mmms dagblad
tweede kamer.
lu
RADEN MAS NOTO SOEROTO.
VAN HULST
OP UW
NACHTKASTJE
FEUILLETON
Anthony Marston
Dolende Ridder
VRIJDAG 7 DEC. 1928
DERDE BLAD
De Javaansche Prins en Dichter.
Op 11 December a.s. zal Raden Mas
Noto Soeroto In den schouwburg aan
den Jansweg voor de Vereenlglng Oost
en West komen spreken.
Dit geeft wel aanleiding over deee be
kende Javaansche figuur eens iets in
uw blad mede te deelen.
Raden Mas Noto Soeroto werd 5 Juni
1888 te Djocdjakarta geboren als zoon
van Pangéran Ario en Raden Ajoe Noto
Dirodjo.
Zijn grootvader, Prins Pakoe Alam V,
stond van 1878 tot 1900 aan het hoofd
van het Pakoe-Alamsche vorstendom,
een klein rijk in de zgn. Vorstenlanden
van Midden-Java. Pakoe Al am V was de
eerste Javaansche Vorst, die uit eigen
beweging het apanage-Grondbezit in
trok en die de moderne ontwikkeling
onder den hoogsten adel ingang deed
vinden.
De tweede zoon van dezen Pakoe
Alamschen Prins was Pangeran Noto
Dirodjo de vader van Noto Soeroto.
Deze Pangeran Noto Dirodjo is een
van de Pioniers geweest van de bewe
ging tot verheffing van het Javaansche
volk. Zoo stichtte hij de Vereeniglng van
Hollandsch-Inlandsch onderwijs op neu
tralen grondslag, het Javaansche studie
fonds Darmo Woro en was hij drie ma
len voorzitter van het Hoofdbestuur
van de Vereeniging Bcedi Oetomo, het
Jong-Javaansche verbond, waarvan het
eerste congres het uitgangspunt zou
■worden tot de Indische Volksbeweging
Als voorzitter van dit congres trad toen
op Dr. Wahidin Soediro Hoesodo, vriend
en huisarts van Pangeran Noto Dirodjo.
Aan dezen humanen en kundigen arts
kentNoto Soeroto grooten invloed op
zijn vorming toe.
Zoowel zijn vader als diens vriend Dr.
Wahidin hebben met hun idealistisch
streven op den jongen Noto Soeroto die
pen indruk gemaakt.
Hier zij vermeld dat zijn zuster Ra
den Adjen-g Karlinah destijds het eerste
Javaansche meisje was. dat de acte voor
Europeesch lager onderwijs behaalde en
ook naderhand als onderwijzeres werk
zaam was, terwijl zijn oom Pangeran
Ario Koesoemo Joedo, de bekwame re
gent van Ponorogo en wrd. voorzitter
van den Volksraad, destijds de eerste
Javaan was die te Leiden het Groot-
Ambtenaars-examen aflegde.
Reeds zeer jong is Noto Soeroto, na
de H.B.S. te Semarang te hebben be-
Pangeran Ario Noto dirodjo, zoon van
Prins Pakoe Alam V, de vader van
Noto Soeroto.
zocht, in 1906 naar Nederland gezon
den, om zyn studiën aan de Universiteit
voort te zetten.
De traditie van zijn huis, het Vor
stenhuis Pakoe Alam, volgende ook
zy'n vader had bij de cavalerie gediend
nam Noto Soeroto uit vrijen wil als
huzaar dienst in het Nederlandsche
Leger.
Na de mobilisatie-Jaren als reserve
luitenant te hebben doorgemaakt, ver
volgde hij zijn afgebroken studie aan de
Universiteit echter niet.
Zijn innerlijke stem sprak zoo luide
om te gaan werken voor zijn idealen en
te strijden tegen misvattingen, dat hij
zich in het volle leven stortte.
HU stichtte de uitgeverij en algemee-
'ne boekhandel ,,Adl Poestaka" (schoone
letteren) eerst te Amsterdam, later te
's-Gravenhage gevestigd, waardoor hy
de gelegenheid kreeg zijn eigen gedach
ten en die van verwante zielen in boek
en geschrift onder de menschen te
brengen.
Noto Soeroto streeft naar een alge-
meene rassentoenadering, in het bijzon
der naar de broederlijke samenwerking
tusschen Nederland en Indonesië, zoo
als Indië door hem wordt genoemd.
Om zijn levensdoel, de verzoenings
gedachte, te verbreiden, besloot hy tot
de uitgave van het tijdschrift „Oedaya"
(Opgang), een geïllustreerd maandblad
waarvan hy de hoofdredacteur is.
Want, zooals H. G. Cannegieter in zijn
karakterschets opmerkt, het eigenaar
dige van dezen zachtaardigen geest is,
dat hy de twee, die volgens de extre
misten onder zyn landgenooten niet bU
elkander hooren, tot elkander wil bren
gen, wil verbroederen omdat ze elkander
behoeven.
Nederland kan niet buiten Indië en
Indië niet buiten Nederland. Op mijn
Raden Ajoe Noto dirodjo, dochter van
wijlen Prins Pakoe Alam III, de moeder
van Noto Soeroto.
verzoek ln het kort zijn standpunt ten
opzichte van het koloniale vraagstuk te
formuleeren, antwoordde hij in de vol
gende .Monoloog":
..Ben ik een nationalist? De beant
woording van deze vraag hangt af van
wat men onder „Nationalisme" ver
staat. Verstaat men hieronder het vóór-
oorlogsche begrip van een massa-men
taliteit. die anderen miskent, een zelf
ingenomenheid, welke geen rekening
houdt met de ideëele eenheid van het
menschelijk geslacht, dan ben ik beslist
geen nationalist, wil ik het ook niet
zijn. Wil men echter met .Nationalisme"
aanduiden, het zedelijk recht van een
volksgemeenschap tot zelfhandhaving en
zelfontplooiing binnen de grenzen door
de rede gesteld met betrekking tot
menschheidsbelangen, dan ben ik wei
een nationalist en wellicht zeer vurig.
Daarom kan ik geen vrede nemen met
een z.g. koloniale verhouding, waarbij
het eene volk krachtens zyn technische
en economische superioriteit een ander
volk „overheerscht". Deze superioriteit
kan ik toch wel erkennen en eerbiedi
gen in een andere verhouding, nl. in
de verhouding van .samenwerking".
Dat zyn de gronddenkbeelden, die mij
geleid hebben tot het ontwerpen van
een nieuwe staatkundige verhouding,
waarbij de Indische volken zich zelf zou
den kunnen zijn (fn casu: zichzelf zou
den kunnen regeeren), en het Neder
landsche volk toch in Indi zijn belang
rijke positie op technisch en economisch
gebied en ook op wereldpolitiek terrein
zou kunnen 'blijven handhaven".
Noto Soeroto is Eere-Voorzitter van
het Nederlandsch-Indonesisch Verbond
van Jongeren-Organisaties, een verbond
dat 30 Maart 1926 werd opgericht met
het doel den mogelijk losser wordender
politiek-economischen band te vervan
gen door een sterkeren cultureelen band.
In woord en geschrift bepleit hij zijn
idealistische denkbeelden en wekt ook in
het buitenland belangstelling voor zijn
volk en zijn land.
Zoo te Antwerpen, Berlijn, Parijs en
Frankfort.
Maar toch ook vóór alles is Noto Soe
roto „dichter" met een fijne ontvanke
lijke ziel en vaak van een gToote teer
heid.
Het moederhart, de moeder, is voor
Noto Soeroto het symbool ook van het
geen hU vereert in zijn volk en zijn
land.
Van zijn hand zijn verschillende bun
dels gedichten verschenen, waarvan vele
getuigen van een uiterst fyn gevoel en
van zUn meesterschap over de Holland-
sche taal en die toch naar den geest
zuiver Indisch, beter misschien zuiver
Oostersch, zijn gebleven.
Groot is ook zUn vereering voor dien
anderen Indiër, den Oosterschen grooten
WUze, den Bengaalschen Zanger Rabin-
dranath Tagore, aan wien dan ook en
kele van zijn werken gewUd zUn.
Ziehier de wijze waarop de dichter zijn
grootmoeder, een eenvoudige vrouw uit
het volk, bij haar dood herdenkt:
„Grootmoeder is ter ruste ge
gaan, mijn kind; ze heeft zich
hegeven naar het wijde en won
dere woonoord, waar ieder eens
zal heengaan, vermoeid van
's werelds gewoel.
't Was haar tijd om te rusten,
want zie! ook de boom die der
jonge en teere gadoeng-rank tot
steun diende, begint te verdro
gen; zijn blaren zijn geel gewor
den.
Nu zijn taak is volbracht, nu
menige gadoengknop is ontloken
tot bloem, zal de wind zijn ver
dorde geblaêrt van de takken
verstrooien in de stilte des
avonds.
Grootmoeder is ter ruste ge
gaan, ze is vermoeid van zingen
en spelen.
Voor mij zong haar zang, tot
de snaren van mijn ziel zijn ge
stemd naar het zingen der vogels
en 't suizen des winds.
Tot U sprak haar spel, tot ge
zelf uit Uw boog kondet af
schieten een pijl, en gelijk onze
dalang de wajang-figuren han-
teeren, en zelfs hun verscheiden
gedaanten herkennen.
O, hoorde ik weder haar zang
in Uw stem en zag ik haar spel
in Uw daad, wanneer Uw leven
zijn middag bereikt!
Grootmoeder is ter ruste ge
gaanmijn kind, en haar zang is
gezongen, haar spel is gespeeld."
Al heeft Noto Soeroto dan ook zyn
Moederland verlaten om hier in Holland
een taak te vervullen, dit Moederland
is hem boven alles dierbaar en dit belijdt
hij in een van zUn gedichten aldus:
„Mijn Moederland! De ver
beelding der dichters heeft voor
U taüooze namen geweven.
Zij tooit U daarmede als een
bruid met heerlijke juweelen.
Gij zijt de kostbaarste steen in
den gordel van flonkerend sma
ragd.
Gij z\jt de feeënprinses, ont
waakt, door het gefluister der
eeuwen.
Gij zijt het onvolprezen land,
vermaard om zijn wonderen luis
ter;
de Tuin, nog meer, het para
dijs van het Oosten in hemelsche
pracht.
Maar wat zijt gij voor mij, O
mijn goed Javaland? Mij zijt ge
niet meer dan moeders handpal
mennietig en klein, doch heilig,
dewijl door haar ik het eerst in
de wereld ben gedragen."
Niet overal vond Noto Soeroto waar
deering voor zijn streven, integendeel het
aantal van zijn tegenstanders is groot
en veel wantrouwen werd door hem on
dervonden.
Toch gaat hij onverdroten voort met
zijn humanistisch .prediken en wanneer
eenmaal hier zijn taak is vervuld, hoopt
hij terug te keeren naar het land dat
hem lief is.
Ik meen met dit overzicht en ter in
leiding van de door hem te houden le
zing op 11 December as. te mogen vol
staan.
Wie meer van Noto Soeroto en zijn
streven wil weten, leze zijn bundels ge
dichten. zijn ..Kleurschakeeringen uit
Oedaya" en neme kennis van een uit
voerige „Karakterschets" over hem ge
schreven voor Mork's Magazijn door den
heer H. G. Cannegieter.
H. P. DEINUM,
Secretaris der Verg. Oost en West
Afdeeling Haarlem en Omstreken.
Haarlem, November 1928.
6 December.
K<vjgcr Onderwijs. Subsidie aan de H- H. S. te
Tilburg wordt afgestemd. Overigens weinig
positiefs.
Politiek gesproken en is dc Tweede
Kamer niet het politleko toumooi-
veld? politiek gesproken had de dis
cussie over de subsidie van 10.000. die
Minister Waszink aan de R.-K. Han-
delshoogeschool te Tilburg geven wilde,
de meeste beteekenis. Er zijn natuurlijk
nog vele andere goede en waardevolle
opmerkingen gemaakt. O.a. is heel be
langrijk de vraag, die mevr. van Itallle-
van Embden, professorsvTouw en pro-
fessorszuster, te berde bracht; de vraag
naar de autonomie van de universiteit.
Zooals men dat voor een belangrijk deel
in Engeland vindt. Een andere vraag
was b.v. of in verband met heel de ont
wikkeling van het universitaire leven de
H.O.-wet niet moet worden gewijzigd.
De H. H. S.-subsidie voor Tilburg
bleek het hoofdpunt.
De heer Tilanus zette den strUd in.
Met een beroep op het C.-H. program,
waarin staat te lezen, dat het byzonder
Hooger onderwijs volkomen vrU moet
zyn en dat de wetenschap niet gebon
den mag worden aan eenig dogma. De
heer Tilanus wees er op. dat er reeds
te Rotterdam eenHandelshoogeschool is.
waar verschillende godsdienstige en po
litieke richtingen vertegenwoordigd zijn
Wel merkte de heer Tilanus op, dat de
overheid in gebreke bleef het hooger
Handelsonderwijs zelve in handen te ne
men. Toen destijds aan Rotterdam subsi
die werd gegeven, had men niet gedacht,
dat er te Tilburg een R.-K. school, die
hetzelfde bedoelde, zou komen, een con-
fessioneele school. De heer Tilanus be
toogde. dat het subsidieeren van het
byzonder H. O. gevaren brengt uit fi
nancieel en personeel oogpunt. Kan
zoo vroeg hy ons volk wel de bekwa
me mannen bieden, om alle hoog»
leeraarsposten te bezetten. Hij ver
klaarde zich tegen verbijzondering van
ons volk.
De heer Moller begon daartegen
stelling te nemen. De wetenschap al
dus deze geleerde mag niet vrij wor
den gehouden van eenig dogma. Inte
gendeel: wetenschap en geloof gaan sa
men. de eerste wordt door het tweede
geleid. Hetzelfde standpunt nam de a.-r.
Zijlstra in. Deze ging verder, en zeide
dat, om het noodzakelijk samengaan van
geloof en wetenschap, alleen de vrije
Universiteit de goede verschijning van
Hooger Onderwijs is. Die te subsidieeren
is de taak van de overheid. Wanneer
minister Waszink voor Tilburg 10.000
vroeg en b.v. de Vrije Universiteit maar
4000 geeft, dan zal deze laatste sub
sidie gewijzigd moeten worden. Wan
neer de heer Tilanus den minister op
zijn intermezzo-standpunt wees, dan
merkte de heer Zijlstra op. dat de mi
nister dat zelf weten moest: hU zou
vóór het voorstel stemmen, omdat het
goed was.
De heer Van Wijnbergen gooide zijn
bestrijding van den heer Tilanus over
een anderen boeg. Hy maakte geen on
derscheid tusschen „neutraal" hooger
handelsonderwijs (Rotterdam) en „con
fessioneel" H. H. O. (Tilburg), maar
tusschen openbaar en bijzonder H. O.
Welnu zei hii zoowel Tilburg als
Rotterdam brengen byzonder onderwUs.
Waar Rotterdam subsidie kreeg, moest
Tilburg het ook hebben. De heer van
Wijnbergen noemde het weer strijd te
gen het Zuiden, wanneer Tilburg werd
voorbijgegaan.
Hier tegen namen de heeren Oud en
Albarda stelling en deden er op letten
dat het toch om heel andere dingen
ging, dan om een tegenstelling tusschen
Zuid en Noord. En wanneer de heer
van Wijnbergen uit de redevoeringen bij
de opening der Tilburgsche school van
de rectoren magnifici der openbare Uni
versiteiten lofspraken citeerde, dan
merkte de heer Oud op. dat de sprekers-
daar weten schapsmensc hen en geen
Kamerleden waren die de dingen staats
rechtelijk te bezien hebben. De heer Oud
wenschte de universiteit, naar het woord
van Dr. Bos. te zien, als een open kraam
vol wetenschappelijk fruit, waaruit de
studenten te kust en te keur kunnen
kiezen. Hij wraakte het. dat de heer van
Wijnbergen Rotterdam en Tilburg als
bijzonder onderwijs gelijkstelde daardoor
maakte hij gebruik van een byzonderen
toestand, van de omstandigheid, dat de
regeering het Hooger Handelsonderwijs
r.immer heeft ter hand genomen.
Dat de anti-papisten Zandt en Ling-
beek tegen de R.K. Handelshogeschool
zich uitspraken is duidelijk zij noem
den deze hoogeschool in strijd met de
reformatie.
De heer Albarda nam een ongeveer
gelijk standpunt in als deheer Oud.
Hij zette zijn zienswijze scherp in het
licht, zyn zienswijze, dat er een funda
menteel onderscheid is tusschen het L.O
en het H.O. Geestelijke 'vrijheid eischt
voor het L.O. met zijn leerplicht de
splitsing in openbaar- en bUzonder on
derwijs en de financieele gelijkstelling.
Dit mag niet het geval zijn voor het
H.O. Hier is geen dwang op de studen
ten. hier zag de heer Albarda geestelijke
vrijheid.
Ook de a.r. Prof. Visscher was tegen
het subsidie. HU wilde geen subsidiëering
in het blinde weg, want wordt deze sub
sidie aanvaard, dan weten we niet waar
wij heen gaan. Eerst en dat vroegen
ook de heeren Tilanus. Oud. Albarda
en Prof. Visscher eerst moet er een
wetswUziging van de H.O.-wet komen,
wil men tot de subsidiëering overgaan,
een wetswijziging, die door de Grondwet
wordt geëischt.
De heer Schokking betoogde, dat de
vraag is te overwegen of de Rot-ter-
d am sche Hoogeschool niet door den Staat
moet worden overgenomen.
Toen de minister aan het woord kwam,
sprak hy allereerst over de vraag of de
H.O.-wet moet gewUzigd worden de
heer Tilanus stelde de vraag. Heeft.
zeide de bewindsman de even afge-
loopen discussie niet duidelijk aange
toond. dat er over zulk een wUziglng
zooveel verschil van meening is, dat een
intermezzo-kabinet deze kwestie niet zal
ter hand kunnen nemen?
De heer van Gyn en Mevr. van Itallle
van Embden pleitten voor de autonomie
der universiteiten. De minister achtte
zoodanige autonomie in ons land niet
mogelijk zeker heel moeilyk. In ieder
geval zou toch staats-contróle moe
ten zyn.
Verschillende desiderata over profes
soraten werden geuit. Met den heer
Tilanus stemde de minister in, dat de
professoren te veel met examens zUn
belast. Hoe dat op te lossen, overweegt
de minister. Ook de verschillende desi
derata zal de minister overwegen, maar
hU is bang, dat, wanneer b.v. Leiden
een hoogleeraar in de koloniale Staat
huishoudkunde krygt. de andere univer
siteiten ook om zulk een hoogleeraar
vragen zuilen.
Mevr. van Italhe vroeg ons volledig
toegerust onderwys in de moderne talen
te Leiden en te Utrecht, De minister
wees er op. dat Groningen voldoende
in de behoefte voorziet Waarom moet
men de eenmaal aangenomen weten
schappelijke rolverdeeling veranderen?
En zUn er vroeg hy wel voldoende
geschikte krachten voor al die leer
stoelen.
De minister erkent, dat de ruimte voor
de bouwkundige studenten te Delft te
gering is. Hy hoopt in dit jaar, daaraan
nog iets te kunnen doen.
Mr. Waszink trok hoewel daarom
gevraagd was den subsidiepost voor
Tilburg niet in. Hij betoogde, dat wan
neer de regeering de subsidies voor het
Bijz. Onderwijs wettelijk ging regelen.
zU buiten haar intermezzo-standpunt
zou gaan. Maar. zander wettelijke rege
ling heeft de Rotterdamsche Handels-
hoogeschool wel subsidie gekregen. Het
zou onbillijk, een grove onbillijkheid
zUn, wanneer thans de subsidie werd
geweigerd voor een school, die precies
hetzelfde wilde en wil als de Rotter
damsche Hoogeschool.
Aldus de minister.
Het subsidie is verworpen met 45—34
stemmen. Vóór de R.K. en de A.R.. Dc
heer Heemskerk klaagde er over vóór
de stemming, dat Mr. Waszink het hem
zeer moeilijk maakte, omdat hU niet eer.
algemeene wettelijke regeling had ge
troffen, zooals door Prof Visscher be
doeld.
De afdeeling Middelbaar en Voorbe
reidend H. O. leverde niets belangrUks
Er werd gepleit voor suhsidieering van
menige school de minister deed geen
enkele toezegging: hy wil zyn opvolger
niet binden.
Avondvergadering. Lucht
vaart en Spoorwegen.
De minister van Waterstaat wil een
aparten „Luchtvaartdienst" aan zijn de
partement instellen. Misschien is dat
niet onwenschelUk. De luchtvaart Is in
snelle ontwikkeling en de overheid heeft
een taak van toezicht en keuring enz.
Maar de minister is zoo onverstandig
geweest om de instemming van de Ka
mer te vragen, niet bU de begrootlnr,
maar by nota van wijziging. Dit is dus
niet in de afdeelingen besproken. De
heer Knottenbelt sprak v\n een over
rompeling der Kamer, de heer J. J. C.
van Dijk sprak in dezelfde richting en de
heeren Kryger en Veraart adviseer
den den bewindsman daarom de betrel-
fende punten maar terug te nemen bij
de suppletoire begrooting opnieuw in te
dienen.
De minister gaf gemakkelUk aan dien
wensch toe.
Dan dompelden we onder in Spoor-
weg-wenschen.
Laten we ook maar opsommen: dt
litanie.
De heer Krijger vroeg uitbreiding van
de electrificat'.e en definitieve verbeïe-
ring van het station te Leiden: de beer
Bakker pleitte voor speciale taricwa
voor land- en tuinbouwproducten en
voor meer Zondagsrust, vooral voor sta-
tionspersoneel: de heer Drop wenschte.
dat de spoorwegen wat vriendelijker zou
den zUn tegenover dc staatsmUnen (een
groote klant)de heer Staalman klaagde
over. dat de A. T. O. (connectie onder
houdend met de Spoorwegen) tarieven
heeft, die geen particuliere My. k.-.n
vragen en dus oneer'Uke concurrentie
aan andere ondernemingen aandoet: de
heer Hermans ook pleitte voor bijzon
dere kolentarieven. voor een uitkeering
aan het spoorwegpersoneel en voor een
pensioenregeling aan het tramwegperso
neel; de heer van Voorst tot Voorst
vroeg een betereu spoorwegovergang
by het Apeldoomsche station; de heer
van Braambeek pleitte voor een weer
opvatten van het verbroken contact
tusschen de werkgevers op tramwegge-
bied en de Ned. Vereeniging van Spoor»
en Tramwegpersoneel en voor de pen
sioenregeling voor tramwegpersoneel: de
heer Arts wilde ook een ultkeering voor
het spoorwegpersoneel; de heer Winter-
mans noemde meer verkeersvryheld voor
Eindhoven noodzakeiyk, door verplaat
sing van het station: de heer Oud
trachtte meer treinen te verkrygen tus
schen Alkmaar en den Helder en lagere
tarieven: de heer Duymaer van Twist
zag de overwegen vlak by stations als
verkeersobstacles: de heer Smeenk ook
brak een lans voor de Zondagsrust en
voor tariefsverlaging op bepaalde punten
ten bate voor het economische leven; de
heer Zandt voor meerdere Zondagsrus;
een motie van de St. Geref. die alle
middelen van vervoer op Zondag wilde
doen stilstaan, werd niet ondersteund:
de heer J. ter Laan achtte verbetering
in de spoorwegen rond Rotterdam drin
gend noodlg.
De heer van Braambeek diende een
motie in, waarin hy aan de Kamer
vroeg het contact tusschen de werkge
vers en werknemers op Tramweggebied
te herstellen. Deze motie achtte de heer
Knottenbelt onaanvaardbaar, omdat de
Kamer niet op de hoogte is van de oor
zaken en van het voortduren van de
contact-breuk.
Dinsdagavond de minister.
INTIMUS.
DE „VEENDAMMER".
M. TEEKENT CASSATIE AAN.
De accountant A. C M. heeft volgens
het Hbld. cassatie aangeteekend tegen
het arrest van het gerechtshof te Am.
sterdam, waarbU hy tot éón jaar en drie
maanden gevangenisstraf met aftrek
van zes maanden preventieve hechtenis
veroordeeld werd. (De vierde kamer dor
Amsterdamsche rechtbank had hem vrU*
gesproken).
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
60 Ct*. per regel.
N.V. MEUBELTRANSPORT MIJ. V.H.
Den Haag Haarlem
Alexanderplein 1-2S Maerteo van Heemskerk.
straat 25A.
Telefoon 13052 Telefoon 15166
- VERHUIZINGEN, BEHANGERIJ,
STOFFEERDERIJ
mag Lakerol nooit mankee-
ren, omdat 't zoo verzachtend
is, als ge 's nachts met zoo'n
droog kriebelig gevoel in de
keel wakker wordt.
Met Lökerol blijft ge ook iedere keel-
verkoudheid de baas.
50 cents per doos. oij alle Apothekers
en Drogisten.
(Een verhaal nit den tyd van den
Spaanschen Successie-Oorlog.)
Naar het Engelsch van
MORICE GERARD.
23)
Het scheen hem toe dat hier gevochten
was daar het meubilair, dat degelyk en
kostbaar moest zijn geweest, kort en
klein geslagen was. langzamerhand kon
liy meer dingen onderscheiden by het
schijnsel van het vuur. dat in omvang
begon toe te nemen. Hy zag een don
kere plek. die begon in het grootste ver
trek, waarschijnlijk de vroegere eetka
mer en vandaar verder liep. Er was iets
sinisters in die donkere plek: het getui
genis van een tragedie. Anthony liet zich
niet gauw van zyn stuk brengen; hy
had zelf van honderden het leven ge
nomen in den oorlog en meer dan eens
zijn tegenstander in een duel gedood;
toch werden zijn oogen onweerstaanbaar
naar die plek getrokken en hy was blij
toen Mark even later terugkwam.
3k heb een tamelijk drogen stal
gevonden, sir en genoeg voer voor de
paarden. De boel hier schynt niet zoo
lang geleden verlaten te zijn. Ik wou
er straks gaan slapen.
Waarom?
Ik wil de paarden liever niet al
leen laten, er mocht eens wat gebeuren;
zy zweeten niet alleen van vermoeienis,
maar ook van opwinding.
Hy voelde die vreemde opwinding zelf
ook. Buiten woedde de storm. Het huis
stond zoo nu en dan te trillen in zyn
voegen, de wind huilde in de schoorstee-
nen, rammelde aan de vensters en lui
ken en floot door de gangen van het
huis. Mark at haastig en ging toen de
zydeur uit, die naar den stal leidde. Hy
bracht wat stroo binnen en maakte een
bed voor zyn meester in een hoek van
dc eetkamer.
Een groote vermoeidheid kwam over
Anthony toen hy alleen was; hy voelde
zich als lam geslagen. Hy trok zijn
zwaard en legde het naast zich neer
hulde zich in zyn mantel en toen hy
zich op het 6troo neer had laten val
len, sliep hy weldra.
De eetzaal was verlicht door toortsen
in vuurbakken geplaatst, het bovenste
deel van het vertrek was in rook ge
huld: beneden was het lichter.
Marston lag als betooverd; hy wilde
opstaan om zich in den ongelyken strijd
te mengen. Want drie mannen tegen
één waren verwoed aan het vechten; ze
hadden allen een zwaard in de hand;
de slagen vielen maar er werd geen
woord gesproken: er was geen geluld
dan het kletteren vair staal. Marston
keek naar de tafel; deze was gedekt;
achterovergcworpen stoelen lagen door
het vertrek.
Was dat een gekreun dat hU hoorde?
De eene. die tegen drie tegenstanders
vocht, een groote, krachtige man met
gryze haren, hief zyn armen omhoog.
De deur werd geopend en de vechtende
mannen gingen de hal in.
Hoe lang het gevecht geduurd had
zou Anthony niet hebben kunnen zeg
gen; het leek wel uren. maar het kon
even goed enkele seconden zyn geweest.
Eensklaps voelde hy oen zachten tik
op zyn schouder. Hij sprong op en greep
naar zyn zwaard. Toen herkende hy zyn
knecht by het licht van de lantaarn, die
deze in zijn hand hield.
Laten wU gaan sir; de storm is
voorbij. Het schynt wel of hier duivels
aan 't werk zijn: de paarden ïyken wel
dol.
Marston schreeuwde: Waar zUn ze
gebleven? Die mannen?
Fagan deed verschrikt <-en stap ach
teruit. denkende dat zUn meester ijlde.
Welke mannen? stamelde hy.
Die hier net stonden te vechten
Ik heb niemand gezien; dat kan
niet. Dan had ik ze moeten hooren.
Anthony wreef zyn hand over zyn
voorhoofd.
Wat nui i-iep hy uit; heb ik het
dan gedroomd? Maar het was alles zoo
werkelyk, zoo verschrikkelyk werkelijk.
Ik he'o ze toch gezien, drie tegen een en
die oude man, die hebben ze vermoord!
Vyf minuten later reden ze door den
nacht, de paarden vlogen in een dolle
galop het boscb uit.
HOOFDSTUK XVIII.
Terug in het kamp.
Marston keerde doodeiyk vermoeid,
maar veilig in het kamp terug. Zelfs op
de route die zy gevolgd hadden, hadden
zij de grootste voorzichtigheid in acht
moeten nemen om niet in handen van
zwervende troepen te vallen. De paar
den hadden geen nadeelige gevolgen on
dervonden van hun tocht door het
„Bosch der Duisternis"; wel waren zy
nog wat zenuwachtig, vooral Moonstone,
die telkens zijn ooren spitste en op zyn
gebit knabbelde.
Toen Marston den schildwacht be
reikte. die op een meter of dertig van
den ingang van de tent van den opper
bevelhebber stond, steeg hU af.
Kan ik Zyne Genade spreken?
Het spyt me kolonel, maar ik heb
uitdrukkelijke orders.
Terwijl hij sprak, kwam Lord Cutis
uit zUn tent, die vlak by die van den
Hertog stond. HU schudde Marston de
hand en wierp tëgeiykertyd een bewon-
derenden blik op Moonstone. Hy klopte
het dier op den nek en streelde het langs
dc mooi gevormde, krachtige schouders
Zijne Genade bevindt zich in den
oorlogsraad, ik vrees dat u hem van
avond niet meer spreken kunt; hU ver
zocht mij direct bij hem te komen als
de generaals vertrokken waren.
Toen Lord Cutts was gekomen had
hU den schildwacht een teeken gegeven
om zich te verwUderen. Hy sprak op ge-
dempten toon:
Er is een plan gemaakt voor een
opmarsch morgen hij glimlachte
en wat ze daar binnen ook beweren
hy knikte naar de tent van den gene
raal Marlborough heeft het zich voor
genomen en aan u en uw paard te oor-
deelen. weet Prins Eugenlus er ook van.
Ik heb een boodschap van den Prins
voor zyne Genade.
En die luidt?
De Prins zal alle instructies nauw
gezet uitvoeren.
Vertelt u my van uw tocht. U zult
wel behoefte hebben aar. een middag
maal. kolonel, waarom gebruikt u liet
niet in myn tent? Ik zal voor uw paard
laten zorgen.
Marston nam de uitnoodiging gaarne
aan: hy wist dat het een compliment
was om door Lord Cutts geïnviteerd te
worden en zUn invloed by den opperbe
velhebber was niet gering.
Ik heb een gast, zei Lord Cutts.
maar ik geloof, dat hy een oude vriend
van u is.
Marston kcok verbaasd. Ik kan niet
vermoeden wie dat zUn kan.
De Prins van Hessen-AnhMt: hij
is vandaag in het kamp gekomen met
een kleine legermacht en biedt, zün dien
sten aan de Verbondenen aan, die do
Hertog gaarne aanvaard heeft; ik fun
geer op het oogenblik als zUn gastheer.
Het was buitengewoon toevallig, dat
de Prins in het kamp was. Marston was
blU. want dit was de eenige mogelyk-
heid om meer van dat geheimzinnig©
huis in het bosch te weten te komen.
Na zich verfrischt te hebben, begaf
Marston zich naar Lord Cult's tent.
Het avondeten was op *n plank, die on
dersteund door schragen, als tafel dienst
deed, gereed gezet.
De Prins van Hessen-Anhalt begroet
te zUn oudn vriend byzonder harteiyk;
zij hadden vele liefhebberyen gemeen en
lang genoeg onder hetzelfde dak ge
woond om elkaar goed te kennen.
Ge-durende de aanwezigheid van Lord
Cutts kr.echt werd over koetjes en kalf
jes gepraat, maar toen de man de punch
op tafel gezet en zich teruggetrokken
had, vroeg Lord Cutts aan Marston om
zyn wederwaardigheden tc vertellen.
.(Wordt vervolgd.).