De makers van de Film „De Moeder" •dw H. D. VERTELLING HAARLEMMER HALLETJES. Meshrabpom-RussPudowkin en Vera Baranowskaja. - Hoe Pudowkin een film maakt- Het scenario is bijzaak. - Films die film zijn. Meshrabpom-Russ. Pudowkin, Baranows kaja. Drie namen die heel veel zeggen. In een artikel over Russische flms hebben wij eenige maanden geleden de organisatie der filmindustrie in Sowj et-Rusland be schreven en iets medegedeeld over de Mesh rabpom-Russ, de machtige instelling, die regisseurs heeft als Pudowkin en Protoza- noff, in 1927 werkte met ongeveer 20 mil- lioen francs en per jaar een stuk of dertig flms fabriceert, Evenals Sowkino of Wufku is zij tot veel in staat, de regisseurs kunnen beschikken over elk paleis, elke brug, elke stad die zij voor hun films noodig hebben, zij kunnen het verkeer in Moskou of Lenin grad een geheelen dag in 't honderd laten loopen voor een enkele opneming en zoeken desnoods uit de millioenen Russen juist het type, dat voor een bepaalde rol geschikt is. De Sowjet-filmindustrie is machtig, Wsewolod Pudowkin studeerde aan de uni versiteit te Moskou, liep in de jaren 1920 tot '23 de filmschool af, legde zich toe op de re gie en kreeg bij de Meskrabpom-Russ een wetenschappelijke film te maken, zooals er in de Sowj et-filmfabrieken zoo vele in elkaar gezet worden door vaak zeer knappe regis seurs en operateurs. En als eerste speelfilm om dit banale en hier eenigszins misplaat ste woord te gebruiken vervaardigde hij „De moeder". Schklowsky heeft de werkwijze van Pu dowkin gekarakteriseerd met te zeggen: „hij is de man, die het witte doek heeft schoon geveegd", en inderdaad heeft hij uit zijn films alles verwijderd wat maar even ge mist kon worden. Ieder voorwerp, elk decor, alle lichten spelen een rol. De heen en weer VERA BARANOWSKAJA. schuivende schaduw over Pawel's gezicht markeert de rust, een schoen, een druppe lend kraantje, een kip, een bak met eten. wilgenkatjes; het is er niet als franje, als noodeloos versiersel dat de aandacht afleidt, het hoort in de film en nauwkeurig heeft de regisseur elk onderdeeltje genomen om het een rol te laten vervullen. In ,De laatste dagen van Sint Petersburg" had Pudowkin als scenario een reeks feiten uit de October-revolutie van 1917, in „De Moeder" moest de hoofdlijn van Gorki's boek bewaard blijven, diende hij dus uit motieven een scenario op te bouwen en dit te verfil men. Op 't eerste gezicht een groot verschil tusschen beide scenario's in feite, voor Pu dowkin niet. Want nauwgezet ordent hij de hoofdpunten, bouwt in gedachten het film werk op. tijd voor de voorbereidingen heeft hij steeds genoeg. Hier een groot onderscheid met den zeker even knappen Eisensteln, den regisseur van „Pantserkruiser Potemkin", „Staking", „Oc tober" en „De generale lijn". Eisenstein in een scheppingsroes, filmt, filmt, construeert het beeld onder 't werken zoekt vaak zijn kracht in symboliek, doet het te overhaast en maakt fouten. Ei. toch is Pudowkin's werk niet zooals men zou kunnen ver wachten „gemaakt", té verstandelijk en daardoor levenloos. Dit bewijst 's mans groot kunstenaarschap. Het scenario is voor Pudowkin bijzaak. Zooals men een goed boek niet leest om het verhaaltje, maar om de wijze van verhalen, om de literaire waarde, zoo is een scenario wél een integrent onderdeel, waaraan ook wel degelijk aandacht besteed moet worden, doch hoofdzaak blijft de wijze van ver filmen. Niets laat hij aan het toeval over. alles is bedacht, overwogen; zijn symbolische beel den: hei kruiende ijs. het kolkende water, de open-bloeiende natuur als in ..De Moe der" de opstand groeit; de details: een ge vangene die zacht-geworden eelt van zijn handen krabt, de tor in het bakje met den plagenden soldaat, de rechter die telkens zijn horloge opzoekt; het is alles strikt noodig, nooit overbodig en ge kunt niets missen. Daarom zijn Pudowkin's, ons bekende films: film. Vera Baranowskaja tenslotte. De vrouw uit „Sint Petersburg", de moeder uit „De Moeder"; ze behoort tot de beste fümactri- ces en men mag haar op één lijn stellen met een Asta Nielsen. Haar spel is van een schrijnende oprechtheid, in haar wezeu groeit van slaafsche onderdanigheid, van moeder-angst de bittere opstand igheid. Zij is het die 't gebeuren levend maakt voor ons. BATALOFF ALS DE ZOON. En deze drie: Meshrabpom-Russ, Pudow kin en Baranowskaja maakten de geweldige film „De Moeder", die met „Pantserkruiser Potemkin" en „Tien dagen die de wereld deden wankelen" tot de klassieke films ge rekend zal worden en van groot belang is in den ontwikkelingsgang van de film. Der gewoonte getrouw geven wij hier geen recensie van de film. wij wilden slechts enkele dingen noemen, die kunnen leiden tot beter begrijpen van en grootere waar deering voor dit meesterwerk van Pudowkin, van den regisseur die nog te weinig werk heeft geleverd om een goed volledig oordeel over hem te kunnen vormen, maar die groote verwachtingen wekt voor later. En ons in deze rolprent doet zien. dat het gestaag groeien van de film als kunst vrij wel uitsluitend te danken is aan de Russi sche filmindustrie die zoo niet de toekomst, dan toch een toekomst heeft. C. G. B. Ia v» «rtl Is L Mevrouw: Wij ontbijten om 8 uur. Nieuw meisje: Best, mevrouw. En als ik nog niet beneden mocht zijn, dan begint u maar gerust zonder mij. (Buen Humor). trekken aan de eischen van de mode? Gilette en zijn aanhang, vol van list, hadden de toon- aangevers der Mannen-Mode bereid gevon den, ook het laatste restje van hun baard groei te vernietigen. Wel was dit mannelijk schoon al ingekrompen tot een borsteltje onder den neus. maar zelfs dit droevig over schot gunden zij den baardgroei niet. Ook het allerlaatste moest en zou verdwijnen: de Koning der Mode. die evenwel, zei men, maar een Prins, namelijk de Prins van Wales was. gelastte dat het mannelijk gelaat voortaan clean shaven zijn zou, een uitdrukking die je tamelijk geheimzinnig in dc ooren klinkt, maar niets anders beteekent dan glad ge schoren. Zoo worden vreemde termen wel eens meer broodnuchter, zoodra je ze maar vertaalt. Je kunt evengoed onze beste, brave moedertaal gebruiken. Kort daarna (als de nood op het hoogst is, komt de redding nabij) geviel het, dat de vrouwen plotseling veel grooter behoefte kre gen aan de hulp van den kapper dan zij vroeger ooit gehad hadden. Wij mannen wis ten wel, dat zij tot dien tijd geheimzinnige overeenkomsten met hem gesloten hadden voor de levering van Ingewikkelde bijvoeg sels tot haar haartooi wanneer die noodig waren of de mode die onmisbaar maakte, maar het wonderlijke van de zaak was, dat de jonge vrouwen en meisjes plotseling rechtsomkeert maakten en de gansche ver siering met chignons, krullen en hoe die bouwsels meer mogen heeten, van zich wier pen en de kappers opeischten, om manmoe dig de schaar in heur haartooi te zetten. Na tuurlijk vonden zij daarvoor een vreemd woord uit, want een nieuwigheid kan in Ne derland onmogelijk succes hebben, als er niet vooraf een buitcnlandsch woord voor bestaat. Bobbed hair noemdenj*yj dat. Men zegt, dat toen het eerste jonge meisje de eer ste deur van den eersten winkel van den eer sten kapper (want iedereen kon het maar zóó niet) binnenschreed en tot hem zei: „wilt u mijn haar bobben?" de man stamelde: „maar juffrouw, weten uw mama en uw papa daarvan?" (terecht noemde deze haar- en menschenkenner mama het eerst) en eerst tot de operatie overging, toen de jonge dame standvastig, maar toch met een trilling in haar stem antwoordde: ..dat zijn uw zaken niet, doe wat ik u vraag!" Men zegt ook, dat op dien dag de buurt, al dadelijk op de hoog te gebracht, voor des kappers deur samen stroomde en toen de dappere maagd kort- harig den drempel overschreed, een yeeibe- teekenend gemompel uit de menigte opsteeg Bij de vrouwen beduidde dat: „hoe durft ze!" bij de mannen: „dit is het einde van alles!" terwijl de jongens, niet gewend hur gedachten in gemompel te verbergen schreeuwden: „gevilde kat!" en daarop, ont zet over hun eigen stoutmoedigheid, het ha zenpad kozen. Drama's zijn het gevolg geweest van vele: haarverlies. Jammer genoeg, dat de historic Lorretje. door HANS DE LA RIYE BOX. Het was steeds juffrouw Pieteko's heer lijkste wensch geweest, eens een papegaal haar eigendom te kunnen noemen. Helaas, het goede mensch moest een en veertig ja ren, te rekenen van haar geboorte af zonder zoo'n groen en rood gevederden vogel leven. En daar genoemde juffrouw Pietekootje niet slank was. niet mooi. niet rijk, althans niet noemenswaardig gefortuneerd en niet beminnelijk, bleven in haar beste jaren de vurig verbeide aanbidders weg en verzeilde zij na haar negen en twintigste jaar op een stemmige étage tweehoog achter, met oen eigen keukentje, en eens in de drie maanden gratis gebruik van het schuin gezakte bad kamertje! Toch was juffrouw Pietekootje op haar manier gelukkig en dat is maar goed ook. want wanneer dergelijke eenzame mensch - jes hun leven lang ongelukkig zouden zijn. zou er nog meer ellende in deze moeilijke wereld bestaan. Zooals gezegd had zij maar één verlangen.een papegaai! En als het koneen pratende papegaai. En ziet. het lot en een klein gedeelte der Voorzieningheid waren met Pietekootje. Zij erfde op een regenachtigen Vrijdag een dik ke zes honderd gulden van een tante, die dit aarösche tranendal voor goed verlaten had. en toen het geld veilig was opgeborgen in de wankele linnenkast, die zijn laatste ja ren sleet op drie natuurlijke pooten en een lage stoof, besloot Pietekootje een week te nemen om met haar talrijke boven-, bene den- en zljburen haar hartewensch te be spreken. „Je weet niet wat je begint, minsch!" was de meening van de juffrouw van vier hoog voor en de dikke strijkster van vier hoog achter zei kernachtig: ..Me man hèt in z'n goeie dage auk soo'n beisie gehat, mar floeke det ut kréng deénei maor, dair stinge we selvers ferstelt fan!" „Maar het diertje mag natuurlijk niet ehmag natuurlijk geen ongekuischte taal praten!" antwoordde Pietekootje na drukkelijk. „Dat zal ik onderzoeken, als Ik hem koop!" En ziet, ondanks de vele af keurende meen in een stond zij tien dagen later op een publieke veiling! ,En hier nummero 438, een pracht van een beste, mooie papegaai in een echte gouden kooi. Wie d'r aan twijfelt mag hier komen en kijken;" schreeuwde de vendu-meester en zijn helper tilde de vergulde, pardon gou den kooi even op. zoodat alle aanwezigen en ook Pietekootie omhulsel met inhoud in oogenschouw konden nemen. De papegaai was werkelijk een pracht dier en het beest zat zoo verstandig met zijn kraaloogjes te knipperen, dat Pietekootje haar hart hevig voelde bonzen. ..Zoo'n schat van een suiker dotje. van een lekker beeMe van een snoes!" ging het door haar hoofd. Een magere jongeman met peenrood haar deed het eerste bod. „Twei guide vaaftig!" zei hij luid en hij schrok zelf van zijn stem. Het werd heel stil en juist toen de vcn- duemeester het bod wilde herhalen richtte Lorretje zich statig op zijn stok op en zei hij krijschend maar heel duidelijk: „Is Lorretje niet méérrr waarrrd?" Een schok van ontroering ging door de menigte en een man zonder zenuwen schreeuwde onmiddellijk: „Ik bied vijf gul den voor het beest!" „Vijf en een half! Zes! Zes drie kwart! Acht.... TienMaar het laatste bod kwam hoog en ijl uit Pietekootje d'r mond: „Twaalf gulden Een nieuwe stilte trad in, klaarblijkelijk beschikt voor den vendumeester ob even op zijn verhaal te komen. En Lorretje den naam niet bewaard heeft van de eerste in ons land of laat ons zeggen in Haarlem gebobde jongejuffrouw. Zij was een heldin, a' werd zij gesteund door het besef niet dat zi.' een goed werk had gedaan (de overtuiglnr dat kort haar practischer, gemakkelijker er gezonder was dan lang, kwam pas veel later maar dat zij in de Mode was voorgegaan. Z1 had de eerste schrede gedaan, maar stond ir die schreden niet alleen. Haar volgsters ston den gereed, stapten haar bijna oo de bakker en de kappers, verrast en verrukt, bijna niet aan hun fortuin durvend gelooven. breidden in aller haast hun salons uit, toen hel tot hen doordrong, dat zij aan de haarlooze vrouw een veel beter klant zouden krijgen dan aan haar voorgangster met den weel- derigen haartooi. Het klinkt wonderlijk, maar het is toch simpel genoeg. Als wij raadsels willen oplossen, wie moeten wij dan te hulp roepen? Natuurlijk de Natuur. Zij duldt geen verzet te^n h°ar wHze beschikkingen en laat met de volharding die haar kenmerkt, alle afgeknipte haren onmiddellijk weer aan groeien. Zoo zien wij het duel tusschen Me vrouw Nat»nr en Kanner. Z1.1 strijdt met haar Groeikracht hij zwaait zijn Schaar en zij winnen in dit tweegevecht om beurten Toeschouwers daarbij waren Vaders en Moeders, die verslagen in het hoekje zaten waar oude menschen worden opgeborgen. totdatMoeders aarzelend ln het begin maar w^'rira stouW. v>ct r>ad van hare doch ters opgingen en op haar beurt heur krullen of wac aaarvoor aoorging, bij den kapper ach terlieten. De gebobde dochters, niet bereid zich te laten achterhalen, vonden een nieuw buitenlandsch woord uit shingled en toen dat klaar was, lieten zij het beetje haar dat op haar hoofden was achtergebleven, nog korter knippen. Korter kon het nu niet meer. Het zal dus natuurlijk weer langer moeten wor den. Maar over het oogenblik waarop dat gebeuren zal. zijn de geleerden het niet eens. Men zegt dat er weer zwakke pogingen voor gedaan worden, maar ik heb er de bewijzen nog niet van gezien. Dit bedoelt niet een economische, noch so ciale studie te wezen. De bedoeling was al leen. aan te toonen waarom de barbiers, wier scheerdiensten veel minder dan vroeger wor den gevraagd, nu de klandisie van de vrou wen veel meer waardeeren, dan die van de mannen. Wij kunnen dat nu wel begrijpen, maar wat toch wel een beetje onbegrijpelijk moet heeten, is dat het vak van kapper zelf nog niet door de vrouw aangenomen Is. De geschiedenis van Haarlem kent wel een vrouwelijke barbier in de Gierstraat en de historie zegt volstrekt niet, dat zij het min der goed deed dan haar mannelijke colle ga's. To"h gemaakt. Hef is bij één barbière of moet ik zeggen bar- bieres gebleven. Maar waarom legt de vrouw zich niet op het kannersvak toe, nu de clien tèle toch voornamelijk uit vrouwen bestaat! Ziedaar een raadsel, dat tot nu toe nog niet schreeuwde verontwaardigd en dreigend: ..Is Lorretje niet méérrr waarrrd. Een traan gleed over Pietekootje's rech terwang. „Twintig gulden!" riep zij ontroerd en in die twee woorden lag de volgende bede opgesloten: .Ach lieve menschen, biedt niet meer en laat hem mij!" Zelfs dit bod deed de menigte niet aarze len. ..Dertig!" schreeuwde een als heer uit ziend man. „Is Lorretje niet méérrr waard?" herhaal de Lorretje nijdig en hy begon zoo hard vochtig te fluiten, dat de voorste menschen achteruit stoven. „Veertig gulden!" gilde Pietekootje met warm hart en schitterende oogen. Het bleef stil. niemand durfde hooger gaan en toon de koop gesloten was en Pietekootje heel even met haar beenige hand over de gouden kool mocht aaien (hè, wat lekker en wat een snoes van een dot van een schat van een beestjemeende Lorretje nog kwasl verontwaardigd te moeten «on merken: „Is Lorretje niet méérrr waarrrd?" Lorretje in zijn gouden kooi (dat wist heet de buurt dra na zijn intrèe) verzonk de eer ste dagen in droef gepeins en toen Piete kootje ging wanhopen, gilde hij nlotseling: .Js Lorretje niet méérrr waarrrd?" Na dien schreeuwde hij dezen zin des mor gens vroeg. Na dien schreeuwde hy dezen zin des morgens laat. en des middags vroeg en des middags laat en des avonds vroeg en laat en soms midden in den nacht, zoodat Piete- fcootje en de omwonenden wnkker schrok ken en eindelijk ontkennend het hoofd schudden. Pas dertig dagen na den koop snapte Pietekootje dat zij bedrogen was geworden. ZU zette Lorretje te koop ln Haarlem's Dagblad en toen er vier koopers kwamen en Lorretje Ijverig vroeg of hij niet meer waard was. zei de hoogst bieden de: „Neen. geen cent meer!" En voor zeven gulden en vijftig cent kreeg hij Lorretje met de gouden kooi DE „GROOTEN" DER AARDE. Dames die het niet prettig vinden dat zij „zoo klein" zijn kunnen zich troosten, want het lot van de „grooten" is ook niet benij denswaardig. Dat beweerde tenminste on langs een dame. die aan oen Duitsche cou rant haar nood klaagde, juist omdat-zü zoo lang was (181 cAL) „Ik geloof niet", zoo schreef zU. „dat een kleine vrouw zich kan voorstellen wat een onaangename gewaarwording het is bij het binnenkomen van een zaal vol menschen aller oogen op je gericht te zien. te bemer ken dat de gesprekken ophouden en eerst weer op gang komen als ie bent gaan zitten. Sta je later op. dan volgen dc blikken Je weer met nieuwsgierige verwondering. Bij het doen van inkoopen vindt een kleine vrouw eerder iets dat haar past dan een groote. Voor ons is iedere inkoop van een kleedlngstuk een marteling, w-nt alles ls ons te klein. En dan die eeuwige moeilijk heid om een goeden „partner" voor het le ven of alleen nog maar voor het dansen! tc vinden! Kleine mannen zie Je overal. Maar als je dan eens een man ontmoet lie de maat heeft van een gardesoldaat en jc denkt nu toch den waren Jozef gevonden te hebben, dan valt :Un och natuurlijk op „zoo'n klein ding", dat meer overeenkomt met zijn Ideaal van teedero vrouwelijkheid. Bij het beoefenen van sport hebben wij het al heel moeilijk. De mannen verwachten van ons dat wij alles kunnen doen. dat wij ware athleten zijn en vergeten geheel dat zij met een vrouw te doen hebben. Zitten wij in den schouwburg, dan strui kelen de menschen over onze voeten en kla gen or over. dat wij onze boenen zoo ver uitstrekken; wie achter ons zit ls boos om dat hij niets kan zien. In trams on omnibus sen moeten wij met de boenen zijwaarts zit ten en in kleine auto's moot in wij ons dub bel vouwen. Het ergste is echter dat wij bij dit alles nog benijd worden door de andere vrouwen omdat wij aller blikken tot ons trekken". is opgelost. Wel vinden wij hier on t ar con kapster, maar meest ln ondergeschikte be trekkingen als helpster van den patroon. Een patrones-Ranster is nog altijd een zeld zaamheid gebleven. Wat doe je als krantenschrljvor, wanneer je het een of ander niet weet? Je gaat iemand interviewen en zoo heb ik dan ook gedaan. Eerst bij een kap perspa troon, die in het midden van zijn salon staande, een oog in het zeilneen dat kan nieteen oog ln het haar hield en aldus met vaste hand het roer voerde...; och neen, ik be doel dc schaar hanteerde, terwijl hy met dc andere de tondeuse zwaaide. Hy hoorde mijn vraag met verwondering aan. dacht toen oen oogenblik na en gaf hot volgende antwoord: „Waarom zouden er patronessen in ons vak opstaan? Er zijn al natroons ge noeg. Naar mijn smaak te veel." Dit antwoord loste natuurlijk de moeilijk heid nir>t oo. u< vnn® aan zijn collega, schuin aan den overkant ge vestigd. Hij ke«k sc'-Mchtor rond.flu's'erdc toen: „Mijn goeie mai*, maak geen slapende honden wakaer", en retireerde daarop on middellijk in z\jn zaak, alsof hij voor een overstrooming van gediplomeerde kansters vreesde en deed de deur stevig voor mUn on derzoekenden neus dicht. Hot was duidelijk dat ik mijn fortuin maar liever moc-st probeeren by de vrouwen: licht zonden zij een aniVvoord geven, waar je wat aan had. De eerste, een verstandig uitziende vrouw met grijs gebobd haar, scheen over dc zaak nog nooit te hebben nagedacht en ant woordde ten slotte: ..als ik zelf met een on- V/V* verHionen moest, dan zocht ik liever myn klanten onder de mannen dan onder de vrouwen." „Waarom?" vroeg ik. ,Die zijn gemakkeiyker." Ik bedankte haar en ging naar een ver standig jong meisje, met een gcshingeld hoofdje. ..Daar heb ik nog nooit over ge dacht," zei ze. „Maar begin er dan asje blieft nu eens erover te denken." zei ik. Toen antwoordde ze vlotweg: „ik denk zoo. dat de klanten van den dameskapper niet altyd ge makkelijk zijn," en keerde my vierkant den rug toe. Natuuriyk is daarmee het probleem niet afgehandeld en ik vraag aan alle welwillen de menschen: „waarom ls het vak van da meskapper niet voornamelijk ln handen van vrouwen?" Ik hoop op vele, afdoende antwoorden. Het nieuwe jaar is pas begonnen, wy hebben tijd in overvloed. Waarom vrouwelijke dokters, vrouweiyke tandartsen, waarom vrouwen in alle vakken en juist niet in het dam^skap- vak? Ik wacht. In beleefde afwachting. FIDELIO. Een scène uit de laatste acte. De Moeder en de zoon vinden elkaar terug. EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE De barbier en zijn vijand Gilette. Wie kan zichzelf het haar knippen? de eerste vrouw die zich het haar liet afknippen de angstige kap per en de vrijmoedige jongetjes vaders in de put en moeders op het pad de Haarlemsche barbière waarom zijn er zoo weinig dames kapsters? Onder de vele posities, waaruit de vrouw ons verdrongen heeft, waaruit zij ons zal verdringen of waaruit zij bezig is, ons te verdringen, behoort de verhouding van den man tegenover den kapper. Waren wij vroeger niet zijn beste klanten, wij mannen? Onderhield hij niet ons uiter lijk schoon? Zeker, er waren er toen ook al zichzelf te scheren, maar dat waren er nog ons zelf te scheren, maar dat waren er nog niet velen; het is zoo eenvoudig niet, om een vlijmscherp mes zóó precies over je manne lijke trekken te laten gaan, dat het net je overtolligen haargroei wegnam en niet even verder doordrong, want dan kwam je kostelijk wien Neerlandsch bloed onmiddel lijk voor den dag en waren watjes of, als bet diep ging, pleisters noodig om ae spilling te stuiten, Het was toen voor de jonge man nen een moeilijke tijd, waarvan de nu op groeiende jongelingschap geen flauw denk beeld heeft, twee dingen moest de jonge man leeren: rooken en zich scheren. Wat het eerst aan de beurt was, hing van zijn neiging of van de eischen van de Natuur af. Zond zij het eerste dons vroegtijdig op zijn kin of wangen af, dan was het scheermes het eerst aan de beurt, anders kwam de sigaar. Tegen het eerste protesteerde de teerheid van zijn vel, tegen de tweede zijn maag. Op den duur overwon hij wel de tabak, niet alijd kreeg hij de handigheid om met het scheermes om te gaan, gooide op een moedeloozen dag het wapen neer en meldde zich aan bij den barbier, die met een klein lachje van voldoe ning zijn geoefende vingers over de kaken van den nieuwen klant liet glijden. Er zullen in dien tyd wel wijsgeerig aan gelegde jonge mannen zijn geweest, die zich afgevraagd hebben waarom Moeder Natuur er toch plezier in had gevonden om hen met een haarversiering te beschenken, die hij voortdurend min of meer verwijderen moest. Hij vergat dan evenwel, dat scheren haar bedoeling nooit geweest was. Zij voorzag hem alleen van den haartooi in zijn gezicht om hem te beschamen teaen guurheid en kou het was de Mode alleen, die hem er toe bracht daarvan een gedeelte met taai- volharding te verwijderen en als ik zoo vrij mag wezen om dat te zeggen: juist in die vol harding, denk ik, lag de wij se bedoeling van Natuur verscholen, Als hij dan toch tot sche ren overging of dat door den barbier verkoos te laten doen. dan leerde hij in elk geval, de volharding die hij in de maatschappij dag in dag uit noodig hebben zou om een dik wijls vervelende dagtaak naar behooren te vervullen,. Zoo heeft Moeder Natuur ons toch nog bij het oor, op de oogenblikken dat wy bezig zijn, ons aan haar gezag te onttrekken. Het leven ging in tusschen voort, tusschen de wisselende baarden door. Volle baard, puntbaard en knevel alléén volgden elkaar op en het scheen of er nooit een eind ko men zou aan dezen kringloop der dingen, toen plotseling Gilette verscheen, zwaaiend met zijn veiligheidsscheermes, dat voorbe stemd was om een geweldige omwenteling in onze baardigheid te weeg te brengen. Gi lette moet naar zijn naam te oordeelen een Franschman ziin geweest, maar mogeliik zag hij 't levenslicht in Amerika, want daar komt het wereldberoemde apparaat vandaan, dat tot den Man zeide: „onttrek u nu aan het ge zag van den barbier, duld niet langer dat hij u bij den neus neemt,. Scheer u zelf! Uw bloed zult gij niet meer vergieten." Ik weet niet, of op dat moment de bar bier inzag, welk een gevaar zijn bestaan be dreigde. Als ik mij wel herinner vatte hij het nogal licht op. Er waren, zoo zei hij. zeker menschen die dat ding gebruikten, maar de meesten kwamen er al van terug en dwaal den zijn deur weer binnen. Het zou wel lu wen. Maar hij had buiten de Amerikaansche reclame gerekend en Gilette of zijn recht verkrijgenden trokken zich er weinig van aan, dat de barbier een langen neus tegen hen trok dwars over den Oceaan heen en hamerde de zelfstandigheid des mans zóó fel in zijn gemakzuchtige hersens, dat hij einde lijk op zijn beurt een Gilette kocht of er een present kreeg thet was een uitkomst voor vrouwen en dochters, die maar nooit wisten wat zij vader of broers toch cadeau zouden geven) en zoo werden de taaiste vriend schapsbanden tusschen klant en barbier verscheurd en mocht de een den ander alleen nog maar knippen, want hoewel een andere snoodeling de tondeuse uitvond die ook dit deel van het vak kwam bedreigen, tot nu toe is dit instrument nog maar alleen aanvaard door volijverige moeders, die er de hoofdjes van hun kleine jongens mee be handelen totdat dezen tot de jaren des onderscheids zijn gekomen en de kunst van den kapper verkiezen boven de goede bedoe lingen van moeder. Want tot nu toe is er nog geen mensch geboren, die zichzelf het haar kan knippen, zelfs niet met een ton deuse. Ik heb in mijn leven maar van één man gehoord die het wist klaar te spelen, maar by nader onderzoek moet dat een slangenmensch geweest zijn. De arme kapper zag zijn bestaan tot in de wortels, de haarwortels natuurlijk, bedreigd Maar heeft ooit iemand zich kunnen ont-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 15