. dat ik u een vraag wilde
stellen, die u niet onnatuurlijk kan toeschijnen, zeide ik
Waaraan heb ik de eer van uw bezoek te danken? Hoe hebt
u niy herkend? Hoe bent u te weten gekomen, dat ik my
hier bevind?
Zorgvuldig de panden van zyn jas opnemend, zette dc
zaakwaarnemer van myn oudoom zich naast mii.
Ja, dat is een curieuse geschiedenis, begon hij, cn ik
zal, met uw verlof, eerst de tweede vraag beantwoorden. Ik
heb u herkend aan een zekere gelykenis tusschen u en uw
neef, den vicomte.
Ik hoop. dat het voordeel aan miin kant is?
Zeker, zeker! Ik haast mij u te zeggen, dat monsieur
Alain de St, Ives in mijn cogen geen aangename verschij
ning is. En toch hielp my zijn gelijkenis met u. dat ik u spoe
dig vond. toen ik u hier zocht. Thans wol ik u vertellen
hoe ik er toe kwam u hier te zoeken. Dat was ook al weer
door monsieur Alain. Laat my u eerst zeggen, dat hy het ge=
ruimen tUd als zijn taak beschouwd heeft monsieur d?
Kéroual op de hoogte te houden van uw doen en laten, met
welk doel laat lk aan uw eigen oordeel over. Toen hij hem
de tijding bracht van uwdat u dienst onder Bonaparte
had genomen, sohcen de oude man den slag niet te zullen
overleven, groot was zijn toorn. Maar langzamerhand zijn de
dingen een weinig anders geworden, neen. niet weinig, wy
vernamen, dat ge tegen de Engelschen zoudt gaan vechten,
dat ge. dank zy oen roemrijke daad, een eervolle opdracht
had gekregen, maar toen weer in de gelederen waart terug
gezet. Kortom, monsieur de Kéroual gewende zich aan de
gedachte, dat gij een bloedverwant van hem waart en toch
onder Bonaparte diiende. En nu begon hii zich te verwon
deren, dat zijn andere bloedverwant zoo uitstekend op de
hoogte was van alles wat in Frankrijk gebeurde, en onwille
keurig doemde de zeer onaangename, vraag bil liem op: is
dat jonge mensch misschien een spion?
Terwijl uw bloedverwant hevig was geweest u by den
ouden lieer zwart te maken, had hy een berg van bewijzen
tegen zich zcit opgestapeld.
Myn bezoeker zweeg, nam een snuitje en keek mij met een
uitdrukking van groote welwillendheid aan.
heeft, wel is waar een lichtzinnig leven geleid, maar als men
hem nader heeft leeren kennen, moet men hem bewonderen
Hij is een uiterst hoffelijk man.
En dus denkt u. dat ik inderdaad kans heb?
U moet goed begrijpen, dat al die mededeelingen, die
ik gedaan heb, buiten myn opdracht lagen. Mii is niet op
gedragen u over testament of erfenis of neef te spreken. Ik
beu hierheen gezonden met de eenige boodschap, dat mom
sieur Kéroual zyn neef wenscht te ontmoeten.
Ik kan daarop in dit geval niet anders antwoorden, dan
dat Mahomed naar den berg zal moeten komen, antwoordde
ik met een blik op de wallen, die ons omringden.
Pardon, u weet dat uw oom een bejaard man is, maar
ik heb u nog niet verteld, dat zijne dagen geteld ziin. Neen
neen, er is geen twyfel aan, de berg moet tot Mahomed ko
men.
In den mond van een Engelschman is deze opmerking
zeker van beteekenis, zeide ik. Maar uw beroep brengt mee
dat u geheimen kunt bewaren; ik zie dat u dat van neef
Alain hebt bewaard, hetgeen niet een bewiis is van boven
matig groote vaderlandsliefde
Ik ben in de allereerste plaats de raadsman en vertrouw
de van uwe familie, zeide hii.
Dat zoo zijnde, zal ik u eene mededeeling doen Deze
berg is zeer hoog en zeer steil. Men zou er on de een of an
dere manier af kunnen vallen en den hals breken, maar ik
geloof dat ik een paar vleugels bezit, die mü naar den voet
van den berg kunnen brengen. Maar aan den voet van don
berg ben ik hulpeloos.
En op dat oogenblik zou ik u te hulp kunnen komen
antwoordde de notaris Laten wü aannemen dat een toeval
dat ik thans niet verder omschrijven wil en ook niet beoor-
deelen
Een woord als 't u blieft, viel ik hem in de rede. Voordat
u verder gaat, moet ik u zeggen, dat ik miin woord van eer
niet heb gegeven.
Dat dacht ik wél, antwoordde hy. ofschoon velen onder
den Fransclien adel met him woord van eer lichtzinnig om.
springen.
Mijnheer, tot öde behoor ik niet
Neen, om u recht te laten wedervaren, moet ik beken
nen, dat ik u van 't begin af aan niet tot hen heb gerekend.
Laten wij dus aannemen, dat u in vrijheid aan den voet van
den berg staat, vervolgde liij. Veel zal ik niet kunnen doen
voor u. maa- toch iets om u verder te helpen In de eerste
plaats zou lk u raden dit in een uwer binnenzakken of in uw
laars te verbergen.
Dit zeggende overhandigde hy my een pakje banknoten.
Dat is geen kwaad idee, zeide ik, ze haastig verbergend
In de tweede plaats, vervolgde hy, is de weg van hie:
naar de woonplaats van uw oom zeer lang. Hii woont Amers
Place, niet ver van Dunstable, U moet een groot stuk Engelsc'-
grondgebicd doorreizen, en het eerste gedeelte van die reis
zult u zich alleen op eigen goed geluk en slimheid bouwend
moeten doorslaan. Ik bezit hier in Schotland geen vrienden
tenminste geen die bereid zyn te handelen in strijd met
hun eer als onderdaan. Maar meer naar het zuiden, in den
cm'rek van Wakefield, woont, naar ik lieor. een zekere Bur-
cliell Fenn, die niet zulk oen nauwgezet geweten heeft als
vele anderen en wel bereid zal wezen u verder te helpen
ja. lk geloof eigenlijk, dat het zijn beroep is. neen. ik weet
't zekerdeze wetenschap strekt mii niet tot eermaar
dat komt er» an. wanneer men met schelmen omgaat. En de
grootste schelm is misschien wel uw neef Alain
Indien die Burchel Fenn een bekende is van mijn neet,
is het wellicht voorzichtiger, dat ik uit ziin buurt blijf
Wij zijn door papieren van uw neef op zijn spoor geko
men, antwoordde de notaris. Maar ik geloof, dat u zich veilig
tot hem kunt wenden, voor zoover men in zulke onaangename
zaken veli.g is! Me dunkt zelfs, dat u Dii hem den naam
van den vicomte zoudt kunnen gebruiken. Uw gelijkenis met
hem ka-n u van dienst wezen, u zoudt u voor ziin broeder
kunnen uitgeven.
Ja, dat zou wel gaan, zeide ik. Maar luister nog eens:
uw voorslag ls niet zoo heel gemakkelijk uit t-a voeren, 't is
een gevaarlijk spel. Myn neef schijnt een halve duivel te zijn
en uit den aard der zaak mijn verbitterde vijand. Bovendien
oen ik krijgsgevangene; de kaarten, die ik in de hand heb,
zijn dus aires behalve mooi. Daarom zou ik eerst graag weten
wat ik bij het spel zal kunnen winnen.
Zeer, zeer veel Uw oudoom oezit onmetelijke rykdom-
meu, öhmebelijke rykdommen, zeg ik u! Hii heeft de gunstige
geiegenheid waargenomen. Hy heeft, ars 't ware. de revob-Uc
gero.ten, verkocht bijtijds alles wat hil kon en liet al zijn
mcuocls en kostbaarheden door nnjn firma naar Engeland
overbrengen "Bovendien heeft hij in Engeiand groote Dezrt.
mgeii' Amersham Place is een zeer fraai landgoed; een groot
fortuin heeft hy in solide papieren belegd. Hii leeft als een
vorst. En welk genot heeit hij e^geniyk van zyn rijkdommen?
Alles wat hem aan het leven deed hechten, ziin familie, zyn
land, heeft hy verloren. Hy heeft zijn koning en koningin zien
vermoorden al die afschuwlykheden en ellende zijn onder
zyne oogen geschied, vervolgde de notaris met stijgende
warmte en verhoogde kleur, maar plotseling brak hy af
kortom, eindigde hij, hy heeft al de voordeelen gezien van
die regeering, waarvoor zyn neef de wapenen heeft opgevat,
en hy is ei helaas met mee ingenomen.
U spreekt met zeer veel bitterheid, die ik wel gedwongen
ben te verontschuldigen, zeide ik. Maar wie van ons heeft
eigenlyk meer reden tot klagen? Mijn oom Kéroual vluchtte.
Mijn ouders, die waarschijnlijk minder doorzicht bezaten, zyn
gebleven. In het begin waren zij zelfs republikeinsch gezind.
Zij zyn tot op het laatst van hun leven op de hand van het
volk gebleven Het was een glorieryke dwaasheid, die my hen
nog te mee. doet vereeren Zy stierven kort na elkander In
dien ik een man van eer geworden ben. heb ik dat te danken
aan hem, die op het schavot gestorven is. en miin laatste
opvoedingschool was de gevangenis te Abbaye. Gelooft gij, dat
ik nog van u leeren kan wat verbittering is?
Maar er is een ding, wat ik niet begrijp: hoe iemand
met uw bloed in de aderen en met uwe levenservaring beslui*
ten kan in dienst van den Corsicaan te treden. Ik begrijp zoo
iets niet. Me dunkt alles in u, uw gevoel van rechtvaardigheid
vooral, moest daartegen in opstand komen.
Indien gy uwe jeugd had doorgebracht onder de wolven,
antwoordde 11c, zoudt u misschien den Corsicaan met vreugde
hebban begroet.
't Is wel mogelijk, antwoordde de heer Romaine, Er zajn
dingen, die men niet kan ver- of beoordeelen.
En my toewuivend verdween hy plotseling. Ik zag hem nog
even terwijl hij door de schaduw van de poort ging.
HOOFDSTUK V
St. Yves ziet een huis.
Nauwelyk was de notaris vertrokken, of ik herinnerde my,
dat ik hem nog verscheiden dingen had willen vragen. Zelfs
een der voornaamste had ik vergeten, het adres van Burchell
Fenn. Ik snelde naar de trap, waarlangs hii was afgedaald,
maar kwam reeds te iaat. Hy was uit het gezicht verdwenen.
Ik keerde terug naar mijn plaats op de wallen.
Ik weet niet zeker of ik wel het recht had oo dat hoekje.
Maar ik was een groot gunsteling. Geen officier, evenmin
een burger in de vesting zou mij verdreven hebben, tenzij ik
een strafbare daad beging. En zoodra ik wensch te alleen te
zyn, zette ik mij achter myn kanon De rots was hier zeer
steil, bijna loodrecht, begroeid met dicht struikgewas en op
gaand hout. Iets verder onderscheidde ik een kleinen toren,
en nog verder schitterde de lange Princess tree t. waar de haute
voleé van Edinburg haar wandelingen maakt Hoe wonder#
lyk, dat men in een militaire gevangenis de hoofdstraat van
een stad kan overzien!
Ik wil den lezer niet noodeloos bezighouden met de ge
dachten, welke in mij omgingen na het onderhoud, dat ilc
zoo even had geliad, en de hoop, die in mii was ontwaakt.
Mijn blik volgde, zelfs terwijl ik aan andere zaken dacht, de
beweging der menschen in de Princessstreet, terwiil zij haas*
tig heen en weer liepen, winkel in, winkel uit. Myn geest
was echter met geheel andere dingen vervuld, en myn oog
dwaalde daardoor af. Opeens bleef het rusten on een jong-
mensch met rood haar en in een witte groote jas gehuld. Ik
stelde natuurlijk niet het minste belang in hem en waar*
schijnlyk zal ik nimmer iets naders omtrent hem vernemen.
Hy scheen zeer veel kennissen te hebben, zyn hoed was
voortdurend in zijn hand. Eindelyk zag ik hem stilstaan voor
een jongmensch en een jongedame, die ik aan him gestalte
en manier van loopen meende te herkennen.
De afstand was te groot, om zeker te zyn, maar het ver
moeden was voldoende en ik boog mij zoover mogeiyk voorover
om hen te zien. Ik wil er niet aan denken, dat deze ontroe
ring kan veroorzaakt zijn door een toevallige gelijkenis en dat
ik daar stond, bevend van opgewondenheid, ter wille van
een vreemdeling. Het zien van Flora of van iemand, die
op haar geleek gaf oogenblikkelyk een andere wending aan
myn gedachten. Het was nu wel heel aangenaam en ook heel
goed. dat ik myn oom zou weerzien, maar een oom. nog wel
een oud-oom, dien ik niet kende, laat de fantasie koud En
indien ik de vesting verliet, zou ik waarschijnlijk nooit meer
gelegenheid hebben Flora te ontmoeten. De geringe indruk,
dien ik op haar had gemaakt en daarvan was ik niet eens
zeer zeker zou zeer spoedig geheel zyn uitgewischt. Van
mijn beeld zou in haar geheugen niets overblijven dan een
vage schaduw, waarover zij in later jaren echtgenoot en kiru
deren zou doen lachen! En nu vereenigden zich de twee be*
langen, waarmede mijn ziel vervuld was en werden één. Ik
wensch te Flora weer te zien, en ik had iemand noodig, die
my hielp ontvluchten en mij andere kleeren kon bezorgen.
Het slot van myn gedachtenloop was duidelijk Behalve mijn
bewakers, wier plicht het was te zorgen, dat ik de vesting niet
verliet, kende ik in heel Schotland niemand anders dan Flora
en haar broeder. Zy en zij alleen hadden bet in hun macht
my te helpen. Myn plannen kon ik hun niet mededeelen. zoo*
lang ik my nog in gevangenschap bevond, daar ik' hen dan
in al te groote moeilijkheden zou brengen. Neen. het was dui
delijk, dat ik eerst moest trachten uit de vesting te komen.
Daarna konden zy my als een ongelukkig vluchteling be
schouwen, die een beroep deed op hun medelilden. Om dat
te kunnen doen moest ik weten waar zit woonden. Ik hoopte
en vertrouwde er vast op, dat zy mU spoedig weer zouden
komen opzoeken en begon ijverig allerlei manieren te beden
ken, om hun de gewenschte mededeelingen te ontlokken De
lezer zal zich spoedig kunnen overtuigen hoe goed ik daarin
slaagde.
Twee dagen later verscheen de jonge Roland alleen. Ik
wist- nog niet hoe ik den knaap moest aanvatten en besloot
eerst zyn belangstelling op te wekken. Hij was zichtbaar ver*
legen, hij had my nooit anders dan met een buiging en een
blos begroet. Hy trad nu op mij toe in de houding van
iemand, die een hem opgelegde plicht vervult, als een soldaat,
die zich aan 't vuur van den vyand blootstelt Ik legde mijn
snywerk terzyde. groette hem tamelyk stiif en niet zooveel
vormeiykheid als ik dacht dat hem aangenaam was. Toen
"ny het stilzwijgen niet verbrak, begon ik hem te vertellen
van de veldslagen, die ik had meegemaakt, zoo ongeveer op
de manier van Goguelat. Hy ontdooide zichtbaar en zyn ge
laat helderde op. Hy kwam dichter rwar mii toe. vergat zijn
verlegenheid zelfs zoo. dat hij my eenige vragen deed. en
eindelyk deelde hy mij blozend mede, dat hii zelf dienst
hoopte te nemen
Ja, het Engelsche leger is bewonderenswaardig, zeide ik.
Ik kan mU begrijpen, dat een jong mensch met geest en ver»
stand het als een eer beschouwt het bevel te voeren over
zulke soldaten.
Ja, ik denk aan niets anders meer Ik schaam my. dat
ik nog thuis zit en myn tijd verbeuzel met wat ze studie
noemen, terwyi anderen, die niet ouder ziin dan ik, reeds
te velde zyn getrokken.
Ik begryp u zeer goed. Ik heb dezelfde gevoelens gehad.
Onze troepen zyn.... wy hebben de beste soldaten, niet
waar? vroeg hy
Wat zal ik u zeggen? Zij hebben één gebrek: als 't bevel
cot den aftocht geblazen wordt, weigeren zy somtijds te ge
hoorzamen.
Ja. dat ligt in het karakter van het volk. antwoordde
hy. God vergeve hun deze ongehoorzaamheid, voegde hy met
zekeren trots erby.
Maar ik heb gelegenheid gehad hen op d°n loop te zien
gaan en had de eer lien te mogen achtervolgen, dacht ik bij
mijzelf, maar ik was verstandig genoeg die gedachte niet uit
te spieken.
(Wordt vervolgd.).