HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN Firma Anton de Rooy FLITSEN Het Mysterie van Heaili Hover MAANDAG 3 DEC. 1928DERDE BLAD No. 3796 NEDERLANDSCH-INDIë EN DE NEDERLANDSCHE KOOPMAN. Ofschoon in dezen titel Nederlandsch Indië het eerst en de Nederlandsche koopman het laatst genoemd wordt, was hij er eerder dan toet prachtige land, dat Nederlandsch Indië heet. Dat wil zeggen: het was hem in den beginne om den handel in Indische producten te doen en eerst veel later is hij gekomen tot het uitoefenen van toeerschappij over Indië aanvankelijk wilde hij daar zelfs niet aan, tegen wil en dank is hij daar door de kracht van de omstandig heden toe gekomen. Dr. E. B. Kielstra zegt het in zijn bekend boekje „de Ves tiging van het Nederlandsche gezag in den Indischen Archipel" zoo kort en zoo juist, dat toet de Indische specerijen, kruidnagelen, muskaatnoten, en peper zijn geweest, die ten slotte hebben geleid tot Nederland's heerschappij over den Indischen archipel. Volgens de spreuk „Navigare necesse est", varen is noodig, hadden de Neder landers behoefte aan de zeevaart, niet alleen om de vreemde producten voor het eigen land te halen, maar zij von den er ook een winstgevend bedrijf in om die uit de Portugeesche havens laat ik het huiselijk zeggen, ver der rond te brengen in ons we relddeel Daarbij brachten zij het koren uit de havens van de Oostzee naar de zuidelijke landen, ook naar Spanje en Portugal. Merkwaardig genoeg heeft de opstand van de Nederlanden tegen het gezag van Spanje er toe geleid, dat onze voor vaderen de bescheiden rol van rond- brengers der Indische producten lieten varen en die zelf uit Insulinde gingen halen. Philips H nam, toen Spanje een maal Portugal veroverd had, uit woede over den opstand tegen zijn regeering in Nederland, alle Hollandsche schepen in de havens van het Iberische schiereiland in beslag. Onze kooplieden waren daardoor niet ontmoedigd. Vanouds heeft men van den koopman veel kwaad gesproken en nu nog wordt hij vaak afgeschilderd als een wezen, die in de plaats van een hart een rijksdaalder draagt en gretig aast op groote winsten, dikwijls op minder kieskeurige manier verkregen; intus- schen is het een feit, dat de koopman door zijn volharding en ondernemings geest aan zijn volk en anderen dikwijls groote diensten bewijst. In 1568 was het verzet tegen Spanje begonnen, in 1585 stal (want anders kan men het niet noemen) de Spaansche koning de Ne derlandsche schepen, die zich in zijn havens hadden gewaagd' en in 1594 richtten eenige Amsterdamsche koop lieden de „Compagnie' van Verre" op. die vier schepen uitrustte om Indische producten in het land van herkomst te gaan halen. Het is. vooral nu wij bezig zijn een luchtlijn te stichten naar In dië en de reis al in tien dagen hebben gemaakt, wel de moeite waard een oogenblik te bedenken, dat die vier schepen er destijds 14 maanden over gedaan hebben, namelijk van April 1595 tot Juni 1596. Ket eindpunt was toen Bantam op Java zij bezochten toen nog eenige plaatsen op de Noordkust van Java en op Bali en namen toen de terugreis aan. in Augustus 1597 keerden zij in patria weer. De reis had, met. het oponthoud mee, dus 2 jaar en 4 maan den geduurd. Wie denkt, dat de reis groote winsten aanbracht, heeft het mis. Twee derden der bemanning was gestorven op den langen tocht, een van de vier schepen was verloren gegaan, het eigenlijke doel was niet verwezenlijkt, want men had de Molukken, de specerij-eilanden niet bereikt. Wel verre van winst had de reis verlies opgeleverd. Toch werd ze als geslaagd beschouwd: de handel op Indië was geopend, de rest zou wel terecht komen. De Nederlandsche koop man kende toen al de waarheid van het gezegde: „de cost gaet voor de baet uyt". Negen maanden na den terugkeer van het eerste eskader aanvaardde een vloot van acht schepen de reis en keerde met rijke lading naar huis. „Natuurlijk niet acht schepen van één eigenaar of maatschappij. Er was alge- meene liefhebberij ontstaan voor de vaart naar Indië met het onvermijde lijk gevolg van afgunst en vijandschap onderling, zoodat de toenmalige regeer ders vereeniging en samenwerking noodig vonden. Prins Maurits en Raad pensionaris Oldenbarnevelt hebben daar moeite genoeg aan gehad, maar zij hiel den vol en terecht. Er zou beter I. opgetreden kunnen worden tegen in- landsche potentaten en ook tegen de Spanjaarden en Portugeezen in Indië, die immers niet alleen handelstegen standers, maar ook politieke vijanden waren. In 1602 kwam ten slotte de Generale Nederlandsche Geoctroyeerde Oost- Indische Compagnie tot stand. Haar octrooi, aanvankelijk voor 21 jaar ver leend, werd met eenige wijzigingen steeds verlengd en bleef tot het einde van toaar bestaan in 1800 haar grond' wet. „Bij dat octrooi", schrijft Kielstra „kreeg ae Compagnie het volstrekt monopolie van de vaart op Oost-Indië en het recht, op naam der Staten- Generaal, met de Oostersche vorsten overeenkomsten te sluiten, troepen in dienst te nemen, sterkten te bouwen, gouverneurs aan te stellen". In weerwil van deze onafhankelijk heid van de landsregeering was het der Oost-Indische Compagnie volstrekt niet te doen om den Archipel in poli tiek en zin te veroveren. Om den handel was het vooral te doen. ,De eylanden van Banda en de Moluques is het principale wit waarnaar wij schieten", 'zei men in 1608. Onderwerping van de Molukken was dus de hoofdzaak. Overigens verlangde de Compagnie slechts de „gelegenheid tot uitoefening van den handel, dus het recht om pak huizen en woningen voor het personeel te bouwen, voor zoover noodig tegen on- verhoedsche aanvallen beveiligd". Maar de specerijen moesten een mono polie zijn. Natuurlijk lukte dat niet, zooals de O.I. Compagnie zich dat voor gesteld had, om de eenvoudige reden, dat ook andere volkeren hun deel van de buit wenschten: Portugeezen, Engel - schen en Pranschen. De eersten werden weggedrongen of overschaduwd, de laatsten kwamen pas later. De grootste mededingers waren de Engelschen en de zee-oorlogen met dit volk vonden dan ook gedeeltelijk hun oorzaak in deze rivaliteit in Indië, ofschoon er perioden zijn geweest, waarin Nederlanders en Engelschen elkaar feitelijk bevochten in den archipel, terwijl zij in Europa in vollen vrede leefden deze schijnbare ongerijmdheid is natuurlijk alleen te verklaren door den grooten afstand en de moeilijkheid om de communicatie (alleen met zeilschepen en dan nog om de Zuidpunt van Afrika heen) te onder houden. Men moest zich in Indië van weerskanten maar zien te redden en deed dit ook, in hoofdzaak, door over eenkomsten te sluiten met de inlandsche vorsten en bij gelegenheid gebruik te maken van hunne onderlinge twisten, die waarlijk niet zeldzaam waren. Wie de talrijke geschriften over de gescliiedenis van onze Indische bezittin gen leest, kan niet beweren dat de schrij vers de methoden die voorheen werden toegepast, trachten goed te praten. Toen bij de Olympische Spelen van dezen zomer de vreemdelingen herhaai- delyb onze organisatie prezen, waren zij zeer verbaasd toen van onzen kant juist de aanmerkingen kwamen. Voo- zelfverheerlijking loopen wij voorals nog geen gevaar. Misschien zijn wij in het dagelijksch leven zelfs wel overdre ven critisch onder elkaar en vinden dus meer te laken dan te loven Als dit een schaduwzijde van ons karakter is, zij levert ongetwijfeld ook een lichtzijde op. Vreemdelingen verschrikken ons niet met hun critiek. Dat kunnen wij zelf wel af. Een practisch voordeel daar van is by voorbeeld, dat wij vuurproef zijn tegen communistische propaganda, ■waarvan wij degrenzelooze overdrijving en de verdachte bedoelingen onmiddel lijk gevoelen en dus in staat zjjn, die af te weren. Hoerastemming voor onze tekortko mingen is ons dus vreemd. Het boek van Kielstra spaart dan ook de roede niet van het eigen lijf. Hoor, hoe hij het einde van de Oost-Indische Compagme in 1800 kort maar krachtig schetst! „Wel lieten wij het bestuur over de bevol king aan de regenten over, maar dezen hadden, in plaats van aan een boven hen staand inlandsch vorst, in allerlei vormen schatting op te brengen aan de Compagnie en om dat te kunnen doen exploiteerden zij en de mindere hoofden, de bevolking zooveel als hun maar mo gelijk was. De handelspolitiek der Ne derlanders had er toe geleid, dat vele i bronnen van bestaan waren verstopt of geheel uitgedroogd, maar wat deerde dat? Aldus schrijft de gematigde Kielstra en hy is de eenige niet. Ir. 1860 is bij Frederik Muller te Am sterdam een boekje verschenen van Mr. J. A. van der Chys, phiL theor. mag. lit. hum. doet. ambtenaar ter algemeene secretarie (te Batavia). Deze veelgeti- telde Indische ambtenaar heeft er be hoefte aan gevoeld, een beschrijving te geven van de verdediging van het fort Jakatra tegen de Engelschen en Java nen in 1618 en 1619. En waarom? Hij zegt het ronduit. „De groote daden on zer voorvaderen te vermelden is zeker een aangename taak. Minder aange naam is het, wat men in hunne geschie denis steeds voor groot, edel en dapper heeft gehouden, bij nader onderzoek als gewoon en alledaagsch te leeren ken nen. Maar zoo ergens, dan moet in een geschiedverhaal de naakte waarheid worden gevonden. Geen vooringenomen heid mag daarin eenige zaak verbloe men". Het is goed gezegd. Als aan den an deren kant dan ook maar geen voor ingenomenheid er op uit is,- het werke lijk goede te verkleinen en te smaden. De neiging daartoe is ten opzichte van Indië niet te ontkennen. Alle men- schelijke daden moeten beoordeeld wor den naar den tijd waarin de menschen hebben geleefd. Om een nuchter voor beeld te geven: de eerste locomotief van Stephenson is een onding, bekeke i door onze oogen; zij was een geniale vondst bij haar ontstaan. Evengoed zijn de opvattingen van de gedragingen van menschen tegenover menschen in 1800 anders, dan in 1900 en wij mogen deze fundamenteele waarheid nooit uit het oog verliezen, wanneer wij niet willen, dat onze eigen, hedendaagsche opvat tingen over 1928 in het jaar 2000 voor verkeerd, ja voor slecht zullen worden uitgekreten. Want die opvattingen zul len dan ongetwijfeld weer anders zijn. Dat moet bij ae beoordeeling van alle dingen nooit uit het oog verloren wor den, dus ook niet bij het vonnis dat wy strijken over de daden van onze voor ouders in Indië. In een paar volgende artikeltjes kom ik op dit onderwerp terug. Indië van 1700 en 1800 is heel anders, dan Indië van 1900 en van 1928. Menschen en dingen. J. C. P. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 CU. per regeL St. Nicolaas Cadeau om nooit te vergeten Vampyr Stofzuiger f 98.- V e rkoopbureau Gr. Houtstraat 15 Telefoon 15497 ONS ST. NIKOLAASFEEST. VOOR DE RUBRIEKERS. Het was een genot Zaterdagmiddag dien stampvollen Stadsschouwburg te zien, tot zelfs in de hoogste regionen gevuld met de jeugdige deelnemers en deelneemsters aan onze Kinderrubriek. Een steeds toenemend aantal abonnés brengt vanzelf een grooter aantal ru- briekertjes mee; wij hebben den Stads schouwburg dan ook nog nooit bij ons jaarlijksch St. Nikolaasfeest zóó vol ge zien als dezen keer: overal glundere ge zichten, vol verwachting en verlangen naar wat er te genieten zou zijn. En genoten hébben ze! Nadat onze tweede directeur, de heer P. W. Peereboom. tot het jeugdig ge hoor een kort woord laad gesproken, waarbij hij er de aandacht op vestigde dat ook dit jaar weer tal van patiëntjes in de ziekenliuizen door de rubriekertjes met goede gaven gelukkig zijn gemaakt en de ouders en kinderen dankte voor hun medewerking en tegenwoordigheid, werd de poppenkast vertoond. Het was een mooie, moderne poppen kast, modern en toch ook weer zoo heerlyk ouderwetsch, want Jan Klaas- sen en Katrijn en de Dood van Pierlala ontbraken er niet in en zij vervulden hun aloude en toch steeds weer boeiende rollen op meesterlijke wijze. De jeugd was er geheel „in" en de vertoonder, de heer A. Tonneman, uit Amsterdam, had er ook buitengewoon goed slag van zijn jeugdig gehoor in de handeling te be trekken. Uit volle borst zongen de jon gens en meisjes de St. Nicolaasversjes mee en ook het bekende lied van den man met den kleinen naam en de groote daden. Dikwijls moest er op vragen van de poppen geantwoord worden en dan dreunde het gebouw van de „ja's" en „nee's" uit zooveel honderden kelen. En de nu en dan vereischte „hiep, hiep hoera's!" gingen gepaard aan een ge stamp dat 't een wonder is, dat de Stads schouwburg nog staat! Behalve Jan Klaassen, Katrijn en hun gevolg, verschenen ook nog drie beren VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1357 UIT RIJDEN Ziezoo, zoodra moeder komt, kun nen ze hun morgenrit aanvangen je moet toch op z'n minst je ar# men kunnen bewegen zoo, dat is beter, en nu eens zien of de riem niet los te krijgen is die riem geeft, niet mee. maar hij kan in ieder geval zijn bcenen nog lostrappen dat gaat al heel wat beter (de heer en mevrouw Teddy en Ted dy Jr.) op het tooneel en als opening van het programma kregen we een drama in één bedrijf, dat den kinderen de tranen van het lachen in de oogen bracht. De poppenkast had inderdaad een ge weldig succes! Onnoodig te zeggen dat de redactie van onze Kinderrubriek, mevrouw Blom_ bergZeeman, de kinderen als altijd weer vergastte op een aardig en boelend voorgedragen St. Nikolaasverhaal. Toen de jonge gasten van Haarlem's Dagblad zeer tevreden huiswaarts gin gen kregen zy elk nog een versnapering en een vetrrassing mede. Dit was een prettig einde van een goed geslaagd kinderfeest. HET TOONEEL HAARLEM'S TOONEEL BIJ DE N. R. V. „Daar liegen we ons uit!" Wanneer ik het dilettanten-tooneel van nu vergelijk met wat het was in den tijd, toen ik met myn kritieken begon, dan kan ik zeggen, dat er te Haarlem in die jaren wel heel veel veranderd is. In die begin-periode twee of drie dilettan ten-clubs, welke onze aandacht vroegen. thans wel een vijftien vereenlgingen, die ten doel hebben „het beoefenen van de tooneelspeelkunst". In die eerste jaren kwam het zoo goed als niet voor, dat di lettanten buiten den kring van hun ver eeniging optraden, tegenwoordig is het schering en inslag, dat liefhebbers te gen entree voor andere vereenigingen ot liefdadige doeleinden optreden. En byna altijd weer hetzy dat men voor Zang en Vriendschap, den Landstorm of de N. R. V. speelt, dan wel op goed geluk voor een nader te bepalen liefdadig doel voor stampvolle zalen. Ook in het gehalte der opvoeringen is in die jaren wel een groote verandering en gelukkig ten goede gekomen- vooral by de vereenigingen. welke zich onder de leiding van beroepsacteurs konden stellen. Een opvoering bijvoor beeld zooals wy Zaterdagavond van Haarlem's Tooneel in den uitverkochten schouwburg aan den Jansweg bijwoon den, zou in den tyd, toen ik de eerste kritieken voor ons blad schreef, niet denkbaar zijn. Ik wil allerminst bewe ren. dat bet hooge kunst was, die wij op dezen avond van de N. R. V. te genieten kregen. Bij de Amerikaansche klucht „Daar liegen we ons uit!" mochten w;j dat ook allerminst verwachten. Het was een klucht en niets meer, maar dar. ook zoo vlot en in de puntjes verzorgd gegeven, dat wij het niet beter konden wenschen. Men zag onmiddellijk, dat een man van het vak hier de teugels in handen had gehad. Dat merkt een criticus, die bijna iederen avond in den schouwburg zit-, aan allerlei details. Allereerst aan het vlugge tempo, aan den vlotten gang, die in zoo'n heele voorstelling zit. Dan aan de wijze, waarop de personen sa menwerken om de verschillende effecten volkomen tot hun recht te brengen, aan ge groepeeringen, de manier van opko men en afgaan van de speleirs en vooral in het doel-bewuste spelen naar het slot toe in elk bedrijf met den gewenschten climax juist op het moment wanneer het doek moet vallen. Het daverend succes van „Daar liegen we ons uit!" is dan ook in de eerste plaats te danken aan Johan Kaart Jr., den regisseur. O, ik weet wel, dat hy ir. zoo'n eenvoudige klucht alleimmst voor zwaar werk stond en zeker niet met de krachten, waarover hy by H. T. de be schikking heeft. De heeren Theo Bouw meester en Van Dongen zijn beiden spe lers, met wie een regisseur heel wat kan bereiken in zulk luchtig en licht werk. Theo Bouwmeester in het bijzonder toonde weer vooral in I en III welk een uitstekende kracht hy voor de ze vereeniging is. Hy vooral bracht er de vaart en den gang in en toen zUn spel in II een oogenblik zakte was dat onmiddellijk aan het geheel te merken. De opvoering van „Daar liegen we ons uit!" is indertyd al door een nJjner confraters besproken, zoodat ik thans kort kan zyn. Een woord van hulde aan mevrouw Van Dongen, die onder de lei ding van Kaart al meer en meer voor uitgaat. Mr. en Mrs. Brown werden op hoog bevel van de regie sterk gechar geerd. Ik kan my die twee rollen ook wat minder clownesk denken, maar in de opvatting van den regisseur was het spel uitstekend van mevrouw Kroon en den heer Haman. En de butler behoefde zyn gepommadeerd hoofd slechts te ver. toonen of maar te zeggen, dat „hijer juist mee bezig was", of de zaal was ln een lachstuip! Het was dan ook kosteiyk van den heer Van Eden. Een uitbundig succes dus voor H. T. en de N. R. V. Aan het slot bloemen voor de dames, een dankwoord van den heor Sabel en een enthousiast applaus. J. B. SCHUIL NLTS SPAARBANK TE HAARLEM. Vergeiykend overwicht over Novem ber 1928—1927. Aantal behandelde posten 14549 (vorig jaar 12811). Aantal inlagen 11363 (v. j. 9853). Aantal terugbetalingen 3186 (vj. 2953) Ingelegd f 541.770.94 (vorig jaar f 386.936.71^). Terugbetaald f382.033.43 (vorig jaar f 399.257.95). Meer ingelegd f 159.737.46 (vorig jaar minder f 12,231.23j^). Aantal nieuwe boekjes 360, (vorig jaar 242). Aantal afbetaalde boekjes 124, (vorig jaar 99). Spaarbusjes op 30 Nov. 1928 in omloop 2350, Geledigd in November 1928 274 busjes met totaal f 5144.49 1/2. Aantal kluisloketten verhuurd op 30 Nov. 1928: 159. ach ja, tenslotte had hy dat ook wel vooruit kunnen weten. CNadruk verboden.) INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL Stofzuigerhuis MAERTENS BARTELJOR1SSTRAAT 16 TELEF. No. 10756 5 Apex Klop-Veeg-Stofzuigers f175. 65 cts. per stuk 65 cts. FEUILLETON. .(Een verhaal van duistere krachten) uit het Engelsch van BERTRAM MITFORD 39) Toen hoorde hy de voetstappen van Melian op de trap en hy bleef war hij was en deed alsof hij uit het raam had staan kyken. Welken kant gaan we uit vroeg ze. Wacht ik weet het al. We ga ah door dat stuk bosch naar de hei, dan zwaaien we af om het bosch heen naar de andere zijde en komen langs het verste deel van den Planenvijver. terug. Uw gezelschap is mij overal aan genaam, zei hij maar wat u voorstelt lijkt me uitstekend. HOOFDSTUK XXI. De Rommelkamer. De wandeling was een doorloopend genot voor beiden. In het knoestige, oude bosch, dat een bijna sombere koelte bood. praatte het meisje honderd uit en haar metgezel luisterde toe en genoot yan haar levendige natuurlijkheid. Hij ging op alles in, en had op zyn beurt passende invallen, die bij haar den rechten snaar troffen. En toen ze uit het bosch op de open heidevlakte kwamen het was nog te vroeg in het jaar voor de purperen glorie en de wijde uitzichten kwamen over golvende val leien en donkere strepen dennenbosch in- levendig contrast met het lichtere groen der eikebosschen, wees ze hem hier en daar kerktorentjes, weidde uit over de architectonische bijzonderheden en haar oogen begonnen te schitteren van enthousiasme en haar wangen be gonnen te gloeien onder de liefkoozingen van zomerzon en frissche lucht en haar woorden buitelden haast over elkaar, zoo verlangend was ze om toch maar uiting te geven aan de vreugde die haar bezielde. En Helston Varne moest bij zichzelf zeggen, dat hij nooit in zyn aan ervaringen en ontmoetingen zoo rijke leven iemand ontmoet had. wier charme die van dit meisje naast hem ook maar in de verste verte evenaarde. En de gedachte dat hy voor langeren tyd van hier zou moeten gaan, was hem plotseling zeer onaangenaam. Hij nam haar op, zooals ze d3ar liep. stralend, levendig, vroolijk van hart. Hij herinnerde zich hun laatste gesprek op den weg in de avondschemering. Hy was van p'.an geweest, daarop terug ie komen, en te onderzoeken, of hij iets deen kon om haar bezwaren te ver lichten. Maar zooals hij haar nu scheen dat heelemaal niet op zyn plaats zoo gelukkig en zorgeloos zag ze er uit. Er. zy? Zy had naar zijn komst ver langd, om haar angsten en vreezen tegen hem uit te spreken, maar nu hy naast haar liep, kon ze het niet over zich verkrygen om dat te doen. Maar eindelijk, toen zy naar huis wandelden over het boschpad vertelde ze hem ten slotte aarzelend, het een en ander over haar ondervindingen van de laatste maanden en hy luisterde aandachtig toe, zonder te verraden dat alles wat ze hem vertelde, hem al bekend was. Het pad liep langs den vyver en ze kwamen direct bij de plek van de nachtelijke redding en Mélian stond eensklaps stil, want er was haar iets ingevallen. Mijnheer Varne! zei ze. haar oogen recht in de zyne. Wist u, dat de politie mijn oom er-van verdenkt, dat hij dien man vermoord heeft, dien hij kort te voren gered had? Ja. dat weet ik! En nu wil ik u a-ragen, of ze daar toe eenige reden hebben. Waarom vraagt u dat? Wel. dat weet ik eigenlijk niet. Ik der.k, omdat, als iemand door iets heen kan zien. u dat ben:. Ik dank u wel voor het compliment, en ik zal de herinnering eraan als een KALENDERS, TROEFMERKERS, BRIEFOPENERS, 25 SPEELKAARTENETUI'S, POTLOODSTANDAARDS, NOTITIEBLOKS, ENZ. ENZ. Alle met de meest grappige figuren 65 cts. per stuk 65 cts. Anegang 14 - Tel. 11963 ..ASSOCIATIE VOOR LIJKBEZOR GING. Jaarvergadering. In het Blauwe Kruis werd Vrijdag avond een goed bezochte vergadering gehouden van de Haarlemsche Associa tie voor Lijkbezorging, ondei voorzitter schap van den heer E. Kaleveld. In zUn opening deelde de voorzitter mede dat dit de laatste jaarvergadering den van de Coöp. Vereeniging waar- echter de eerste vergadering plaats vin den van Coöperatieve vereeniging waar op de Koninklijke goedkeuring is verkre gen. Door den heer H. Plant werd hierop het jaarverslag uitgebracht, waaruit bleek dat de nog slechts jonge vereni ging die in 1922 met enkele leden werd opgericht nu op 1 November 3200 leden telde waar alleen in dc maand Nov. nog 200 by kwamen. In het afgeloop a pjaar vonden er 118 begrafenissen plaats waarvan verschillende naar buiten Haarlem. De penningmeester, de heer W. H. de Laat kon de exploitatierekening over hes afgeloopen Jaar met f 22.047.64 af sluiten. Hierna werd de vergadering ge sloten om daarna opnieuw te worden heropend, als vergadering der Coöpe ratieve Vereeniging U. A. „Haarlemsche Associatie voor Lijkbezorging". Het, voor lopige bestuur bestaande uit de heeren E. Kaleveld voorz., W, H. de Laat. pen ningmeester, H. Plant secr. enJ.de Bok. P. C. R. Smit, W. Bakker en A. Piet als commissarissen, werd definitief gekozen, waarby een woord van oprech ten dank werd gesproken voor het vele door dat bestuur voor de Associatie gedaan. schat bewaren, antwoordde hy, blij, dat hy ongemerkt op een luchtiger toon kon voortgaan. Wacht eens even, want hij zag een schaduw van teleurstelling over haar gezicht heentrekken, want zy vreesde, dat hy haar vraag niet. ernstig opnam. Wat ik wou gaan zeggen, is dit. Alle tragische gebeurte nissen van dit soort brengen een zekere mate van verdenking mee. Deze zaak deed dat in hooge mate. De plaatselijke politie deed niet meer dan haar plicht, geen enkele mogelijkheid by voorbaat uit te sluiten. Maar ze zijn er nu achter dat dat verder nutteloos zou zyn. Zijn ze dat werkelijk? vroeg ze. Ja, dat kimt u gerust op myn woord gelooven. Een zucht van verlichting ontsnapte haar, maar toch was die verlichting nog niet volkomen. En dat feit ontging haar scherpen opmerkenden metgezel niet. Ik zou zoo graag nog iets weten ging ze voort, terwyl ze hem weer recht in de oogen keek. Ik vind het ver velend. om het te vragen, maar toch moet ik het doen. Bent u niet hierheen gekomen, om dat.... geheim.... te onderzoeken? Inderdaad! gaf hij toe. Zoo! Een paar seconden lang sprak geen van beiden. Zy staarde hem nog altijd aan; maar wat ze in zijn oogen I3S. was nogal gerusts tellend, En.... tot welke conclusie bent, u gekomen? vroeg ze langzaam. De conclusie, dat ik even goed had kunnen wegblijven.... behalve voor één ding. Endat eer.e? Dat eene? Wel, dan zou ik u nooit ontmoet hebben; ik zou dan nooit zulke heerlijke uren gekend hebben, als die van vanochtend, bijvoorbeeld. Dit ver brak «ogenblikkelijk de tragische span ning. Melian baTstte in een helderen wclgemeenden lach uit. Wel. het is heel aardig van u. dat u dat zegt. zei het meisje want ik was eigenlijk al bang dat ik u van morgen de ooren van het hoofd gepraat heb. en als ik niet wist. dat we over een heele massa dingen hetzelfde denken, zou ik haast bang zijn, dat u u erg verveeld had. Maar hier zijn we er. en ik mag maar lyden dat Judy gauw zorgt dat we wat te eten krygen. Om u de waarheid te zeggen, denk ik er ook zoo over. Deze heerlijke buitenlucht maakt een mensch honge rig- Het was niet heel verwonderlijk, dat. toer. ze tegenover elkaar aan tafel zaten in de koele, ouderwetsche kamer waar de zonnestralen schuin dcor de met wingerd begroeide ramen naar binnen vielen Helston Varne's verbeelding met hom op den loop ging. en dat hij zich voorstelde daar voorgoed zoo te zit ten met dit mooie, ongekunstelde, charmante meisje als zyn gezelin voor het, leven. Hy vertelde haar van allerlei, een paar vreemde, bizarre episoden uit zijn bewogen leven en het meisje luisterde onder een soort betoovering. Van dat soort dingen hield ze, van deze scherp zinnige, ingewikkelde vernuftige ontrafe ling van haast ongelooflijke gebeurte nissen, die gehuld waren in een waas van verbijsterende geheimzinnigheid. Wat een interessant veelzijdig leven hebt u gehad, zei zc. toen hij klaar was met het vertellen. Maar wat bracht u ertoe, om een dergelijke loopbaan tó kiezen? Dat weet ik heusch niet. Gevoel voor sport denk ik, antwoordde hy. Maar hy vertelde haar niet alles zoo als hy het aan Nashby verteld had; hy verzweeg vee! V3n de gevaren, de nog steeds dreigende gevaren. Toen bracht hy het gesprek weer handig op de dingen die haar interesseerden, wat ten ge volge had dat Mehan, toen ze van tafel opstonden zei: In een van de bergkamers boven staan ouce eiken meubels, a!s u soms zin hebt. die eens te gaan bekyken? Maar het is er natuurlijk een vrecseiyk stofnest! V (Wordt nervo]gd.)i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9