IT IYE1,DE IfBci P»)AD€EEC^(
»©cr i ,i).i»i vi *it
VË^fAAI.» CCOI? ^EV^.VAIJHE^-KEHEB^.
(Korte inhoud van het voorafgaand®/
De held van dit verhaal, St Ives, bijgenaamd de
Spion van Napoleon, was in Mei 1813 als krijgsge
vangene in handen der Engelschen gevallen. Met lot-
gencoten zat hij opgesloten in het kasteel Edinburg
dat tot gevangenis was ingericht. Doordat St. Ives
van geboorte een edelman, maar in het gevangenen
kamp slechts een gewoon soldaat de Engelsche taf
machtig was, werd hij door de bewakers meermalen al;
tolk gebruikt, waardoor hij verschillende voordeeier
boven de andere gevangenen genoot.
De gevangenen mochten voorwerpen van huisvlijt
maken die door de bevolking gekocht werden Onder d<
koopsters was een meisje van 18 of 19 jaar. die de aan
dacht van St. Ives trok. Het meisje, Flora genaamd, be
toonde haar deelneming in zün lot.
Van een zaakwaarnemer ontvangt St. Ives een pakje
bankbiljetten, hem door een bloedverwant geschonken
om zsjn ontvluchting mogelijk te maken.
Met andere gevangenen heeft hij een tunnel gegra
ven en met behulp van een touw weten St. Ives
enkele vrienden uit de vesting, te ontsnappen.
Inderdaad gelukt het hem zich schuil te houden in
het kippenhok van Flora. Later helpt het meisje hen:
bij zijn vlucht. Als veedrijver vermomd trekt hij weg
na. een hartelijk afscheid van Flora genomen te hebben.
Ik herinner mij niet meer duidelijk alles wat ik zag; dr
namen heb ik eigenlijk nooit goed verstaan en ben ze gehee".
vergeten, hetgeen ik te meer betreur, daar ik gedurende die
dagen zeker gewandeld en gelagerd heb door de streken, wel
ke door Walter Scott's pen beroemd zijn geworden, ja, zelf
geloof ik dat ik het geluk heb gehad, zonder dat ik mij
dit zeldzaam voorrecht bewust was. den beroemden schrijve,
te ontmoeten en met hem te spreken Wij kwamen namely:
een brcedgebomvden ouden heer tegen met grijze haren er
een vriendelijk, goed gelaat. Hy zat op een klein bergpaarc
een plaid hing over zUn groene jas en naast hem reed een
jonge dame, een zeer bekoorlijke verschyning; dat moet zyn
dochter zijn geweest, zy haalden ons op een heidevlakte m
lieten hunne paarden stapvoets gaan en bleven ongeveer een
kwartier naast ons. Toen galoppeerden zy verder in westelij
ke richting Groot was mijn verwondering toen ik zag da!
de ontoegankelijke Sim plotseling scheen te ontdooien bij dc
ontmoeting met dezen vreemdeling, die hem als een goede be,
kende begroette; hy begon onmiddellijk met hem te praten
over de veedrijvers, over de pryzen van het vee en de vreem
deling nam zelfs een snuifje uit Sim's horen. Na eenige
oogenblikken zag ik, dat hy naar my keek, en er ontspon zich
toen een gesprek tusschen hen, waarvan ik onwillekeurig eer.
gedeelte opving, terwyi ik my de rest zelf erby dacht, nadat
Sim my den inhoud verteld had.
En wat hebt ge daax voor een kameraad by u? Is da.
een amateur;veedrijver?
Sim antwoordde, dat het een jonge man was, die om by
zonderc redenen op reis was.
Neen. neen, vertel me verder niets! riep de vreemdeling
uit. Ik ben een man van de wet, zooals je weet.... maar ik
hoop dat hy niets ergs bedreven heeft.
Sim vertelde hem dat ik schulden had gemaakt.
O, ls dat alles! riep de vreemdeling en zich tot my wen
dend, vervolgde hij: Ik hoor dat u voor uw plezier deze land
streek bereist?
Juist, mynheer, antwoordde ik, en ik moet zeggen, da'
de reis my goed bevalt.
Ik benijd u. hei-nam hU Toen ik jong was. heb ik hier
menige voetreis gemaakt. Myn jeugd ligt hier begraven ondei
iederen struik, geiyk .de ziel van Lucius. Maar- eigenlijk har
u een gids moeten meenemen; dit land is zoo ryk aan legen,
den, legenden zUn hier zoo talryk als de boschbessen.
Hy wees my op een stuk van een afgebrokkeld en muur, zoc
groot als een grafsteen ongeveer, en vertelde my van de be
woners van het huis. waarvan de muur een deel was ge
weest Jaren later las ik een van de Waverley-rotnans en vonc'
daarin dezelfde geschiedenis my door den groen gerókter.
vreemdeling verhaald. Opeens stonden my het tooneel, dc
klank van zyn stem, zyn noordsch accent, ja zelfs de kleu:
van hemel en aarde, de temperatuur en het weer, levendi
voor den geest. De onbekende in de groene jas was Scot
geweest! Walter Scott! Ik had Walter Scott gezien en gespro
ken, ik had een geschiedenis van zUn lippen gehoord! Ik zou
hem hebben kunnen schryven, dat Ik my zijner en die legend;
welke hy my verhaald had. duidelijk herinnerde! Maar d
ontdekking kwam te laat, en de groote man was reeds be
zweken onder den last van eer en onseluk.
Nadat hU aan ieder van ons een sigaar had gegeven, nan;
Scott afscheid van ons en verdween met zijn dochter achte:
de heuvels. En toen ik Sim vroeg wie dat was, kreeg ik ten
antwoord
De Shlrra. man! Iedereen kent den Shirral
En helaas bleef ik in onwetendheid.
Een avontuur van grooter beteekenis moet ik hier nog ven
halen. Wij bevonden ons thans in de nabyhoid der grenzen
Geruimen tyd waren wy den weg gevolgd, welke vóór ons dco.
een millioen kudden was plat getreden Op een morgen ont
dekten wy. heel in de vroegte, op ongeveer een halven my.
afstand, een karavaan, op de onze gelykend, maar groo
ter. Myn reisgenooten legden plotseling groote levendigheid
aan den dag. Zy klommen op een hoogte, bestudeerden de
naderende kudde met de hand boven de oogen, beraadslaag
den en schenen, tot myn verwondering, niet op hun gemak
Ik was tot de overtuiging gekomen, dat hun gereserveerde
houding geen uitvloeisel was van vijandige gevoelens tegen
over my, en vond daarom den.moed hun te vragen of er iets
niet ln den haak was
Slechte lui, antwoordde Sim opgewonden.
Den ganschen dag werden de honden aangedreven, en de
kudde bewoog zich met meer dan gewonen spoed voorwaarts
Sim en Candlish bespraken onder het genot van buitenge
woon veel snuif en meer woorden den toestand der zaken. Zc
schenen twee der mannen herkend te hebben, een zekeren
Faa en een Gillies Of er een oude veete tusschen hen be;
stond kon ik niet te weten komen, maar Sim en Candlish
waren voorbereid op iedere daad van geweld. Candlish drukte
herhaaldelijk zyn tevredenheid uit dat hy „zijn horloge thuh
had gelaten by de meesteres", en Sim zwaaide zyn knuppel
en vloekte omdat er een barst ln was.
Ik geef mot plezier den schelm een pak slaag ermee
zeidie hy. maar het ding zou in myn hand in splinters kun
nen vliegen
Vrienden, laat ze maar komen, we zullen ze waardig ont
vangen zeide ik en zwaaide den knuppel, dien Ronald mi.
had geschonken, boven myn hoofd Thans besefte ik pas d:
waarde van dit geschenk
Hebt ge lust? vroeg Sim met een zweem van voldoening
op zyn houten gelaatstrekken.
Dien avond sloegen wy ons kamp op in een kleine groene
vlakte, in het midden waarvan een heldere bron opborrelde
doch zoo klein dat men ternauwernood zijn handen erin kon
wasschen. Nadat we ons maal bereid hadden, legden wy ons
rer ruste, doch wy waren nog niet ingeslapen, toen een wee
dond geblaf van een der honden ons deed opspringen, In
een oogwenk waren we alle drie op de been, maar onmiddel
lijk deed dezelfde ingeving ons weer neerleggen, doch thans
met den knuppel in de hand geklemd. Men moet een vogel
vrij verklaarde, een oud gediende, een jongmensch zyn om
met een luchtig hart een avontuur tegemoet te kunnen gaan
Zonder een flauw vermoeden van de oorsaak van den strijd
van recht of onrecht, of van de gevolgen, die er uit zouden
karnen voortvloeien, was ik even bereid aan de zijde der twee
v; 'drijvers te vechten, als gold het my te scharen in de eerst:
gelederen ten einde den vijand des vaderlands te vernietigen
op;ens sprongen drie mannen uit de hooge heide te voor
schyn. Wc hadden nanweiyks tyd om op te staan en den aan
val af te slaan Een seconde later waren wij alle drie hand
gemeen, leder onzer worstelde met een man. dien wy door d
invallende duisternis büna niet meer konden onderscheiden
Hoe mijn reiskameraden vochten weet ik niet. De kerel, dif
in myn handen was. was geducht sterk en zoo glad als eer;
aal. ciaarby maakte hy flink gebruik van zyn wapen, zooda!
ik van het begin af voelde niet tegen hem te zyn opgewassen
meer en meer merkte ik dat ik onder den voet zou geraken cr
oindelUk stak lk hem uit puur zelfbehoud, myn mes in de
keel Hy viel als een blok en verroerde zich niet meer.
Het scheen dat dit het teeken tot het einde van den strijd
was. De andere party en staakten onmiddellijk het gevecht.
1 De vijand mocht ongehinderd het slagveld verlaten en hun
verslagen kameraad wegdragen Ik maakte daaruit op da:
niet alle gevoel van ridderlykheld ontbrak in deze soort van
krijgvoeren, ja. het geleek in veel opzichten meer op een tour
nooi dan op een gevecht op leven en dood. Er had di
bleek my duidelyk de zaak een te ernstige wending gegeven
Onze vrienden der vUandeiyke party namen hunnen gewon
den kameraad met onverholen schrik en ontzetting mede, ei.
nauwelyks waren zy achter den eersten heuvel verdwenen, of
Sim en Candlish dreven de moede kudde zoo gauw mogelijk
by elkaar en zetten in aller haast den nachteiyken tocin
voort.
Ec geloof dat Faa er leely'k is afgekomen, zeide Sim.
Ja. antwoordde de ander, hy zag er ellendig uit
Ja.
En weer vervielen zU beiden in het drukkende stilzwygen.
Eindelyk zeide Sim tot my:
U schynt bijzonder goed met den stok om te gaan.
A! te gcea, vrees ik. gaf ik ten antwoord. Ik vrees da'
Faa heet hy niet zoo? zyn laatste portie gekregen
heeft.
Dat zou me niet verwonderen, zeide Sim.
En wat zai er nu gebeuren? vroeg ik.
Ja, zeide Sim. een paar maal snuivend, als ik 't zoo maar
eens zeggen mag, ik weet niet wat er gebeuren zal. We heb'
ben al dikwyls een vechtparty gehad, heel dikwijls, en ei
zyn ook beenen en armen by gebroken. Wy, veedi-yvers,
oefenen ons zoo onder elkaar maai- nog nooit is er een ïyk
by in 't spel geweest, en ik weet mot hoe Gillies over de zaak
denkt. Voor hem is 't een netelig ding zonder Faa thuis te ko:
men, want de lui zün altijd dadelyk klaar met vragen, vooral
wanneer ze met hun vragen lastig kunnen worden.
Ja, dat is waar. voegde Candlish erby
My beviel dat alles maar half, maar ik besloot het geval
van de beste zyde te bekyken.
't Beste zal wezen, dat we zoo spoedig mogelyk de gren
zen trachten te bereiken en daar scheiden. Inö.en gy in
moeiiykheaen komt. kunt ge gerust alle schuld op my laden
en indien men my vervolgt, zal ik beproeven uit de handen
van het gerecht te blijven.
Mijnheer St Ives, zeide Sim, met iets dat op geestdrift
geleek, geen woord meer als 't u belieft! Ik heb reeds vee"
lieden van adel ontmoet, maar een man als gy gyt, zag lk
nog zelden.
Wy zetten dus onzen nachtelyken tocht voort, en wel met
verhaasten, spoed. De sterren verbleekten, in het oosten were
de hemel lichter, en wy liepen achter de moede kudde en de
afgematte henden. Sim en Candlish jammerden en zuchtten
en beweerden dat 't vee ten gronde werd gericht, maar de ge.
dachte aan schavot en rechters joeg hen voort. Wat my be,
treft, ik voelde mij lang niet zoo terneergeslagen. Geduren
de den gansehen nacht smaakte ik het genoegen Sim te hoo-
ren praten, die door myn handelwyze plotseling spraakza,
mer scheen te zijn geworden.
Candlish bleef zwygen. De man kon niet anders, maar Sin:
had my leeren waardeeren, en hy legde thans een eigenaardig
en niet van geest ontbloot talent van verhalen aan den dag
Zoo vertelde hij, dat zy oude vrienden waren, dat zy sind:
jaar en dag tezamen op deze eindelooze heide woonden. He.
schynt byna belacheiyk om by zulk een paar leelyke zwy-
genae heden van lielae te spreken, maar toch bestond er iet:
dergelijks tusschen hen, zy vertrouwden elkander volkomen
en verkeerden ln een Inderdaad merkwaardige, voortdurend-:
bewonriering voor elkanders eigenschappen. Candlish verze
kerde dat Sim een „allerprettigst kameraad" was. en Sim zei
de meer dan eens half fluisterend dat er geen betere kerel
in heel Schotland was dan Candlish. De twee honden sche
nen deel uit te maken van dezen kleinen, innigen kring en ik
nam waar dat hun bewegingen, hun handelingen en karak
tereigenschappen voortdurend werden gadsgeslagea door hun
beide meesters. Hcndengeschiedenissen waren hoofdzakelijk
het voorwerp hunner gesprekken, en niet alleen de honden
van den tegenwoordlgen tijd, maar ook honden uit vroege,
degen, „Maar dat was nog niets", begon dan Sim: „in Mannr
was e6n herder. Tweedie heette hy' je weet toch nog wel
van Tweedie, Candlish?" „Ja, een pracht!" zeide Candlish
„Nu, Tweedie had een hondIk ben de geschiedenh
vergeten, ik geloof dat ze vervelend was en waarschynlyk
niet waar, maar het gezelschap der beide herders had mfjr
oordeel minder scherp gemaakt en misschien was ik toen
goeagelooviger wat hondengeschiedenissen betreft. Prachtige
onvermoeide dieren waien het! Na een langen dag kwamer
zy aangesprongen, blaffend, springend, buitelend, kwispe
lend met den ruigen staart, spelend met het duidelUke doei
den toeschouwer zyn kunsten te vertoonen. zichtbaar zelf zich
verheugend over hunne bevallige bewegingen. En als ik dar,
omkeek, zag ik Sim en Candlish, die achteraan kwamen sjok
ken met hun dekens over hun gebogen ruggen en den drup:
pel aan hun snuif neuzen en dan kwam -de gedachte in
my op. dat ik op den duur den omgang met de honden zoi:
verkiezen boven den omgang met de meesters. Mijne sym
pathie werd echter niet beantwoord. In de oogen dezer dieren
ik een lichtzinnig schepsel, en zij gunden zich nauwe
lijks den tyd zich een oogenblik door mij te laten liefkozen
likten even mijn hand met hun natte tong en draafden dan
weer terug naar hun meesters, die hun in den regel hun dom
heid voor de voeten wierpen.
De laatste uren van den tocht waren voor my de aan
genaamste en ik geloof voor allen. En toen het oogen
blik van scheiden naderde, bestond een zekere band van
vriendschap en achting tusschen ons, die ons het afscheid
zwaar maakte. Dit afscheid had plaats te ongeveer vier uui
in den namiddag op den top van een kalen heuvel, vanwaar
ik den breeden straatweg kon zien, dien ik van nu aan tc
volgen zou hebben. Ik vroeg wat ik hun schuldig was.
Niets, antwoordde Sim.
Neen. neen, dat zou dwaasheid zyn! riep ik uit Gc
hebt my meegenomen, my vrij gehouden met whisky, en nu
zoudt ge niets van my willen aannemen?
Dat was van te voren uitgemaakt, antwoordde Sim.
Wat? Uitgemaakt? Daar weet ik niets van.
Mynheer St. Ives, hernam Sim, dit is een zaak tusschen
my en Candlish en de oude mevrouw Gilchrist. U hebt er
niets in te zeggen.
Myn goede vriend, zeide ik, dat kan ik my eenvoudic
niet laten welgevallen. Ik wensch niet in een belachelüko
positie gebracht te worden. Mrs. Gilchrist bestaat my niei.
en ik weiger haar schuldenaar te zyn.
Ja, dat spyt me, maar ik kan er toch niets aan doen.
Jawel. Sta my toe, dat ik u betaal, zeide ik
Neen. Dat gaat niet. Bovendien is het beter, dat u da!
geld bewaart voor de menschen aan wie u schulden hebt. E
bent nog jong, mynheer St. Ives, en lichtzinnig, maar als u
uw best doet, kan er nog wat goeds uit u groeien, dat i.c
myn vaste overtuiging. Maar vergeet dit niet: hy die gele'
schuldig is, mag nooit geld weggeven.
Wat kon ik daarop zeggen? Ik slikte zyn onverdiend ver,
wjjt en na de beide mannen vaarwel te hebben gezegd, zette
ik mUn weg in zuidelyke richting alleen voort.
Meneer St. Ives, zeide Sim, ik heb 't nooit erg op de
Engelschen gehad maar ik moet om eevlyk te blijven, zeg
gen, dat u allen aanleg hebt om een fatsoenlijk jongmensch
tc worden.
HOOFDSTUK XI
De groote weg.
Deze laatste woorden van myn vriend klonken nog in myn
noren, terwijl ik den heuvel afdaalde. Ik had tegenover deze
beide mannen nooit over mijn stand of rang gesproken, er.
zij hadden nooit ernaar- gevraagd, toch bleek het thans da:
zij my voor een Engelschman hadden gehouden. Waar
schijnlijk hadden zy het hun vreemde accent daaraan toe
geschreven En toen overlegde ik, dat indien men my in
Sehotlcnd vcor een Engelschman hield, ik my in Engeland
voor een Schot zou kunnen uitgeven. Ik had in den omgang
met Sim en Candlish eenige uitdrukkingen opgevangen, die
ik my ten nutte zou kunnen maken en ik achtte my in
staat de geschiedenissen van Tweedie's hond zoo te vertel
len, dat zelfs een Schot mil voor een landgenoot zou hou
den. Doch mijn naam zou. vreesde ik, my kunnen verraden
St. Ives klonk in het geheel niet Schotsch, maar opeen?
schoot mij te binnen dat er in de provincie Cornwalles een
st3d van dien naam moest liggen en ik besloot die als myn
geboortestad aan te nemen, en te zeggen, dat ik myn opvoe<
ding in Schotland had genoten. Wat de kwestie van een be-
1 roep betrof, achtte ik het voorzichtig my als ..zonder beroep"
voor te stellen, daar ik geen enkel vak verstond en daardoo
in pynlyke verlegenheid zou kunnen geraken Ik besloot d<
rol te spelen van een jongmensch van goede familie, ryk. mc-
een voorliefde voor reizen, alleen, voor zyn gezondheid en ui
een verlangen naar ridderlijke avonturen.
In Newcastle, de eerste stad. waar ik aankwam, schafte ik
het noodige voor die rol aan, voordat ik my naar de herberg
begaf: ik kocht o.a. een knapzak en een paar lederen slob
kousen. Den plaid behield lk om de schouders. Ten eerste
wilde ik er niet van scheiden omdat het een aandenken was
en bovendien hield hy warm, ik kon er in slapen wanneer
ik gedwongen was onder den blooten hemel te overnachten
en ook vond ik, dat hy mij goed stond. Aldus uitgerust maak
te ik zeer goed den indruk van een man, die voor zyn plezie:
een voetreis maakt. Weliswaar moest het eenige verwonderin:
wekken, dat ik daarvoor dit jaargetijde had uitgekozen, maa
ik gaf vcor door zaken te zyn opgehouden en nam het ai:
aan van een zonderlinz Ik ze:de. dat 't al heel gek moes
loopen. indien ik my naar een jaargetyde ging richten, i!
was niet van suiker, en geen verwend papkindje. dat nie:
slapen kan in een vochtig bed en voor een sneeuwbui ver
vaard is. Dan sloeg ik met den vuist op de tafel en besteld'
nog een flesch, als een echte jolige, luchthartige jongen. Ik
praatte veel, zonder wat te zeggen. Het land. de toestand dei
wegen, de zaken en ondernemingen van hen, die met my in
de gelagkamer zaten dat alles verschafte my ruimschoot:
gelegenheid een levendig gesprek te voeren, zonder over mU
zelf te spreken. Er was geen zweem van terughouding of ge;
heimzinnigheid in myn gedrag Ik stortte my hals over kep
in het gezelschap, vertelde zelfs een lange geschiedenis van
een tante, die de laatste sporen van verdenking nog zon
hebben doen verdwynen „Wat!" zouden zy gezegd hebben
„die man iets te verbergen? Neen. dat weten we beter! Hij
heeft ons een verhaal gedaan over een tante, waarvan onze
ooren hebben gesuisd. We zouden hemgemakkelyk hebber,
kunnen uithooren, hy zou ons zijn heele geschiedenis van
Adam af hebben verteld en nog bovendien tot op een een:
toe zyn verdiensten voorgerekend".
Maar het meeste vermaak schepte ik erin over politiek er
over den oorlog te praten. Niemand verdoemde die Fransohen
meer dan ik, niemand schold meer op die Amerikanen. Er
teen de postkoets aankwam, versierd met hulst, en de koet
sier en de postillon victorie riepen, ging ik zelfs zóóver, da:
ik allen trakteerde op een borrel, waaraan ik my niet on
betuigd liet en die my er toe bracht uit te roepen:
Ik drink op onze overwinning by Nivelle! Lord Wel
lington! Lang leve lord Wellington! Zegen ruste op zyn
ondernemingen enz. enz.
Geen toast is ooit meer toegejuicht geworden, geen man was
ooit meer populair dan ik op dat oogenblik. Ik verzeker u
dat we een jolïgen nacht doorbrachten. Eenigen der gasten
gingen op elkander steunend en geholpen dcor den huis
knecht, naar bed, de meesten echter bleven op het slagvele
liggen en den volgenden morgen aan het ontbijt zag nier.
buitengewoon veel roode oogen en bevende handen. Ik merkte
op, dat de vaderlandsliefde des avonds veel vuriger is dar.
des morgens.
Maar stel u de omstandigheden voor, waarin ik verkeerde
en die my er toe dwongen, en bovendien bezat ik een zekere
luchthartigheid, een eigenschap, die mijn landaard met ziel:
brengt, die ik in zoo hooge mate heb en die my sbeeds ver
leidt van alles te ondernemen, net als een schooljongen, tuk
op avonturen. Soms liet ik my door mijn uitgelatenheid ver
leiden verder te gaan dan 't behoort, en eens werd ik daar
voor bestraft.
Dat was in de stad Durham. We zaten met een tamelyk
groot gezelschap aan tafel. De meesten waren echte, oudt
dikke tory's van de soort, die dikwyls zoo vol geestdrift Is
dat men ze niet meer goed verstaat Ik had van begin a
het hoogste woord. Het gesprek liep over de Franschen op he;
sohiereüand. Ik beschreef eenige my dcor een neef medege
deelde org.ën in Galicië, waarby generaal Caffarelli een ro
had gespeeld. Ik had steeds een afkeer van dezen leger aam
voerder gehad, die mij eens, wegens ongehoorzaamheid had
bestraft, en het is daarom mogelyk, dat de begeerte naa
wraak mij verleidde mijn verhaal iets of wat te kruiden.
De byzonderheden heb ik vergeten. Ik twyfel niet of zij
waren zeer pikant. Ik schepte er vermaak in deze schudde
bollen beet te nemen en hun glazige oogen, de suffe uitdruk
Icing op hun gelaat deed my vermoeden, dat zy niet mee.
helder konden denken en moedigde my aan, zeer ver te gaan
Tot myn straf bevond zich onder de gasten een zwijgend
mannetje, dat aandachtig naar mUn verhaal luisterde, nie'.
omdat hy vatbaar was voor geestige vertellingen, hij had geer.
begrip van gsest; niet omdat hy belangstelde in wat ik ze.de
neen, het was de sympathie, die hem helderziend maakte
Na afloop van het diner drentelde ik een weinig dcor de
stad. Ik wilde eens een kijkje in de kerk nemen. De kleine
man v/as my op de hielen gevolgd. Nauwelyks waren wi.
eenige huizen verder of ik voelde een hand op myn arm. Ik
wendde my om en ontmoette zyn schitterenden blik.
Neem my niet kwalyk mynheer, maar dat was een prach
tige geschiedenis! Haha.... ha! En zoo grappig. Ik ver
zeker u, dat ik heb genoten: Ik heb met u mee gevoeld.
Ik geloof, dat als wy beiden eens samen konden praten
wy in heel veel dingen 't eens zouden zijn. Hier is „D
blauwe Klok", een goede herberg. Ze tappen een uitstekend
glas bier, mynheer. Wilt u my de eer aandoen een glas mei
my te drinken?
was zooiets verborgens, zoo iets geheimzinnigs in de ma
nieren van het mannetje dai ik eeriyk moet bekennen, da:
ik nieuwsgierig was geworden. Ofschoon ik er ook weer on
middellijk berouw over had. nam ik toch zyn voorslag aar
en spoedig zaten wij tegenover elkander by een glas bier
Hij liet zijn stem zinken tot een byna onhoorbaar gefluister.
Dat is op de gezondheid van den grooten man, myn
heer! Begrypt u my? Niet?
Hij boog zich zoo ver naar my toe dat zyn gelaat bijna
net myne aanraakte en fluisterde nog zachter:
Op de gezondheid van den Keizer.
Die woorden brachten my in verwarring en ofschoon
de man er zeer onschuldig uitzag, be Kroop my toch een
gevoel van schrik. Ik vond hem te brutaal, te onvoorzichtig
voor een spion.
Maar in ieder geval was hy zeer onbescheiden en daarorr
niet geschikt om in vertrouwen te word-en genomen door een
ontsnapten gevangene Ik koos een middenweg, liet zyn toas.
onbeantwoord en dronk mijn glas uit zonder teekenen van
;eestdrift.
Hy begon nu een loflied op Napoleon te zingen, zooals ik
neg nooit in Frankryk had gehoord, tenzy uit dep mond var.
iemand, die er voor betaald werd.
En deze Caffarelli, vervolgde hy. is ook een prachtkerel
niet waar? Veel weet ik weliswaar niet van hem, geen details,
mijnheer, geen details! Het is hier zoo kolossaal moeilijk om
iets te weten te komen.
Diezelfde klacht heb ik ook al eens in andere landen
gehoord, zeide ik. Ijjaar wat Caffarelli betreft, kan ik u met
zekerheid mededeelen, dat hy niet mank is en niet blind, hij
heeft twee beenen en een neus in het midden van zyn ge.
zicht, en ik stel evenveel belang in hem, als gy in het ge
beente van meneer PercedaJ.
Met schitterende oogen keek hy my aan.
U kunt my niet om den tuin leiden! U hebt onder hem
gediend! U bent een FranschmanEindelyk valt my het ge
luk te beurt een man van dat edele volk te ontmoeten, d<
baanbrekers voor vrijheid, gelykheid en broederschap! St
Neen, neen, *t is niets. Ik dacht dat er iemand aan de deu:
was. In dit ellendige slavenland mogen we niet eens onze
ziel ons eigendom noemen. Spionnen en beulen overal, overal:
Maar er is toch nog een lichtpunt, meneer. Eenmaal zal de
dag aanbreken Er wordt gewerkt, gewerkt. Zelfs in deze stac
zijn eenige moedige mannen, die iederen Woensdag samen
komen. U moet nog een paar dagen hier blyven en onz<
samenkomst bijwonen. Niet hier in dit huis, ergens anders
waar het rustiger toegaat. Maar ook daar tappen ze een goed
glas bier. U zult u onder vrienden en broeders bevinden en
menig van moed en volharding getuigend woord kunnen hoo-
ren! riep hy uit en zette een hooge borst op. De vrye broe.-
derschap van Durham en Tyneside!
Dat was iets voor een man, wiens eenig streven het was
onopgemerkt te blyven! De vrye broederschap had geen be
koorlijkheid voor my.
De toestand werd ondragelijk. Van twee uitersten gaf ik de
voorkeur aan den Engelschen Tory. Ik beloofde myn lastiger
metgezel den volgenden morgen met hem mee te gaan. zeid:
dat ik erge hoofdpijn had en maakte my uit de voeten. Zoo
snel mogelyk begaf ik my naai- de herberg, pakte mijn boeltje
by elkaar en ontvluchtte te ongeveer negen uur das avond:
dit vervloekte nest. Het was koud Boven my een heldere
sterrenhemel. De weg was hard en droog; het vroor eer
weinig. Ik had daarom geen plan om lang buiten te blijver,
en toen ik tegen tien uur rechts van den weg verlichte ven
sters zag en by nadere beschouwing ontdekte, dat ik bi;
een herberg was aangekomen, besloot ik daar het overige van
den naclit door te brengen.
Het was steeds mUn gewoonte myn intrek te nemen in de
duurste logementen, en hetgeen my hier overkwam, deed my
in 't vervolg nog minder van die gewoonte afwijken. Er be-
vond zich een groot gezelschap in de gelagkamer, wam- men
den tabaksrook byna kon any den. Een groot, helder vuur
verlichtte het vertrek. Dicht by den schoorsteen stor.d
een ledige stoel. De plaats scheen my aanlokkelijk toe en Juist
wilde ik mij daar neerzetten toen de dichtstbijzijnde gast
mii tegenhield.
- Neem me niet kwalijk meneer, zeide hy. maar dat ls de
stoel van een Britsch soldaat.
Een koor van stemmen bevestigde deze woorden en daar-
tusschen klonken ophelderende uitroepen De man wien de
stoel behoorde was een van Lord Wellington's helden. Hij
was gewond onder Rowland Hill Hy was de rechterhand van
Colbourne. Kortom dit begunstigde wezen scheen by ieder
korps gediend te hebben. Natuurlijk maakte ik myn excuses.
Ik had dat niet kunnen weten. Ik was het volmaakt met
allen eens. dat een soldaat aanspraak kan maken op het
allerbeste in Engeland Deze opmerking werd luid toegejuicht,
en ik kreeg een goede plaats op den hoek van een bank en
wachtte vo! ongeduld op den held van den stoel. Het bleek
natuurlijk een gewcon scldaat te zijn. Ik zeg natuurlijk, want
een offic.er is nooit zoo populair Hij was by San Ssbastiaan
gewond en*droeg den arm nog in een doek. Maar veel erger
voor hem was dat iedereen hem tot drinken had aangemoe
digd. Het gelaat van den man gloeide, zijne oogen schitter,
den. hy wankelde toen hy door den- drom zyner bewon
deraars heen zyn plaats weer opzocht.
Twee minuten later was ik weer op weg Om den lezer de
reden van mijn plotselingen aftocht te doen begrypen, moet
ik hem even een voorval uit myn diensttijd mededeelen.
Ik lag op een avond in Castilië. Wy hadden voeling met
den vyand gehad. De gewone bevelen omtrent rooken. vuur
maken en spreken waren uitgedeeld. Alles was doodstil. Op*
eens zie ik, dat de Engelsche schildwacht aan den overkant
een teeken geeft, hy strekt zyn geweer. Ik beantwoordde het
teeken en wy kropen in de uitgedroogde bedding van een
rivier, die de grens uitmaakte tusschen de beide legers Hy
wilde wijn hebben waarvan wy een goeden vcorraad bezaten
en de Engelschen niet. Hy gaf my geld en ik liet hem als
pand mijn geweer en begaf my naar de kantine Toen ik met
een kruik wyn terugkeerde, had het een van die duivelsche
Engelsche officieren behaagd de buitenposten af te komman
deeren. Dat was nu zeer onaangenaam. In de eerste plaats
had ik my belachelyk gemaakt en in de tweede plaats stond
my straf te wachten. Weliswaar zagen onze officieren zeer
veel van zulke wederkeerige beleefdheden door de vingers,
maar zy zouden waarschijniyk zulk een grof vergi-yp niet
onopgemerkt laten voorbygaan. Stel u my voor, met een wyn-
kruók dwalend door de vlakte van Castilië, zoekende naar
myn geweer, dat zich ergens in het leger van lord Welling
ton moest bevinden. Maar mijn Engelschman was óf een
zeer eerlyke kerel, óf vreeseiyk dorstig en hij gaf mij spoedig
door teekenen te kennen, waar hy zich bevond. En deze
Engelsche schildwacht in Castiilë en de gewonde he'-d in de
herberg van Durham waren een en dezelfde persoon; indien
hy minder dronken ware geweest of ik minder snel tot den
aftocht besloten, zouden de reizen van St. Ives in dat uur
een ontijdig einde hebben gevonden.
De schrik had my geheel wakker gemaakt. Ondanks duis»
temis, koude, straatroovers en vermoeidheid besloot ik door
te loopon tot den morgen Dit bleek een goed besluit te zijn
geweest, want het stelde my in de gelegenheid kennis te ma
ken met een van die eigenaardige gewoonten, die een land
kenschetsen.
Het most ongeveer middernacht zyn geweest, toen ik heel
in de verte voor my het licht van vele toortsen zag. Weldra
drong ook het geluid van wielen en langzame schreden tot my
door Het duurde niet lang of ik bevond my in de achter*
hoede van een somberen, zwygenden optocht, zooals men in
den droom aanschouwt. Een honderdtal menschen bewegen
zich by fakkellicht langzaam voort.
In hun midden reed een wagen en op dien wagen lag het
lijk van een man, het middelpunt dezer plechtigheid, de h=ld
ter wille van wien wij op dit ongewone uur bij elkaar waren.
Ht was een oud. schamel man van vijftig of zestig jaar. Zijn
hals was doorgesneden en het boord van zyn hemd ver om
geslagen als om de griezelige wond te laten zien. Hy" drceg
verder een blauwe werkbroek en bruine kousen. Dat was alles
was hy aan had. Zyn gelaat zag akelig wasachtig. By het
flakkerende licht der toortsen scheen het. alsof hy gezichten
tegen ons trok en grimassen maakte er. nu en dan op liet
punt was te gaan spieken. De kar met haar schamele, treu»
rige vracht, omringd door den-zwijgenden stoet en de bran*
dende fakkels, kraakte eenigen tijd over den weg Myn ver
wondering over dit vreemde schouwspel veranderde weldra in
afgryzen. Op den hoek van de laan hield de stoet stil, de fak
keldragers stelden zich op'langs de heg. Ik ontdekte een die
pen kuil midden in den weg en een berg op zy geworpen
zand. De kar werd tot vlak by de kuil gereden, het lijk eraf
gesleurd en met ruw geweld in het graf geworpen. Een puntig
stuk hout had den dooae als hoofdkussen gediend De paal
werd nu genomen, door eenige bereidwillige handen boven de
aangewezen plaats vastgehouden en een man met een zwaren
byl sloeg het hout dwars door de borst van het ïyk. Toen werd
de kuil dicht gemaakt en de omstanders begonnen half luid
onder elkaar te spreken.
Het zweet was my aan alle kanten uitgebroken, myn hart
stond byna stil en met moeite bracht ik, my tot myn buur
man wendend, uit:
Wat is er gebeurd? Wat heeft die man gedaan? Mag
zoo iets gebeuren?
- Wat. weet u niet wat hy gedaan heeft? Waar komt u
vandaan? antwoordde de man.
- Ik ben eku reiziger, mynheer, en geheel vreemd in dit
land. Ik was verdwaald, toen ik hei licht van uwe fakkels zag,
waar ik op af ben gegaan en toevallig was ik getuige van
deze van dit ongeloof elyk schouwspel. Wien hebt u hier
begraven?
Een zelfmoordenaar, antwoordde hy. Een slechte kerel
was hij, die Johnnie Green.
Het bleek, dat Johnnie Green een misdadiger was, die vele
wreede moorden op zijn geweten had. Toen men hem einde»
lijk op het spoor was gekomen had hy er de voorkeur aan ge*
geven met eigen hand een einde aan zijn leven te maken. En
hetgeen geschied was op den kruis weg, was de straf, welke in
Engeland bij de wet is vastgesteld! Zoodra een Engelschman
begint te pralen met zijn groote beschaving (iets waartoe hy
zeer geneigd ls) hoor ik de hamerslagen, zie ik de omstanders
met hunne fakkels by het graf, en onwillekeurig komt een
glimlach van zelfvoldoening op myn gelaat en dan neem
ik een glaasje cognac voor de maag.
't Moet by mijn eerstvolgende pleisterplaats zyn geweest
ik herinner my dat ik my zeer vroeg te bed begaf dat ik
terecht kwam in een goed, degelijk, ouderwetseh Engelsch
logement, waar ik bediend werd door een allerliefst kamer
meisje. Ik zou niet kunnen zeggen hoe het kwam of het
moest zyn dat haar ondeugende oogen my zoo van de wys
hadden gebracht, dat ik haar mijn vertrouwen schonk en
haar vertelde dat ik mijn hart had verloren aan een jonge
dame in Schotland; zy luisterde met belangstelling en sym
pathie en haar geestig schertsenden toon gaf my nieuwen
moed Terwijl ik sliep, kwam de postkoets aan en bleef voor
de herberg staan, om de passagiers gelegenheid te geven iets
te gebruiken. Een dier passagiers liet toevallig een exemplaar
van de Edinburgsohe Courant liggen en den volgenden mor
gen bracht my myn aardig kamermeisje die courant met
myn ontbijt, en voegde er de opmerking by. dat er iets over
mijn geliefde in stond. Ik opende snel de courant in de hoop
iets over onze vlucht te lezen, maar vond niets. Juist wilde ik
het blad wegleggen, toen myn cog viel op een mededeeling,
die my onmiddellijk betrof. Faa bevond zich in het hospitaal,
zwaai gewond, en Sim en Candhsh werden door de politie
gezocht Deze beide mannen hadden zich tegenover my zeer
edel gedragen. Daar zij zich thans in vertegenheid bevonden,
was ik zedelijk verplicht hen op myn beurt te helpen Indien
mijn bezoek aan mijn oom den gewensohten uitslag had en
mijn geldelijke aangelegenheden in orde waren gebracht, be
sloot ik onmiddeUyk naai- Edinburg terug te keeren, hun zaak
in handen van een advocaat te geven en dan den afloop ervan
af te wachten. Myn besluit in deze affaire, die van zulk groot
gewicht bleek te zyn, was dus zeer spoedig genomen. Candlish
en Sim waren heel beste kerels in hun soort en ik geloof ook
wel, dat ik my ter wille van hen een offer zou getroost hebben,
maar om de waarheid te zeggen was het thans iets anders,
dat my zoo hulpvaardig maakte en ooi-zaak was, dat ik mij
over de moeilykheid, waarin zy zich bevonden, verheugde. Ec
begroette namelijk de gelegenheid, die my naar Edinburg en
naar Flora zou doen terugkeeren, met vreugde Ik begon
plannen te smeden en stelde my in myne verbeelding reeds
voor wat ik tot Flora zou zeggen, ik wenschte de tante naar
de maan, vleide Ronald, en nu eens schertsend, dan weer
sentimenteel verklaarde ik myn liefde en ontving ik de be,
tuigingen der hare Door deze voortdurende stille oefeningen
werd ik zoo in mijn plan versterkt, dat ik er niet licht van
af te brengen zou zijn geweest.
Ja. zeide ik tot het kamermeisje, ik heb hierin berichten
van myn geliefde gevonden en zeer goede berichten ook!
Dien dag woei er een scherps wind en ik hulde myzslf in
myn reisdeken en verbeeldde my, dat mijn geliefde hare ar#
men om mij heen had geslagen.
(Wordt vervolgd.)