HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
Firma Anton de Rooy
FLITSEN
Het Mysterie van Heaili Hover
MAANDAG 3 DEC. 1928DERDE BLAD
No. 3796
NEDERLANDSCH-INDIë EN DE NEDERLANDSCHE
KOOPMAN.
Ofschoon in dezen titel Nederlandsch
Indië het eerst en de Nederlandsche
koopman het laatst genoemd wordt, was
hij er eerder dan toet prachtige land, dat
Nederlandsch Indië heet. Dat wil
zeggen: het was hem in den beginne
om den handel in Indische producten te
doen en eerst veel later is hij gekomen
tot het uitoefenen van toeerschappij over
Indië aanvankelijk wilde hij daar
zelfs niet aan, tegen wil en dank is hij
daar door de kracht van de omstandig
heden toe gekomen. Dr. E. B. Kielstra
zegt het in zijn bekend boekje „de Ves
tiging van het Nederlandsche gezag in
den Indischen Archipel" zoo kort en zoo
juist, dat toet de Indische specerijen,
kruidnagelen, muskaatnoten, en peper
zijn geweest, die ten slotte hebben geleid
tot Nederland's heerschappij over den
Indischen archipel.
Volgens de spreuk „Navigare necesse
est", varen is noodig, hadden de Neder
landers behoefte aan de zeevaart, niet
alleen om de vreemde producten voor
het eigen land te halen, maar zij von
den er ook een winstgevend bedrijf in
om die uit de Portugeesche havens
laat ik het huiselijk zeggen, ver
der rond te brengen in ons we
relddeel Daarbij brachten zij het koren
uit de havens van de Oostzee naar de
zuidelijke landen, ook naar Spanje en
Portugal.
Merkwaardig genoeg heeft de opstand
van de Nederlanden tegen het gezag
van Spanje er toe geleid, dat onze voor
vaderen de bescheiden rol van rond-
brengers der Indische producten lieten
varen en die zelf uit Insulinde gingen
halen. Philips H nam, toen Spanje een
maal Portugal veroverd had, uit woede
over den opstand tegen zijn regeering in
Nederland, alle Hollandsche schepen in
de havens van het Iberische schiereiland
in beslag.
Onze kooplieden waren daardoor niet
ontmoedigd. Vanouds heeft men van
den koopman veel kwaad gesproken en
nu nog wordt hij vaak afgeschilderd als
een wezen, die in de plaats van een hart
een rijksdaalder draagt en gretig aast
op groote winsten, dikwijls op minder
kieskeurige manier verkregen; intus-
schen is het een feit, dat de koopman
door zijn volharding en ondernemings
geest aan zijn volk en anderen dikwijls
groote diensten bewijst. In 1568 was het
verzet tegen Spanje begonnen, in 1585
stal (want anders kan men het niet
noemen) de Spaansche koning de Ne
derlandsche schepen, die zich in zijn
havens hadden gewaagd' en in 1594
richtten eenige Amsterdamsche koop
lieden de „Compagnie' van Verre" op.
die vier schepen uitrustte om Indische
producten in het land van herkomst te
gaan halen. Het is. vooral nu wij bezig
zijn een luchtlijn te stichten naar In
dië en de reis al in tien dagen hebben
gemaakt, wel de moeite waard een
oogenblik te bedenken, dat die vier
schepen er destijds 14 maanden over
gedaan hebben, namelijk van April 1595
tot Juni 1596. Ket eindpunt was toen
Bantam op Java zij bezochten toen
nog eenige plaatsen op de Noordkust
van Java en op Bali en namen toen de
terugreis aan. in Augustus 1597 keerden
zij in patria weer. De reis had, met. het
oponthoud mee, dus 2 jaar en 4 maan
den geduurd.
Wie denkt, dat de reis groote winsten
aanbracht, heeft het mis. Twee derden
der bemanning was gestorven op den
langen tocht, een van de vier schepen
was verloren gegaan, het eigenlijke doel
was niet verwezenlijkt, want men had
de Molukken, de specerij-eilanden niet
bereikt. Wel verre van winst had de
reis verlies opgeleverd. Toch werd ze
als geslaagd beschouwd: de handel op
Indië was geopend, de rest zou wel
terecht komen. De Nederlandsche koop
man kende toen al de waarheid van het
gezegde: „de cost gaet voor de baet uyt".
Negen maanden na den terugkeer van
het eerste eskader aanvaardde een vloot
van acht schepen de reis en keerde met
rijke lading naar huis.
„Natuurlijk niet acht schepen van één
eigenaar of maatschappij. Er was alge-
meene liefhebberij ontstaan voor de
vaart naar Indië met het onvermijde
lijk gevolg van afgunst en vijandschap
onderling, zoodat de toenmalige regeer
ders vereeniging en samenwerking
noodig vonden. Prins Maurits en Raad
pensionaris Oldenbarnevelt hebben daar
moeite genoeg aan gehad, maar zij hiel
den vol en terecht. Er zou beter
I.
opgetreden kunnen worden tegen in-
landsche potentaten en ook tegen de
Spanjaarden en Portugeezen in Indië,
die immers niet alleen handelstegen
standers, maar ook politieke vijanden
waren.
In 1602 kwam ten slotte de Generale
Nederlandsche Geoctroyeerde Oost-
Indische Compagnie tot stand. Haar
octrooi, aanvankelijk voor 21 jaar ver
leend, werd met eenige wijzigingen
steeds verlengd en bleef tot het einde
van toaar bestaan in 1800 haar grond'
wet. „Bij dat octrooi", schrijft Kielstra
„kreeg ae Compagnie het volstrekt
monopolie van de vaart op Oost-Indië
en het recht, op naam der Staten-
Generaal, met de Oostersche vorsten
overeenkomsten te sluiten, troepen in
dienst te nemen, sterkten te bouwen,
gouverneurs aan te stellen".
In weerwil van deze onafhankelijk
heid van de landsregeering was het
der Oost-Indische Compagnie volstrekt
niet te doen om den Archipel in poli
tiek en zin te veroveren. Om den handel
was het vooral te doen. ,De eylanden
van Banda en de Moluques is het
principale wit waarnaar wij schieten",
'zei men in 1608. Onderwerping van
de Molukken was dus de hoofdzaak.
Overigens verlangde de Compagnie
slechts de „gelegenheid tot uitoefening
van den handel, dus het recht om pak
huizen en woningen voor het personeel
te bouwen, voor zoover noodig tegen on-
verhoedsche aanvallen beveiligd".
Maar de specerijen moesten een mono
polie zijn. Natuurlijk lukte dat niet,
zooals de O.I. Compagnie zich dat voor
gesteld had, om de eenvoudige reden,
dat ook andere volkeren hun deel van
de buit wenschten: Portugeezen, Engel -
schen en Pranschen. De eersten werden
weggedrongen of overschaduwd, de
laatsten kwamen pas later. De grootste
mededingers waren de Engelschen en de
zee-oorlogen met dit volk vonden dan
ook gedeeltelijk hun oorzaak in deze
rivaliteit in Indië, ofschoon er perioden
zijn geweest, waarin Nederlanders en
Engelschen elkaar feitelijk bevochten in
den archipel, terwijl zij in Europa in
vollen vrede leefden deze schijnbare
ongerijmdheid is natuurlijk alleen te
verklaren door den grooten afstand en
de moeilijkheid om de communicatie
(alleen met zeilschepen en dan nog om
de Zuidpunt van Afrika heen) te onder
houden. Men moest zich in Indië van
weerskanten maar zien te redden en
deed dit ook, in hoofdzaak, door over
eenkomsten te sluiten met de inlandsche
vorsten en bij gelegenheid gebruik te
maken van hunne onderlinge twisten,
die waarlijk niet zeldzaam waren.
Wie de talrijke geschriften over de
gescliiedenis van onze Indische bezittin
gen leest, kan niet beweren dat de schrij
vers de methoden die voorheen werden
toegepast, trachten goed te praten.
Toen bij de Olympische Spelen van
dezen zomer de vreemdelingen herhaai-
delyb onze organisatie prezen, waren
zij zeer verbaasd toen van onzen kant
juist de aanmerkingen kwamen. Voo-
zelfverheerlijking loopen wij voorals
nog geen gevaar. Misschien zijn wij in
het dagelijksch leven zelfs wel overdre
ven critisch onder elkaar en vinden
dus meer te laken dan te loven Als dit
een schaduwzijde van ons karakter is,
zij levert ongetwijfeld ook een lichtzijde
op. Vreemdelingen verschrikken ons
niet met hun critiek. Dat kunnen wij
zelf wel af. Een practisch voordeel daar
van is by voorbeeld, dat wij vuurproef
zijn tegen communistische propaganda,
■waarvan wij degrenzelooze overdrijving
en de verdachte bedoelingen onmiddel
lijk gevoelen en dus in staat zjjn, die
af te weren.
Hoerastemming voor onze tekortko
mingen is ons dus vreemd. Het boek
van Kielstra spaart dan ook de roede
niet van het eigen lijf. Hoor, hoe hij het
einde van de Oost-Indische Compagme
in 1800 kort maar krachtig schetst! „Wel
lieten wij het bestuur over de bevol
king aan de regenten over, maar dezen
hadden, in plaats van aan een boven
hen staand inlandsch vorst, in allerlei
vormen schatting op te brengen aan de
Compagnie en om dat te kunnen doen
exploiteerden zij en de mindere hoofden,
de bevolking zooveel als hun maar mo
gelijk was. De handelspolitiek der Ne
derlanders had er toe geleid, dat vele i
bronnen van bestaan waren verstopt of
geheel uitgedroogd, maar wat deerde
dat?
Aldus schrijft de gematigde Kielstra en
hy is de eenige niet.
Ir. 1860 is bij Frederik Muller te Am
sterdam een boekje verschenen van Mr.
J. A. van der Chys, phiL theor. mag.
lit. hum. doet. ambtenaar ter algemeene
secretarie (te Batavia). Deze veelgeti-
telde Indische ambtenaar heeft er be
hoefte aan gevoeld, een beschrijving te
geven van de verdediging van het fort
Jakatra tegen de Engelschen en Java
nen in 1618 en 1619. En waarom? Hij
zegt het ronduit. „De groote daden on
zer voorvaderen te vermelden is zeker
een aangename taak. Minder aange
naam is het, wat men in hunne geschie
denis steeds voor groot, edel en dapper
heeft gehouden, bij nader onderzoek als
gewoon en alledaagsch te leeren ken
nen. Maar zoo ergens, dan moet in een
geschiedverhaal de naakte waarheid
worden gevonden. Geen vooringenomen
heid mag daarin eenige zaak verbloe
men".
Het is goed gezegd. Als aan den an
deren kant dan ook maar geen voor
ingenomenheid er op uit is,- het werke
lijk goede te verkleinen en te smaden.
De neiging daartoe is ten opzichte
van Indië niet te ontkennen. Alle men-
schelijke daden moeten beoordeeld wor
den naar den tijd waarin de menschen
hebben geleefd. Om een nuchter voor
beeld te geven: de eerste locomotief
van Stephenson is een onding, bekeke i
door onze oogen; zij was een geniale
vondst bij haar ontstaan. Evengoed zijn
de opvattingen van de gedragingen van
menschen tegenover menschen in 1800
anders, dan in 1900 en wij mogen deze
fundamenteele waarheid nooit uit het
oog verliezen, wanneer wij niet willen,
dat onze eigen, hedendaagsche opvat
tingen over 1928 in het jaar 2000 voor
verkeerd, ja voor slecht zullen worden
uitgekreten. Want die opvattingen zul
len dan ongetwijfeld weer anders zijn.
Dat moet bij ae beoordeeling van alle
dingen nooit uit het oog verloren wor
den, dus ook niet bij het vonnis dat wy
strijken over de daden van onze voor
ouders in Indië.
In een paar volgende artikeltjes kom
ik op dit onderwerp terug. Indië van
1700 en 1800 is heel anders, dan Indië
van 1900 en van 1928. Menschen en
dingen.
J. C. P.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 CU. per regeL
St. Nicolaas Cadeau
om nooit te vergeten
Vampyr Stofzuiger f 98.-
V e rkoopbureau
Gr. Houtstraat 15
Telefoon 15497
ONS ST. NIKOLAASFEEST.
VOOR DE RUBRIEKERS.
Het was een genot Zaterdagmiddag
dien stampvollen Stadsschouwburg te
zien, tot zelfs in de hoogste regionen
gevuld met de jeugdige deelnemers en
deelneemsters aan onze Kinderrubriek.
Een steeds toenemend aantal abonnés
brengt vanzelf een grooter aantal ru-
briekertjes mee; wij hebben den Stads
schouwburg dan ook nog nooit bij ons
jaarlijksch St. Nikolaasfeest zóó vol ge
zien als dezen keer: overal glundere ge
zichten, vol verwachting en verlangen
naar wat er te genieten zou zijn.
En genoten hébben ze!
Nadat onze tweede directeur, de heer
P. W. Peereboom. tot het jeugdig ge
hoor een kort woord laad gesproken,
waarbij hij er de aandacht op vestigde
dat ook dit jaar weer tal van patiëntjes
in de ziekenliuizen door de rubriekertjes
met goede gaven gelukkig zijn gemaakt
en de ouders en kinderen dankte voor
hun medewerking en tegenwoordigheid,
werd de poppenkast vertoond.
Het was een mooie, moderne poppen
kast, modern en toch ook weer zoo
heerlyk ouderwetsch, want Jan Klaas-
sen en Katrijn en de Dood van Pierlala
ontbraken er niet in en zij vervulden
hun aloude en toch steeds weer boeiende
rollen op meesterlijke wijze. De jeugd
was er geheel „in" en de vertoonder, de
heer A. Tonneman, uit Amsterdam, had
er ook buitengewoon goed slag van zijn
jeugdig gehoor in de handeling te be
trekken. Uit volle borst zongen de jon
gens en meisjes de St. Nicolaasversjes
mee en ook het bekende lied van den
man met den kleinen naam en de groote
daden. Dikwijls moest er op vragen van
de poppen geantwoord worden en dan
dreunde het gebouw van de „ja's" en
„nee's" uit zooveel honderden kelen. En
de nu en dan vereischte „hiep, hiep
hoera's!" gingen gepaard aan een ge
stamp dat 't een wonder is, dat de Stads
schouwburg nog staat!
Behalve Jan Klaassen, Katrijn en hun
gevolg, verschenen ook nog drie beren
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1357
UIT RIJDEN
Ziezoo, zoodra moeder komt, kun
nen ze hun morgenrit aanvangen
je moet toch op z'n minst je ar#
men kunnen bewegen
zoo, dat is beter, en nu eens zien
of de riem niet los te krijgen is
die riem geeft, niet mee. maar hij
kan in ieder geval zijn bcenen nog
lostrappen
dat gaat al heel wat beter
(de heer en mevrouw Teddy en Ted
dy Jr.) op het tooneel en als opening
van het programma kregen we een
drama in één bedrijf, dat den kinderen
de tranen van het lachen in de oogen
bracht.
De poppenkast had inderdaad een ge
weldig succes!
Onnoodig te zeggen dat de redactie
van onze Kinderrubriek, mevrouw Blom_
bergZeeman, de kinderen als altijd
weer vergastte op een aardig en boelend
voorgedragen St. Nikolaasverhaal.
Toen de jonge gasten van Haarlem's
Dagblad zeer tevreden huiswaarts gin
gen kregen zy elk nog een versnapering
en een vetrrassing mede.
Dit was een prettig einde van een
goed geslaagd kinderfeest.
HET TOONEEL
HAARLEM'S TOONEEL BIJ DE
N. R. V.
„Daar liegen we ons uit!"
Wanneer ik het dilettanten-tooneel
van nu vergelijk met wat het was in den
tijd, toen ik met myn kritieken begon,
dan kan ik zeggen, dat er te Haarlem in
die jaren wel heel veel veranderd is. In
die begin-periode twee of drie dilettan
ten-clubs, welke onze aandacht vroegen.
thans wel een vijftien vereenlgingen, die
ten doel hebben „het beoefenen van de
tooneelspeelkunst". In die eerste jaren
kwam het zoo goed als niet voor, dat di
lettanten buiten den kring van hun ver
eeniging optraden, tegenwoordig is het
schering en inslag, dat liefhebbers te
gen entree voor andere vereenigingen ot
liefdadige doeleinden optreden. En byna
altijd weer hetzy dat men voor Zang
en Vriendschap, den Landstorm of de
N. R. V. speelt, dan wel op goed geluk
voor een nader te bepalen liefdadig doel
voor stampvolle zalen.
Ook in het gehalte der opvoeringen is
in die jaren wel een groote verandering
en gelukkig ten goede gekomen-
vooral by de vereenigingen. welke zich
onder de leiding van beroepsacteurs
konden stellen. Een opvoering bijvoor
beeld zooals wy Zaterdagavond van
Haarlem's Tooneel in den uitverkochten
schouwburg aan den Jansweg bijwoon
den, zou in den tyd, toen ik de eerste
kritieken voor ons blad schreef, niet
denkbaar zijn. Ik wil allerminst bewe
ren. dat bet hooge kunst was, die wij op
dezen avond van de N. R. V. te genieten
kregen. Bij de Amerikaansche klucht
„Daar liegen we ons uit!" mochten w;j
dat ook allerminst verwachten. Het was
een klucht en niets meer, maar dar.
ook zoo vlot en in de puntjes verzorgd
gegeven, dat wij het niet beter konden
wenschen.
Men zag onmiddellijk, dat een man
van het vak hier de teugels in handen
had gehad. Dat merkt een criticus, die
bijna iederen avond in den schouwburg
zit-, aan allerlei details. Allereerst aan
het vlugge tempo, aan den vlotten gang,
die in zoo'n heele voorstelling zit. Dan
aan de wijze, waarop de personen sa
menwerken om de verschillende effecten
volkomen tot hun recht te brengen, aan
ge groepeeringen, de manier van opko
men en afgaan van de speleirs en vooral
in het doel-bewuste spelen naar het slot
toe in elk bedrijf met den gewenschten
climax juist op het moment wanneer
het doek moet vallen.
Het daverend succes van „Daar liegen
we ons uit!" is dan ook in de eerste
plaats te danken aan Johan Kaart Jr.,
den regisseur. O, ik weet wel, dat hy ir.
zoo'n eenvoudige klucht alleimmst voor
zwaar werk stond en zeker niet met de
krachten, waarover hy by H. T. de be
schikking heeft. De heeren Theo Bouw
meester en Van Dongen zijn beiden spe
lers, met wie een regisseur heel wat kan
bereiken in zulk luchtig en licht werk.
Theo Bouwmeester in het bijzonder
toonde weer vooral in I en III
welk een uitstekende kracht hy voor de
ze vereeniging is. Hy vooral bracht er
de vaart en den gang in en toen zUn
spel in II een oogenblik zakte was dat
onmiddellijk aan het geheel te merken.
De opvoering van „Daar liegen we
ons uit!" is indertyd al door een nJjner
confraters besproken, zoodat ik thans
kort kan zyn. Een woord van hulde aan
mevrouw Van Dongen, die onder de lei
ding van Kaart al meer en meer voor
uitgaat. Mr. en Mrs. Brown werden op
hoog bevel van de regie sterk gechar
geerd. Ik kan my die twee rollen ook
wat minder clownesk denken, maar in
de opvatting van den regisseur was het
spel uitstekend van mevrouw Kroon en
den heer Haman. En de butler behoefde
zyn gepommadeerd hoofd slechts te ver.
toonen of maar te zeggen, dat „hijer
juist mee bezig was", of de zaal was ln
een lachstuip! Het was dan ook kosteiyk
van den heer Van Eden.
Een uitbundig succes dus voor H. T.
en de N. R. V. Aan het slot bloemen voor
de dames, een dankwoord van den heor
Sabel en een enthousiast applaus.
J. B. SCHUIL
NLTS SPAARBANK TE HAARLEM.
Vergeiykend overwicht over Novem
ber 1928—1927.
Aantal behandelde posten 14549 (vorig
jaar 12811).
Aantal inlagen 11363 (v. j. 9853).
Aantal terugbetalingen 3186 (vj. 2953)
Ingelegd f 541.770.94 (vorig jaar
f 386.936.71^).
Terugbetaald f382.033.43 (vorig jaar
f 399.257.95).
Meer ingelegd f 159.737.46 (vorig jaar
minder f 12,231.23j^).
Aantal nieuwe boekjes 360, (vorig jaar
242).
Aantal afbetaalde boekjes 124, (vorig
jaar 99).
Spaarbusjes op 30 Nov. 1928 in omloop
2350,
Geledigd in November 1928 274 busjes
met totaal f 5144.49 1/2.
Aantal kluisloketten verhuurd op 30
Nov. 1928: 159.
ach ja, tenslotte had hy dat ook
wel vooruit kunnen weten.
CNadruk verboden.)
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
Stofzuigerhuis MAERTENS
BARTELJOR1SSTRAAT 16
TELEF. No. 10756 5
Apex Klop-Veeg-Stofzuigers f175.
65 cts. per stuk 65 cts.
FEUILLETON.
.(Een verhaal van duistere krachten)
uit het Engelsch van
BERTRAM MITFORD
39)
Toen hoorde hy de voetstappen van
Melian op de trap en hy bleef war hij
was en deed alsof hij uit het raam had
staan kyken.
Welken kant gaan we uit vroeg ze.
Wacht ik weet het al. We ga ah door
dat stuk bosch naar de hei, dan
zwaaien we af om het bosch heen naar
de andere zijde en komen langs het
verste deel van den Planenvijver. terug.
Uw gezelschap is mij overal aan
genaam, zei hij maar wat u voorstelt
lijkt me uitstekend.
HOOFDSTUK XXI.
De Rommelkamer.
De wandeling was een doorloopend
genot voor beiden. In het knoestige,
oude bosch, dat een bijna sombere koelte
bood. praatte het meisje honderd uit
en haar metgezel luisterde toe en genoot
yan haar levendige natuurlijkheid. Hij
ging op alles in, en had op zyn beurt
passende invallen, die bij haar den
rechten snaar troffen. En toen ze uit
het bosch op de open heidevlakte kwamen
het was nog te vroeg in het jaar
voor de purperen glorie en de wijde
uitzichten kwamen over golvende val
leien en donkere strepen dennenbosch
in- levendig contrast met het lichtere
groen der eikebosschen, wees ze hem
hier en daar kerktorentjes, weidde uit
over de architectonische bijzonderheden
en haar oogen begonnen te schitteren
van enthousiasme en haar wangen be
gonnen te gloeien onder de liefkoozingen
van zomerzon en frissche lucht en haar
woorden buitelden haast over elkaar,
zoo verlangend was ze om toch maar
uiting te geven aan de vreugde die haar
bezielde. En Helston Varne moest bij
zichzelf zeggen, dat hij nooit in zyn
aan ervaringen en ontmoetingen zoo
rijke leven iemand ontmoet had. wier
charme die van dit meisje naast hem
ook maar in de verste verte evenaarde.
En de gedachte dat hy voor langeren
tyd van hier zou moeten gaan, was
hem plotseling zeer onaangenaam. Hij
nam haar op, zooals ze d3ar liep.
stralend, levendig, vroolijk van hart.
Hij herinnerde zich hun laatste gesprek
op den weg in de avondschemering. Hy
was van p'.an geweest, daarop terug ie
komen, en te onderzoeken, of hij iets
deen kon om haar bezwaren te ver
lichten. Maar zooals hij haar nu
scheen dat heelemaal niet op zyn plaats
zoo gelukkig en zorgeloos zag ze er
uit.
Er. zy? Zy had naar zijn komst ver
langd, om haar angsten en vreezen
tegen hem uit te spreken, maar nu hy
naast haar liep, kon ze het niet over
zich verkrygen om dat te doen. Maar
eindelijk, toen zy naar huis wandelden
over het boschpad vertelde ze hem ten
slotte aarzelend, het een en ander over
haar ondervindingen van de laatste
maanden en hy luisterde aandachtig toe,
zonder te verraden dat alles wat ze
hem vertelde, hem al bekend was.
Het pad liep langs den vyver en ze
kwamen direct bij de plek van de
nachtelijke redding en Mélian stond
eensklaps stil, want er was haar iets
ingevallen.
Mijnheer Varne! zei ze. haar oogen
recht in de zyne. Wist u, dat de
politie mijn oom er-van verdenkt, dat
hij dien man vermoord heeft, dien hij
kort te voren gered had?
Ja. dat weet ik!
En nu wil ik u a-ragen, of ze daar
toe eenige reden hebben.
Waarom vraagt u dat?
Wel. dat weet ik eigenlijk niet.
Ik der.k, omdat, als iemand door iets
heen kan zien. u dat ben:.
Ik dank u wel voor het compliment,
en ik zal de herinnering eraan als een
KALENDERS,
TROEFMERKERS,
BRIEFOPENERS, 25
SPEELKAARTENETUI'S,
POTLOODSTANDAARDS,
NOTITIEBLOKS, ENZ. ENZ.
Alle met de meest grappige figuren
65 cts. per stuk 65 cts.
Anegang 14 - Tel. 11963
..ASSOCIATIE VOOR LIJKBEZOR
GING.
Jaarvergadering.
In het Blauwe Kruis werd Vrijdag
avond een goed bezochte vergadering
gehouden van de Haarlemsche Associa
tie voor Lijkbezorging, ondei voorzitter
schap van den heer E. Kaleveld.
In zUn opening deelde de voorzitter
mede dat dit de laatste jaarvergadering
den van de Coöp. Vereeniging waar-
echter de eerste vergadering plaats vin
den van Coöperatieve vereeniging waar
op de Koninklijke goedkeuring is verkre
gen.
Door den heer H. Plant werd hierop
het jaarverslag uitgebracht, waaruit
bleek dat de nog slechts jonge vereni
ging die in 1922 met enkele leden werd
opgericht nu op 1 November 3200 leden
telde waar alleen in dc maand Nov.
nog 200 by kwamen. In het afgeloop a
pjaar vonden er 118 begrafenissen plaats
waarvan verschillende naar buiten
Haarlem.
De penningmeester, de heer W. H.
de Laat kon de exploitatierekening over
hes afgeloopen Jaar met f 22.047.64 af
sluiten. Hierna werd de vergadering ge
sloten om daarna opnieuw te worden
heropend, als vergadering der Coöpe
ratieve Vereeniging U. A. „Haarlemsche
Associatie voor Lijkbezorging". Het, voor
lopige bestuur bestaande uit de heeren
E. Kaleveld voorz., W, H. de Laat. pen
ningmeester, H. Plant secr. enJ.de
Bok. P. C. R. Smit, W. Bakker en A.
Piet als commissarissen, werd definitief
gekozen, waarby een woord van oprech
ten dank werd gesproken voor het vele
door dat bestuur voor de Associatie
gedaan.
schat bewaren, antwoordde hy, blij, dat
hy ongemerkt op een luchtiger toon kon
voortgaan. Wacht eens even, want
hij zag een schaduw van teleurstelling
over haar gezicht heentrekken, want
zy vreesde, dat hy haar vraag niet.
ernstig opnam. Wat ik wou gaan
zeggen, is dit. Alle tragische gebeurte
nissen van dit soort brengen een zekere
mate van verdenking mee. Deze zaak
deed dat in hooge mate. De plaatselijke
politie deed niet meer dan haar plicht,
geen enkele mogelijkheid by voorbaat
uit te sluiten. Maar ze zijn er nu achter
dat dat verder nutteloos zou zyn.
Zijn ze dat werkelijk? vroeg ze.
Ja, dat kimt u gerust op myn woord
gelooven.
Een zucht van verlichting ontsnapte
haar, maar toch was die verlichting nog
niet volkomen. En dat feit ontging haar
scherpen opmerkenden metgezel niet.
Ik zou zoo graag nog iets weten
ging ze voort, terwyl ze hem weer recht
in de oogen keek. Ik vind het ver
velend. om het te vragen, maar toch
moet ik het doen. Bent u niet hierheen
gekomen, om dat.... geheim.... te
onderzoeken?
Inderdaad! gaf hij toe.
Zoo!
Een paar seconden lang sprak geen
van beiden. Zy staarde hem nog altijd
aan; maar wat ze in zijn oogen I3S.
was nogal gerusts tellend,
En.... tot welke conclusie bent, u
gekomen? vroeg ze langzaam.
De conclusie, dat ik even goed had
kunnen wegblijven.... behalve voor
één ding.
Endat eer.e?
Dat eene? Wel, dan zou ik u nooit
ontmoet hebben; ik zou dan nooit zulke
heerlijke uren gekend hebben, als die
van vanochtend, bijvoorbeeld. Dit ver
brak «ogenblikkelijk de tragische span
ning. Melian baTstte in een helderen
wclgemeenden lach uit.
Wel. het is heel aardig van u. dat
u dat zegt. zei het meisje want ik
was eigenlijk al bang dat ik u van
morgen de ooren van het hoofd gepraat
heb. en als ik niet wist. dat we over een
heele massa dingen hetzelfde denken,
zou ik haast bang zijn, dat u u erg
verveeld had. Maar hier zijn we er.
en ik mag maar lyden dat Judy gauw
zorgt dat we wat te eten krygen.
Om u de waarheid te zeggen, denk
ik er ook zoo over. Deze heerlijke
buitenlucht maakt een mensch honge
rig-
Het was niet heel verwonderlijk, dat.
toer. ze tegenover elkaar aan tafel zaten
in de koele, ouderwetsche kamer waar
de zonnestralen schuin dcor de met
wingerd begroeide ramen naar binnen
vielen Helston Varne's verbeelding met
hom op den loop ging. en dat hij zich
voorstelde daar voorgoed zoo te zit
ten met dit mooie, ongekunstelde,
charmante meisje als zyn gezelin voor
het, leven.
Hy vertelde haar van allerlei, een
paar vreemde, bizarre episoden uit zijn
bewogen leven en het meisje luisterde
onder een soort betoovering. Van dat
soort dingen hield ze, van deze scherp
zinnige, ingewikkelde vernuftige ontrafe
ling van haast ongelooflijke gebeurte
nissen, die gehuld waren in een waas
van verbijsterende geheimzinnigheid.
Wat een interessant veelzijdig leven
hebt u gehad, zei zc. toen hij klaar
was met het vertellen. Maar wat bracht
u ertoe, om een dergelijke loopbaan tó
kiezen?
Dat weet ik heusch niet. Gevoel
voor sport denk ik, antwoordde hy.
Maar hy vertelde haar niet alles zoo
als hy het aan Nashby verteld had; hy
verzweeg vee! V3n de gevaren, de nog
steeds dreigende gevaren. Toen bracht
hy het gesprek weer handig op de dingen
die haar interesseerden, wat ten ge
volge had dat Mehan, toen ze van tafel
opstonden zei:
In een van de bergkamers boven
staan ouce eiken meubels, a!s u soms
zin hebt. die eens te gaan bekyken?
Maar het is er natuurlijk een vrecseiyk
stofnest!
V (Wordt nervo]gd.)i