De makers van de
Film „De Moeder"
•dw
H. D. VERTELLING
HAARLEMMER HALLETJES.
Meshrabpom-RussPudowkin en Vera
Baranowskaja. - Hoe Pudowkin een
film maakt- Het scenario is bijzaak. -
Films die film zijn.
Meshrabpom-Russ. Pudowkin, Baranows
kaja. Drie namen die heel veel zeggen.
In een artikel over Russische flms hebben
wij eenige maanden geleden de organisatie
der filmindustrie in Sowj et-Rusland be
schreven en iets medegedeeld over de Mesh
rabpom-Russ, de machtige instelling, die
regisseurs heeft als Pudowkin en Protoza-
noff, in 1927 werkte met ongeveer 20 mil-
lioen francs en per jaar een stuk of dertig
flms fabriceert, Evenals Sowkino of Wufku
is zij tot veel in staat, de regisseurs kunnen
beschikken over elk paleis, elke brug, elke
stad die zij voor hun films noodig hebben,
zij kunnen het verkeer in Moskou of Lenin
grad een geheelen dag in 't honderd laten
loopen voor een enkele opneming en zoeken
desnoods uit de millioenen Russen juist het
type, dat voor een bepaalde rol geschikt is.
De Sowjet-filmindustrie is machtig,
Wsewolod Pudowkin studeerde aan de uni
versiteit te Moskou, liep in de jaren 1920 tot
'23 de filmschool af, legde zich toe op de re
gie en kreeg bij de Meskrabpom-Russ een
wetenschappelijke film te maken, zooals er
in de Sowj et-filmfabrieken zoo vele in elkaar
gezet worden door vaak zeer knappe regis
seurs en operateurs. En als eerste speelfilm
om dit banale en hier eenigszins misplaat
ste woord te gebruiken vervaardigde hij
„De moeder".
Schklowsky heeft de werkwijze van Pu
dowkin gekarakteriseerd met te zeggen: „hij
is de man, die het witte doek heeft schoon
geveegd", en inderdaad heeft hij uit zijn
films alles verwijderd wat maar even ge
mist kon worden. Ieder voorwerp, elk decor,
alle lichten spelen een rol. De heen en weer
VERA BARANOWSKAJA.
schuivende schaduw over Pawel's gezicht
markeert de rust, een schoen, een druppe
lend kraantje, een kip, een bak met eten.
wilgenkatjes; het is er niet als franje, als
noodeloos versiersel dat de aandacht afleidt,
het hoort in de film en nauwkeurig heeft
de regisseur elk onderdeeltje genomen om
het een rol te laten vervullen.
In ,De laatste dagen van Sint Petersburg"
had Pudowkin als scenario een reeks feiten
uit de October-revolutie van 1917, in „De
Moeder" moest de hoofdlijn van Gorki's boek
bewaard blijven, diende hij dus uit motieven
een scenario op te bouwen en dit te verfil
men. Op 't eerste gezicht een groot verschil
tusschen beide scenario's in feite, voor Pu
dowkin niet. Want nauwgezet ordent hij de
hoofdpunten, bouwt in gedachten het film
werk op. tijd voor de voorbereidingen heeft
hij steeds genoeg.
Hier een groot onderscheid met den zeker
even knappen Eisensteln, den regisseur van
„Pantserkruiser Potemkin", „Staking", „Oc
tober" en „De generale lijn". Eisenstein in
een scheppingsroes, filmt, filmt, construeert
het beeld onder 't werken zoekt vaak zijn
kracht in symboliek, doet het te overhaast
en maakt fouten. Ei. toch is Pudowkin's
werk niet zooals men zou kunnen ver
wachten „gemaakt", té verstandelijk en
daardoor levenloos. Dit bewijst 's mans groot
kunstenaarschap.
Het scenario is voor Pudowkin bijzaak.
Zooals men een goed boek niet leest om het
verhaaltje, maar om de wijze van verhalen,
om de literaire waarde, zoo is een scenario
wél een integrent onderdeel, waaraan ook
wel degelijk aandacht besteed moet worden,
doch hoofdzaak blijft de wijze van ver
filmen.
Niets laat hij aan het toeval over. alles is
bedacht, overwogen; zijn symbolische beel
den: hei kruiende ijs. het kolkende water,
de open-bloeiende natuur als in ..De Moe
der" de opstand groeit; de details: een ge
vangene die zacht-geworden eelt van zijn
handen krabt, de tor in het bakje met den
plagenden soldaat, de rechter die telkens
zijn horloge opzoekt; het is alles strikt
noodig, nooit overbodig en ge kunt niets
missen.
Daarom zijn Pudowkin's, ons bekende
films: film.
Vera Baranowskaja tenslotte. De vrouw
uit „Sint Petersburg", de moeder uit „De
Moeder"; ze behoort tot de beste fümactri-
ces en men mag haar op één lijn stellen met
een Asta Nielsen. Haar spel is van een
schrijnende oprechtheid, in haar wezeu
groeit van slaafsche onderdanigheid, van
moeder-angst de bittere opstand igheid. Zij
is het die 't gebeuren levend maakt voor ons.
BATALOFF ALS DE ZOON.
En deze drie: Meshrabpom-Russ, Pudow
kin en Baranowskaja maakten de geweldige
film „De Moeder", die met „Pantserkruiser
Potemkin" en „Tien dagen die de wereld
deden wankelen" tot de klassieke films ge
rekend zal worden en van groot belang is
in den ontwikkelingsgang van de film.
Der gewoonte getrouw geven wij hier geen
recensie van de film. wij wilden slechts
enkele dingen noemen, die kunnen leiden
tot beter begrijpen van en grootere waar
deering voor dit meesterwerk van Pudowkin,
van den regisseur die nog te weinig werk
heeft geleverd om een goed volledig oordeel
over hem te kunnen vormen, maar die
groote verwachtingen wekt voor later.
En ons in deze rolprent doet zien. dat het
gestaag groeien van de film als kunst vrij
wel uitsluitend te danken is aan de Russi
sche filmindustrie die zoo niet de toekomst,
dan toch een toekomst heeft.
C. G. B.
Ia v» «rtl
Is L
Mevrouw: Wij ontbijten om 8 uur.
Nieuw meisje: Best, mevrouw. En als ik nog
niet beneden mocht zijn, dan begint u maar gerust
zonder mij. (Buen Humor).
trekken aan de eischen van de mode? Gilette
en zijn aanhang, vol van list, hadden de toon-
aangevers der Mannen-Mode bereid gevon
den, ook het laatste restje van hun baard
groei te vernietigen. Wel was dit mannelijk
schoon al ingekrompen tot een borsteltje
onder den neus. maar zelfs dit droevig over
schot gunden zij den baardgroei niet. Ook
het allerlaatste moest en zou verdwijnen: de
Koning der Mode. die evenwel, zei men, maar
een Prins, namelijk de Prins van Wales was.
gelastte dat het mannelijk gelaat voortaan
clean shaven zijn zou, een uitdrukking die
je tamelijk geheimzinnig in dc ooren klinkt,
maar niets anders beteekent dan glad ge
schoren. Zoo worden vreemde termen wel
eens meer broodnuchter, zoodra je ze maar
vertaalt. Je kunt evengoed onze beste, brave
moedertaal gebruiken.
Kort daarna (als de nood op het hoogst
is, komt de redding nabij) geviel het, dat de
vrouwen plotseling veel grooter behoefte kre
gen aan de hulp van den kapper dan zij
vroeger ooit gehad hadden. Wij mannen wis
ten wel, dat zij tot dien tijd geheimzinnige
overeenkomsten met hem gesloten hadden
voor de levering van Ingewikkelde bijvoeg
sels tot haar haartooi wanneer die noodig
waren of de mode die onmisbaar maakte,
maar het wonderlijke van de zaak was, dat
de jonge vrouwen en meisjes plotseling
rechtsomkeert maakten en de gansche ver
siering met chignons, krullen en hoe die
bouwsels meer mogen heeten, van zich wier
pen en de kappers opeischten, om manmoe
dig de schaar in heur haartooi te zetten. Na
tuurlijk vonden zij daarvoor een vreemd
woord uit, want een nieuwigheid kan in Ne
derland onmogelijk succes hebben, als er
niet vooraf een buitcnlandsch woord voor
bestaat. Bobbed hair noemdenj*yj dat. Men
zegt, dat toen het eerste jonge meisje de eer
ste deur van den eersten winkel van den eer
sten kapper (want iedereen kon het maar
zóó niet) binnenschreed en tot hem zei: „wilt
u mijn haar bobben?" de man stamelde:
„maar juffrouw, weten uw mama en uw papa
daarvan?" (terecht noemde deze haar- en
menschenkenner mama het eerst) en eerst
tot de operatie overging, toen de jonge dame
standvastig, maar toch met een trilling in
haar stem antwoordde: ..dat zijn uw zaken
niet, doe wat ik u vraag!" Men zegt ook, dat
op dien dag de buurt, al dadelijk op de hoog
te gebracht, voor des kappers deur samen
stroomde en toen de dappere maagd kort-
harig den drempel overschreed, een yeeibe-
teekenend gemompel uit de menigte opsteeg
Bij de vrouwen beduidde dat: „hoe durft
ze!" bij de mannen: „dit is het einde van
alles!" terwijl de jongens, niet gewend hur
gedachten in gemompel te verbergen
schreeuwden: „gevilde kat!" en daarop, ont
zet over hun eigen stoutmoedigheid, het ha
zenpad kozen.
Drama's zijn het gevolg geweest van vele:
haarverlies. Jammer genoeg, dat de historic
Lorretje.
door
HANS DE LA RIYE BOX.
Het was steeds juffrouw Pieteko's heer
lijkste wensch geweest, eens een papegaal
haar eigendom te kunnen noemen. Helaas,
het goede mensch moest een en veertig ja
ren, te rekenen van haar geboorte af zonder
zoo'n groen en rood gevederden vogel leven.
En daar genoemde juffrouw Pietekootje
niet slank was. niet mooi. niet rijk, althans
niet noemenswaardig gefortuneerd en niet
beminnelijk, bleven in haar beste jaren de
vurig verbeide aanbidders weg en verzeilde
zij na haar negen en twintigste jaar op een
stemmige étage tweehoog achter, met oen
eigen keukentje, en eens in de drie maanden
gratis gebruik van het schuin gezakte bad
kamertje!
Toch was juffrouw Pietekootje op haar
manier gelukkig en dat is maar goed ook.
want wanneer dergelijke eenzame mensch -
jes hun leven lang ongelukkig zouden zijn.
zou er nog meer ellende in deze moeilijke
wereld bestaan. Zooals gezegd had zij maar
één verlangen.een papegaai! En als het
koneen pratende papegaai.
En ziet. het lot en een klein gedeelte der
Voorzieningheid waren met Pietekootje. Zij
erfde op een regenachtigen Vrijdag een dik
ke zes honderd gulden van een tante, die dit
aarösche tranendal voor goed verlaten had.
en toen het geld veilig was opgeborgen in
de wankele linnenkast, die zijn laatste ja
ren sleet op drie natuurlijke pooten en een
lage stoof, besloot Pietekootje een week te
nemen om met haar talrijke boven-, bene
den- en zljburen haar hartewensch te be
spreken.
„Je weet niet wat je begint, minsch!" was
de meening van de juffrouw van vier hoog
voor en de dikke strijkster van vier hoog
achter zei kernachtig: ..Me man hèt in z'n
goeie dage auk soo'n beisie gehat, mar floeke
det ut kréng deénei maor, dair stinge
we selvers ferstelt fan!"
„Maar het diertje mag natuurlijk niet
ehmag natuurlijk geen ongekuischte
taal praten!" antwoordde Pietekootje na
drukkelijk. „Dat zal ik onderzoeken, als Ik
hem koop!" En ziet, ondanks de vele af
keurende meen in een stond zij tien dagen
later op een publieke veiling!
,En hier nummero 438, een pracht van een
beste, mooie papegaai in een echte gouden
kooi. Wie d'r aan twijfelt mag hier komen
en kijken;" schreeuwde de vendu-meester
en zijn helper tilde de vergulde, pardon gou
den kooi even op. zoodat alle aanwezigen en
ook Pietekootie omhulsel met inhoud in
oogenschouw konden nemen. De papegaai
was werkelijk een pracht dier en het beest
zat zoo verstandig met zijn kraaloogjes te
knipperen, dat Pietekootje haar hart hevig
voelde bonzen. ..Zoo'n schat van een suiker
dotje. van een lekker beeMe van een snoes!"
ging het door haar hoofd.
Een magere jongeman met peenrood haar
deed het eerste bod.
„Twei guide vaaftig!" zei hij luid en hij
schrok zelf van zijn stem.
Het werd heel stil en juist toen de vcn-
duemeester het bod wilde herhalen richtte
Lorretje zich statig op zijn stok op en zei
hij krijschend maar heel duidelijk:
„Is Lorretje niet méérrr waarrrd?"
Een schok van ontroering ging door de
menigte en een man zonder zenuwen
schreeuwde onmiddellijk: „Ik bied vijf gul
den voor het beest!"
„Vijf en een half! Zes! Zes drie kwart!
Acht.... TienMaar het laatste bod
kwam hoog en ijl uit Pietekootje d'r mond:
„Twaalf gulden
Een nieuwe stilte trad in, klaarblijkelijk
beschikt voor den vendumeester ob even
op zijn verhaal te komen. En Lorretje
den naam niet bewaard heeft van de eerste
in ons land of laat ons zeggen in Haarlem
gebobde jongejuffrouw. Zij was een heldin, a'
werd zij gesteund door het besef niet dat zi.'
een goed werk had gedaan (de overtuiglnr
dat kort haar practischer, gemakkelijker er
gezonder was dan lang, kwam pas veel later
maar dat zij in de Mode was voorgegaan. Z1
had de eerste schrede gedaan, maar stond ir
die schreden niet alleen. Haar volgsters ston
den gereed, stapten haar bijna oo de bakker
en de kappers, verrast en verrukt, bijna niet
aan hun fortuin durvend gelooven. breidden
in aller haast hun salons uit, toen hel tot
hen doordrong, dat zij aan de haarlooze
vrouw een veel beter klant zouden krijgen
dan aan haar voorgangster met den weel-
derigen haartooi. Het klinkt wonderlijk, maar
het is toch simpel genoeg. Als wij raadsels
willen oplossen, wie moeten wij dan te hulp
roepen? Natuurlijk de Natuur. Zij duldt geen
verzet te^n h°ar wHze beschikkingen en
laat met de volharding die haar kenmerkt,
alle afgeknipte haren onmiddellijk weer aan
groeien. Zoo zien wij het duel tusschen Me
vrouw Nat»nr en Kanner. Z1.1 strijdt
met haar Groeikracht hij zwaait zijn Schaar
en zij winnen in dit tweegevecht om beurten
Toeschouwers daarbij waren Vaders en
Moeders, die verslagen in het hoekje zaten
waar oude menschen worden opgeborgen.
totdatMoeders aarzelend ln het begin
maar w^'rira stouW. v>ct r>ad van hare doch
ters opgingen en op haar beurt heur krullen
of wac aaarvoor aoorging, bij den kapper ach
terlieten. De gebobde dochters, niet bereid
zich te laten achterhalen, vonden een nieuw
buitenlandsch woord uit shingled en toen dat
klaar was, lieten zij het beetje haar dat op
haar hoofden was achtergebleven, nog korter
knippen. Korter kon het nu niet meer. Het
zal dus natuurlijk weer langer moeten wor
den. Maar over het oogenblik waarop dat
gebeuren zal. zijn de geleerden het niet eens.
Men zegt dat er weer zwakke pogingen voor
gedaan worden, maar ik heb er de bewijzen
nog niet van gezien.
Dit bedoelt niet een economische, noch so
ciale studie te wezen. De bedoeling was al
leen. aan te toonen waarom de barbiers, wier
scheerdiensten veel minder dan vroeger wor
den gevraagd, nu de klandisie van de vrou
wen veel meer waardeeren, dan die van de
mannen. Wij kunnen dat nu wel begrijpen,
maar wat toch wel een beetje onbegrijpelijk
moet heeten, is dat het vak van kapper zelf
nog niet door de vrouw aangenomen Is. De
geschiedenis van Haarlem kent wel een
vrouwelijke barbier in de Gierstraat en de
historie zegt volstrekt niet, dat zij het min
der goed deed dan haar mannelijke colle
ga's. To"h gemaakt. Hef
is bij één barbière of moet ik zeggen bar-
bieres gebleven. Maar waarom legt de vrouw
zich niet op het kannersvak toe, nu de clien
tèle toch voornamelijk uit vrouwen bestaat!
Ziedaar een raadsel, dat tot nu toe nog niet
schreeuwde verontwaardigd en dreigend: ..Is
Lorretje niet méérrr waarrrd.
Een traan gleed over Pietekootje's rech
terwang. „Twintig gulden!" riep zij ontroerd
en in die twee woorden lag de volgende bede
opgesloten: .Ach lieve menschen, biedt niet
meer en laat hem mij!"
Zelfs dit bod deed de menigte niet aarze
len. ..Dertig!" schreeuwde een als heer uit
ziend man.
„Is Lorretje niet méérrr waard?" herhaal
de Lorretje nijdig en hy begon zoo hard
vochtig te fluiten, dat de voorste menschen
achteruit stoven.
„Veertig gulden!" gilde Pietekootje met
warm hart en schitterende oogen. Het bleef
stil. niemand durfde hooger gaan en toon
de koop gesloten was en Pietekootje heel
even met haar beenige hand over de gouden
kool mocht aaien (hè, wat lekker en wat
een snoes van een dot van een schat van
een beestjemeende Lorretje nog kwasl
verontwaardigd te moeten «on merken: „Is
Lorretje niet méérrr waarrrd?"
Lorretje in zijn gouden kooi (dat wist heet
de buurt dra na zijn intrèe) verzonk de eer
ste dagen in droef gepeins en toen Piete
kootje ging wanhopen, gilde hij nlotseling:
.Js Lorretje niet méérrr waarrrd?"
Na dien schreeuwde hij dezen zin des mor
gens vroeg.
Na dien schreeuwde hy dezen zin des
morgens laat. en des middags vroeg en des
middags laat en des avonds vroeg en laat
en soms midden in den nacht, zoodat Piete-
fcootje en de omwonenden wnkker schrok
ken en eindelijk ontkennend het hoofd
schudden. Pas dertig dagen na den koop
snapte Pietekootje dat zij bedrogen was
geworden. ZU zette Lorretje te koop ln
Haarlem's Dagblad en toen er vier koopers
kwamen en Lorretje Ijverig vroeg of hij
niet meer waard was. zei de hoogst bieden
de: „Neen. geen cent meer!" En voor zeven
gulden en vijftig cent kreeg hij Lorretje met
de gouden kooi
DE „GROOTEN" DER AARDE.
Dames die het niet prettig vinden dat zij
„zoo klein" zijn kunnen zich troosten, want
het lot van de „grooten" is ook niet benij
denswaardig. Dat beweerde tenminste on
langs een dame. die aan oen Duitsche cou
rant haar nood klaagde, juist omdat-zü zoo
lang was (181 cAL)
„Ik geloof niet", zoo schreef zU. „dat een
kleine vrouw zich kan voorstellen wat een
onaangename gewaarwording het is bij het
binnenkomen van een zaal vol menschen
aller oogen op je gericht te zien. te bemer
ken dat de gesprekken ophouden en eerst
weer op gang komen als ie bent gaan zitten.
Sta je later op. dan volgen dc blikken Je
weer met nieuwsgierige verwondering.
Bij het doen van inkoopen vindt een
kleine vrouw eerder iets dat haar past dan
een groote. Voor ons is iedere inkoop van
een kleedlngstuk een marteling, w-nt alles
ls ons te klein. En dan die eeuwige moeilijk
heid om een goeden „partner" voor het le
ven of alleen nog maar voor het dansen!
tc vinden! Kleine mannen zie Je overal.
Maar als je dan eens een man ontmoet lie
de maat heeft van een gardesoldaat en jc
denkt nu toch den waren Jozef gevonden te
hebben, dan valt :Un och natuurlijk op
„zoo'n klein ding", dat meer overeenkomt
met zijn Ideaal van teedero vrouwelijkheid.
Bij het beoefenen van sport hebben wij
het al heel moeilijk. De mannen verwachten
van ons dat wij alles kunnen doen. dat wij
ware athleten zijn en vergeten geheel dat
zij met een vrouw te doen hebben.
Zitten wij in den schouwburg, dan strui
kelen de menschen over onze voeten en kla
gen or over. dat wij onze boenen zoo ver
uitstrekken; wie achter ons zit ls boos om
dat hij niets kan zien. In trams on omnibus
sen moeten wij met de boenen zijwaarts zit
ten en in kleine auto's moot in wij ons dub
bel vouwen.
Het ergste is echter dat wij bij dit alles
nog benijd worden door de andere vrouwen
omdat wij aller blikken tot ons trekken".
is opgelost. Wel vinden wij hier on t ar con
kapster, maar meest ln ondergeschikte be
trekkingen als helpster van den patroon.
Een patrones-Ranster is nog altijd een zeld
zaamheid gebleven.
Wat doe je als krantenschrljvor, wanneer
je het een of ander niet weet? Je gaat
iemand interviewen en zoo heb ik dan ook
gedaan. Eerst bij een kap perspa troon, die
in het midden van zijn salon staande, een
oog in het zeilneen dat kan nieteen
oog ln het haar hield en aldus met vaste
hand het roer voerde...; och neen, ik be
doel dc schaar hanteerde, terwijl hy met dc
andere de tondeuse zwaaide. Hy hoorde
mijn vraag met verwondering aan. dacht
toen oen oogenblik na en gaf hot volgende
antwoord: „Waarom zouden er patronessen
in ons vak opstaan? Er zijn al natroons ge
noeg. Naar mijn smaak te veel."
Dit antwoord loste natuurlijk de moeilijk
heid nir>t oo. u< vnn® aan
zijn collega, schuin aan den overkant ge
vestigd. Hij ke«k sc'-Mchtor rond.flu's'erdc
toen: „Mijn goeie mai*, maak geen slapende
honden wakaer", en retireerde daarop on
middellijk in z\jn zaak, alsof hij voor een
overstrooming van gediplomeerde kansters
vreesde en deed de deur stevig voor mUn on
derzoekenden neus dicht.
Hot was duidelijk dat ik mijn fortuin maar
liever moc-st probeeren by de vrouwen: licht
zonden zij een aniVvoord geven, waar je wat
aan had. De eerste, een verstandig uitziende
vrouw met grijs gebobd haar, scheen over dc
zaak nog nooit te hebben nagedacht en ant
woordde ten slotte: ..als ik zelf met een on-
V/V* verHionen moest, dan
zocht ik liever myn klanten onder de mannen
dan onder de vrouwen." „Waarom?" vroeg
ik. ,Die zijn gemakkeiyker."
Ik bedankte haar en ging naar een ver
standig jong meisje, met een gcshingeld
hoofdje. ..Daar heb ik nog nooit over ge
dacht," zei ze. „Maar begin er dan asje
blieft nu eens erover te denken." zei ik. Toen
antwoordde ze vlotweg: „ik denk zoo. dat de
klanten van den dameskapper niet altyd ge
makkelijk zijn," en keerde my vierkant den
rug toe.
Natuuriyk is daarmee het probleem niet
afgehandeld en ik vraag aan alle welwillen
de menschen: „waarom ls het vak van da
meskapper niet voornamelijk ln handen van
vrouwen?"
Ik hoop op vele, afdoende antwoorden. Het
nieuwe jaar is pas begonnen, wy hebben tijd
in overvloed. Waarom vrouwelijke dokters,
vrouweiyke tandartsen, waarom vrouwen in
alle vakken en juist niet in het dam^skap-
vak? Ik wacht. In beleefde afwachting.
FIDELIO.
Een scène uit de laatste acte. De Moeder en de zoon vinden elkaar terug.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
De barbier en zijn vijand Gilette.
Wie kan zichzelf het haar knippen?
de eerste vrouw die zich het haar
liet afknippen de angstige kap
per en de vrijmoedige jongetjes
vaders in de put en moeders op het
pad de Haarlemsche barbière
waarom zijn er zoo weinig dames
kapsters?
Onder de vele posities, waaruit de vrouw
ons verdrongen heeft, waaruit zij ons zal
verdringen of waaruit zij bezig is, ons te
verdringen, behoort de verhouding van den
man tegenover den kapper.
Waren wij vroeger niet zijn beste klanten,
wij mannen? Onderhield hij niet ons uiter
lijk schoon? Zeker, er waren er toen ook al
zichzelf te scheren, maar dat waren er nog
ons zelf te scheren, maar dat waren er nog
niet velen; het is zoo eenvoudig niet, om een
vlijmscherp mes zóó precies over je manne
lijke trekken te laten gaan, dat het net
je overtolligen haargroei wegnam en niet
even verder doordrong, want dan kwam je
kostelijk wien Neerlandsch bloed onmiddel
lijk voor den dag en waren watjes of, als bet
diep ging, pleisters noodig om ae spilling
te stuiten, Het was toen voor de jonge man
nen een moeilijke tijd, waarvan de nu op
groeiende jongelingschap geen flauw denk
beeld heeft, twee dingen moest de jonge
man leeren: rooken en zich scheren. Wat het
eerst aan de beurt was, hing van zijn neiging
of van de eischen van de Natuur af. Zond
zij het eerste dons vroegtijdig op zijn kin of
wangen af, dan was het scheermes het eerst
aan de beurt, anders kwam de sigaar. Tegen
het eerste protesteerde de teerheid van zijn
vel, tegen de tweede zijn maag. Op den duur
overwon hij wel de tabak, niet alijd kreeg
hij de handigheid om met het scheermes om
te gaan, gooide op een moedeloozen dag
het wapen neer en meldde zich aan bij den
barbier, die met een klein lachje van voldoe
ning zijn geoefende vingers over de kaken
van den nieuwen klant liet glijden.
Er zullen in dien tyd wel wijsgeerig aan
gelegde jonge mannen zijn geweest, die zich
afgevraagd hebben waarom Moeder Natuur
er toch plezier in had gevonden om hen met
een haarversiering te beschenken, die hij
voortdurend min of meer verwijderen moest.
Hij vergat dan evenwel, dat scheren haar
bedoeling nooit geweest was. Zij voorzag
hem alleen van den haartooi in zijn gezicht
om hem te beschamen teaen guurheid en
kou het was de Mode alleen, die hem er
toe bracht daarvan een gedeelte met taai-
volharding te verwijderen en als ik zoo vrij
mag wezen om dat te zeggen: juist in die vol
harding, denk ik, lag de wij se bedoeling van
Natuur verscholen, Als hij dan toch tot sche
ren overging of dat door den barbier verkoos
te laten doen. dan leerde hij in elk geval, de
volharding die hij in de maatschappij dag
in dag uit noodig hebben zou om een dik
wijls vervelende dagtaak naar behooren te
vervullen,. Zoo heeft Moeder Natuur ons toch
nog bij het oor, op de oogenblikken dat wy
bezig zijn, ons aan haar gezag te onttrekken.
Het leven ging in tusschen voort, tusschen
de wisselende baarden door. Volle baard,
puntbaard en knevel alléén volgden elkaar
op en het scheen of er nooit een eind ko
men zou aan dezen kringloop der dingen,
toen plotseling Gilette verscheen, zwaaiend
met zijn veiligheidsscheermes, dat voorbe
stemd was om een geweldige omwenteling
in onze baardigheid te weeg te brengen. Gi
lette moet naar zijn naam te oordeelen een
Franschman ziin geweest, maar mogeliik zag
hij 't levenslicht in Amerika, want daar komt
het wereldberoemde apparaat vandaan, dat
tot den Man zeide: „onttrek u nu aan het ge
zag van den barbier, duld niet langer dat hij
u bij den neus neemt,. Scheer u zelf! Uw
bloed zult gij niet meer vergieten."
Ik weet niet, of op dat moment de bar
bier inzag, welk een gevaar zijn bestaan be
dreigde. Als ik mij wel herinner vatte hij het
nogal licht op. Er waren, zoo zei hij. zeker
menschen die dat ding gebruikten, maar de
meesten kwamen er al van terug en dwaal
den zijn deur weer binnen. Het zou wel lu
wen. Maar hij had buiten de Amerikaansche
reclame gerekend en Gilette of zijn recht
verkrijgenden trokken zich er weinig van
aan, dat de barbier een langen neus tegen
hen trok dwars over den Oceaan heen en
hamerde de zelfstandigheid des mans zóó fel
in zijn gemakzuchtige hersens, dat hij einde
lijk op zijn beurt een Gilette kocht of er een
present kreeg thet was een uitkomst voor
vrouwen en dochters, die maar nooit wisten
wat zij vader of broers toch cadeau zouden
geven) en zoo werden de taaiste vriend
schapsbanden tusschen klant en barbier
verscheurd en mocht de een den ander
alleen nog maar knippen, want hoewel een
andere snoodeling de tondeuse uitvond die
ook dit deel van het vak kwam bedreigen, tot
nu toe is dit instrument nog maar alleen
aanvaard door volijverige moeders, die er
de hoofdjes van hun kleine jongens mee be
handelen totdat dezen tot de jaren des
onderscheids zijn gekomen en de kunst van
den kapper verkiezen boven de goede bedoe
lingen van moeder. Want tot nu toe is er
nog geen mensch geboren, die zichzelf het
haar kan knippen, zelfs niet met een ton
deuse. Ik heb in mijn leven maar van één
man gehoord die het wist klaar te spelen,
maar by nader onderzoek moet dat een
slangenmensch geweest zijn.
De arme kapper zag zijn bestaan tot in de
wortels, de haarwortels natuurlijk, bedreigd
Maar heeft ooit iemand zich kunnen ont-