hir
HAARLEM'S DAGBLAD
a
«J U ST - LOV£§
FEUILLETON
Anthony Marston
Dolende Ridder
ZATERDAG 24 NOV. 1928
VERKEERSPROBLEMEN,
Een academisch vraagstuk. Respect voor den ver
keersagent. Verkeerd begrepen teekens. Laat ons
niet te lang wachtenEen model-verkeersagent.
Men schrijft ons:
De tijd is snel komende, dat de vraag:
Wat was er eerder, het verkeer of de
verkeersagent tot diezeifde ingewikkel
de academische waagstukken zal behoo-
ren als die van het ei en de kip.
Het vereischt meer aan gewone in
spanning, zich het verkeer zonder deze
geunirormde dienaren van den Heiligen
Hermandad in te denken. Het verkeer
„draait om" den verkeersagent: of wel,
de verkeersagent staat in het centrum
van het hedendaagsche verkeer.
En dat heeft z n consequenties. De
agent, het zij hier even opgemerkt is
zich zijn strategische positie volkomen
bewust. De positie van den machtige,
van den oppermachtige, van den mcnsch
die geen tegenspraak behoeft te dulden,
ja, die zelfs geen tegenspraak kan of
mag dulden. Hij moet, wil het verkeer
goed functioneeren, onaantastbaar zijn.
Onaantastbaar in dien zin, dat zijn uit
spraken redelijkerwijze onweerlegbaar
zijn. Het zou natuurlijk goed zijn dat
ook in anderen zin de agent onaantast
baar was. En misschien dat een kleine
betonnen verschansing op het midden
van den viersprong een niet te verwer
pen veiligheidsmaatregel zijn zou voor
hen die in de eerste plaats voor de vei-
ligheid van het algemeen moeten zor
gen.
Ik weet niet of het publiek zich wel
voldoende rekenschap geeft van z"n
plicht tegenover den verkeersagent. De
bestuurder van een auto in een onzer
groote steden, die bij avond een dezer
vertegenwoordigers van de openbare or
de „van de sokken" en het hospitaal in
reed en later gemoedelijk kwam verkla
ren dat hij meende een aschemmer of
een vuilnisbak een tikkie geraakt te heb
ben, was zich dat zeker niet. Maar ge
lukkig is de houding van het publiek
niet geheel juist geschetst door een
beeld als dit, en de gemiddelde mensch
beschouwt den verkeersagent als iemand
die .boven" de dingen staat. Ieder ge
woon mensch dwingt zich tot kalmte bij
het aanschouwen van de beweeglijke fi
guur op den viersprong en zal zich in
spannen om het expressionisme des
agenten in gewoon-alledaagsch-men-
schelijke gedachten om te zetten, wat
lang niet altijd gelukken zal. Want, zoo
als wy vaak in de gelegenheid waren
waar te nemen, en zooals ieder die er
even aandacht aan schenkt, zal waar
nemen, worden verschillende gebaen op
zeer verschillende wijzen geïnterpre
teerd.
Zoo zagen wij dezer dagen zoo'n ge-
stikuleerd deel der openbare orde over
dag, midden op den viersprong gebaren
maken, die op iedere ander plaats om
het maar zachtkens te zeggen, argwaan
zouden hebben gewekt. Wat is de traói-
tioneele houding van een agent die „bij
zondere" inkomsten accumuleert? Als
we ons de spotprenten uit de Ameri
ka ansche bladen goed herinneren is het
een agent die de eene hand geopend
voor de cogen houdt (om door de vin
gers te zien) onderwijl heel goed wetend
dat de andere hand achter den rug.
vriendelijk uitnoodigende gebaren maaki,
Zooiets van „geneer je niet, kom rer.ust
nader".
Nu gelooven wij niet dat de agent dien
wij in deze houding aantroffen er ook
maar in de verste verte aan dacht om
iets door de vingers te zien, ook geloo
ven wij niet dat hij er aan dacht op
de beschreven manier zijn inkomsten te
vermeerderen. Maar wel meenden we,
dat hij het verkeer achter zich een zacht
wenkje gaf om nader te komen. En het
verkeer, in den vorm van een klein krui
deniers jongetje, meende dat blijkbaar
ook. De vrije vertaling door het kleine
kruideniersjongetje gegeven aan de ach-
terhandsche beweging des agenten was:
,.Kom nader oh jongetje". En hij kwam
nader. Maar nu bleek dat zijn vertol
king (zoowel als de onze) een gansch
verkeerde was. Wat hij had aangezien
voor een vriendelijke invitatie, was dooi
de openbare orde bedoeld geweest als:
Stop! Kom niet verder.
En toen nu de agent het verkeer er
op betrapte nader te komen zonder zijn
uitdrukkelijk bevel, liet hij plotseling
zijn door-de-vingers-ziende houding va
ren en nam een andere aan. zóó drei
gend, zóó onheilspellend, dat ditmaal
het verkeer omtrent de ware bedoeling
van den agent geen oogenblik in 't on
zekere verkeerde. Hij krabbelde haastig-
lijk terug en was bijna in tranen uitge
barsten. (Het was een gevoelig kruide
niersjongetje. en zooals gezegd, hij was
nog maar klein). .Ik heb je een teeken
gegeven om te stoppen", zei de agent
carsch, „en daar heb jü je aan te hou
den". Na deze ontboezeming, getuigen
de van een sterk «innerlijk en een rots
vast geloof aan /eigen onfeilbaarheid,
(twee eigenschappen weike men moet
bezitten alvorens men ook maar candi-
daat-verkeersagent worden kan) ver
kreeg het verkeer vrijen doortocht.
Een andere maal troffen wij een agent
op een anderen viersprong in een bijna
majestueuze houding. Het leek erg veel
op een vrije improvisatie van het Vrij
heidsbeeld in de haven van New-York.
Maar evenals men het niet altijd eens
is over de beteekenis van dit beeld,
evenzoo was de houding van den agent
een beetje twyfel-teweeg-brengend. Een
automobilist stopte voor de zekerheid, en
keek oplettend naar de openbare orde.
Hij wachtte, keek nog eens. en nog eens.
Toen schoot plotseling een glimlach over
z'n gelaat. „Gezegend zijn allen die hier
passeeren, dat was wel het minst wat
die houding vermocht uit te drukken.
En de automobilist was niet iemand die
van plan scheen iets in den vorm van
een zegening aan zich te laten voorbij
gaan. Hij schakelde „in". Maar hij was
er naast, evenzeer als zij die van het
Vrijheidsbeeld een verkeerde vertolking
geven, en hij moest terug!
Laatst trof ons nog een bijzonder
staaltje. In een stil straatje stond een
auto te wachten. Behalve de agent en
de autobestuurder was er in geen velden
of wegen een ziel te bekennen. De auto
stond daar en de bestuurder wachtte op
het teeken. Hij wachtte lang. De gedul
digste mensch wordt wel eens ongedul
dig. Maar deze mensch moest naar den
trein en bijgevolg was hij niet de gedul
digste. Hij was zelfs zeer ongeduldig. En
toen hij zoolang had gewacht dat hij
naar zijn zeer ongeduldige meening wel
zeventien maal had kunnen oversteken
zonder dat een voertuig was voorbijge
gaan, en de agent nog altijd den hori
zon van de dwarsstraat stond af te tu
ren, of er misschien nog niets opdaagde,
toen werd de ongeduldige man rebelsch
en hij schakelde den motor in en begon
maar vast den gang er in te zetten.
„Wachten", schreeuwde de agent, uit
zijn lethargische houding opgeschrikt
door zóóveel brutaliteit. „Ik kan niet
wachten, ik moet naar den trein!" riep
de automobilist terug. „Dan moet je
maar vroeger van huis gaan!" schreeuw
de de agent hem nog achter na, want
hij had nu reeds een aardig gangetje
We zullen hopen dat de peadogogi-
sche opmerking van den agent nog doel
heeft getroffen en dat deze chauffeur
een volgenden keer een half uurtje vroe
ger van huis gaat. Zou het geen aanbe
veling verdienen dat de verkeerspolitie
een boekje uitgaf, een soort handleiding,
met de speciale aanbeveling om het bh
gelegenheden als deze op te slaan?
„Wachten op den Viersprong", zou een
passende titel zijn van hét werkje dat
verder met aardige illustraties zou kun
nen worden opgeluisterd.
Maar dit zijn niet de eenige staaltjes die
we hebben meegemaakt. En schrome
lijk onrecht zouden wij de professie aan
doen, als we het alleen hierbij zouden
laten.
We hadden onlangs het ware genoe
gen een agent in actie te zien, die nog
niet voor aschemmer was aangezien.
Maar dit was geen gewone verkeers
agent. Dit was de geniale verkeersagent.
Dit was er een, die blijkbaar niet dacht
dat het verkeer er is om den agent
maar die integendeel de meening scheen
aan te hangen dat de agent er is om
het verkeer.
Daar stond hij dan op den viersprong
En, "lezer, dit was geen gewone redelijke
viersprong van twee wegen die elkaar
haaks snijden. Neen, dit was een krom
me. scheeve alleronhebbelijkste vier
sprong, met trammetjes die. uit allerlei
onverwachte hoekjes kwamen opduiken
om even onverwacht weer plotseling uit
het gezicht te zijn verdwenen. Het eenig
bezwaar dat er aan dit genie was ver
bonden. was misschien, dat wanneer hij
zich op de spitsuren in zijn volle macht
ontplooide, er dichte drommen publiek
op de trottoirs naar hem stonden te kij
ken en zich aan hem vergaapten. Deze
agent dirigeerde het verkeer, zooals de
dirigent zijn orkest. Hy was een artiest.
Hij „bezielde" het verkeer. En dan die
elegante manieren! Het was kunst ge
combineerd met vlugheid en gratie. De
glimlach week niet van zijn gelaat, als
hij met nauw merkbare beweging de
slierten auto's uit het niet op comman
deerde, liet wachten en snel liet gaan'
(of langzaam, al naar dit door de om
standigheden werd vereischt). Die man
speelde met auto-omnibussen, hij maak
te alles tot een harmonieerend geheel,
zonder de grooten te sparen of den klei
nen te kort te doen.
Geef ons meer van deze verkeers
agenten!
Laat het uit zijn met de meening dat
het feit alleen dat er iemand op een
viersprong staat met een uniform aan.
voldoende waarborg is voor een goede
verkeers-regeling, en dat die man het
baantje waarneemt om zijn nachtrust
aan te vullen. Wij verkeeren thans in
een tijdperk waar in dit probleem gron
dig onder het oog moet worden gezien
en worden opgelost. En laten wij, bij de
oplossing vooral van de gezonde stelling
uitgaan, waartegen nu wel eens een
keertje wordt gezondigd, nl. dat het pu
bliek recht heeft zoo snel mogelijk zijn
bestemming te bereiken. Niet sneller dan
de veiligheid toelaat, maar wel zoo snel
als de veiligheid dit toelaat, en dat men
met den verkeersagent het verkeerspro
bleem moet oplossen, liever dan er nog
een verkeersagenten-probleem bij in het
leven te roepen.
ELKA.
DE WIJZIGING IN DE
GEMEENTEWET.
VOORSTELLEN VAN
MINISTER KAN.
Behalve het reeds gepubliceerde over
de wijziging, die minister Kan heeft
voorgesteld aan te brengen in de Ge
meentewet het wijzigingsvoorstel van
minister Buys de Beerenbroeck is tege
lijkertijd ingetrokken vermelden wij
nog het volgende:
Een raadslid kan ook in den verboden
graad van bloedverwantschap geraken,
doordat b.v. zyn vader of zoon burge
meester wordt. Het nieuwe wetsontwerp
stelt voor in dit geval niet anders te
handelen, dan voor het geval van zwa
gerschap. Het ontwerp stelt ook voor de
zwagerschap te doen ophouden bij ont
binding van het huwelijk door echt
scheiding en door nietigverklaring van
het huwelijk.
Het nieuwe ontwerp sluit thans ook
onderwijzers bij het handels- en nij
verheidsonderwijs uit van het raadslid
maatschap. Die uitsluiting wordt ech
ter opgeheven voor leden van armbe
sturen en regenten van Godshuizen en
andere liefdadige instellingen.
Het kan voorkomen, dat een raadslid
betrokken is bij een. levering aan de
gemeente. De te dien aanzien bestaan
de bepalingen wil minister Kan doen
wijzigen, in dien zin, dat elk geval op
zich zelf kan worden beschouwd. Er kan
aan rekening worden gehouden met
goede trouw en onopzettelijk verzuim.
Verlies van raadslidmaatschap zal
slechts behoeven te volgen als een stel
lige daad is gepleegd, waarbij het raads
lid het gewicht van zijn lidmaatschap
in de schaal heeft geworpen, om eer.
levering/.te doeri toevallen aan een le
verancier of aan eene onderneming, bij
wiens of welker zaken hy is geïnteres
seerd.
Gedeputeerde Staten kunnen een door
den Raad uitgesproken schorsing ophef
fen, wanneer zy geen reden vinden
voor vergillen verklaring van het lid
maatschap.
De mogelijkheid van beroep wordt
voorts geopend op de beslissing der Ge
deputeerden, bij de Kroon, zoowel voor
den Raad als voor den belanghebbende
Het wetsontwerp stelt vast, dat de raad
bevoegd is. in zijn reglement van orde
den voorzitter te binden t.a.v. dag en
uur der vergadering. Hier wordt aan een
oude twistvraag een einde gemaakt.
Het wetsontwerp sluit uit, dat beslis
singen van den Raad in kwesties van
geldleeningen worder genomen in een
besloten raadsvergadering.
Men weet, dat raadsleden niet ge
rechtelijk vervolgbaar zijn, voor hetgeen
zij in de vergadering hebben gezegd of
aan haar schriftelijk hebben overgelegd.
Deze immuniteit zal zich voortaan ook
uitstrekken tot den burgemeester.
Het nieuwe wetsontwerp opent de mo
gelijkheid. dat niet alleen presentiegeld
wordt uitgekeerd voor raadsvergaderin
gen. maar ook voor het bijwonen van
afdeelingsvergaderingen en van die van
raadscommissies.
Met het oog op de ervaring van den
mobilisatietijd wordt de burgemeester
vrijgesteld van eiken militairen dienst.
Het geval-van Burink in Rotterdam
werkt na in Minister Kan's ontwerp. Hij
stelt voor de volgende bepaling op te
nemen:
„Hy (d.w.z. de burgemeester) kan den
Raad voorstellen, aan een lid, dat door
zijne gedragingen den geregelden gang
ran zaken belemmert, voor de eerste
maal voor den dag. waarop het besluit
genomen wordt, en bij herhaling voor
een bepaalden tijd. doch niet langer dan
voor vijf vergaderingen, den toegang
tot de vergaderingen te ontzeggen. Over
dit voorstel wordt niet beraadslaagd.
Bjj aanneming moet het lid de vergade
ring onmiddellijk verlaten. Bij weiger
achtigheid doet de Burgemeester hem
verwijderen".
Minister Kan poogt in de Gemeente
wet meer vrijheid aan de gemeentera
den te laten met betrekking tot het aan
tal der wethouders.
Minister Kan aanvaardt in z-ijn ont
werp de gedachte, dat het innig verband
tusschen het gemeentelijk en het Rijks
poli tiegezag in de gemeente, en het
groote belang, dat het Rijk bij de bruik
baarheid van den gemeentelijken politie
dienst heeft, het by uitstek wenschelijk
maken, dat de Kroon Invloed uitoefent
op de bezoldiging, de samenstelling, de
eischen van benoembaarheid, het aan
tal en de rangen van het gemeentelijk
politiepersoneel.
Een belangrijke wijziging is ook nog,
dat de burgemeester hier wordt een
oude twistvraag opgelost verplicht
wordt aan den Raad verantwoording af
te leggen van zijn beleid inzake hand
having van de openbare orde. Het be
treffende artikel opent wel de mogelijk
heid om zich van het geven van inlich
tingen te verschoonen. wanneer het al
gemeen belang hem daartoe aanleiding
geeft.
TOEZICHT LAGER ONDERWIJS.
De commissie van toezicht op het
Lager Onderwijs te Haarlem houdt een
vergadering op Woensdag 28 November
1928 's avonds 3 uur ten Staühuize.
De agenda luidt:
1. Notulen.
2. Ingekomen stukken.
3. Bespreking van gegevens voor het
jaarverslag.
4. Reorganisatie Handelsavondschool.
5. Aanbeveling in de vacaturen der
periodiek aftredende leden.
Groep A. Ouders van leerlingen eener
openbare school, de heer P. de Vries.
Groep B. Ouders van leerlingen eener
bijzondere school, de heer M. L. A,
Klein.
Groep C. Onderwijzers eener openbare
school, de heer G. Max.
Groep D. Onderwijzers eener bijzon
dere school, de heer G. J. Kappers.
Groep E. Overige inwoners der ge
meente, de heer Vincent Loosjes.
Alle leden zijn herkiesbaar.
Vacature mej. J. Tibben. die wegens
gezondheidsredenen ontslag nam (on
derwijzeres eener bijzondere school).
Vacature de heer dr. C. L. de Liefde,
die niet meer behoort tot de ouders van
leerlingen eener openbare school.
6. Rondvraag.
OPMERKINGEN UIT DE
BURGERIJ
VUILNISBELT BURGEMEESTER
S ANDBERG STRAAT.
Een bewoonster van de Burgemeester
Sandbergstraat zendt ons een uitvoerig
stuk. waarin zij er over klaagt, dat daar
circa anderhalf jaar een belt voor afva!
is gesticht. De bewoners houden de ra
men gesloten wegens den stank, die daar
opstijgt, zy moeten ook als voetgangers
gebruik maken van den rijweg, omdat
tusschen twee greepen van huizen nog
steeds geen trottoir gelegd is. De in
zendster hoopt, dat Openbare Werken
een beetje voortvarendheid zal betrach
ten aan dezen onhoudbaren toestand
een einde te maken.
Tot zoover deze Inzendster.
Wy zijn daar even gaan kijken en
constateerden al dadelijk, dat zij niets
overdreven heeft. Vooral het ontbreken
van het stuk trottoir in deze straat met
dure huizen is onduldbaar. Het beste
lijkt ons. om wanneer eerst hat "uil van
dit stuk terrein verwyderd is, er een
hoog hek te plaatsen, opdat niemand
daar meer afval kan neerwerpen.
VAN OUDE TIJDEN.
Het bannissement van Arnoldus Days
of: De gevolgen van een hanengevecht.
Hanengevechten als volksvermaak
zijn in onze goede stad nooit inheemsch
geweest. Hetgeen natuuriyk niet zeggen
wil, dat hier nooit hanen gevochten
hebben tot vermaak van veel volk. Maar
het hanengevecht, dat Je in December
van het jaar 1801 op „de Pellikaan-
sche Vest" had kunnen bijwonen, was
heelemaal niet vermakelijk. Althans nie:
wat de gevolgen betreft. Immers beide
hoenders verloren daarby het leven. En
van de twee eigenaars schoot de een
er zijn gezondheid by in, de ander moest
zyn vrijheid derven, en. na zyn ontsla?
uit het tuchthuis, in ballingschap gaan
Arnoldus Duys was voor altoos uit het
departement Holland verbannen. Straks
zai ik u in het kort vertellen, hoe dez?
uitzetting met het genoemde hanenge
vecht in verband stond. Als ge eerst
maar weet, dat mUn belangstelling niet
geldt den balling maar de hom opge
legde straf, over de ondoelmatigheid
waarvan ik u wil laten oordeelen. Ver
banning was in zyn dagen, zelfs voor
geringe vergrijpen, een zeer gebruikelijk
strafmiddel, maar do overtreding niet
minder gewoon. Herhaaldeiyk ontmoet
je in de stad ontydig teruggekeerde
ballingen. Kon het anders? Je werd
verbannen uit de provincie Holland, of.
minder pynlyk, ui* ..de stad Haarlem er.
de vrijheid van dien". In zoo'n geval
bleef je bij honk. maar was de verlei
ding tot ongehoorzaamheid wel heel
sterk. Je mocht gaan wonen ten Noor
den van de Kleverlaan of bezuiden het
Geidclooze Pad. en van daaruit verlan
gende blikken werpen op je vaderstad,
die je had verstooten. Maar je mocht
er geen boodschappen doen, geen fami
lie of kennissen bezoeken. Een bannis
sement werd opgelegd „op poene van
zwaarder straffe, indien hy hetzelve
kwam te overtreden." Is het onbegrijpe
lijk, dat de veroordeelden niettemin
een slippertje maakten? En dat ze zich
by herhaling aan overtreding schuldig
maakten? De ervaring leerde, dat de
ballingen het er op waagden. Niet
zelden moest de rechter een recidivist
vonnissen. Dan vroeg Zijne Edelacht
bare aan zoo'n naar Haarlem afge
dwaalde, „of hy gevangene niet moet be
kennen zich hier in de stad sedert eeni-
gen tyd te hebben opgehouden, en alzoo
zyn bannissement te hebben overtre
den?" Na een bevestigend antwoord
ontvangen te hebben, vervolgde de man
van de wet: ..of hy gevangene, iets tot
zijn verschooning heeft by te brengen?"
De verontschuldigingen, d!o dan werden
bygebraoht. wogen natuuriyk niet alle
even zwaar Menigmaal echter zwaar
genoeg om den rechter voor een moei
lijk beslissing te plaatsen. Een weduwe,
voorheen boomster in de wevery van
den heer Heshuyzen, verzekert, dat zy
„nergens beregt kon komen, van honger
en gebrek hier terug gekomen is". Eer.
molenaarsknecht wijst er op. dat „hy
ziek gewordea zijnde, alhier te Haar
lem naar zyn ouders is gegaan, met
voornemen om wederom terug te kee-
ren, zoodra hy hersteld zoude zijn; da:
hy ook hier gekomen was. omdat hy
geen werk meer had." En dat dit geen
smoesje was. bewijst de verklaring van
den hoofdofficier, den heer Vermeulen,
volgens welke ..de gevangene gevaarlijk
ziek en volstrekt buiten staat zynde de
pen te kunnen houden, niet heeft kun
nen schryven of een kruisje stellen, zoo-
als regtens had behooren te geschie
den." Men is geneigd te vragen: „waar
om zulke verdwaalden opnieuw verban
nen?" Ze kwamen toch weer terug.
Zoo oordeelde blijkbaar ook Arnoldus
Duys. Deze banneling had reeds twee
maal gezeten, en was telkens by zyn
ontslag uit het tuchthuis „ernstig ver
maand aan zijn bannissement te vol-
daen". Maar de efd? voor zyn geboor
testad, of. misschien het vertrouwen op
zyn paspoort in zyn zak. had opnieuw
zijn vrees voor „zwaardere straffe" over
wonnen In Sprokkelmaand 1809 was hij
vrijgekomen. in Bloeimaand 1810 zat hy
al weer. Op zijn doorreis was hij in
Haarlem uitgestapt, met het doel een
bezoek te brengen aan een zyner kame
raden. die nog in de boeien zuchtte,Wer-
kelyk was het den vrümoedigen man
gelukt van een der regenten van het
tuchthuis, van den heer Beets, een
„permissie-billet" te verkrijgen, dat hem
toegang tot de gevangenis verleende. „De
Binnevader van het Tugt- en Werk
huis". aldus luidt het briefje, dat be
waard bleef, „wordt hy deezen gelast,
om onder goed opzicht Arnoldus Duys
te la a ten spreekon met Govert van
Zandvoort". Natuuriyk wordt hy her
kend en vastgehouden: de overmoedige
had zich gewaagd In het hol van den
leeuw. „Verregaand onbeschaamd noemt
de officier deze wijze van overtreding
van een verbanning. Maar Arnoldus
beroept zich op zyn paspoort waarmee
hy uit den militairen dienst ls ont
slagen. en op de verzekering van dor. of
ficier ran de artillerie, die hem. bij do
overhandiging daarvan gezegd had: „nu
kunt gy overai gaan waar g'j wilt". Dit
beroep heet by den rechter een „alles te
bovengaande onbeschaamdheid". te
laakbaarder, omdat de gevangene toe
geeft. dat een door hem tot dei. koning
gericht verzoek om „rappel van ban"
is gewezen van de hand: en hy weten
moet, dat een officier van de artillerie
hom niet kan terugggeven dat de koning
hem ontnomen heeft: de vrijheid om te
gaan waarheen hU wil.
O. dat hanengevecht. Dat had hem
zyn bannissement bezorgd, zyn pak
huis aan de „Pellikaansciie Vest" (tus
schen de Raampoort en de Raaks)
stand naast dat van .Meinier Bruntlnck.
Hy en zUn buurman h'elden kippen. Op
dien noodlottigen Donderdagmorgen
waren de hanen elkaar aangevlogen, een
tooneel. dat by Duys den vechtlust had
gewekt. „Schelm", zoo beet hy zijn
buur toe. „laat je me beest zoo havenen,
vegt tegen mün!" Waarop Reinier. zie-
keiyk en zachtmoedig van aa:ö. ant
woordde: „man. verstaat reden, want Ik
wist nie' dat je haan op myn pakhuis
was". Maar de ander had zUr jas al
uil, gaf Bruntinck een paar vuistslagen
in het gezicht, rukte hem de hooivork,
die deze in zyn pakhuis had gebruikt,
uit de handen, en sloeg er zyn buurman
mee tegen den grond.
Later, op den tweeden Kerstdag, wa
ren zy andermaal slaags geraakt, Rei
nier was aan Arnoldus betaling gaan
vracen voor zyn haan. <U in den stryd
gebleven was. „Kom te Nieuwjaar daar
eens voor zingen", had Duys gesard; zijn
jas was alweer uit. maar eerst op het
Keizerrijk (een weilandje bU ck Keizer
straat) had de driftige man zyn tegen-
party met een knuppel bewerkt. Van dit
oogenblik af gaf Reinier Bruntincs
bloed op. En Duys werd in hechtenis
genomen voor eenigen tyd onderge
bracht in het tuchthuis, daarna verban
nen uit de provincie Holland.
Ziedaar de samenhang waarop
doelde. De voortzetting van het hanen
gevecht was uit geloopen op mishande
ling waarbij zwaar liohamolijk letsel
werd toegebracht. Geworsteld hadden de
mannen niet. Immers Bruntlnck was
lijdelijk gebleven. „Ik kn*„ niet vegfeen,
ik ben ziek," had hij geroepen. Alle toe
schouwers op het Keizerrijk hadden het
dan ook tenslotte voor Reinier opgeno
men, Maar eerst, toen hy voor dood
bleef liggen.
In tusschen, hierover zou ik niet <n
bijzonderheden treden Voer een relletje
uit den ouden tyd zou ik my schamen
uw aandacht gevraagd te hebben. Voor
straf der verbannïrg heb ik het ge
vraagd. Met dit gevolg, hoop ik da: ge
aan andere s-rafmic/elen dan het
bannissement de voorkeur geeft. Het
was destijds mogelijk lastige, woelige
burgers overtreders, misdadigers, over
d« stedelijke grenzen te vtten. Maar ze
kwamen nog al eens terug. En wat dan
gedaan?
K. E. KNAPPERT.
INGEZONDEN MEDF.DFF.L1NGEN
a 60 Cts. per regel.
taaanJiodt, hMÓcJiküJ.
Dames
ïKinderkleedinq
Eerste.^
kijken
AMSTERDAM UTRECHT
Nieuwendijk 225-229 Oude Gracht 151
CIGARETTES
SPAART UW GEZONDHEID!
Turkish ^eze cigaretten zijn heerlijk en
Virginia onschadelijk
(Een verhaal uit den tijd van den
Spaanschen Successie-Oorlog.)
Naar het Engelsch van
MORICE GERARD.
12)
HOOFDSTUK IX
Een geheimzinnige tocht.
Mark Fagan floot: dat deed hy altyd
als hy zich met een of ander probleem
bezig hield. Hy had iets van een speur
hond en merkte onmiddellyk of er iets
byzonders gaande was.
Een duif was uit het kamp omhoog
gevlogen, cirkelde hoog in de lucht en
zette toen koers naar een bepaalde rich
ting. Mark stond by de buitenste pos
tenketen van het kamp, waar de tent
van zijn meester was opgezet, omringd
door andere tenten van den kleinen
troep manschappen, die onder Anthony
Marston's bevelen stonden.
Een duif! Dat was geen gewone woud.
duif; die waren er genoeg van in de
buurt waar zy in de bosschen hunne
nesten hadden gebouwd.
Kolonel Marston, u begrypt natuur
lijk, dat deze opdracht absoluut geheim
moet blijven.
Marlborough stond op: hy pakte Mar
ston by de schouders als om zijn woor
den klem bij te zetten. Ik denk nu
niet aan de anderen de Beleren
maar aan onze eigen mannen. Ik wensch
dat zoover dat mogelijk is, niemand weet
dat u gegaan bent; evenmin mag nie
mand weten waar u heengegaan bent.
U vertrekt 's nachts, maakt- eerst een
omweg en zorgt voor vriend of vijand
ten zeerste op uw hoede te zyn, wan
trouw iedereen en wees zwijgzaam.
Onwillekeurig zag Marston een ge
zicht en het figuur van een langen man
met eenigszins afhangende schouders
voor zich, geen type voor een soldaat:
een man met zwarte kraaloogjes en
vlashaar en een langen, dunnen neus.
De man, die hy voor zyn geestesoog zag
was de „Edelmogende" Woessel; An
thony noemde hem by zichzelf altijd
„De Wezel".
„Edelmogende" Woessel was het hoofd
var. de Hollandsche Gedeputeerden-te-
Velde.
Hij vertegenwoordigde de Sialen-Ge-
neraal van de Republiek der Vereenig-
de Nederlanden. Marlborough mocht
hem niet, in zyn manieren had hy iets
van een spion; hy wantrouwde hem.
doch apprecieerde tegelijkertijd zyn be
kwaamheid op financieel en organisato
risch gebied.
Marston haatte hem. had lust om hem
by zyn nek te pakken en door elkaar
te schudden. Hij wist zeker dat Marl
borough op hém doelde toen hij zyn
speciale instructies gaf omtrent geheim
houding.
„Edelmogende" Woessel was zon
derling genoeg een geboren Beier in
dienst- van de heeren in Den Haag, ter
wijl de keurvorst van zijn geboorteland
in dezen oorlog de bondgenoot was van
Bodewijk XIV. Wat deed Woessel by
een strijdmacht, die de wapens opnam
tegen zijn vaderland?
Ik zal de grootste voorzorgen ne
men, uwe Genade.
Dat weet ik; ik stel vertrouwen in
u. Nu het doel van uw reis. U rijdt naar
Colm en bezet het stadje. Er zal waar-
schynlijk geen weerstand geboden wor
den; het is een klein plaatsje zooals u
weet, maar een belangrijk strategisch
punt. Door eigen waarneming en door
mededeelingen ben ik tot de conclusie
gekomen, dat de aanslagen op onze
convooien den la&lsten tijd van uit Colm
voorbereid worden of in elk geval uit
de streek, wairvau de stad ho middel
punt is. Sedert wü aan de Reiereche
grens staan, hebben wy al te dikwyls
dergelyke verliezen geleden. Ik draag u
op, kolonel Marston, om uit te vinden
waar deze aanslagen voorbereid worden
en om ze voor het vervolg te very delen.
Marston richtte zich hoog op en
groette.
U kunt u op my verlaten, uwe Ge
nade. ik zal vannacht vertrekken.
Marlborough keerde zich met een
hoofdknik om en zei: Hoe eerder hoe
beter.
Het kleine vestingstadje Colm ligt
aan de Beiersche grens, aan een zy-
rivier van den Donau. die denzelfden
naam draagt als de stad. Marston ken
de de plaats; hy was er tweemaal ge
weest op zyn weg naar Frankfort. Het
leek ongelooflyk dat deze stille, pitto
reske verzameling ran antieke huisjes
met verweerd-roode daken, die zich
zacht spiegelden in de rivier en waar
boven als een machtige wachter de
prachtige toren van de kathedraal zich
verhief, een rooversnest was, en dat van
hier uit aanslagen voorbereid werden
op het machtige leger van vyftig dui
zend man, onder bevel van den groot-
sten opperbevelhebber der eeuw.
Maar Marlborough vergiste zich zel
den of nooit en Marston was overtuigd
dat de Hertog ook nu geiyk had.
Anthony deed wat hem gezegd was;
hij ging mét twee dozijn ruiters den
weg terug naar Cassel. vanwaar zy
eenige dagen tevoren gekomen waren,
's Avonds om tien uur vertrokken zy;
het was een prachtige, maar donkere
nacht met enkele sterren aan de
lucht, maar geen maan. Nadat zy een
mijl of zes gereden hadden, kwamen zy
aan een paar zywegen. Anthony had
zich dcor Mark Fagan en een anderen
ruiter terug te zenden vergewist, dat zy
door niemand uit het kamp gevolgd
werden; toen maakten zy langs de zy
wegen een omweg en kwamen tegen
middernacht aan de rivier; door ce
langdurige droogte was deze op ver
schillende plaatsen doorwaadbaar. Zy
waren spoedig aan den anderen kant en
bereikten Colm kort daarop. By de
poorten ondervonden zy geen tegen
stand; zy werden op Marston's bevel
terstond geopend door twee slaperige
poortwachters. De inwoners waren in
rust. Anthony deed zyn troepen in een
leegstaand gebouw bevakkeeren met het
voornemen hen den volgenden dag in te
kwartleren; hU zette wachtposten by de
poort, waardoor hy binnengekomen was
en by de rivier. Toen nam hy met ka
pitein Hellebrand en Mark Fagan zyn
intrek in het huis tegenover ae rivier
poort. de woning van den kapitein van
de stedelyke schuttery. die zy weg
stuurden met de boodschap dat hij maar
moest zien ergens andere onderdak te
komeni
Marston koos deze plaats uit. omdat
hij zeker was dat wie wat tegen Marl
borough's leger in den zin had. deze
richting uit moest.
By het krieken van den dag zochten
zy de groote veeren bedden op, die de
kapitein van de schuttery en zijr offi
cieren de heldhaftige verdedigers der
stad tegen hun zin had moeten ver
laten.
Mark Fagan had van de duif niets
tegen zyn meester gezegd, maar hU was
het voorval niet vergeten; hij had waar
genomen dat het diertje in de richting
van Colm was gevlogen!
HOOFDSTUK X.
Een verlaten huls.
Fluiten is een slechte gewoonte.
Ik weet het sir. Ik do; het allcoa
als ik denk.
Denken ij nog verkeerder
Toch moet «er. mensch het af en
loe doen. Sir.
T -at da», maar aar mij orer.
De eigenaardige rimpels kwamen weer
om Mark Fagan's ooghoeken: zijn ma
nier van glimlachen.
(Wordt vervolgd.)