m
DIEREN IN DE STUDIO.
H.D.VERTELLING
Haarlemmer Halletjes
Bespeelde beesten fa Spinnen bij het gros
Rin-tin-tin als
technicus
Het salaris van
een film-hond
Hoe Flash de studio binnen kwam.
Het zou een dankbaar ondenverp voor
een psycholoog zijn, eens na te gaan.
waaróm menschen van dieren houden;
weinig huizen zijn er waar niet een
poes haar kussentje of een hond zijn
mand heeft staan. Oude juffrouwen
hebben hun kanariepietjes, veigevoerde
hondjes en altijd slapende poesjes, an
deren vinden in hun fieren herder of
dartele fox een trouwen makker en uit
zonderlijke lieden houden een schildpad
of een panter, een krokodil of een aap
als huisdier in het hoekje bij den haard.
Te verwonderen is het dus niet, dat
in bijna alle films dieren voorkomen 't
zij als acteur, 't zij als figurant „décor"
of vervoermiddel.
Gelukkig hebben rolprenten met brui
loften van aangekleede ganzen of hon
den of varkens vrijwel afgedaan, die
ren beschermers waren er en terecht
zeer tegen gekant terwijl de films
als film niets te beteekenen hadden
Ket was zuiver gefotografeerd variété
en had als eenige verdienste dat het
publiek er om lachte. Het was ook te
gek een hond als kellner de tafel in een
restaurant te zien inspecteeren of, zoo-
als in „Bêtescomme les hommes",
een liefdesgeschiedenis van een „eeuwig
drietal" Jim Bull, Willy Fcx en Elaine,
een Engelsche dog, een fox en een hond
van onbestemd ras, mee te maken. Men
had het over de „prachtig spelende
honden", beter ware het te spreken van
.nauwkeurig bespeelde honden". Want
iets karakteristiek „hondsch" bleef niet
over.
Veel, veel beter is het werk dat Rin-
tin-tin, de schrandere herder met zijn
mooien kop en enkele andere trawanten
van dit ras leveren. Het is begrijpelijk,
dat ook deze dieren spelen op comman
do, maar het zijn „hondenbaantjes" die
ze te vervullen hebben, ze spelen als
hond, hoewel het een enkele maal wel
eens al te bar wordt. Zoo werd dezen
winter in een der plaatselijke bioscopen
„Het gevecht aan de sluis" gedraaid,
waarin Rinty met de handles van elsc-
trische schakelborden en met andere
werktuigen omsprong alsof hij op een
ambachtschool voor electrielen geleerd
had.
Om de films zoo „echt" mogelijk te
maken alsof dit een eerste vereischte
zou zijn hebben de regisseurs tal van
beesten noodig. Daar zijn de mooi-ge-
vormde circuspaarden, de leeuwen die
bijna de hoofdrol-vertolkster als lunch
gebruiken, de papegaaien die gelegen
heid geven, zoo veel mogelijk tekst met
moppen tusschen de beelden te voegen,
de koeien die in de studio-wei grazen en
onhandig gemolken worden doer een
lief actricetje in een haar erg flattee-
rend landelijk costuumpje, de paarden
de honden, de katten, de kanaries en de
muizen.
Nu moet men niet denken, dat Fox
en Paramount en Metro-Goldwyn
er heele Artissen op na hou-
houden, al bezit Metro-Gold
wyn dan ook den mooien
als toerist speelt en die in
kop draait en vervaarlijk
iedere begintekst gaapt, zijn
kijkt. Neen, dat
niet, maar we! heeft ieder zijn contrac
ten met allerlei beestenhandelaars voor
het leenen van koningen der woestijn en
ander gedierte. Een van de bekendsten
in Hollywood is de firma Archie en
Stafford Becklngsale die zich meer spe
ciaal toelegt op ae leverantie van klein
grut zooals slakken, padden, ratten
slangen, kevers, spinnen voor de ver
schillende zwaar naturalistische scènes
in kerkers en holen. Jesse A. Lasky die
noga] gesteld blijkt op veel dieren m
zijn films beste'.t sprinkhanen en spin
nen bU het gros on intusschen gaat een
order af naar een fabriek van spmne-
webben ook die bestaan er in film
land met als resultaat dat het pu
bliek flink zit te griezelen en de films
toch eigenlijk „erg fijn" vindt.
De dieren krijgen evenals de artisten
op twee beenen, behoorlijke salarissen,
een hond of een aap verdient meestal
per dag dat hij optreedt een goeie zestig
gulden en vaak wel meer ook, terwijl
Rin-tin-tin en enkele begaafde neefjes
kapitalen opbrengen die lang niet voor
de poes zijn.
Al brengen de dieren nogal eens wat
vroolijkheid in de studio zooals de her
der Flash, die op een morgen binnen
kwam over de opgestelde camera's en de
ongeduldig wachtende operateurs en re
gisseurs heen en zooals Auguste, de
schrandere aap, die het noodig vond ee:i
'zakkenroller na te apen, gevaarlijk kan
het werken met acteurs Op vier voetjes
ook zijn. Want zelfs de zoete, rustige
leeuw wordt wel eens mopperig er.
vechtlustig en de poot-looze acteur, de
slang bijt wel eens beter dan voor de
opnemingen noodig is.
C. G. B.
Kijk nou toch es cvesi hier, kellner,
dat bord is gewoon vochtig.
Pardon, meneer, dat is uw soep.
(Lustige Kölncr Zeitung.)
Auguste aapt een zakkenroller
BLONDIN'S
NAKOMELINGEN.
In een vorig Zaterdagavondnummer
deelden wij het een en ander mede over
de waaghalzerij van den Franschman
Blondin, die op het slappe koord over
de Niagarawaterval liep en daar boven
dien allerlei toeren bij uithaalde.
De geest van Blondin schijnt in zijn
nakomelingen voort te leven. Niet lang
geleden liep een van zijn kleinzoons
over een ketting die gespannen was tus
schen twee hooge rotsen in Cornwall en
een broeder van dezen acrobaat liep on
langs over een koord, dat gespanuen
was tusschen de masten van twee sche
pen, ofschoon de zee allesbehalve
kalm was.
Een achterkleinzoon van den Niaga-
raheld het ventje is pas zeven jaar
spreidt zijn talenten ten toon in den
familiekring in Vancouver. Hij doet
allerlei verwonderlijke toeren, geheel uit
eigen beweging en misschien zal ook hij
nog wel eens op een koord over den
Niagara loopen met een man op zijn rug.
om daarna de terugreis te maken op
stelten!
In het Warenhuis
door HAS SE ZETTER STRÖM
Het was een paar dagen voor Kerst
mis. De zaken waren vol menschen en
de lucht lag vol haast. Ik ging het
grootste warenhuis van de stad binnen,
om een paar handschoenen voor mijn
•.touw te koopen (6J-». wanneer iemand
het nummer mocht interesseeren. num
mer van de schoenen 39, zelf heb ik
boord wijdte 42>.
In dit grootste warenhuis van de stad
verdrongen de menschen elkaar voor de
toonbanken. De arme verkoopsters wa
ren moe en uitgeput. Over alles lag
hitte en gegons. Er werd geroepen en
geschreeuwd, door elkaar. De cassa's
belden en uit de speelgoedafdeellng
klonk het geluid van trompetten en
bromtollen.
Een jonge verkooper rende mij
voorbij.
Ik pakte hem bij zijn jaquet en zeide:
„Ik zou een paar handschoenen wil
len koopen, indien het u schikt."
„Links, recht uit, tweede toonbank.'
Ik ging. Daar was het gedrang nog
grooter en de hitte nog erger. In een
hoek, naast een croquet.'pel en onder
een plank met hooge overschoenen stond
een onbezette stoel. Ik ging zitten.
En toen dacht ik: het is hier veel te
heet. Ik transpireer, ik trek mijn Jas
uit. Winkels moesten garderobes heb
ben, evenals restaurants. Het duurt zoo
lang, eer men bediend wprdt.
Ik deed jas en hoed af en legde alles
op den st~el naast het croquetspel en
onder de plank met de hooge over
schoenen.
Toen ging ik opnieuw naar de toon
bank en den menschenmuur toe. Een
heer, waarschijnlijk een militair, want
zijn optreden was zeer resoluut, pakte
mij bij mijn revers en zeide:
„Eindelijk een mensch, met wlen ik
kan praten! Ik zou graag een boog heb
ben. Maar ik heb haast!"
..Een boog?" zeide ik.
„Ja. een boog voor een jongen, met
pijlen."
Kfj hield mij voor een winkelbediende,
want ik was in jaquet.
„Tweede verdieping, U kunt met de
lift."
Hij ging in de lift
„Tweede" zeide ik tot den liftjongen
en hu ging naar boven.
Ik keerde weer naar mijn toonbank
terug. Een jonge, lieve verkoopster
kwam mij met een groote kartonnen
doos tegemoet.
„Hé, wacht eens even", zeide zy en
gaf mü de doos.
Ik nam de doos en hield die in de
armen. Daarop liet ik haar vallen. Want
wat ging mij de doos aan?
Een elegante heer, hij zag er uit,
alsof hij er verstand van had, hij was
zeker rayonchef, gaf mij een duw en
zeide:
„Wat ben jij een ezel! Raap alles op
en breng het weg!"
„Ja, maar," wierp ik tegen.
„Geen maar! Maak voort!"
Ik maakte voort. En zocht alles bijeen.
Het waren zes dozijn damesnachthem
den, geborduurd, werkelijk heel aardig.
Ik wierp alles in de doos, en toen ik
daarmede gereed was, kwam er een
jeugdig heer naar mij toe.
„Pak aan alsjeblieft", zeide ik en hij
nam de doos en verdween er mede.
Daar zag ik mevrouw Jansen.
„Ach, u hier?" zeide zij, „Het is ver
schrikkelijk lang geleden, dat wij elkaar
gezien hebben!"
Wij drukten elkaar de hand en ik
zeide:
,Jk wil hier een paar handschoenen
koopen."
„U koopt natuurlijk kerstgeschenken,
moet mij helpen. Ik moet iets voor
OUo hebben. Wat denkt u er van?"
„Pst! Pst!" klonk een stem achter mij.
Dat was de rayonchef. Ik ging onmid
dellijk naar hem toe.
.Hoe heet die juffrouw daar?" rel
de hij.
„Welke?" zeide ik.
.Die waarmede Je hebt gesproker, na
tuurlijk."
„Mevrouw Jansen."
„Is zU getrouwd? Met Wien?"
„Met Jansen."
.Drommels!"
Hij keek mij lang aan, toen zeide hij:
„Je moest 's avonds niet zoo laat naar
bed gaan. Ga vroeg slapen, dan ben Je
niet zoo verstrooid."
Evelyn Jansen was verdwenen. Maar
een bejaarde dame kwam met uitge
strekte vingers naar mij toe en zeide:
„Is dat een manier? Ik heb hier ver
leden week deze wollen handschoenen
gekocht, kijk eens, hoe die er uit zien!"
De handschoenen zagen er ontzettend
uit.
.Natuurlijk geven wij u een paar
nieuwe handschoenen", zeide ik. ,De af-
deeling is op de tweede verdieping, u
kunt van de lift gebruik maken."
En daarop boegseerde ik haar in de
lift, naar de tweede verdieping, naar
den man, die een boog wilde hebben.
zy was juist verdwenen, toen een
jong meisje, dat werkelijk heel lief en
ook in het warenhuis werkzaam was.
mij voorbijging en haastig zeide: Tuul
„Waar dan?" zeide ik.
„Tuul!" zeide zij nog sneller en weg
was zij.
Ik liep haar na, haalde haar in en
zeide:
„Wat bedoelt u, waarom zegt u
„Tuul"?"
ZU zag mij minachtend aan en zeide:
„U moet hier pas zijn. Weet je niet.
dat Tuul be teek ent, dat de eerste rayon,
chef in de buurt is. En kom jc van
avond?"
„Waar?"
„jy bent ook een groentje. Natuur-
ïyk in het D.P.. het danspaleis."
„Pst! Pst!" klonk een stem.
Ik draaide my om en voor mü stond
een nieuwe chef, dien ik nog niet ge
zien had. Hy haalde zyn portemonnate
te voorschijn, gaf mij een gulden en
zeide:
.Haal een fiescli Pils en een paar
broodjes en breng die op mUn kantoor."
Ik stak den gulden in myn zak en op
hetzelfde oogenblik werd ik door twee
groote dikke heeren op zU geduwd, die
zeer diep bogen, zij het niet voor my.
Lenig als ik ben, kroop ik in elkaar er.
schoot als een slang hen voorbij.
Ik bevond my plotseling op een leege
plek tusschen de menschen en toen ik
opkeek, stond ik Juist tegenover een
Prins. Al het koopen had opgehouden
en aller oogen waren op den Prlr.s
gericht.
Z. K. H. glimlachte en zeide:
„Ik ben gekomen, om een paar kleine
inkoopen te doen
„Pardon, zeide ik, wanneer Z. K. H.
een oogenblik wil wachten, ik moei
alleen even gauw een flesch Pils en een
paar broodjes voor den chef halen en
die naar zijn kantoor brengen. Maar ik
ben dadelijk terug."
In de algemeene verwarring, die nn
ontstond, gelukte het my.'weg te komen
He liep door een soort magazijn, kwam
In de speelgoedafdeeling, snelde door
de sportafeeling en veegde twee vazen
en een gipsen kop in de kunstafdeeling
naar beneden, alles, terwyl mij maar een
gedachte door het hoofd ging: „Ik moet
mijn jas en mUn hoed hebben!"
Ik kwam tenslotte by den stoe] in den
hoek naast het croquetspel onder Ar.
plank met de hooge overschoenen. Maar
jas en hoed waren verdwenen!
In de plaats daarvan stond er een
loopjongen van de firma in blauwe livrei
met gele knoopen.
„Waar is de Jas. die op den stoel lag
en de hoed?" zeide ik.
„Hoed en jas?"
„Ja. Ja!"
„Die heb ik een kwartier geleden naar
de afdeellng heerenklecding gebracht.."
„Waar is die dan?"
„Derde verdieping, rechtuit."
Ik kwam met de lift aan. Een een»
zame heer stond midden ln het vertrek.
Hy droeg een oontlmeter om den hal;:.
.Hier zijn een kwartier geleden een
Jas en een hoed gebracht", zeide li:
„Waar zyn die?"
„Een Jas? Een winterjas?"
„Ja!"
„Die is zoo juist met de expeditie
naar de fabriek gegaan. Die moet ver
anderd worden; de rug was verkeerd
geknipt."
Langzaam knikte ik met het hoofd.
Niets verwonderde my meer. Toen zeide
ik: „Ik wil een rcispet koopen. Voor een
oogenblik maar."
„Voor een oogenblik? Zoekt u er
maar een uit."
Ik vond er een. die paste. f3.50,
20 procent korting voor personeel.
Daarna ging ik met de lift omlaag,
drong door alle klanten, terkoopers en
rayonchefs heen en kwam op de straat.
Het sneeuwde. Ik sloeg myn kraag op.
vond een auto en ieed regelrecht naar
huls.
Maar myn vrouw kreeg geen hand
schoenen en in het kantoor van het
grootste warenhuis zit een chef, d'.e
wacht op zyn paar broodjes en zyn
flesch Pllsener.
OPPORTUNISME.
Charlie Chaplin, de beroemde fihr.-
komiek die dezer dagen veertig Jaat sc-
worden is en nu sinds 15 ja.tr in films
optreedt, laat tegenwoordig met veel
meer van zich hooren
Maar hy hreft
onlangs aan een
dagbladreporter
verteld, wat a*
grappigste ge
schiedenis YX3S. die
hy ooit gehoord
had.
Cliarüc vertelde:
Er was eens
een oude man.
die biykbaar mei
een grtef geboren
was. Hy was al
tijd in een sltClit
humeur en meest
dit steeds luchten
tegen zyn omge
ving. Op een dag
was hij in zyn
kantoor weer ia
een heel slechte
bul. zyn personeel bleef hem zooveel
mogeiyk uit den weg en zoo.kwair. het,
dat hy nog geen „stoom had kunnen af
laten" op het oogenblik dat hy samen
met zyn procuratiehouder naar het sta
tion liep. Deze laatste deod ai zijn best
om door niels de woede van zUu chef
op te wekken, maar plotseling raakte
zijn schoenveter los en hy moest buk
ken, om dien weer vast te maken. On-
middeliyk maakte zyn patroon van de
gelegenheid gebruik en hy barstte tos:
jy vrecseiyke stommerd. Aityd en
eeuwig ben Je aan het schoenveters
binden. Dat i3 alles wat je kent. je zuil
me nog gek maken, jy met jc eeuwige
losse schoenveters.
EEN ZATEEDAGAVONDPRAATJR
Op de laatste byeenkomst van de
krans was het gezelschap niet heel
goed gemutst Deze en gene maakte van
die opmerkingen tegen mij, die nu wel
niet hatelijk, maar toch ook lang niet
vriendelijk waren en die de commissie
voor het Woordenboek van de Ncder-
lar.dsche taal (u weet wel, die geleerde
heeren te Leiden, die hun heele leven
op de taal studeeren en op hun sterf
bed die taak als erfenis achterlaten
aan weer andere geleerde heeren, die er
op hun beurt hun leven mee doorbren
gen) enfin, die de commissie wil ik maar
zeggen zoo terecht zuurzoet noe
men. Het liep eindelijk zoo in 't oog,
dat ik vroeg wat ze toch tegen mij had
den en zooals dat gewoonlijk gaat,
eerst wou niemand er recht voor uitko
men, totdat Eroma Hopma, altijd wat
vrijmoediger dan de anderen, het rond
uit zei: „je hebt je werk nu al weken
achter elkaar in den steek gelaten en
zet nu nog het onschuldigste gezicht
van de wereld".
„Mijn werk? Welk werk?" vroeg il:
verwonderd.
„Hou je nu niet van den domme",
was het eenparig verwijt. „Je werk als
geschiedschrijver van de krans".
Ik voelde me als een jongen, die
zyn schoolwerk niet gedaan had en
daarom door al de leeraars en leerares-
sen dood verklaard wordt. „En dan. om
.ie de waarheid te zeggen, vonden wy da.t
veriiaal van die drie jongelui en hun
avenfcuren ook niet bijzonder geslaagd".
„Geslaagd," zei ik en keek hen vol
afgrijzen aan, het afgrijzen van den
eerlijken schooljongen, die door zyn
paedagogen van luiheid wordt beticht,
terwijl h;j juist drukker bezigheden
heeft gehad dan anders, alleen maar
niet op het gebied van schoolwerk, maar
met tennis of voetbal „geslaagdDen
ken jullie dan misschien, dat ik die
heele gesohiedenisverzonnen heb?"
Ik keek den kring rond: acht vijande
lijke gezichten.
Hopma en Mevrouw, Hupstra en
Mevrouw, Van Stuiteren en Mevrouw,
neef Wouter en Mevrouw; ja zelfs tante
Koosje. anders de lieftalligheid in eigen
persoon, zoet als borstplaat of marse
pein. keek alsof zy bereid W2S. aan de
heele wereld ai haar zonden finaal te
vergeven, maar mijn tekortkomingen to:
haar leedwezen nu juist niet. „T u
auoque Koos?" zei ik klassiek, „ook
gij Brutus!" en zou a*s wijlen Julius Cae
sar mijn gelaat met een 4üp van myn
mantel bedekt hebben, wanneer ik mijn
regenjas niet in de vestibule achtergela
ten had. wan: her. past niet om met een
kletsnat overkleed op de stoelen van
Mevrouw van Stuiteren te gaan zitten,
vooral niet omdat zij dc gewoonte heeft
op de kransavonden de zetels van de
hoezen te ontdoen.
„Wat heeft de man dan gedaan?"
vroeg myn vrouw, die geen aanleiding
vond om mij zoo leelijk aan te kijken
dat doet je vrouw desnoods in de een
zaamheid van je eigen huiskamer, maar
nooit op een kransavond. in gezelschap.
Hoe dankbaar ook voor die hulp, vond
ik de uitdrukking de man niet het
toppunt van myn wenschen. Te neutraal,
te algemeen om zco te zeggen. Myn
man zou wel hartelijker geklonken
hebben.
Intusschen had de vraag het voor
deel, dat de tongen loskwamen.
Hst was bespottelijk, dat ik het liet
voorkomen, alsof de jongelui gewild
hadden dat ik met. hen en Volante mee
ging. Dat doe je niet: iemand van vijftig
meevragen, als je zelf twintig bent. En
als ze het werkelijk gedaan hadden,
dan meenden ze het niet.
Dat beweerde er een er. het sneed
my door de ziel.
Het verhaal gaf niet wat het be
loofde, verzekerde een ander. Veertien
dagen zouden ze uitgaan en na drie
dagen waren twee van de drie deelne
mers en Volante al buiten gevecht ge
steld.
Dit was natuurlijk een mannen-on-
merking, zooiets alscf je tien pond avon
tuur geleverd zou worden en je afge
scheept werd met zes ons. In zaken
wordt zooiets „wanprestatie" genoemd.
Het verhaal was zoo klak uit, beweer
de een derde. Dit verwijt kwam van een
van de dames. Die vinden altijd dat ro
manschrijvers zoo plotseling een eind
aan feuilletons en boeken maken net
alsof ze niet meer weten of dat het hun
zelf verveelt. Het is er, zeg ik maar,
precies mee als met bergenklimmen: je
zwoegt uren lang naar boven en dan op
eens sta je op den top. Bovendien moet
er toch aan ieder verhaal eenmaal een
einde komen; zelfs de beroemde „Dui
zend en één Nacht" kwafn ten slotte tot
een eind. al was Scheherazade ook in
haar verhalen bijna onuitputtelijk. O ja.
voor wie niet weten wat klak beduidt,
moet ik even vertellen dat het plotseling
beteekent of onverwacht. Mevrouw Hup
stra is een Zaandamsche en gebruikt af
en toe nog wel eens een Zaanisme wan
neer zij opgewonden raakt.
De figuur van Klinker was een echte
romanfiguur. Zoo"n held. die iedereen
van de sokken slaat. Natuurlijk was
dat weer een mannelijke grief. Ik noem
het de kift en niets anders. Wy man
nen zouden gemakkelijk lederen boos
doener tot pap slaan, wanneer wij maar
twee uur daags in training waren, nooit
alcohol dronken, niet rookten en per
dag zes kilometer liepen. En wat doen
we!
Ik kan al de grieven niet- uitvoerig
behandelen. Ook niet. die my het mees:
trof. dat Ada Brinkman met haar vio
lette oogen en haar rozenmondje alleen
maar in boeken, maar niet iu werkelijk
heid voorkomt. Evenmin, dat ter Laan
een opsnijer was, liever lui dan moe.
Zelfs niet de grief van Mevrouw van
Stuiteren, dat zij van Abkou goed op de
hoogte was (haar familie had er van
ouder tot ouder een groot buiten gehad)
en van de familie Brinkman had nie
mand van haar kennissen ooit gehoord.
Maar het ergste verwijt was. dat ik dat
verhaal van myn oudoom in de gedaante
van een kwaadaardigen kater er maar
voor de aardigheid in gebracht had.
Hierop was myn verdediging aan ook
in de allereerste plaats gespitst. .Hcor
eens'', zei ik, „van mijn familie blyven
jullie af. Ik kan wel niet trotsch op
oom Dirk, den zatlap, met zijn waterige
oogjes en zijn leelyke hangsnor, maar
bestaan heelt hij wel degelijk en ik zou
geen kans zien hem uit myn stamboom
te verwyderen zonder dat dat gebouw
uit zijn evenwicht raakte. Jullie gelooft
dat de maan er is, zonder het te kun
nen bewijzen, vooral op donkere avorn
den. maar mijn oom zwerft nog altijd
rond op het dak van de buren en ais
je hem zien wilt, kim je dat gedaan
xi'ij gen, in mijn studeerkamer, zoo tegen
donker, als hij op roof uitgaat. Ja, op
roof. Ik ban niet zooals sommige andere
menschen, die ons wel zouden willen
doen denken, dat al hun familieleden
van nu en vroeger allemaal zonder uit
zondering, nobele en deftige, ja vooral
deftige, menschen zijn geweest". (Dat
sloeg natuurlijk op Mevrouw van Stuk
teren, van wie een oom van moeders zij,
een bankroet geslagen heeft, waarover
heeiwat te o'oen is geweest) „En die
"feceie Klinker is heelemaai geen roman-
held. Als ik dat van hem had willen ma
ken, zou ik myn verhaal hebben laten
spelen in China, of Britsch Indië ot
soo'n andere streek waar wy niemendal
van weten, niet in Abkou. dat dicht in
de buurt is Je kunt op dit oogenblik
zyn verklaring over de inbrekers nog
lezen in het politieregister, bladzijde
127. een pagina, met een groote inktvlek,
die ze nooit hcelemaai hebben kunnen
uitgummen. En wie curft er beweren,
da.t Ada Brl;rkman niet bestaat en de
heele familie Brinkman niet? Alsof il-:
zeil niet de verlovingsreceptie heb mee
gemaakt, want vader Brinkman is ook
niet van gisteren en voordat hy zijn toe
stemming gaf, heeft hij er zich wel er.
deugdelijk van overtuigd, dat vader ter
Laan zijn zoon heeft ingekocht in eer
jloeiende koffiebranderij en theehandel
waar hy zyn kos.i best in verdienen zal
t Heb Ada by die gelegenheid zelf c:
land gedrukt en een heel aardig klei.
handje was het; ze had een klei-
mondje, daar valt niet aan te twijfeler
sn een heel lief stemmetje .Aangenaar.
kennis te maken", zei ze. toen ik haa
feliciteerde. Nou ja. dat zou iedereen
tsjgen. maar wat willen jelui? Mee; eer.
lief meisje den heelen dag door geestige
dingen zeggen? Dsc zou mijn vriend Ter
Laan op cor. dour rde; uithouden. Voor
al niet, wanneer ze eenmaal getrouwd
zijn en hij toch ook wel af en toe over
alledaagsche dingen zal moeten praten
bijvoorbeeld dat de koffie gisteren aan,
gebrand is en dat het maai- slapjes is
met de prijzen van de thee.
Zoo van lieverlede (een mensch is van
vleesch en bloed en niet van turf) had
ik my zco'n beetje opgewonden en richt
te my voornamelijk tot tante Koosje.
die mij, na een heel leven van hoog
achting en waardeering. toch wel tegen
viel. ,.'t Is een schande", zei ik, „dat
jy Koos ook neg durft denken dat ik
het heele verhaal uit myn duim ge
zogen zou hebben, terwijl ik toch r.ec
zooveel fantasie heb als een douane
ambtenaar op ce Nederlandsche grens.
Het heele verhaal is van a tot z waar.
Als je het niet gelooft, ga je maar msc
naar de Keizersgracht no. 1257. waaT
Gerhard de Zwart in een lusier kantoor
jasje van acht tot zes (een uur voor
koffiedrinken) zit t£ cyferen voor reke
ning van meneer voor een salaris van
cwee duizend gulden in 't jaar en een
tantième in de winst tot een maximum
van twee honderd vyftig gulden. Ik kan
je ook wel een haarlok toonen van den
langst en inbreker, als de gevangenis
kapper zijn driemaandelijkschen rond
gang heeft gedaan en je de lunchroom
laten 2len waarin twee van de vrienden
zaten, toen de derde de prentkaarten
probeerde te verkoopen en door een Am-
sterdamschen klabak in dat onschuldig
bedryf werd gestuit.
En dan. ja dat zou ik zoowaar byna
vergeten, is de prentkaart er zelf ook
nog, waar je de drie vrienden op ziet
met Volante, gaande van je af, omdat
het toch eigenlijk bespottelijk is dat alle
menschen die gefotografeerd worden
naar je toe komenwat in het dage-
üjksch leven toch ook niet gebeurt. De
drie vrienden hadden er duizend laten
maken en daar zh'n er nog negenhonderd
vijftig van over, want vyftig zün er nat
geregend in den zak van Gerhard de
Zwart in den nacht van de inbraak
Jammer van de drukkosten, maar te.
zoover plezierig dat ik er zelf vijf er.
twintig van cadeau gekregen heb. zoo-
dat ik jullie allemaal er eer. vereeren
kan. Hier. pak ar.r en kyk er maar eer.'
gcea r.aar: je zult zien. dat Simson
scheeve hakken heeft. Hij is nu eenmaal
een beetje slordig".
Na deze lange toespraak voelde ik al
dadelijk, dat de stemming in de krans
belangrijk te mijnen gunste was omge
slagen. Koos ja, ik wist het wel, gaf
zich het eerst gewonnen en moest toe
geven. dat ze mij verkeerd beoordeeld
had. Daarna kwamen de anderen suc
cessievelijk. Wouter natuurlijk het laatst,
die zei dat al was het allemaal dan ook
waar gebeurd, het wel verbazend veel
op fantasie geleek. Ik gaf daarop ten
antwoord, dat het onwaarschUnlijkste
in de wereld dlkwyls het waarschijn
lijkst is, een diepzinnige opmerking, die
op alle mogelijke omstandigheden en
gebeurlijkheden toepasselijk is en toen
nooit haar uitwerking op de menschan
mist. Wouter, die zoo dem niet
is. zette een gezicht alsof hy toch nog
zoo*n beetje in verzet wou kemen. maar
tegenover de algemeen vriendschappe
lijke stemming durfde hy blijkbaar niei
op. zoodat daarmee het laatste bastion
van de oppositie zegevierend ingenomen
was.
Overigens kreeg ik een gevoel als af
secretaris van een vereeniging, die eenige
vergaderingen met zyn notulen ten ach
ter is en nu geen kans meer ziet om ze
oodt nog by te werken. Het bleek dus
toch. dat er in onze krans vele belang
rijke dingen waren voorgevallen die neg
altijd niet ter kennis van onze lezers
waren gebracht. Zoo had Wouter het
aan den stok gehad met een gepen
sioneerd inspecteur van de belastingen,
dien hy, zooals hy zelf zei, eens flink
dc waarheid had gezegd. „Meneer",
had hij gezegd, „het is een schan
daal. een groot schandaal. wy
hooren maar altijd over belasting
verlaging praten en ieder j3ar moet ik
toch weer veel meer betalen, dan mij
aangenaam is. Denkt u, meneer, dal
wy vrUa Nederlanders zooals wy zelf zoo
graag zeggen, ons land aan dc baren
hebben ontwoekerd, om nu op eiken
centimeter waar wij gaan en staan, de
zwaarste lasten te betalen? Denkt, u dat.
meneer?"
Ovenvnkomstig mijn taak als ge-
scHiedschrUver van de krans maak ik
van deze gebeurtenis plichtmatig mel
ding, ofschoon ik wel moet zeggen dat
ik de heldhaftigheid van Wouter meer
bewonderd zou hebben, wanneer hy zich
zoo kloek uitgelaten had tegenover een
belastinginspecteur in functie. Het is zoo
ongeveer hetzelfde verschil, als wanneer
je een Afrikaanschen leeuw in een Afr:-
kaansch bosch tegen komt en hem
koelbloedig een knip voor zyn neus geeft
of je gaat ir. den salon van de Van Stui-
terens met één voet staan op den kop
van de huid van den leeuw, die eer.
van mevrouws voorvaderen, zeit ze. in-
dertyd eigenhandig geschoten heeft
met welke vergelijking niets onvriende
lijks bedoeld wordt voor gepensioneerde
belastingambtenaren.
Maar terwille van den pas weer ge-
kramden vrede in de krans, heb ik die
ergeiyking natuurlijk niet hardop ge-'
maakt, maar die zorgvuldig ln ni(jn boe
zem bewaard; wel heb ik de vraag ce-
daan, die klaarbiykeiyk van mij ver
wacht werd: „en wat zei de gepen-
sjoneerdo belastinginspecteur daarop?"
.Niets", zei Wouter triomfantoiyk en
keek den kring rond. alsof hU zelf den
Afrikaanschen leeuw bovengenoemd het
levenslicht in het Afrikaansche woud
had uitgeblazen. Ik heb deze zaak nader
onderzocht en vernomen, dat de inspec
teur in quaestlc wegens lichaamsgebre
ken. namolilk verregaande harrihoorend-
heiri. afgekeurd cn op pensioen gesteld is.
Het denkbeeld is by my opgekomen,
of deze inspecteur in het belastingwezen
nog niet een nuttige rol zou kunnen
vervullen, nameiyk door belastingschul
digen te woord te staan, die hun grie
ven wenschen te uiten tegenover het be
talen van belasting in het algemeen. Die
kunnen dan naar hartelust foeteren te
gen wat toch niemand beteren kan en
de man die hen aanhoort, heeft er zelf
geen weet van.
Ook Emma Hopma had een grief en
ik mag niet nalaten, die hier als ge-
schiedschryver* te vermelden.
„Verbeeld Je." zei ze. „daar heb ik met
Sint Nlcolaas een cadeau gekregen dat
ik al meer gezien had."
„In den winkel zeker?" informeerde
Wouter, maar daar ging Emma niet
op in.
„Het was een mosterdpotje van groen
aardewerk, niet bepaald modem cn ook
niet antiek. Zoo tusschenin."
Al de dames knikten toestemmend.
Zulke dingen hebben we allemaal ln
huis, maar zc hecten niet altyd mosterd-
potjes.
„Ik hob het Indertyd zelf cadeau ge
kregen va.n een kennis. Geen vriendin,
zie Je, maar alleen maar eon kennis, en
ik had het weer cadeau gedaan aan een
andere kennis. Ook weer geen vriendin,
begryp je?"
De dames knikten weer. Die nuance
tusschen vriendin en kennis is door de
heele wereld heen niet vreemd.
„En nu kreeg ik het uit de derde hand
weer terug. Vinden Jelui dat niet heei
onbeleefd, een ding, dat zeker een Jaar
oud is?"
Dezen keer knikten wy allemaal, maar
Wouter kon toch niet nalaten te vra
gen, hoe zy zoo zeker wist dat het 't
zelfde mosterdpotje was.
„Natuuriyk omdat er een stukje van
een van de pootjes af was." ze. Emma
en wy knikten weer gezamcniyk. want
het is heel natuuriyk dat je een leeiyk
ding dat Je cadeau gekregen hebt, aan
.en ander vereert, maar een schandaal,
wanneer Je dat zelfde ding na een paar
jaar omzwervens, uit de zooveelste hand
weer terug krygt.
Dat doe; men niet! En wie zooiets niet
begrypt. heeft van zyn leven nog nooit
een mosterdpotje bezeten. a"3i p..et mo
dern, maar ook heclemaal niet antiek n.
FIDELIO,