mmms dagblad tweede kamer. lu RADEN MAS NOTO SOEROTO. VAN HULST OP UW NACHTKASTJE FEUILLETON Anthony Marston Dolende Ridder VRIJDAG 7 DEC. 1928 DERDE BLAD De Javaansche Prins en Dichter. Op 11 December a.s. zal Raden Mas Noto Soeroto In den schouwburg aan den Jansweg voor de Vereenlglng Oost en West komen spreken. Dit geeft wel aanleiding over deee be kende Javaansche figuur eens iets in uw blad mede te deelen. Raden Mas Noto Soeroto werd 5 Juni 1888 te Djocdjakarta geboren als zoon van Pangéran Ario en Raden Ajoe Noto Dirodjo. Zijn grootvader, Prins Pakoe Alam V, stond van 1878 tot 1900 aan het hoofd van het Pakoe-Alamsche vorstendom, een klein rijk in de zgn. Vorstenlanden van Midden-Java. Pakoe Al am V was de eerste Javaansche Vorst, die uit eigen beweging het apanage-Grondbezit in trok en die de moderne ontwikkeling onder den hoogsten adel ingang deed vinden. De tweede zoon van dezen Pakoe Alamschen Prins was Pangeran Noto Dirodjo de vader van Noto Soeroto. Deze Pangeran Noto Dirodjo is een van de Pioniers geweest van de bewe ging tot verheffing van het Javaansche volk. Zoo stichtte hij de Vereeniglng van Hollandsch-Inlandsch onderwijs op neu tralen grondslag, het Javaansche studie fonds Darmo Woro en was hij drie ma len voorzitter van het Hoofdbestuur van de Vereeniging Bcedi Oetomo, het Jong-Javaansche verbond, waarvan het eerste congres het uitgangspunt zou ■worden tot de Indische Volksbeweging Als voorzitter van dit congres trad toen op Dr. Wahidin Soediro Hoesodo, vriend en huisarts van Pangeran Noto Dirodjo. Aan dezen humanen en kundigen arts kentNoto Soeroto grooten invloed op zijn vorming toe. Zoowel zijn vader als diens vriend Dr. Wahidin hebben met hun idealistisch streven op den jongen Noto Soeroto die pen indruk gemaakt. Hier zij vermeld dat zijn zuster Ra den Adjen-g Karlinah destijds het eerste Javaansche meisje was. dat de acte voor Europeesch lager onderwijs behaalde en ook naderhand als onderwijzeres werk zaam was, terwijl zijn oom Pangeran Ario Koesoemo Joedo, de bekwame re gent van Ponorogo en wrd. voorzitter van den Volksraad, destijds de eerste Javaan was die te Leiden het Groot- Ambtenaars-examen aflegde. Reeds zeer jong is Noto Soeroto, na de H.B.S. te Semarang te hebben be- Pangeran Ario Noto dirodjo, zoon van Prins Pakoe Alam V, de vader van Noto Soeroto. zocht, in 1906 naar Nederland gezon den, om zyn studiën aan de Universiteit voort te zetten. De traditie van zijn huis, het Vor stenhuis Pakoe Alam, volgende ook zy'n vader had bij de cavalerie gediend nam Noto Soeroto uit vrijen wil als huzaar dienst in het Nederlandsche Leger. Na de mobilisatie-Jaren als reserve luitenant te hebben doorgemaakt, ver volgde hij zijn afgebroken studie aan de Universiteit echter niet. Zijn innerlijke stem sprak zoo luide om te gaan werken voor zijn idealen en te strijden tegen misvattingen, dat hij zich in het volle leven stortte. HU stichtte de uitgeverij en algemee- 'ne boekhandel ,,Adl Poestaka" (schoone letteren) eerst te Amsterdam, later te 's-Gravenhage gevestigd, waardoor hy de gelegenheid kreeg zijn eigen gedach ten en die van verwante zielen in boek en geschrift onder de menschen te brengen. Noto Soeroto streeft naar een alge- meene rassentoenadering, in het bijzon der naar de broederlijke samenwerking tusschen Nederland en Indonesië, zoo als Indië door hem wordt genoemd. Om zijn levensdoel, de verzoenings gedachte, te verbreiden, besloot hy tot de uitgave van het tijdschrift „Oedaya" (Opgang), een geïllustreerd maandblad waarvan hy de hoofdredacteur is. Want, zooals H. G. Cannegieter in zijn karakterschets opmerkt, het eigenaar dige van dezen zachtaardigen geest is, dat hy de twee, die volgens de extre misten onder zyn landgenooten niet bU elkander hooren, tot elkander wil bren gen, wil verbroederen omdat ze elkander behoeven. Nederland kan niet buiten Indië en Indië niet buiten Nederland. Op mijn Raden Ajoe Noto dirodjo, dochter van wijlen Prins Pakoe Alam III, de moeder van Noto Soeroto. verzoek ln het kort zijn standpunt ten opzichte van het koloniale vraagstuk te formuleeren, antwoordde hij in de vol gende .Monoloog": ..Ben ik een nationalist? De beant woording van deze vraag hangt af van wat men onder „Nationalisme" ver staat. Verstaat men hieronder het vóór- oorlogsche begrip van een massa-men taliteit. die anderen miskent, een zelf ingenomenheid, welke geen rekening houdt met de ideëele eenheid van het menschelijk geslacht, dan ben ik beslist geen nationalist, wil ik het ook niet zijn. Wil men echter met .Nationalisme" aanduiden, het zedelijk recht van een volksgemeenschap tot zelfhandhaving en zelfontplooiing binnen de grenzen door de rede gesteld met betrekking tot menschheidsbelangen, dan ben ik wei een nationalist en wellicht zeer vurig. Daarom kan ik geen vrede nemen met een z.g. koloniale verhouding, waarbij het eene volk krachtens zyn technische en economische superioriteit een ander volk „overheerscht". Deze superioriteit kan ik toch wel erkennen en eerbiedi gen in een andere verhouding, nl. in de verhouding van .samenwerking". Dat zyn de gronddenkbeelden, die mij geleid hebben tot het ontwerpen van een nieuwe staatkundige verhouding, waarbij de Indische volken zich zelf zou den kunnen zijn (fn casu: zichzelf zou den kunnen regeeren), en het Neder landsche volk toch in Indi zijn belang rijke positie op technisch en economisch gebied en ook op wereldpolitiek terrein zou kunnen 'blijven handhaven". Noto Soeroto is Eere-Voorzitter van het Nederlandsch-Indonesisch Verbond van Jongeren-Organisaties, een verbond dat 30 Maart 1926 werd opgericht met het doel den mogelijk losser wordender politiek-economischen band te vervan gen door een sterkeren cultureelen band. In woord en geschrift bepleit hij zijn idealistische denkbeelden en wekt ook in het buitenland belangstelling voor zijn volk en zijn land. Zoo te Antwerpen, Berlijn, Parijs en Frankfort. Maar toch ook vóór alles is Noto Soe roto „dichter" met een fijne ontvanke lijke ziel en vaak van een gToote teer heid. Het moederhart, de moeder, is voor Noto Soeroto het symbool ook van het geen hU vereert in zijn volk en zijn land. Van zijn hand zijn verschillende bun dels gedichten verschenen, waarvan vele getuigen van een uiterst fyn gevoel en van zUn meesterschap over de Holland- sche taal en die toch naar den geest zuiver Indisch, beter misschien zuiver Oostersch, zijn gebleven. Groot is ook zUn vereering voor dien anderen Indiër, den Oosterschen grooten WUze, den Bengaalschen Zanger Rabin- dranath Tagore, aan wien dan ook en kele van zijn werken gewUd zUn. Ziehier de wijze waarop de dichter zijn grootmoeder, een eenvoudige vrouw uit het volk, bij haar dood herdenkt: „Grootmoeder is ter ruste ge gaan, mijn kind; ze heeft zich hegeven naar het wijde en won dere woonoord, waar ieder eens zal heengaan, vermoeid van 's werelds gewoel. 't Was haar tijd om te rusten, want zie! ook de boom die der jonge en teere gadoeng-rank tot steun diende, begint te verdro gen; zijn blaren zijn geel gewor den. Nu zijn taak is volbracht, nu menige gadoengknop is ontloken tot bloem, zal de wind zijn ver dorde geblaêrt van de takken verstrooien in de stilte des avonds. Grootmoeder is ter ruste ge gaan, ze is vermoeid van zingen en spelen. Voor mij zong haar zang, tot de snaren van mijn ziel zijn ge stemd naar het zingen der vogels en 't suizen des winds. Tot U sprak haar spel, tot ge zelf uit Uw boog kondet af schieten een pijl, en gelijk onze dalang de wajang-figuren han- teeren, en zelfs hun verscheiden gedaanten herkennen. O, hoorde ik weder haar zang in Uw stem en zag ik haar spel in Uw daad, wanneer Uw leven zijn middag bereikt! Grootmoeder is ter ruste ge gaanmijn kind, en haar zang is gezongen, haar spel is gespeeld." Al heeft Noto Soeroto dan ook zyn Moederland verlaten om hier in Holland een taak te vervullen, dit Moederland is hem boven alles dierbaar en dit belijdt hij in een van zUn gedichten aldus: „Mijn Moederland! De ver beelding der dichters heeft voor U taüooze namen geweven. Zij tooit U daarmede als een bruid met heerlijke juweelen. Gij zijt de kostbaarste steen in den gordel van flonkerend sma ragd. Gij z\jt de feeënprinses, ont waakt, door het gefluister der eeuwen. Gij zijt het onvolprezen land, vermaard om zijn wonderen luis ter; de Tuin, nog meer, het para dijs van het Oosten in hemelsche pracht. Maar wat zijt gij voor mij, O mijn goed Javaland? Mij zijt ge niet meer dan moeders handpal mennietig en klein, doch heilig, dewijl door haar ik het eerst in de wereld ben gedragen." Niet overal vond Noto Soeroto waar deering voor zijn streven, integendeel het aantal van zijn tegenstanders is groot en veel wantrouwen werd door hem on dervonden. Toch gaat hij onverdroten voort met zijn humanistisch .prediken en wanneer eenmaal hier zijn taak is vervuld, hoopt hij terug te keeren naar het land dat hem lief is. Ik meen met dit overzicht en ter in leiding van de door hem te houden le zing op 11 December as. te mogen vol staan. Wie meer van Noto Soeroto en zijn streven wil weten, leze zijn bundels ge dichten. zijn ..Kleurschakeeringen uit Oedaya" en neme kennis van een uit voerige „Karakterschets" over hem ge schreven voor Mork's Magazijn door den heer H. G. Cannegieter. H. P. DEINUM, Secretaris der Verg. Oost en West Afdeeling Haarlem en Omstreken. Haarlem, November 1928. 6 December. K<vjgcr Onderwijs. Subsidie aan de H- H. S. te Tilburg wordt afgestemd. Overigens weinig positiefs. Politiek gesproken en is dc Tweede Kamer niet het politleko toumooi- veld? politiek gesproken had de dis cussie over de subsidie van 10.000. die Minister Waszink aan de R.-K. Han- delshoogeschool te Tilburg geven wilde, de meeste beteekenis. Er zijn natuurlijk nog vele andere goede en waardevolle opmerkingen gemaakt. O.a. is heel be langrijk de vraag, die mevr. van Itallle- van Embden, professorsvTouw en pro- fessorszuster, te berde bracht; de vraag naar de autonomie van de universiteit. Zooals men dat voor een belangrijk deel in Engeland vindt. Een andere vraag was b.v. of in verband met heel de ont wikkeling van het universitaire leven de H.O.-wet niet moet worden gewijzigd. De H. H. S.-subsidie voor Tilburg bleek het hoofdpunt. De heer Tilanus zette den strUd in. Met een beroep op het C.-H. program, waarin staat te lezen, dat het byzonder Hooger onderwijs volkomen vrU moet zyn en dat de wetenschap niet gebon den mag worden aan eenig dogma. De heer Tilanus wees er op. dat er reeds te Rotterdam eenHandelshoogeschool is. waar verschillende godsdienstige en po litieke richtingen vertegenwoordigd zijn Wel merkte de heer Tilanus op, dat de overheid in gebreke bleef het hooger Handelsonderwijs zelve in handen te ne men. Toen destijds aan Rotterdam subsi die werd gegeven, had men niet gedacht, dat er te Tilburg een R.-K. school, die hetzelfde bedoelde, zou komen, een con- fessioneele school. De heer Tilanus be toogde. dat het subsidieeren van het byzonder H. O. gevaren brengt uit fi nancieel en personeel oogpunt. Kan zoo vroeg hy ons volk wel de bekwa me mannen bieden, om alle hoog» leeraarsposten te bezetten. Hij ver klaarde zich tegen verbijzondering van ons volk. De heer Moller begon daartegen stelling te nemen. De wetenschap al dus deze geleerde mag niet vrij wor den gehouden van eenig dogma. Inte gendeel: wetenschap en geloof gaan sa men. de eerste wordt door het tweede geleid. Hetzelfde standpunt nam de a.-r. Zijlstra in. Deze ging verder, en zeide dat, om het noodzakelijk samengaan van geloof en wetenschap, alleen de vrije Universiteit de goede verschijning van Hooger Onderwijs is. Die te subsidieeren is de taak van de overheid. Wanneer minister Waszink voor Tilburg 10.000 vroeg en b.v. de Vrije Universiteit maar 4000 geeft, dan zal deze laatste sub sidie gewijzigd moeten worden. Wan neer de heer Tilanus den minister op zijn intermezzo-standpunt wees, dan merkte de heer Zijlstra op. dat de mi nister dat zelf weten moest: hU zou vóór het voorstel stemmen, omdat het goed was. De heer Van Wijnbergen gooide zijn bestrijding van den heer Tilanus over een anderen boeg. Hy maakte geen on derscheid tusschen „neutraal" hooger handelsonderwijs (Rotterdam) en „con fessioneel" H. H. O. (Tilburg), maar tusschen openbaar en bijzonder H. O. Welnu zei hii zoowel Tilburg als Rotterdam brengen byzonder onderwUs. Waar Rotterdam subsidie kreeg, moest Tilburg het ook hebben. De heer van Wijnbergen noemde het weer strijd te gen het Zuiden, wanneer Tilburg werd voorbijgegaan. Hier tegen namen de heeren Oud en Albarda stelling en deden er op letten dat het toch om heel andere dingen ging, dan om een tegenstelling tusschen Zuid en Noord. En wanneer de heer van Wijnbergen uit de redevoeringen bij de opening der Tilburgsche school van de rectoren magnifici der openbare Uni versiteiten lofspraken citeerde, dan merkte de heer Oud op. dat de sprekers- daar weten schapsmensc hen en geen Kamerleden waren die de dingen staats rechtelijk te bezien hebben. De heer Oud wenschte de universiteit, naar het woord van Dr. Bos. te zien, als een open kraam vol wetenschappelijk fruit, waaruit de studenten te kust en te keur kunnen kiezen. Hij wraakte het. dat de heer van Wijnbergen Rotterdam en Tilburg als bijzonder onderwijs gelijkstelde daardoor maakte hij gebruik van een byzonderen toestand, van de omstandigheid, dat de regeering het Hooger Handelsonderwijs r.immer heeft ter hand genomen. Dat de anti-papisten Zandt en Ling- beek tegen de R.K. Handelshogeschool zich uitspraken is duidelijk zij noem den deze hoogeschool in strijd met de reformatie. De heer Albarda nam een ongeveer gelijk standpunt in als deheer Oud. Hij zette zijn zienswijze scherp in het licht, zyn zienswijze, dat er een funda menteel onderscheid is tusschen het L.O en het H.O. Geestelijke 'vrijheid eischt voor het L.O. met zijn leerplicht de splitsing in openbaar- en bUzonder on derwijs en de financieele gelijkstelling. Dit mag niet het geval zijn voor het H.O. Hier is geen dwang op de studen ten. hier zag de heer Albarda geestelijke vrijheid. Ook de a.r. Prof. Visscher was tegen het subsidie. HU wilde geen subsidiëering in het blinde weg, want wordt deze sub sidie aanvaard, dan weten we niet waar wij heen gaan. Eerst en dat vroegen ook de heeren Tilanus. Oud. Albarda en Prof. Visscher eerst moet er een wetswUziging van de H.O.-wet komen, wil men tot de subsidiëering overgaan, een wetswijziging, die door de Grondwet wordt geëischt. De heer Schokking betoogde, dat de vraag is te overwegen of de Rot-ter- d am sche Hoogeschool niet door den Staat moet worden overgenomen. Toen de minister aan het woord kwam, sprak hy allereerst over de vraag of de H.O.-wet moet gewUzigd worden de heer Tilanus stelde de vraag. Heeft. zeide de bewindsman de even afge- loopen discussie niet duidelijk aange toond. dat er over zulk een wUziglng zooveel verschil van meening is, dat een intermezzo-kabinet deze kwestie niet zal ter hand kunnen nemen? De heer van Gyn en Mevr. van Itallle van Embden pleitten voor de autonomie der universiteiten. De minister achtte zoodanige autonomie in ons land niet mogelijk zeker heel moeilyk. In ieder geval zou toch staats-contróle moe ten zyn. Verschillende desiderata over profes soraten werden geuit. Met den heer Tilanus stemde de minister in, dat de professoren te veel met examens zUn belast. Hoe dat op te lossen, overweegt de minister. Ook de verschillende desi derata zal de minister overwegen, maar hU is bang, dat, wanneer b.v. Leiden een hoogleeraar in de koloniale Staat huishoudkunde krygt. de andere univer siteiten ook om zulk een hoogleeraar vragen zuilen. Mevr. van Italhe vroeg ons volledig toegerust onderwys in de moderne talen te Leiden en te Utrecht, De minister wees er op. dat Groningen voldoende in de behoefte voorziet Waarom moet men de eenmaal aangenomen weten schappelijke rolverdeeling veranderen? En zUn er vroeg hy wel voldoende geschikte krachten voor al die leer stoelen. De minister erkent, dat de ruimte voor de bouwkundige studenten te Delft te gering is. Hy hoopt in dit jaar, daaraan nog iets te kunnen doen. Mr. Waszink trok hoewel daarom gevraagd was den subsidiepost voor Tilburg niet in. Hij betoogde, dat wan neer de regeering de subsidies voor het Bijz. Onderwijs wettelijk ging regelen. zU buiten haar intermezzo-standpunt zou gaan. Maar. zander wettelijke rege ling heeft de Rotterdamsche Handels- hoogeschool wel subsidie gekregen. Het zou onbillijk, een grove onbillijkheid zUn, wanneer thans de subsidie werd geweigerd voor een school, die precies hetzelfde wilde en wil als de Rotter damsche Hoogeschool. Aldus de minister. Het subsidie is verworpen met 45—34 stemmen. Vóór de R.K. en de A.R.. Dc heer Heemskerk klaagde er over vóór de stemming, dat Mr. Waszink het hem zeer moeilijk maakte, omdat hU niet eer. algemeene wettelijke regeling had ge troffen, zooals door Prof Visscher be doeld. De afdeeling Middelbaar en Voorbe reidend H. O. leverde niets belangrUks Er werd gepleit voor suhsidieering van menige school de minister deed geen enkele toezegging: hy wil zyn opvolger niet binden. Avondvergadering. Lucht vaart en Spoorwegen. De minister van Waterstaat wil een aparten „Luchtvaartdienst" aan zijn de partement instellen. Misschien is dat niet onwenschelUk. De luchtvaart Is in snelle ontwikkeling en de overheid heeft een taak van toezicht en keuring enz. Maar de minister is zoo onverstandig geweest om de instemming van de Ka mer te vragen, niet bU de begrootlnr, maar by nota van wijziging. Dit is dus niet in de afdeelingen besproken. De heer Knottenbelt sprak v\n een over rompeling der Kamer, de heer J. J. C. van Dijk sprak in dezelfde richting en de heeren Kryger en Veraart adviseer den den bewindsman daarom de betrel- fende punten maar terug te nemen bij de suppletoire begrooting opnieuw in te dienen. De minister gaf gemakkelUk aan dien wensch toe. Dan dompelden we onder in Spoor- weg-wenschen. Laten we ook maar opsommen: dt litanie. De heer Krijger vroeg uitbreiding van de electrificat'.e en definitieve verbeïe- ring van het station te Leiden: de beer Bakker pleitte voor speciale taricwa voor land- en tuinbouwproducten en voor meer Zondagsrust, vooral voor sta- tionspersoneel: de heer Drop wenschte. dat de spoorwegen wat vriendelijker zou den zUn tegenover dc staatsmUnen (een groote klant)de heer Staalman klaagde over. dat de A. T. O. (connectie onder houdend met de Spoorwegen) tarieven heeft, die geen particuliere My. k.-.n vragen en dus oneer'Uke concurrentie aan andere ondernemingen aandoet: de heer Hermans ook pleitte voor bijzon dere kolentarieven. voor een uitkeering aan het spoorwegpersoneel en voor een pensioenregeling aan het tramwegperso neel; de heer van Voorst tot Voorst vroeg een betereu spoorwegovergang by het Apeldoomsche station; de heer van Braambeek pleitte voor een weer opvatten van het verbroken contact tusschen de werkgevers op tramwegge- bied en de Ned. Vereeniging van Spoor» en Tramwegpersoneel en voor de pen sioenregeling voor tramwegpersoneel: de heer Arts wilde ook een ultkeering voor het spoorwegpersoneel; de heer Winter- mans noemde meer verkeersvryheld voor Eindhoven noodzakeiyk, door verplaat sing van het station: de heer Oud trachtte meer treinen te verkrygen tus schen Alkmaar en den Helder en lagere tarieven: de heer Duymaer van Twist zag de overwegen vlak by stations als verkeersobstacles: de heer Smeenk ook brak een lans voor de Zondagsrust en voor tariefsverlaging op bepaalde punten ten bate voor het economische leven; de heer Zandt voor meerdere Zondagsrus; een motie van de St. Geref. die alle middelen van vervoer op Zondag wilde doen stilstaan, werd niet ondersteund: de heer J. ter Laan achtte verbetering in de spoorwegen rond Rotterdam drin gend noodlg. De heer van Braambeek diende een motie in, waarin hy aan de Kamer vroeg het contact tusschen de werkge vers en werknemers op Tramweggebied te herstellen. Deze motie achtte de heer Knottenbelt onaanvaardbaar, omdat de Kamer niet op de hoogte is van de oor zaken en van het voortduren van de contact-breuk. Dinsdagavond de minister. INTIMUS. DE „VEENDAMMER". M. TEEKENT CASSATIE AAN. De accountant A. C M. heeft volgens het Hbld. cassatie aangeteekend tegen het arrest van het gerechtshof te Am. sterdam, waarbU hy tot éón jaar en drie maanden gevangenisstraf met aftrek van zes maanden preventieve hechtenis veroordeeld werd. (De vierde kamer dor Amsterdamsche rechtbank had hem vrU* gesproken). INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Ct*. per regel. N.V. MEUBELTRANSPORT MIJ. V.H. Den Haag Haarlem Alexanderplein 1-2S Maerteo van Heemskerk. straat 25A. Telefoon 13052 Telefoon 15166 - VERHUIZINGEN, BEHANGERIJ, STOFFEERDERIJ mag Lakerol nooit mankee- ren, omdat 't zoo verzachtend is, als ge 's nachts met zoo'n droog kriebelig gevoel in de keel wakker wordt. Met Lökerol blijft ge ook iedere keel- verkoudheid de baas. 50 cents per doos. oij alle Apothekers en Drogisten. (Een verhaal nit den tyd van den Spaanschen Successie-Oorlog.) Naar het Engelsch van MORICE GERARD. 23) Het scheen hem toe dat hier gevochten was daar het meubilair, dat degelyk en kostbaar moest zijn geweest, kort en klein geslagen was. langzamerhand kon liy meer dingen onderscheiden by het schijnsel van het vuur. dat in omvang begon toe te nemen. Hy zag een don kere plek. die begon in het grootste ver trek, waarschijnlijk de vroegere eetka mer en vandaar verder liep. Er was iets sinisters in die donkere plek: het getui genis van een tragedie. Anthony liet zich niet gauw van zyn stuk brengen; hy had zelf van honderden het leven ge nomen in den oorlog en meer dan eens zijn tegenstander in een duel gedood; toch werden zijn oogen onweerstaanbaar naar die plek getrokken en hy was blij toen Mark even later terugkwam. 3k heb een tamelijk drogen stal gevonden, sir en genoeg voer voor de paarden. De boel hier schynt niet zoo lang geleden verlaten te zijn. Ik wou er straks gaan slapen. Waarom? Ik wil de paarden liever niet al leen laten, er mocht eens wat gebeuren; zy zweeten niet alleen van vermoeienis, maar ook van opwinding. Hy voelde die vreemde opwinding zelf ook. Buiten woedde de storm. Het huis stond zoo nu en dan te trillen in zyn voegen, de wind huilde in de schoorstee- nen, rammelde aan de vensters en lui ken en floot door de gangen van het huis. Mark at haastig en ging toen de zydeur uit, die naar den stal leidde. Hy bracht wat stroo binnen en maakte een bed voor zyn meester in een hoek van dc eetkamer. Een groote vermoeidheid kwam over Anthony toen hy alleen was; hy voelde zich als lam geslagen. Hy trok zijn zwaard en legde het naast zich neer hulde zich in zyn mantel en toen hy zich op het 6troo neer had laten val len, sliep hy weldra. De eetzaal was verlicht door toortsen in vuurbakken geplaatst, het bovenste deel van het vertrek was in rook ge huld: beneden was het lichter. Marston lag als betooverd; hy wilde opstaan om zich in den ongelyken strijd te mengen. Want drie mannen tegen één waren verwoed aan het vechten; ze hadden allen een zwaard in de hand; de slagen vielen maar er werd geen woord gesproken: er was geen geluld dan het kletteren vair staal. Marston keek naar de tafel; deze was gedekt; achterovergcworpen stoelen lagen door het vertrek. Was dat een gekreun dat hU hoorde? De eene. die tegen drie tegenstanders vocht, een groote, krachtige man met gryze haren, hief zyn armen omhoog. De deur werd geopend en de vechtende mannen gingen de hal in. Hoe lang het gevecht geduurd had zou Anthony niet hebben kunnen zeg gen; het leek wel uren. maar het kon even goed enkele seconden zyn geweest. Eensklaps voelde hy oen zachten tik op zyn schouder. Hij sprong op en greep naar zyn zwaard. Toen herkende hy zyn knecht by het licht van de lantaarn, die deze in zijn hand hield. Laten wU gaan sir; de storm is voorbij. Het schynt wel of hier duivels aan 't werk zijn: de paarden ïyken wel dol. Marston schreeuwde: Waar zUn ze gebleven? Die mannen? Fagan deed verschrikt <-en stap ach teruit. denkende dat zUn meester ijlde. Welke mannen? stamelde hy. Die hier net stonden te vechten Ik heb niemand gezien; dat kan niet. Dan had ik ze moeten hooren. Anthony wreef zyn hand over zyn voorhoofd. Wat nui i-iep hy uit; heb ik het dan gedroomd? Maar het was alles zoo werkelyk, zoo verschrikkelyk werkelijk. Ik he'o ze toch gezien, drie tegen een en die oude man, die hebben ze vermoord! Vyf minuten later reden ze door den nacht, de paarden vlogen in een dolle galop het boscb uit. HOOFDSTUK XVIII. Terug in het kamp. Marston keerde doodeiyk vermoeid, maar veilig in het kamp terug. Zelfs op de route die zy gevolgd hadden, hadden zij de grootste voorzichtigheid in acht moeten nemen om niet in handen van zwervende troepen te vallen. De paar den hadden geen nadeelige gevolgen on dervonden van hun tocht door het „Bosch der Duisternis"; wel waren zy nog wat zenuwachtig, vooral Moonstone, die telkens zijn ooren spitste en op zyn gebit knabbelde. Toen Marston den schildwacht be reikte. die op een meter of dertig van den ingang van de tent van den opper bevelhebber stond, steeg hU af. Kan ik Zyne Genade spreken? Het spyt me kolonel, maar ik heb uitdrukkelijke orders. Terwijl hij sprak, kwam Lord Cutis uit zUn tent, die vlak by die van den Hertog stond. HU schudde Marston de hand en wierp tëgeiykertyd een bewon- derenden blik op Moonstone. Hy klopte het dier op den nek en streelde het langs dc mooi gevormde, krachtige schouders Zijne Genade bevindt zich in den oorlogsraad, ik vrees dat u hem van avond niet meer spreken kunt; hU ver zocht mij direct bij hem te komen als de generaals vertrokken waren. Toen Lord Cutts was gekomen had hU den schildwacht een teeken gegeven om zich te verwUderen. Hy sprak op ge- dempten toon: Er is een plan gemaakt voor een opmarsch morgen hij glimlachte en wat ze daar binnen ook beweren hy knikte naar de tent van den gene raal Marlborough heeft het zich voor genomen en aan u en uw paard te oor- deelen. weet Prins Eugenlus er ook van. Ik heb een boodschap van den Prins voor zyne Genade. En die luidt? De Prins zal alle instructies nauw gezet uitvoeren. Vertelt u my van uw tocht. U zult wel behoefte hebben aar. een middag maal. kolonel, waarom gebruikt u liet niet in myn tent? Ik zal voor uw paard laten zorgen. Marston nam de uitnoodiging gaarne aan: hy wist dat het een compliment was om door Lord Cutts geïnviteerd te worden en zUn invloed by den opperbe velhebber was niet gering. Ik heb een gast, zei Lord Cutts. maar ik geloof, dat hy een oude vriend van u is. Marston kcok verbaasd. Ik kan niet vermoeden wie dat zUn kan. De Prins van Hessen-AnhMt: hij is vandaag in het kamp gekomen met een kleine legermacht en biedt, zün dien sten aan de Verbondenen aan, die do Hertog gaarne aanvaard heeft; ik fun geer op het oogenblik als zUn gastheer. Het was buitengewoon toevallig, dat de Prins in het kamp was. Marston was blU. want dit was de eenige mogelyk- heid om meer van dat geheimzinnig© huis in het bosch te weten te komen. Na zich verfrischt te hebben, begaf Marston zich naar Lord Cult's tent. Het avondeten was op *n plank, die on dersteund door schragen, als tafel dienst deed, gereed gezet. De Prins van Hessen-Anhalt begroet te zUn oudn vriend byzonder harteiyk; zij hadden vele liefhebberyen gemeen en lang genoeg onder hetzelfde dak ge woond om elkaar goed te kennen. Ge-durende de aanwezigheid van Lord Cutts kr.echt werd over koetjes en kalf jes gepraat, maar toen de man de punch op tafel gezet en zich teruggetrokken had, vroeg Lord Cutts aan Marston om zyn wederwaardigheden tc vertellen. .(Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1928 | | pagina 9