HAARLEM'S DAGBLAD H. D. VERTELLINGEN Ge Man met den Honetvoel STADSNIEUWS LETTEREN EN KUNST FEUILLETON. DONDERDAG 3 JANUARI 1929 DERDE BLAD (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Oom Theodoor door HASSE ZETTERSTROM. Toen ik klein was, was ik een lieve jongen. Ik werd deswege door mijn kameraden van denzelfden leeftijd gehaat en veracht en hun ouders zeiden telkens weer: Kijk eens, hoe lief die Jongen is, Zoo moeten jullie ook probeeren te zijn, dan zou den wij ouders een beetje plezier van jullie hebben. Ik was werkelijk een aardige Jongen, tot ik 13 jaar werd. Toen kwam er een keerpunt in mijn leven. Het keerpunt lag in de mooie, kleine Mariastraat in het Zuidelijk deel van de stad. Daar kwam ik op het trottoir eens een jongen tegen, dien ik nooit gezien had, vroeger noch later. Hij kwam recht op mij toe, bleef staan, keek mij recht in het ge zicht en zeide: Jij bent toch de jongen, die zoo'n lie verd is? Toen pakte hij mij met beide handen aan mijn jas en gaf mij een opstopper, dat mijn neus bloedde en scheef werd, wat zij sedert dat moment ook is gebleven. Ik begreep nu, dat het voor een jongen niet past, aardig te zijn en den volgenden dag startte ik de geschiedenis van de bel en oom Theodoor. Oom Theodoor was portier in een kantoor gebouw, waar wij op weg naar huis voorbij gingen, wanneer wij uit school kwamen. De deur werd opengemaakt, wanneer wij op den knop van de electrische schel hadden ge drukt. Mijn kameraden belden gewoonlijk en holden dan vlug om den hoek van het huis. Wanneer de portier naar buiten kwam om te zien, wat dat bellen te beteekenen had, schreeuwden allen tegelijk: Oom Theodoor! Gelukkig Nieuwjaar! Ouwe langoor! Deze aardigheid had mij nooit aangestaan, want de portier was 'n bejaard man en mij was respect voor den ouderdom ingepompt. Bovendien vond ik het niet toepasselijk, in September of in het voorjaar gelukkig Nieuwjaar te roepen. Maar daags na den opstopper in de Maria straat had ik een andere opvatting. Toen de jongens op den knop wilden drukken, zei ik: Ik weet iets beters! Let op! En toen haalde ik een kurk uit den zak, perste die op den belknop, zoodat er aanhoudend werd ge beld en toen rende ik weg. Oom Theodoor kwam naar buiten stormen, zag op straat niemand, vloekte en raasde en trok zich tenslotte in zijn kleine portiersloge terug. Maar toen hij naar binnen ging, weer klonk de bel opnieuw (zij klonk aan een stuk door, maar dat begreep Theodoor niet) en dus liep hij weer naar buiten. Niemand te zien. Nieuwe vloeken en schimpen op die kwajon gens en dan langzame aftocht naar de por tiersloge. Daar rinkelde de bel voortdurend! Weer op straat! Zoo hielden wij Theodoor een tamelijk half uurtje buiten adem, tot hij tenslotte de kurk ontdekte,. Den volgenden dag probeerde hij ons met een list te vangen. Hij had zich in de portiek verborgen en sprong te voorschijn, toen wij voorbij kwamen. Ik was de laatste, Ik liep of mijn leven op het spel stond. Ik was aan jongensstreken niet gewoon, hoorde het vloeken en schreeuwen van den ouden man achter mij en voelde, dat mijn hart hamerde en klopte. Hij schreeuwde: Houdt hem! Houdt hem! Maar to enkwam er een kans op red ding,. Een huisdeur stond open: ik er in en de trappen op,. Trappen liep ik vlugger dan Theodoor. Ik rende een trap op, twee, drie, vier en daar klopte ik op de eerste deur de beste. Een dienstmeisje deed open. Ik kwam in de gang. Het was een fatsoenlijke familie, waar ik was terechtgekomen. Zij zat aan het raam in de eetkamer aan de koffie. Het moesje ging naar binnen en zeide: Buiten staat een jongen, die hier wil blij ven. Hij zegt, dat hij door een krankzinnige wordt achtervolgd, die op straat achter hem aanrent. De heele familie stond gelijk op en kwam naar mij toe. Ik zat op een laarzenknecht en vleide: Och, toe, laat u mij een oogenblik hier blijven, dat hij mij niet krijgt. Hij is gek! Kalm maar, jongetje, zeide de huisva der, hier doet niemand je kwaad, dat beloof ik je! En toen werd ik de woning binnengelaten en kreeg een appel en een koekje en toen werd er gebeld. Dat is hij, dat is hij, toe, asjeblieft, laat u hem niet binnen. Hij maakt mij dood! Het meisje ging openmaken en ik hoorde oom Theodoor brullen: Is hij hier, de vlegel? Ik moet hem heb ben of ik zal hier in het portaal dood blijven. Op zij. Hij moet hier zijn! Toen kwam de heer des huizes te voor schijn. Hij was een groote, sterke man. Hij pakte Theodoor bij de kraag en gooide hem in het portaal op den grond, terwijl hij zijn huisgenooten toeriep: Vlug, haal de politie; deze krankzinnige moet opgesloten worden! Toen glipte ik stil de woning binnen, door alle kamers, door de keuken en de achter trap af. Sedert dat oogenblik hebben wij nooit meer aan oom Theodoor's deur gebeld. Men moet het noodlot niet provoceeren en de fantasie van een jongen mag niet al te eenzijdig werken. T. B. C.-BESTRIJDING. OVER DEN STEUN DER GEMEENTE HAARLEM. De Haarlemsche vereeniging tot bestrij ding der tuberculose verricht veel en nuttig werk. Het is natuurlijk, dat dit alleen vol te Jhouden is als gemeente, provincie en rijk flinke subsidies geven, want het is niet mo gelijk om al het benoodigde geld door par ticulier initiatief bijeen te laten brengen. Jaren lang geeft de gemeente reeds een subsidie van f 10.500. Vroeger jaren was dit alsvolgt verdeeld: consultatie-bureau en huisverpleging f 7500, verpleging in sanato ria f3000. Vroeger gaf de provincie Noord-Holland f 0,05 per dag voor patiënten die in sanato ria verpleegd werden. Verleden jaar is daar f 0.07J4 van gemaakt, op voorwaarde, dat het betrokken gemeentebestuur ook f 0,07^ geeft. Het bestuur der vereeniging meende nu en zeker terecht dat nu ook de subsidie van de gemeente Haarlem zou verhoogd worden. Maar men heeft op het Stadhuis kans gezien omaan den eisch van de provincie te voldoen en toch geen hoogere subsidie te geven. Er wordt nu namelijk zonder meer f 10.500 steun gegeven. Feitelijk is dus door deze financieele goocheltoer het subsidie voor het consultatie-bureau en de huisverpleging belangrijk verlaagd. Daarvoor is toch zoo werd ons verzekerd geen reden. De steun, dien de gemeente Haarlem aan de T. B. C.-bestrijding geeft is laag. De gemeente Amsterdam geeft per jaar voor dat doel f 340.000 uit. Als Haarlem naar dezelfde maatstaf zou steunen de kosten per inwoner berekend zou de sub sidie niet f 10.500, maar f 42.000 moeten zijn of vier maal meer. De kosten van het Consultatie-bureau, dat met een eigen dokter werkt, zijn hoog. Bo vendien komen daarbij de kosten voor de huisbezoekster, verbetering van de verple ging in de gezinnen, enzoovoort. Alleen daar aan wordt per jaar f35.000 uitgegeven. Na dat de lighallen op het Brederodeduin in gebruik genomen zijn, stegen natuurlijk de uitgaven op het hoofd sanatorium-verple- ging. Er zijn alleen patiënten opgenomen waarvan verpleging in de lighallen dringend noodzakelijk was. Maar toch zijn de uitga ven veel hooger, dan aanvankelijk geraamd was. Het gevolg is: een tekort. Natuurlijk moet dat tekort gedekt worden. Het bestuur vleit zich alsnog met de hoop, dat er bij de behandeling, van de gemeenté- begrooting in den raad stemmen zullen op gaan, om aan de toegepaste onbillijkheid een einde te maken en het subsidie der gemeen te Haarlem te verhoogen. Het geld wordt zeer doelmatig besteed! VAN ONS HOF Ter nieuwjaarsreceptie, welke Dinsdag ten hove heeft plaats gehad voor de hoogere autoriteiten te 's-Gravenhage, verschenen o.a. de ministers, hoofden der departementen van algemeen bestuur, de voorzitter van de Eerste Kamer, jhr. van Tets, directeur van het kabinet der Koningin; jhr. mr. Van Kar- nebeek, commissaris der Koningin in Zuid- Holland en de burgemeester van 's Graven- hage, mr. Patijn. Daarna verleende de Konin gin audiëntie aan de leden der hofhoudingen tot het aanbieden van gelukwenschen bij de intrede van het nieuwe jaar. Woensdag heeft ten hove op de gewone wijze de ontvangst plaats gehad van het bij het hof geaccrediteerde diplomatieke corps, ter aanbieding van gelukwenschen aan Hare Majesteit bij de jaarswisseling. VERKIEZINGSPROGRAM VAN DE S. D. A. P. VERSCHILLENDE VOORSTELLEN. Het Volk publiceert de ineekomen voor stellen voor het binnenkort te houden ver kiezingscongres van de S. D. A. P. In het verkiezingsprogram staat, dat o.a. geijverd zal worden voor nationale en internationale ontwapening; voltooiing der sociale verzeke ring; volledige uitvoering der woningwet: be houd van de Zuiderzeegronden in staats eigendom. mede ter voorbereiding der socia lisatie; verlichting van belastingdruk voor kleine inkomens, ook voor vermindering van indirecte belastingen; verbetering van de fi nancieele verhouding tusschen Rijk en ge meente, zonder aantasting der gemeente- lijKe autonomie; oevoruermg van net zelf bestuur der overzeesCiie gewesten; afschaf fing van de doodstraf, de poeuaie sanctie en de exorbitante rechten. Door verschillende af deelingen zijn tevens 58 voorstellen ingediend, o.a. strekkende tot onmiddellijke opheffing van het internee- ringskamp aan den Boven-Digoel en amnestie aan poiitieke gevangenen en ballingen in Indlë; verplicht lidmaatschap van een mo dernen vakbond; niet bijwonen van de ope ning der Staten-Generaal en afschaffing dei- Eerste Kamer. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. VEREENIGD TOONEEL. Voorstad (Peripherie), too- neelspel in 12 tafereelen van Frantisek Langer. Frantlsek Langer heeft zich als tooneel- schrijver met zijn Peripherie plots een naam over de geheele wereld gemaakt. Max Rein- hardt gaf van Peripherie de oer-opvoering te Weenen en het stuk had dadelijk zulk een succes, dat het een heel seizoen in het Joseph-theater avond aan avond kon wor den gegeven. Daarna bracht Reinhardt het naar New York en Berlijn en ook daar sloeg het werk van den Praagschen schrijver ge weldig in. En thans hebben wij Peripherie onder den titel Voorstad in den Stads schouwburg te Amsterdam in een opvoering van het Vereenïgd Tooneel in décors van Prof. Dr. Oskar Strnad uit Weenen gezien en in onze hoofdstad maakte dit werk op de stampvolle zaal eveneens merkbaren indruk, zoodat ook hier althans op den avond, waarop 51c de voorstelling bijwoonde van een succes gesproken mag worden. Zooals in vele thans in het buitenland vooral in Duitschland en Rusland ge speelde stukken is de invloed van de film op het tooneel in Voorstad zeer duidelijk merk baar. In 12 over het algemeen korte, snel op elkaar volgende tafereelen welke aan elkaar worden verbonden door den „verteller" wil Langer ons de obsessie geven van een moordenaar, die geen rust en vrede kan vinden na den door hem gepleegden dood slag en die als bezeten wordt door een niet te onderdrukken verlangen om aldoor met anderen over zijn misdaad te spreken. In de eerste tafereelen zien wij, hoe Franzl een pas uit de gevangenis ontslagen jonge man, er toe komt een onguur heerschap, dat hij aantreft op de kamer bij de vrouw, voor wie hij een groote liefde heeft opgevat, neerslaat en hoe hij daarna het lijk naar buiten sleept in de voorstad naar een bouw werk waar hij den doode veilig en wel „depo neert", om hierdoor de justitie op een dwaal spoor te brengen. Zelf waarschuwt hij de politie en die gelooft Franzi onmiddellijk, wanneer hij haar vertelt, dat hij op het lijk waarop nog een portefeuille met 12G00 kronen wordt bevonden bij zijn nachte lijke wandeling is gestooten. De doode brengt den moordenaar geluk aan, want de weduwe voor wie de dood van den man een bevrijding beteekent schenkt heel ae garderobe van haar gestorven echtgenoot aan Franzi, die het lijk gevonden heeft en dus op een redelijke belooning aanspraak mag maken. Het is, of een nieuw bestaan zich voor Franzi opent, wanneer hij in den „rok" van den verslagene zijn vroeger beroep van danser in cabarets nu aan de zijde van zijn vrouw weer kan opvatten. Hij voelt zich na al de doorstane ellende een ander, een gelukkig mensch, vooral omdat de groote liefde in zijn hart is ontloken. Doch het geluk duurt slechts heel kort. De herinnering aan de misdaad laat hem geen oogenblik meer los. Heel zijn denken ts er mee vervuld, zij vervolgt hem dag en nacht. Hij vindt geen rust meer, het wordt een obsessie voor hem. aan een ieder moet hij het zeggen, dat hij een moord heeft be gaan. Maar niemand gelooft l.vn! Zijn twee kameraden willen niet naar hem luisteren en de commissaris van politic, bij wien hij zich als de schuldige komt aanmelden, jaagt hem van het bureau, omdat Franzi's ver haal hem al te leugenachtig toeschijnt Franzi schreeuwt het boven het ronken van een motor uit een tafereel, dat ons helaas in de opvoering onthouden wordt dat hij een moordenaar is; tevergeefs, hij wordt weer niet geloofd. Dan gaat hij, om eindelijk vrede te vinden, met de jonge vrouw naar een ouden, verloo- pen, ontslagen rechter, een verschoppeling, die de nachten doorbrengt bij den pijler on der de Karlsbrug aan de Moldau en bij de zen man vindt hij gehoor. De oude zonder ling en men voelt in deze heele scène oe symboliek juicht, dat hij nog eenmaal ln zijn levei\ recht mag spreken, niet volgens het „mechanisch recht", van de rechtzaal, maar volgens de hoogere gerechtigheid, die de daden van den mensch beoordeelt naar de innerlijke drijfveeren en in een zeer fan tastische scène spreekt deze rechter Franzi vrij. omdat hij gedood heeft niet om lage motieven maar omdat hij tot zijn daad ge dreven werd door het hoogste, wat de mensch bezit, door de liefde! Deze oude zon derling is de man, die begrijpt, en schenkt Franzi de rust en den vrede, welke hij verlo ren had, weer terug. Wat aan „Voorstad" Iets tweeslachtigs geeft en aan den algemeenen indruk bepaald schade doet, is de mengeling van realisme en fantasie. In de eerste ontmoeting van Franzi en Anna de vrouw én dc daarop volgen de tafereelen is Langer puur realist. Vooral in het rondsollen met het lijk worden wij sterk aan de film herinnerd en hier krijgen wij details, die esthetisch eigenlijk niet erg verheffend zijn. Met de liefde tusschen Fran zi en Anna komt een nieuw element in het stuk, waardoor het pas werkelijk gaat boeien. Ook In de teekenlng der verschillende fi guren is dat tweeslachtige van het realisti sche, dat door de artlsten, die in verschil lende richting speelden, eer werd versterkt dan verzwakt. In het groote slottafereel de rechtspraak onder de brug waren wij vooral ook door het aangezette, fantasti sche spel van Van Dalsum op dc grens van het oude melodrama, al Is er dan ook in dat tafereel zeer veel moois. Wanneer Frantisek Langer in de taferee len van de misdaad wat minder in detaillee ring ware getreden en ons de obsessie van Franzi heviger had gegeven het weglaten van het tafereel met den motor leek mij daarom ook bepaald een fout dan zou het stuk zeer zeker een beklemmender indruk op ons hebben gemaakt. Misschien zou een strenger regie dan van mevrouw RanucciBeekman dat tweeslach tige min of meer hebben kunnen verdoeze len; nu kwam het door de opvoering nog sterker naar voren. Johan Kaart en Van Dal sum bijvoorbeeld stonden 'n hun speelstijl zoo ver van elkander, dat de eenheid er door verbroken werd. Zij waren beiden in hun opvatting Kaart ln het realisme, Van Dalsum in het fantastische voortref felijk, maar zij pasten moeilijk samen in een zelfde stuk. Daarbij kwam dat Kaart ais Barborda een der vrienden van Franzl midden in een Hollandsche, Frits van Dijk als Toni, de andere vriend in een Tsje chische voorstad stond en Van Dalsum wat wel verantwoord was geheel buiten deze wereld scheen te staan. Eenheid was er ook niet in het spel der twee hoofdpersonen, van Laseur Franzi en Vera Bondam Anna. Laseur had voortreffelijke oogenblikken uitstekend bijvoorbeeld bij de eerste ontmoeting met Anna en prachtig bepaald ln het tafereel, waarin hij zijn vrienden biecht van den moord maar in andere momenten zoo- als bij zijn blijdschap met den rok van den doode en in het slottafereel stond hij naar mijn meening te veel bulten de rol. En bij zijn poging om Franzl als een jonge man uit Praag te geven, trof het dikwijls al te Hollandsche in de typeering van Vera Bondam. Maar er was in het spel van deze twee vooral, wanneer de liefde hen op voerde tot het hoogste geluk ook heel veel, dat ik oprecht kon bewonderen. Frits van Dijk maakte van den vriend iets zeer moois, wat wij ook van Joh. Kaart met de restrictie dan dat het type te veel Am sterdammer was kunnen zeggen. En In zijn misschien wat al te fantastische oovat- tine, toonde Van Dalsum in zi.in fascineerend spel weer eens welk een bijzonder knap acteur hii is. Dirk Verbeek was de „vertel ler" en hij deed dit naar mijn meening overbodige werk levendig en vol kleur. Het Vereenled Tooneel heeft voor dit stuk voor het eerst gebruik gemaakt van een bij zonder soort draaitooneel, waardoor de ver schillende tafereelen elkander zeer snel op volgden en de tooneelen tweemaal zoo breed waren als bij een gewoon draaitooneel. De décors van Prof. Strnad waren zeer sugges tief en in alle opzichten te loven. Ondanks bedenkingen, dit ik tegen stuk en spel heb, kan ik de ware lief hebbers van het tooneel niet ernstig ge noeg aanraden deze In veel opzichten be langrijke en boeiende voorstelling van Het Vereenïgd Tooneel te Amsterdam In Haarlem zal het stuk wel niet gespeeld kun nen worden bij te wonen. Nieuwe opvat tingen omtrent het tooneel komen cr in tot uitdrukking en Frantisek Langer is een schrijver met qualiteiten, die zijn plotseling succes in het buitenland alleszins verklaar baar maken. J. B. SCHUIL (Reeds in een deel van de vorige oplaag opgenomen.) MUZIEK UIT DE LUCHT. PROF. THEREMIN TE HAARLEM. Zooals wij roads in het kort mededeelden komt Prof. Theremin ook te Haarlem een voorste,"ng geven. A.s. Zondagavond in den Stads-schouw- burg. Men schrijft ons: Het is nog niet lang gebeden, dat Pror. Leo Theremin de geheele wereld van zich deed spreken, nadat het dezen uitvinder gelukt was een annaraat te construceren dat klem van afmetingen, geweldige mogelijk heden tot n'euwe toonvormlng en daarmede verbonden muziekvoortbrenging biedt. Het e'gennardige en verbluffende aan het nnnaraat van Theremin bestaat ln de eerste nlaats hierin, dat tonen zonder gebruikma king van eentje mechanische voorbereiding als 't ware uit de lucht voortgebracht en door vriie beweging der hand in de ru'mte geheele muziekstukken vormen. Daarbij kan en dat. is weer het eigenaardige en ver bluffende een bil een dergeüiken kleinen omvang met andere instrumenten nauwe lijks te bereiken toonseala verkregen worden, te belonen van de hoogste, aan de grens van het hoorbare liggende af. tot de dienste misschien nog bil een orgel te hooren tonen. Evenals b11 andere muziekinstrumenten kan ook met het. Theremin annaraat een af wisselende toonsterkte verkregen worden, echter in een veel hoocere mate dan dit met de gebruikelijke muziek instrumenten het geval is. Zoo laat zich zonder moeite het teerste pianissimo alsook het geweldigste fortissimo in de fijnste transgewijze scheiding aan het annaraat, of juister gezegd, aan de lucht ontlokken. De mogelijkheid bestaat met het apparaat bijna iedere willekeurige toonkleur tevoor schijn te tooveren. Het Interessante daarbij is. dat dc voorkomende toonkleuren niet on voorwaardelijk in overeenstemming behoeven te zijn met de reeds bekende timbres, maar dat veel eer geheel nieuwe, tot nu toe on bekend gebleven klanken ons oor bereiken. Dan eens doet de melodie aan een cello, een viool, dan weer aan een menschelijke stem denken. Op de technische zijde maar heel opper vlakkig ingaand, zouden wij slechts in het kort willen opmerken, dat het hier hoog frequente electrische stroomen betreft, die om het apparaat een z.g. electro-magnetlsch veld doen ontstaan. Door de beweging der menschelijke hand ondergaan nu de onzicht bare golven van dit veld een verandering. Deze verandering heeft tengevolge, dat. hoe verder men de hand van het apparaat ver- wedert, een des te diepere toon ons oor binnendringt, terwijl hoe dichter daaren tegen de hand het apparaat nadert, de toon des te hooger wordt. Het spelen op het apparaat moet gemak kelijk te Ieeren zijn, in tegenstelling met de gebruikelijke instrumenten. Overal, waar de aethergolven-muzïek van Theremin ge demonstreerd werd, b.v. op de „Groote Muzielctentoonstelllng" in Frankfurt a. M. in de „Groote Opera" te Parijs, in dc ..Albert Hall" te Londen, ln Berlijn. Mtinchen, Leipzig, Hamburg enz., verwekte dit nieuwe wonder de grootste geestdrift; allen waren onder den indruk van een groote, onbegrij pelijke gebeurtenis. Kort geleden werd dc aethergolvcn-muziek van Theremin in Ko penhagen in aanwezigheid der koninklijke familie, tweemaal met het grootste succes gedemonstreerd. De N.V. Internationale Concert-Directie Ernst Krauss is het gelukt het zich op de doorreis bevindende „Theremin-Trio" voor eenige voorstellingen in ons land tc enga- geeren. Daarbij zal buiten een reeks voor te dragen muziekstukken (soli, duo's, trio's) een korte inleidende voordracht met demonstra ties het wezen van deze sensationeele uit vinding duidelijk maken. Ton slot-tc wordt het publiek gelegenheid geboden het spelen zelf te beproeven en door vrije beweging der hand in de ruimte tonen aan de lucht tc ontlokken. DE FILM „DE MOEDER" De directeur van bet Rembrandt-theater heeft voor de plaatselijke pers een vertoo ning gegeven van de film „De Moeder", die morgen te beginnen in dit theater zal loopen. De machtige, diep-menschelijke Mcshrab- pom-film is wel een der sterkste rolprenten uit den Sovjet-staat en behoort met „De laat ste dagen van Sint Petersburg" tot het beste dat de knappe regisseur Puöowkin maakte. En wel, juist door het louter-natuurlijke en het zoo zuiver „filmische" ver-beelden van het verhaal, dat samengesteld is naar motie ven uit Maxim Gorki's roman. Dit is een der belangrijkste films van het seizoen, in ons blad van Zaterdag schrijven wij er uitvoeriger over. EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GÈHEIMEN DIENST. Uit het Engel sch van DOUGLAS VALENTINE. 4) Van binnen zag het hotel er minder triest uit dan men van buiten zou veronderstellen. Er was een kleine vestibule met een glazen hokje voor den portier en verderop een ouder wetsche trap aan den voet waarvan een pi laar stond met een glazen bol er op. Op het geluid dat piijn voetstappen op den mozaikvloer maakten, kwam een kellner uit een hokje onder de trap te voorschijn. Hij had een blauw voorschoot aan, maar verder was hij in kellnerstenue. Zijn handen en zijn voorschoot zaten vol zwarte vlekken, waarschijnlijk was hij aan het schoenen poetsen. Hij was een groote. dikke blonde man met kleine wreede oogjes en zijn haar was zoo kort dat het wel geschoren leek. Hij kwam vlug op mij toe en vrog mij niet bepaald vriendelijk wat ik verlangde. Ik antwoordde in het Duitsch dat ik een kamer wilde hebben. Hij nam mij door zijn nauwe oogspleten eens goed op, toen hij mijn onberispelijk Duitsch accent hoorde. Het hotel is heelemaal vol. Er is geen plaats voor meneer. De eigenares Is uitge gaan. Het spijt me Franz van het Bopparder Hof heeft me dit hotel gerecommandeerd, zei ik. Ik was niet van plan er weer in dien regen op uit te gaan, zelfs niet voor een heel regiment Duitsche kellners. Hij vertelde me dat Frau Schratt mij wel onderdak zou kunnen verschaffen. De heele manier van doen van den kellner veranderde plotseling. Zoo. zoo, zei hij haast vriendelijk, was het Franz die meneer hier heen gestuurd heeft. Hij is een goed vriend an het huis hier, die Franz. Ja, het treft ongelukkig dat Frau Schratt uitgegaan is. maar zoodra zij terugkomt zal ik haar zeggen dat u hier bent. Maar ik zal u vast een kamer geven. Hij overhandigde mij een kandelaar en een sleutel. Zoo, gromde hij, nummer 31, derde verdieping. Van verre sloeg een klok. Tien uur al, zei hij. Meneert papieren kunnen wel tot morgen wachten, het is al zoo laat. Of misschien wil meneer ze wel aan Frau Schratt geven; ze kan ieder oogenblik komen. Toen ik de kronkelende trap opliep hoor de ik hem mompelen: Zoo zoo, Franz heeft hem dus gestuurd. Ach, die Franz! Toen ik halverwege de trap was, bevond ik mij in volslagen duisternis. Op ieder por taal brandde een heel klein gaspltje en op de derde verdieping kon ik een bordje aan den muur ontdekken met een pijltje en de cijfers 4630. Ik bleef staan om mijn kandelaar aan te steken. In het heele hotel was het doodstil; het eenige geluid dat ik hoorde was het re genwater dat in de gootpijpen naar beneden gutste. Toen hoorde ik in de duisternis van de nauwe gang dat iemand een sleutel in een slot probeerde om te draaien. Ik liep de gang door; door het licht van mijn kaars zag ik op de rij gele deuren witte porceleinen plaatjes met een zwart cijfer. No. 46 was de eerste kamer rechts van de trap af; de even nummers lagen rechts, de oneven links, daardoor wist ik dat ik de laatste kamer links aan het einde van de gang moest hebben. De gang had een scherpen hoek. Toen ik dien omgeloopen was, hoorde ik weer dat geluid van den sleutel die in het slot om gedraaid werd en het rammelen aan een deurknop, maar daar de gang een bocht had, zag ik niet wie dat deed. Toen ik de tweede bocht gepasseerd was, liep ik regelrecht op een man af die -oor een deur aan den linkerkant van de gang stond, de laatste op één na. Een spiegel aan het einde van die gang weerkaatste het licht van mijn kandelaar. De man keek op toen ik naderde. Hij droeg een zachten zwarten vilthoed en een zwarte overjas en aan zijn arm hing een kletsnatte paraplue. Zijn kan delaar stond voor de deur op den grond. De kaars was net uitgegaan want ik rook de lucht van gebrande talk. Hebt u licht? zei de vreemdeling in het Duitsch. Hij hijgde hevig. Ik ben net bo ven gekomen en door den tocht is mijn kaars uitbegaan; ik kan de deur niet open- krijgen. Misschien kunt u Hij brak zijn zin af en legde de hand op zyn borst. Een oogenblikje, zei ik. Het slot van de deur zat omgekeerd en de sleutel moest er ondersteboven ingestoken worden. Het slot ging toen gemakkelijk open. Ik zag dat het kamer no. 33 was, vlak naast de mijne. Kan ik u nog van dienst zijn? Voelt u zich niet goed? zei ik terwijl ik de kande laar opnam en den vreemdeling aankeek. Hij was een jonge man met dik zwart haar. sprekende donkere oogen, een gebo gen neus en een diepen rimpel tusschen de wenkbrauwen. Het krullige haar en de uit stekende jukbeenderen deden vermoeden dat hij van Oosterschc afkomst was. Hij zag heel bleek en zijn lippen waren blauwig. Ik zag dc zweetdruppels op zijn voorhoofd parelen. Dank u, het is niets, antwoordde de man hijgend. Ik ben een beetje bulten adem doordat ik mijn koffer naar boven ge dragen heb. U moet net voor mij aangekomen zijn, zei ik terwijl ik aan het rijtuig dacht dat ik had hooren wegrijden voor het mijne stilhield. Dat is ook zoo, antwoordde hij terwijl hij de deur openduwde. Hij verdween ln de duistere kamer en sloeg de deur dicht mét een smak die door het huis echode. Zooals ik al uitgerekend had, lag mijn kamer naast de zijne aan het eind van dc gang. Het rook er duf en stoffig en het eer ste wat ik deed was naar dc ramen loopen en die wijd openzetten. Ik keek uit op een donkere smalle gracht waar de vage omtrekken van vrachtschui ten zichtbaar waren en op de vensters van een rij hcoge verweerde huizen aan den overkant. Geen enkel licht scheen in die vensters Van verre hoorde ik dezelfde klok van zooeven het kwartier slaan een en kele, heldere slag. De kamer zag er niet erg aanlokkelijk uit een versleten karpet, verkleurd smerig behang, verschoten gordijnen en een ma honie ledikant met een geweldig veeren dekbed. De kaars was de eenige verlichting er was geen gas of electrlsch licht. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9