HAARLEM'S DAGBLAD
H. D. VERTELLINGEN
Ge Man met den Honetvoel
STADSNIEUWS
LETTEREN EN KUNST
FEUILLETON.
DONDERDAG 3 JANUARI 1929 DERDE BLAD
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Oom Theodoor
door
HASSE ZETTERSTROM.
Toen ik klein was, was ik een lieve jongen.
Ik werd deswege door mijn kameraden van
denzelfden leeftijd gehaat en veracht en hun
ouders zeiden telkens weer:
Kijk eens, hoe lief die Jongen is, Zoo
moeten jullie ook probeeren te zijn, dan zou
den wij ouders een beetje plezier van jullie
hebben.
Ik was werkelijk een aardige Jongen, tot ik
13 jaar werd. Toen kwam er een keerpunt in
mijn leven. Het keerpunt lag in de mooie,
kleine Mariastraat in het Zuidelijk deel van
de stad. Daar kwam ik op het trottoir
eens een jongen tegen, dien ik nooit gezien
had, vroeger noch later. Hij kwam recht op
mij toe, bleef staan, keek mij recht in het ge
zicht en zeide:
Jij bent toch de jongen, die zoo'n lie
verd is?
Toen pakte hij mij met beide handen aan
mijn jas en gaf mij een opstopper, dat mijn
neus bloedde en scheef werd, wat zij sedert
dat moment ook is gebleven.
Ik begreep nu, dat het voor een jongen
niet past, aardig te zijn en den volgenden dag
startte ik de geschiedenis van de bel en
oom Theodoor.
Oom Theodoor was portier in een kantoor
gebouw, waar wij op weg naar huis voorbij
gingen, wanneer wij uit school kwamen. De
deur werd opengemaakt, wanneer wij op den
knop van de electrische schel hadden ge
drukt. Mijn kameraden belden gewoonlijk en
holden dan vlug om den hoek van het huis.
Wanneer de portier naar buiten kwam om te
zien, wat dat bellen te beteekenen had,
schreeuwden allen tegelijk:
Oom Theodoor!
Gelukkig Nieuwjaar!
Ouwe langoor!
Deze aardigheid had mij nooit aangestaan,
want de portier was 'n bejaard man en mij
was respect voor den ouderdom ingepompt.
Bovendien vond ik het niet toepasselijk, in
September of in het voorjaar gelukkig
Nieuwjaar te roepen.
Maar daags na den opstopper in de Maria
straat had ik een andere opvatting. Toen de
jongens op den knop wilden drukken, zei ik:
Ik weet iets beters! Let op! En toen
haalde ik een kurk uit den zak, perste die op
den belknop, zoodat er aanhoudend werd ge
beld en toen rende ik weg.
Oom Theodoor kwam naar buiten stormen,
zag op straat niemand, vloekte en raasde en
trok zich tenslotte in zijn kleine portiersloge
terug. Maar toen hij naar binnen ging, weer
klonk de bel opnieuw (zij klonk aan een stuk
door, maar dat begreep Theodoor niet) en dus
liep hij weer naar buiten. Niemand te zien.
Nieuwe vloeken en schimpen op die kwajon
gens en dan langzame aftocht naar de por
tiersloge. Daar rinkelde de bel voortdurend!
Weer op straat!
Zoo hielden wij Theodoor een tamelijk half
uurtje buiten adem, tot hij tenslotte de kurk
ontdekte,. Den volgenden dag probeerde hij
ons met een list te vangen. Hij had zich in de
portiek verborgen en sprong te voorschijn,
toen wij voorbij kwamen. Ik was de laatste,
Ik liep of mijn leven op het spel stond. Ik was
aan jongensstreken niet gewoon, hoorde het
vloeken en schreeuwen van den ouden man
achter mij en voelde, dat mijn hart hamerde
en klopte.
Hij schreeuwde: Houdt hem! Houdt
hem! Maar to enkwam er een kans op red
ding,. Een huisdeur stond open: ik er in en
de trappen op,. Trappen liep ik vlugger dan
Theodoor. Ik rende een trap op, twee, drie,
vier en daar klopte ik op de eerste deur de
beste.
Een dienstmeisje deed open. Ik kwam in
de gang. Het was een fatsoenlijke familie,
waar ik was terechtgekomen. Zij zat aan het
raam in de eetkamer aan de koffie. Het
moesje ging naar binnen en zeide:
Buiten staat een jongen, die hier wil blij
ven. Hij zegt, dat hij door een krankzinnige
wordt achtervolgd, die op straat achter hem
aanrent.
De heele familie stond gelijk op en kwam
naar mij toe. Ik zat op een laarzenknecht en
vleide:
Och, toe, laat u mij een oogenblik hier
blijven, dat hij mij niet krijgt. Hij is gek!
Kalm maar, jongetje, zeide de huisva
der, hier doet niemand je kwaad, dat beloof
ik je!
En toen werd ik de woning binnengelaten
en kreeg een appel en een koekje en toen
werd er gebeld.
Dat is hij, dat is hij, toe, asjeblieft, laat
u hem niet binnen. Hij maakt mij dood!
Het meisje ging openmaken en ik hoorde
oom Theodoor brullen:
Is hij hier, de vlegel? Ik moet hem heb
ben of ik zal hier in het portaal dood blijven.
Op zij. Hij moet hier zijn!
Toen kwam de heer des huizes te voor
schijn. Hij was een groote, sterke man. Hij
pakte Theodoor bij de kraag en gooide hem
in het portaal op den grond, terwijl hij zijn
huisgenooten toeriep:
Vlug, haal de politie; deze krankzinnige
moet opgesloten worden!
Toen glipte ik stil de woning binnen, door
alle kamers, door de keuken en de achter
trap af.
Sedert dat oogenblik hebben wij nooit meer
aan oom Theodoor's deur gebeld. Men moet
het noodlot niet provoceeren en de fantasie
van een jongen mag niet al te eenzijdig
werken.
T. B. C.-BESTRIJDING.
OVER DEN STEUN DER GEMEENTE
HAARLEM.
De Haarlemsche vereeniging tot bestrij
ding der tuberculose verricht veel en nuttig
werk. Het is natuurlijk, dat dit alleen vol te
Jhouden is als gemeente, provincie en rijk
flinke subsidies geven, want het is niet mo
gelijk om al het benoodigde geld door par
ticulier initiatief bijeen te laten brengen.
Jaren lang geeft de gemeente reeds een
subsidie van f 10.500. Vroeger jaren was dit
alsvolgt verdeeld: consultatie-bureau en
huisverpleging f 7500, verpleging in sanato
ria f3000.
Vroeger gaf de provincie Noord-Holland
f 0,05 per dag voor patiënten die in sanato
ria verpleegd werden. Verleden jaar is daar
f 0.07J4 van gemaakt, op voorwaarde, dat het
betrokken gemeentebestuur ook f 0,07^
geeft.
Het bestuur der vereeniging meende nu
en zeker terecht dat nu ook de subsidie
van de gemeente Haarlem zou verhoogd
worden. Maar men heeft op het Stadhuis
kans gezien omaan den eisch van de
provincie te voldoen en toch geen hoogere
subsidie te geven. Er wordt nu namelijk
zonder meer f 10.500 steun gegeven. Feitelijk
is dus door deze financieele goocheltoer het
subsidie voor het consultatie-bureau en de
huisverpleging belangrijk verlaagd.
Daarvoor is toch zoo werd ons verzekerd
geen reden. De steun, dien de gemeente
Haarlem aan de T. B. C.-bestrijding geeft is
laag. De gemeente Amsterdam geeft per
jaar voor dat doel f 340.000 uit. Als Haarlem
naar dezelfde maatstaf zou steunen de
kosten per inwoner berekend zou de sub
sidie niet f 10.500, maar f 42.000 moeten zijn
of vier maal meer.
De kosten van het Consultatie-bureau, dat
met een eigen dokter werkt, zijn hoog. Bo
vendien komen daarbij de kosten voor de
huisbezoekster, verbetering van de verple
ging in de gezinnen, enzoovoort. Alleen daar
aan wordt per jaar f35.000 uitgegeven. Na
dat de lighallen op het Brederodeduin in
gebruik genomen zijn, stegen natuurlijk de
uitgaven op het hoofd sanatorium-verple-
ging. Er zijn alleen patiënten opgenomen
waarvan verpleging in de lighallen dringend
noodzakelijk was. Maar toch zijn de uitga
ven veel hooger, dan aanvankelijk geraamd
was. Het gevolg is: een tekort.
Natuurlijk moet dat tekort gedekt worden.
Het bestuur vleit zich alsnog met de hoop,
dat er bij de behandeling, van de gemeenté-
begrooting in den raad stemmen zullen op
gaan, om aan de toegepaste onbillijkheid een
einde te maken en het subsidie der gemeen
te Haarlem te verhoogen. Het geld wordt
zeer doelmatig besteed!
VAN ONS HOF
Ter nieuwjaarsreceptie, welke Dinsdag ten
hove heeft plaats gehad voor de hoogere
autoriteiten te 's-Gravenhage, verschenen
o.a. de ministers, hoofden der departementen
van algemeen bestuur, de voorzitter van de
Eerste Kamer, jhr. van Tets, directeur van
het kabinet der Koningin; jhr. mr. Van Kar-
nebeek, commissaris der Koningin in Zuid-
Holland en de burgemeester van 's Graven-
hage, mr. Patijn. Daarna verleende de Konin
gin audiëntie aan de leden der hofhoudingen
tot het aanbieden van gelukwenschen bij de
intrede van het nieuwe jaar.
Woensdag heeft ten hove op de gewone
wijze de ontvangst plaats gehad van het bij
het hof geaccrediteerde diplomatieke corps,
ter aanbieding van gelukwenschen aan Hare
Majesteit bij de jaarswisseling.
VERKIEZINGSPROGRAM VAN
DE S. D. A. P.
VERSCHILLENDE VOORSTELLEN.
Het Volk publiceert de ineekomen voor
stellen voor het binnenkort te houden ver
kiezingscongres van de S. D. A. P. In het
verkiezingsprogram staat, dat o.a. geijverd
zal worden voor nationale en internationale
ontwapening; voltooiing der sociale verzeke
ring; volledige uitvoering der woningwet: be
houd van de Zuiderzeegronden in staats
eigendom. mede ter voorbereiding der socia
lisatie; verlichting van belastingdruk voor
kleine inkomens, ook voor vermindering van
indirecte belastingen; verbetering van de fi
nancieele verhouding tusschen Rijk en ge
meente, zonder aantasting der gemeente-
lijKe autonomie; oevoruermg van net zelf
bestuur der overzeesCiie gewesten; afschaf
fing van de doodstraf, de poeuaie sanctie en
de exorbitante rechten.
Door verschillende af deelingen zijn tevens
58 voorstellen ingediend, o.a. strekkende tot
onmiddellijke opheffing van het internee-
ringskamp aan den Boven-Digoel en amnestie
aan poiitieke gevangenen en ballingen in
Indlë; verplicht lidmaatschap van een mo
dernen vakbond; niet bijwonen van de ope
ning der Staten-Generaal en afschaffing dei-
Eerste Kamer.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
VEREENIGD TOONEEL.
Voorstad (Peripherie), too-
neelspel in 12 tafereelen van
Frantisek Langer.
Frantlsek Langer heeft zich als tooneel-
schrijver met zijn Peripherie plots een naam
over de geheele wereld gemaakt. Max Rein-
hardt gaf van Peripherie de oer-opvoering
te Weenen en het stuk had dadelijk zulk
een succes, dat het een heel seizoen in het
Joseph-theater avond aan avond kon wor
den gegeven. Daarna bracht Reinhardt het
naar New York en Berlijn en ook daar sloeg
het werk van den Praagschen schrijver ge
weldig in. En thans hebben wij Peripherie
onder den titel Voorstad in den Stads
schouwburg te Amsterdam in een opvoering
van het Vereenïgd Tooneel in décors van
Prof. Dr. Oskar Strnad uit Weenen gezien
en in onze hoofdstad maakte dit werk op de
stampvolle zaal eveneens merkbaren indruk,
zoodat ook hier althans op den avond,
waarop 51c de voorstelling bijwoonde van
een succes gesproken mag worden.
Zooals in vele thans in het buitenland
vooral in Duitschland en Rusland ge
speelde stukken is de invloed van de film op
het tooneel in Voorstad zeer duidelijk merk
baar. In 12 over het algemeen korte, snel op
elkaar volgende tafereelen welke aan
elkaar worden verbonden door den „verteller"
wil Langer ons de obsessie geven van een
moordenaar, die geen rust en vrede kan
vinden na den door hem gepleegden dood
slag en die als bezeten wordt door een niet
te onderdrukken verlangen om aldoor met
anderen over zijn misdaad te spreken.
In de eerste tafereelen zien wij, hoe Franzl
een pas uit de gevangenis ontslagen jonge
man, er toe komt een onguur heerschap,
dat hij aantreft op de kamer bij de vrouw,
voor wie hij een groote liefde heeft opgevat,
neerslaat en hoe hij daarna het lijk naar
buiten sleept in de voorstad naar een bouw
werk waar hij den doode veilig en wel „depo
neert", om hierdoor de justitie op een dwaal
spoor te brengen. Zelf waarschuwt hij de
politie en die gelooft Franzi onmiddellijk,
wanneer hij haar vertelt, dat hij op het lijk
waarop nog een portefeuille met 12G00
kronen wordt bevonden bij zijn nachte
lijke wandeling is gestooten. De doode
brengt den moordenaar geluk aan, want de
weduwe voor wie de dood van den man
een bevrijding beteekent schenkt heel ae
garderobe van haar gestorven echtgenoot
aan Franzi, die het lijk gevonden heeft en
dus op een redelijke belooning aanspraak
mag maken. Het is, of een nieuw bestaan
zich voor Franzi opent, wanneer hij in den
„rok" van den verslagene zijn vroeger beroep
van danser in cabarets nu aan de zijde
van zijn vrouw weer kan opvatten. Hij
voelt zich na al de doorstane ellende een
ander, een gelukkig mensch, vooral omdat
de groote liefde in zijn hart is ontloken.
Doch het geluk duurt slechts heel kort.
De herinnering aan de misdaad laat hem
geen oogenblik meer los. Heel zijn denken ts
er mee vervuld, zij vervolgt hem dag en
nacht. Hij vindt geen rust meer, het wordt
een obsessie voor hem. aan een ieder moet
hij het zeggen, dat hij een moord heeft be
gaan. Maar niemand gelooft l.vn! Zijn twee
kameraden willen niet naar hem luisteren
en de commissaris van politic, bij wien hij
zich als de schuldige komt aanmelden, jaagt
hem van het bureau, omdat Franzi's ver
haal hem al te leugenachtig toeschijnt
Franzi schreeuwt het boven het ronken van
een motor uit een tafereel, dat ons helaas
in de opvoering onthouden wordt dat hij
een moordenaar is; tevergeefs, hij wordt
weer niet geloofd.
Dan gaat hij, om eindelijk vrede te vinden,
met de jonge vrouw naar een ouden, verloo-
pen, ontslagen rechter, een verschoppeling,
die de nachten doorbrengt bij den pijler on
der de Karlsbrug aan de Moldau en bij de
zen man vindt hij gehoor. De oude zonder
ling en men voelt in deze heele scène oe
symboliek juicht, dat hij nog eenmaal ln
zijn levei\ recht mag spreken, niet volgens
het „mechanisch recht", van de rechtzaal,
maar volgens de hoogere gerechtigheid, die
de daden van den mensch beoordeelt naar
de innerlijke drijfveeren en in een zeer fan
tastische scène spreekt deze rechter Franzi
vrij. omdat hij gedood heeft niet om lage
motieven maar omdat hij tot zijn daad ge
dreven werd door het hoogste, wat de
mensch bezit, door de liefde! Deze oude zon
derling is de man, die begrijpt, en schenkt
Franzi de rust en den vrede, welke hij verlo
ren had, weer terug.
Wat aan „Voorstad" Iets tweeslachtigs
geeft en aan den algemeenen indruk bepaald
schade doet, is de mengeling van realisme en
fantasie. In de eerste ontmoeting van Franzi
en Anna de vrouw én dc daarop volgen
de tafereelen is Langer puur realist. Vooral
in het rondsollen met het lijk worden wij
sterk aan de film herinnerd en hier krijgen
wij details, die esthetisch eigenlijk niet erg
verheffend zijn. Met de liefde tusschen Fran
zi en Anna komt een nieuw element in het
stuk, waardoor het pas werkelijk gaat
boeien.
Ook In de teekenlng der verschillende fi
guren is dat tweeslachtige van het realisti
sche, dat door de artlsten, die in verschil
lende richting speelden, eer werd versterkt
dan verzwakt. In het groote slottafereel
de rechtspraak onder de brug waren wij
vooral ook door het aangezette, fantasti
sche spel van Van Dalsum op dc grens
van het oude melodrama, al Is er dan ook in
dat tafereel zeer veel moois.
Wanneer Frantisek Langer in de taferee
len van de misdaad wat minder in detaillee
ring ware getreden en ons de obsessie van
Franzi heviger had gegeven het weglaten
van het tafereel met den motor leek mij
daarom ook bepaald een fout dan zou het
stuk zeer zeker een beklemmender indruk
op ons hebben gemaakt.
Misschien zou een strenger regie dan van
mevrouw RanucciBeekman dat tweeslach
tige min of meer hebben kunnen verdoeze
len; nu kwam het door de opvoering nog
sterker naar voren. Johan Kaart en Van Dal
sum bijvoorbeeld stonden 'n hun speelstijl
zoo ver van elkander, dat de eenheid er
door verbroken werd. Zij waren beiden in
hun opvatting Kaart ln het realisme,
Van Dalsum in het fantastische voortref
felijk, maar zij pasten moeilijk samen in een
zelfde stuk. Daarbij kwam dat Kaart ais
Barborda een der vrienden van Franzl
midden in een Hollandsche, Frits van Dijk
als Toni, de andere vriend in een Tsje
chische voorstad stond en Van Dalsum
wat wel verantwoord was geheel buiten
deze wereld scheen te staan.
Eenheid was er ook niet in het spel der
twee hoofdpersonen, van Laseur Franzi
en Vera Bondam Anna. Laseur had
voortreffelijke oogenblikken uitstekend
bijvoorbeeld bij de eerste ontmoeting met
Anna en prachtig bepaald ln het tafereel,
waarin hij zijn vrienden biecht van den
moord maar in andere momenten zoo-
als bij zijn blijdschap met den rok van den
doode en in het slottafereel stond hij
naar mijn meening te veel bulten de rol.
En bij zijn poging om Franzl als een jonge
man uit Praag te geven, trof het dikwijls al
te Hollandsche in de typeering van Vera
Bondam. Maar er was in het spel van deze
twee vooral, wanneer de liefde hen op
voerde tot het hoogste geluk ook heel
veel, dat ik oprecht kon bewonderen. Frits
van Dijk maakte van den vriend iets zeer
moois, wat wij ook van Joh. Kaart met
de restrictie dan dat het type te veel Am
sterdammer was kunnen zeggen. En In
zijn misschien wat al te fantastische oovat-
tine, toonde Van Dalsum in zi.in fascineerend
spel weer eens welk een bijzonder knap
acteur hii is. Dirk Verbeek was de „vertel
ler" en hij deed dit naar mijn meening
overbodige werk levendig en vol kleur.
Het Vereenled Tooneel heeft voor dit stuk
voor het eerst gebruik gemaakt van een bij
zonder soort draaitooneel, waardoor de ver
schillende tafereelen elkander zeer snel op
volgden en de tooneelen tweemaal zoo breed
waren als bij een gewoon draaitooneel. De
décors van Prof. Strnad waren zeer sugges
tief en in alle opzichten te loven.
Ondanks bedenkingen, dit ik tegen stuk
en spel heb, kan ik de ware lief
hebbers van het tooneel niet ernstig ge
noeg aanraden deze In veel opzichten be
langrijke en boeiende voorstelling van Het
Vereenïgd Tooneel te Amsterdam In
Haarlem zal het stuk wel niet gespeeld kun
nen worden bij te wonen. Nieuwe opvat
tingen omtrent het tooneel komen cr in tot
uitdrukking en Frantisek Langer is een
schrijver met qualiteiten, die zijn plotseling
succes in het buitenland alleszins verklaar
baar maken.
J. B. SCHUIL
(Reeds in een deel van de vorige
oplaag opgenomen.)
MUZIEK UIT DE LUCHT.
PROF. THEREMIN TE HAARLEM.
Zooals wij roads in het kort mededeelden
komt Prof. Theremin ook te Haarlem een
voorste,"ng geven.
A.s. Zondagavond in den Stads-schouw-
burg.
Men schrijft ons:
Het is nog niet lang gebeden, dat Pror.
Leo Theremin de geheele wereld van zich
deed spreken, nadat het dezen uitvinder
gelukt was een annaraat te construceren dat
klem van afmetingen, geweldige mogelijk
heden tot n'euwe toonvormlng en daarmede
verbonden muziekvoortbrenging biedt.
Het e'gennardige en verbluffende aan het
nnnaraat van Theremin bestaat ln de eerste
nlaats hierin, dat tonen zonder gebruikma
king van eentje mechanische voorbereiding
als 't ware uit de lucht voortgebracht en
door vriie beweging der hand in de ru'mte
geheele muziekstukken vormen. Daarbij kan
en dat. is weer het eigenaardige en ver
bluffende een bil een dergeüiken kleinen
omvang met andere instrumenten nauwe
lijks te bereiken toonseala verkregen worden,
te belonen van de hoogste, aan de grens
van het hoorbare liggende af. tot de dienste
misschien nog bil een orgel te hooren tonen.
Evenals b11 andere muziekinstrumenten
kan ook met het. Theremin annaraat een af
wisselende toonsterkte verkregen worden,
echter in een veel hoocere mate dan dit
met de gebruikelijke muziek instrumenten het
geval is. Zoo laat zich zonder moeite het
teerste pianissimo alsook het geweldigste
fortissimo in de fijnste transgewijze scheiding
aan het annaraat, of juister gezegd, aan de
lucht ontlokken.
De mogelijkheid bestaat met het apparaat
bijna iedere willekeurige toonkleur tevoor
schijn te tooveren. Het Interessante daarbij
is. dat dc voorkomende toonkleuren niet on
voorwaardelijk in overeenstemming behoeven
te zijn met de reeds bekende timbres, maar
dat veel eer geheel nieuwe, tot nu toe on
bekend gebleven klanken ons oor bereiken.
Dan eens doet de melodie aan een cello,
een viool, dan weer aan een menschelijke
stem denken.
Op de technische zijde maar heel opper
vlakkig ingaand, zouden wij slechts in het
kort willen opmerken, dat het hier hoog
frequente electrische stroomen betreft, die
om het apparaat een z.g. electro-magnetlsch
veld doen ontstaan. Door de beweging der
menschelijke hand ondergaan nu de onzicht
bare golven van dit veld een verandering.
Deze verandering heeft tengevolge, dat. hoe
verder men de hand van het apparaat ver-
wedert, een des te diepere toon ons oor
binnendringt, terwijl hoe dichter daaren
tegen de hand het apparaat nadert, de toon
des te hooger wordt.
Het spelen op het apparaat moet gemak
kelijk te Ieeren zijn, in tegenstelling met
de gebruikelijke instrumenten. Overal, waar
de aethergolven-muzïek van Theremin ge
demonstreerd werd, b.v. op de „Groote
Muzielctentoonstelllng" in Frankfurt a. M.
in de „Groote Opera" te Parijs, in dc
..Albert Hall" te Londen, ln Berlijn. Mtinchen,
Leipzig, Hamburg enz., verwekte dit nieuwe
wonder de grootste geestdrift; allen waren
onder den indruk van een groote, onbegrij
pelijke gebeurtenis. Kort geleden werd dc
aethergolvcn-muziek van Theremin in Ko
penhagen in aanwezigheid der koninklijke
familie, tweemaal met het grootste succes
gedemonstreerd.
De N.V. Internationale Concert-Directie
Ernst Krauss is het gelukt het zich op de
doorreis bevindende „Theremin-Trio" voor
eenige voorstellingen in ons land tc enga-
geeren. Daarbij zal buiten een reeks voor te
dragen muziekstukken (soli, duo's, trio's) een
korte inleidende voordracht met demonstra
ties het wezen van deze sensationeele uit
vinding duidelijk maken. Ton slot-tc wordt
het publiek gelegenheid geboden het spelen
zelf te beproeven en door vrije beweging der
hand in de ruimte tonen aan de lucht
tc ontlokken.
DE FILM „DE MOEDER"
De directeur van bet Rembrandt-theater
heeft voor de plaatselijke pers een vertoo
ning gegeven van de film „De Moeder", die
morgen te beginnen in dit theater zal loopen.
De machtige, diep-menschelijke Mcshrab-
pom-film is wel een der sterkste rolprenten
uit den Sovjet-staat en behoort met „De laat
ste dagen van Sint Petersburg" tot het beste
dat de knappe regisseur Puöowkin maakte.
En wel, juist door het louter-natuurlijke en
het zoo zuiver „filmische" ver-beelden van
het verhaal, dat samengesteld is naar motie
ven uit Maxim Gorki's roman.
Dit is een der belangrijkste films van het
seizoen, in ons blad van Zaterdag schrijven
wij er uitvoeriger over.
EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GÈHEIMEN
DIENST.
Uit het Engel sch van
DOUGLAS VALENTINE.
4)
Van binnen zag het hotel er minder triest
uit dan men van buiten zou veronderstellen.
Er was een kleine vestibule met een glazen
hokje voor den portier en verderop een ouder
wetsche trap aan den voet waarvan een pi
laar stond met een glazen bol er op.
Op het geluid dat piijn voetstappen op
den mozaikvloer maakten, kwam een kellner
uit een hokje onder de trap te voorschijn.
Hij had een blauw voorschoot aan, maar
verder was hij in kellnerstenue. Zijn handen
en zijn voorschoot zaten vol zwarte vlekken,
waarschijnlijk was hij aan het schoenen
poetsen.
Hij was een groote. dikke blonde man met
kleine wreede oogjes en zijn haar was zoo
kort dat het wel geschoren leek. Hij kwam
vlug op mij toe en vrog mij niet bepaald
vriendelijk wat ik verlangde.
Ik antwoordde in het Duitsch dat ik een
kamer wilde hebben.
Hij nam mij door zijn nauwe oogspleten
eens goed op, toen hij mijn onberispelijk
Duitsch accent hoorde.
Het hotel is heelemaal vol. Er is geen
plaats voor meneer. De eigenares Is uitge
gaan. Het spijt me
Franz van het Bopparder Hof heeft me
dit hotel gerecommandeerd, zei ik. Ik was
niet van plan er weer in dien regen op uit
te gaan, zelfs niet voor een heel regiment
Duitsche kellners. Hij vertelde me dat
Frau Schratt mij wel onderdak zou kunnen
verschaffen.
De heele manier van doen van den kellner
veranderde plotseling.
Zoo. zoo, zei hij haast vriendelijk,
was het Franz die meneer hier heen gestuurd
heeft. Hij is een goed vriend an het huis
hier, die Franz. Ja, het treft ongelukkig dat
Frau Schratt uitgegaan is. maar zoodra zij
terugkomt zal ik haar zeggen dat u hier
bent. Maar ik zal u vast een kamer geven.
Hij overhandigde mij een kandelaar en een
sleutel.
Zoo, gromde hij, nummer 31, derde
verdieping.
Van verre sloeg een klok.
Tien uur al, zei hij. Meneert papieren
kunnen wel tot morgen wachten, het is al
zoo laat. Of misschien wil meneer ze wel aan
Frau Schratt geven; ze kan ieder oogenblik
komen.
Toen ik de kronkelende trap opliep hoor
de ik hem mompelen:
Zoo zoo, Franz heeft hem dus gestuurd.
Ach, die Franz!
Toen ik halverwege de trap was, bevond
ik mij in volslagen duisternis. Op ieder por
taal brandde een heel klein gaspltje en op
de derde verdieping kon ik een bordje aan
den muur ontdekken met een pijltje en de
cijfers 4630.
Ik bleef staan om mijn kandelaar aan te
steken. In het heele hotel was het doodstil;
het eenige geluid dat ik hoorde was het re
genwater dat in de gootpijpen naar beneden
gutste. Toen hoorde ik in de duisternis van
de nauwe gang dat iemand een sleutel in
een slot probeerde om te draaien. Ik liep
de gang door; door het licht van mijn kaars
zag ik op de rij gele deuren witte porceleinen
plaatjes met een zwart cijfer. No. 46 was de
eerste kamer rechts van de trap af; de even
nummers lagen rechts, de oneven links,
daardoor wist ik dat ik de laatste kamer
links aan het einde van de gang moest
hebben.
De gang had een scherpen hoek. Toen ik
dien omgeloopen was, hoorde ik weer dat
geluid van den sleutel die in het slot om
gedraaid werd en het rammelen aan een
deurknop, maar daar de gang een bocht
had, zag ik niet wie dat deed.
Toen ik de tweede bocht gepasseerd was,
liep ik regelrecht op een man af die -oor
een deur aan den linkerkant van de gang
stond, de laatste op één na. Een spiegel aan
het einde van die gang weerkaatste het licht
van mijn kandelaar. De man keek op toen
ik naderde. Hij droeg een zachten zwarten
vilthoed en een zwarte overjas en aan zijn
arm hing een kletsnatte paraplue. Zijn kan
delaar stond voor de deur op den grond. De
kaars was net uitgegaan want ik rook de
lucht van gebrande talk.
Hebt u licht? zei de vreemdeling in het
Duitsch. Hij hijgde hevig. Ik ben net bo
ven gekomen en door den tocht is mijn
kaars uitbegaan; ik kan de deur niet open-
krijgen. Misschien kunt u
Hij brak zijn zin af en legde de hand op
zyn borst.
Een oogenblikje, zei ik. Het slot van de
deur zat omgekeerd en de sleutel moest er
ondersteboven ingestoken worden. Het slot
ging toen gemakkelijk open. Ik zag dat het
kamer no. 33 was, vlak naast de mijne.
Kan ik u nog van dienst zijn? Voelt
u zich niet goed? zei ik terwijl ik de kande
laar opnam en den vreemdeling aankeek.
Hij was een jonge man met dik zwart
haar. sprekende donkere oogen, een gebo
gen neus en een diepen rimpel tusschen de
wenkbrauwen. Het krullige haar en de uit
stekende jukbeenderen deden vermoeden
dat hij van Oosterschc afkomst was. Hij
zag heel bleek en zijn lippen waren blauwig.
Ik zag dc zweetdruppels op zijn voorhoofd
parelen.
Dank u, het is niets, antwoordde de
man hijgend. Ik ben een beetje bulten
adem doordat ik mijn koffer naar boven ge
dragen heb.
U moet net voor mij aangekomen zijn,
zei ik terwijl ik aan het rijtuig dacht dat
ik had hooren wegrijden voor het mijne
stilhield.
Dat is ook zoo, antwoordde hij terwijl
hij de deur openduwde.
Hij verdween ln de duistere kamer en sloeg
de deur dicht mét een smak die door het
huis echode.
Zooals ik al uitgerekend had, lag mijn
kamer naast de zijne aan het eind van dc
gang. Het rook er duf en stoffig en het eer
ste wat ik deed was naar dc ramen loopen
en die wijd openzetten.
Ik keek uit op een donkere smalle gracht
waar de vage omtrekken van vrachtschui
ten zichtbaar waren en op de vensters van
een rij hcoge verweerde huizen aan den
overkant. Geen enkel licht scheen in die
vensters Van verre hoorde ik dezelfde klok
van zooeven het kwartier slaan een en
kele, heldere slag.
De kamer zag er niet erg aanlokkelijk uit
een versleten karpet, verkleurd smerig
behang, verschoten gordijnen en een ma
honie ledikant met een geweldig veeren
dekbed. De kaars was de eenige verlichting
er was geen gas of electrlsch licht.
(Wordt vervolgd.)