V IV», EE \ïltN VAN, ^AECIECN
ceci? i.^.sTEVEi^iem
VEÏ>«f 4AIB DCCI} W]EVp.'H'AiyHE^-KEll.El^>
(Korte Inhoud van het voorafgaande).
De held van dit verhaal, St- Ives, bijge
naamd de Spion van Napoleon, was In
Mei 1813 als krijgsgevangene in handen
der Engelschen gevallen. Met lotgenooten
zat hij opgesloten im het kasteel Edinburg,
dat tot gevangenis was ingericht. Doordat
St. Ives van geboorte een edelman,
maar in hot gevangenenkamp slechts een
gewoon soldaat de Engelsehe taai
.machtig was, werd hij door de bewakers
meermalen als tolk gebruikt, waardoor hij
verschillende voordeden boven de andere
gevangenen genoot.
De gevangenen mochten voorwerpen
van huisvlijt maken die door de bevol
king gekocht werden. Onder de koopsters
was een meisje van 18 of 19 jaar, die de
aandacht van St. Ives trok. Het meisje,
Flora genaamd, betoonde haar deelneming
in zijn lot.
Van een zaakwaarnemer ontvangt St.
Ives een pakje bankbiljetten, hem door
een bloedverwant geschonken, om zijn ont
vluchting mogelijk te maken.
Met andiere gevangenen heeft hij een
timnel gegraven en met behulp van een
touw weten St. Ives en enkele vrienden
uit de vesting te ontsnappen.
Inderdaad -gelukt het hem zich schuil
te houden in het kippenhok van Flora.
Latei' helpt het meisje hem bij zijn vlucht.
Als veedrijver vermomd trekt hij weg, na
een hartelijk afscheid van Flora genomen
te hebben.
Toen ving zijn lange zwerftocht aan,
die hem vele spannende avonturen be
zorgde,
Wilt ge u tegen de wet verzetten? vroeg hij.
Neen, niet tegen de wet. Daarvoor ben ik
een te goed onderdaan maar tegen een mij
onbekenden man met een kaal hoofd en een
katoenen broek ja. zeker! Dat is mijn recht
als geboren Engelschrhan. Waarvoor liebljen wi)
anders, de Magna Charta?
Dat zullen we zien, hernam hij. Waar woont
de agent van politie? vroeg hij zioh tot de an
deren wendend.
Da hemel behoede u! nep de waard uit.
bent toch nlot van plan om in den nacht de
politie te halen! De man ligt in bed; hij is al
twee uur geledtn met een stuk in zijn kraag
naar huis gezwaaid!
Ja., ja, dat is heel waarschijnlijk! riepen ver
scheiden stemmen in koor.
De klerk aarzelde. Geweld kan hy niet gebruh
ken. De waard scheen niet zeer krijgslustig en
de boeren waren onverschillig; zij luisterden en
gaapten, en krabden zich het hoofd en staken
opnieuw hun pijp aan De majoor en ik daarem
tegen namen een brutale houding aan en
«peelden de beleedigden.
De klerk sloeg ons voor hem te vergezellen
naar een zekeren rechter Marton, een groot
man, die op geringen afstand woonde, Ik ant
woordde dat ik niet van plan was een vost te
verzetten, al kon ik ei' mijn ziel mee uit het
vagevuur redden. Toen drong hy er op aan, dal
Ik den geheelen nacht in de herberg zou blij
ven, opdat den volgenden morgen de zaak op
gehelderd zou kunnen worden. Ik antwoordde,
dat ik zou vertrekken wanneer ik lust had, dat
wij eerlijke reizigers waren, opgevoed in de
vreeze voor God en den koning, en dat ik mij
door niemand het dwingen ergens te blijven,
indien ik wenschte verder te reizen. Ik overlegde
tegelijkertijd dat de zaak al veel te lang geduurd
had en dat zij zoo spoedig mogelijk ten einde
gebraoht moest worden.
Luister eens, zeide ik opstaande tot nu
toe was ik In de meest onverschillige houding
blijven zitten, we kunnen dit geval Slechts op
één enkele manier uitmaken, er is slechts één
enkele echt Engelsehe manier die is: man
tegen man. Trok uw jas uit, mijnheer, en deze
heeren zullen wel zoo goed zijn op te passen
dat. er eerlijk spel gespeeld wordt.
Bij deze woorden kwam er een uitdrukking op
zijn gelaat, die ik maar al te goed begreep, er
was in zijn Engelsehe opvoeding een gebrek: hij
kon niet boksen. Dat kon ik ook niet, maar jk
bezat een portie meer brutaliteit, en ik was ae
man, die het voorstel had gedaan.
Hii zegt, dat ik geen Engelschman ben,
maai* eerst als de pudding gegeten is. kan men
zeggen hoe hij smaakt, praaide ik. wierp mijn
jas op den grond en namde houding van een
bokser aan, hetgeen zoo ongeveer hut eenige
is. wat ik van de barbaarsche kunst versta. Kom
aan, mijnheer, u schijnt niet veel lust te hebben,
zeide ik. Laat mij u een kleine aanmoediging
geven, ofschoon ik mij niet begrijpen kan, da:
een. Engelschman die noodig heeft.
Dit zeggende haalde ik een bankbiljet te voor
schijn en wierp het den waard toe.
Dab zet ik op, hernam ik. Indien gij het
eerst mijn bloed doet vloeien, zijn de vlji' pond
voor u en dan ban ik bereid u naar alle rechters
te vergezellen, die ge maar wilt Maar stroomt
uw bloed het eerst, dan zult ge misschien wel
Willen toegeven, dat ik het reoht op mijn kant
heb en mij toestaan mijn reis voort te zetten
wanneer en waarheen ik lust heb. Jongens, is
dat in orde?
Ja, ja! riepen ze allen. Dat is billijk. Een
billijker voorslag kan hij niet doen. Trek je
jas uit.
De man van het gerecht bad nu de publieke
opinie tegen zich, wi) waren het grootste gevaar
'te boven. De majoor betaalde zijn verternigen
aan den onverschilligen waard en ik zag het
bleeke gelaat van Koning, die ons wenkte haast
tc makon, bti de aohberdeur.
Ge zijt slimmer dan een vos. zeide de klerk.
Maar ik doorzie je; ik doorzie je. Zoo, je wilt
dus de spies omdraaien?
't Is mogelijk, dat ik doorzichtig ben. mijn,
heer. maar indien ge mij de eer aandoet een
party met raÜ te boksen, zult ge spoedig bemer
ken, dat ik drommels harde vuisten heb.
Dat is een zaak, die ik niet in twyfel heb
getrokken, antwoordde hij En jullie, domane
kerels, vervolgde hij zich tot het gezelschap wen
dend. zie je dan niet dat de sohelm je voor het
lapje houdt? Merk je dan niet dab hij dsn boel
wLl verdraaien? Ik beweer, dat hy een Fransch
gevangene is, en hij antwoordt mij dat hij kan
boksen! Dat heeft immers niets met de aaak te
maken? 't Zou my niet verwonderen, als hy ver
telde dat hij ka.u dansen, 't zyn daarginds alle
maal dansmeesters! Ik beweer en ik blijf evby
dat hij een Franschman is. Hij ontkent het. Laat
hU dan zijn papieren laten kijken, wanneer hy ze
heeft! Waarom wil hij ze niet laten kijken? In,
dien hij ze had. waarom zou hy dan niet. willen
meegaan naar Merton. een man, dien ge allen
kent? Gy zyn allen eerlijke Bedfordshlraman-
nen. mannen, waarop man huizen kan bouwen;
gy zUt nlot van die soort, die zloh door een
Franschman laten omkoopen! Neen, laat hem
zijn waren naar een andere markt brengen, hier
raakt hij ze niet kwyt! Bekilkt den man toch
eens nauwkeurig. Zie toch eens naar ziin voeten
Heeft iemand van Jullie zulke voeten? Kijkt toch
eens lioe hij staat! Staan jullie ook zoo? Staat
onze waard zoo? Hy is een Franschman op en
top!
Dat klonk nu alles heel goed en wel, en in
andere omstandlglïeden zou ik my misschien ge
vleid hebben govoeld, maar ik zag duidelyk dat.
indien ik hem nog verder liet praten, hy de rol
len geheel en al zou omkeeren. Boksen kon hij
waarschynlyk niet, maar ik moest my zeer ver
gissen indien hy niet een cursus in de wel,
sprekendheid had doorgemaakt. My bleef onder
deze omstandigheden niet anders over dan zoo
spoedig mogelijk het huis te verlaten, onder
voorwendsel van een heffcigen, onbedwingbaren
aanval van woede, Dit verzinsel was niet zeer
fijn uitgedacht, maar ik had niet veel keus.
Jy sohelm, barstte ik uit, Jij wilt beweren
dat je een Engelschman bent. en je weigert met
my te boksenMaar ik ban niet van plan
langer deze verpeste lucht in te ademen! Ik ver
laat deze plaats, waar men mij zoo diep heeft
beleedigd! Hei daar! Wat ben ik schuldig? Hier,
dat zal wel genoeg zyn. zeide ik en wierp den
waand een handvol zilver toe. Geef mij myn
bankbiljet terug.
De waard, wiens principe het was met iedereen
goede vrienden te blyven. voldeed oogenblikke-
lyk aan mün wensch. Myn tegenstander bevond
zich in een zeer onaangename positie. Hy had
reeds myn belde reiskameraden verloren en was
op het punt ook mij te zien ontschieten. Er was
blijkbaar geen kans op hulp. Ik sloeg hem even
van ter zijde gade en -zag hem aarzelen. Een
seconde later was zyn besluit genomen: hy nam
zyn pruik en zyn hoed, trok zyn wyde jas aan
en nam een kleine reistasch in de hand.
Duivels, dacht ik, zou de schelm van plan
zyn my te volgen?
Nauwelijks had ik de
herberg verlaten of ik
voelde dat de man van
de wet my op de hielen
was. Ik zag zyn gelaat
duidelyk in de mane
schijn en de uitdruk
king ervan getuigde
van groote vastberaden
heid. Een rilling voer
my door de leden.
Dit is geen alle-
daagsch avontuur, zei
de ik tot myzelf. st.
Ives, je hebt hier te
doen met een man van
karakter. Een bulhond,
w-ezel volgt je spoor
en hoe zul je hem van
't lyf houden? Wie of
wat was hy? Uit eenige
uitdrukkingen had ik
opgemaakt, dat hij de
gerechtszittingen by-
woonde. Maar in welke
hoedanigheid? Als een
voudig toehoorder? Als
een klerk, als een mis
dadiger, of als een ge
heim agent?
De wagen zou op een
halve myl afstands
waarsohynlijk op mij
wachten. Ik overlegde
by my zélf, dat ik, na
verloop van weinige
minuten den geheimen
agent in mijn macht
zou hebben. Maar één
ding stond by my vast:
de kerel mocht in
geen geval den wagen
zien. Zoolang ik hem
niet vermoord of van
my afgeschud had,
moest ik gescheiden
blyven van myn kame
raden, ik bevond mij
alleen in het groote
Engeland, op een hard
bevroren straatweg, die
ik weet niet waarheen
voerde, met een speur
hond op myn hielen
en geen anderen vriend
aan myn zUde, behalve
den knuppel.
wy bereikten tegelij
kertijd een kruispunt
van wegen. De weg
links was dichtbegroeid
en donker. Geen straal
maanlicht drong' door
de neerhangende tak
ken en dien weg
sloeg ik in. De ellende
ling volgde my zwij
gend. GedJurende eenige
minuten Hepen wy
naast elkander voort,
over bevroren plassen,
zonder een woord te
wisselen. Eindelyk zeido
hy:
Dit is niet de weg
naar het huis van den
heer Merton.
Zoo? Dat kan wel wezen, maar het myn
weg, antwoordde ik.
En daarom ook de myne, zeide hy.
Wederom zwegen wy beiden, wy moeten zoo
ongeveer een halve myl hebben afgelegd, toen
we ons plotseling weer door de maan beschenen
zagen. Met zijn wyde jas met kap, zijn tasch
in de hand, zyn zwarte pruik liep hy naast mij
voort. Myn vyand scheen veranderd, ja zoo ver
anderd dat ik hem byna niet herkende. Hij was
zoo vastberaden, zoo kalm, met een zekere ven
waandheid. Ik merkte op dat ziin tasch tamelijk
zwaar moest zyn en dat alles tezamen deed
een plan bij mU ontwaken.
Een koude nacht, mynheer, zeide ik. Hoe
zoudt u er over denken, indien wy het eens op
een loopje zetten? Ik heb vreeselijk koude tee-
nen.
Gaarne, antwoordde hy.
Zyn stem klonk zeker en vol zelfvertrouwen,
hetgeen my in het geheel niet beviel. Maar er
bleef my geen ander middel óver, behalve ge
meld, en daartoe wilde ik slechts in den aller-
uitersten nood mijn toevlucht nemen. Ik zette
het dus op een draf, hy achter my aan, en ge,
ruimen tyd kon men het geklip-klap van onze
voeten op den hard bevroren weg wel een myl
in de verte hooren. Hij bleef vlak achter my.
ondanks zyn ryperen leeftijd en de zwaarte van
ziin reistasch geraakte hy niet buiten adem. Ik
besloot aan den wedstrijd een einde te maken
Bovendien begon ik te vreezen, dat wy op deze
manier eindelyk ergens zouden aankomen, bij
voorbeeld by het hek van den tuin van een
rechter Merton. ergens midden in een dorp, waai
de gendarme niet dronken was. of in de armen
eener patrouille zouden vallen. Er was nu niets
meer aan te doen: ik moest hem, nu het nog
mogeiyk was, van den hals schuiven. Ik zag om
my heen, de plaats soheeu my geschikt toe, ner
gens een licht, nergens een huis, niets dan stop:
pel velden en een paar kale boomen. Ik keek hem
in, het maanlicht toornig aan.
Nu heeft die gekheid lang genoeg geduurd,
zeide ik.
Hy bleef eveneens staan en wendde my zijn
bleek, maar kalm gelaat toe.
Ik ben het geheel met u eens, antwoordde
hy. U hebt 't met loopen beproefd', nu kunnen
we het eens met springen probeeren het
komt alles op hetzelfde neer.
Ik zwaaide myn knuppel boven zyn hoofd.
Ja, en u zult zeker wel begrypen waar het
op neerkomt, zeide ik. wy zyn alleen, het Is
nacht en myn besluit staat vast. Züt ge niet
bang?
Neen, volstrekt niet Ik lean niet boksen,
maar daarom ben ik nog geen lafaard, waarvoor
u my schynt gehouden te hebben. Misschien is
het voor de verhouding, waarin wy tot elkander
staan, eenvoudiger indien ik u maar dadelijk
vertel dat ik gewapend ben.
Met bliksemsnelheid hief ik den stok op, maar
even snel ontweek hy den slag, en ik zag een
pistool in zyn hand glinsteren.
Neen, neen, mynheer de Franschman, ik
heb geen lust om uw dood op myn gewetten te
nemen.
Ik sta u evenmin naar het leven, zeide ik
en liet myn stok zinken, en keek eten man niet
zonder bewondering aan. Gy schynt echter één
omstandigheid uit het oog te verliezen, hernam
ik, nameiyk de mogeiykheld, dat uw pistool niet
afgaat.
Ik heb er meer dan een. Ik draag er steeds
een paar by my.
Ik maak u myn compliment. Ge zyt inder
daad wel in staat op u zelf te passen, en dat is
veel waard. Maar, myn waarde vriend, laten
wy de zaak eens kalm bepraten. Gy zijt geen
St. Ivcs in ongewenscM gezelschap
lafaard én ik evenmin. Wij hebben beiden een
zeer gezond verstand. Ik heb redenen om alleen
te willen reizen, om myn zaken niet aan de
groote klok te hangen. Ge kunt dus wel begrypen
dat ik uw my opgedrongen gezelschap niet zal
dulden, dat ik verschoon my de uitdrukking
uw onbeschaamde ingérence in myn aangele
genheden niet wensch te verdragen.
Weer een Fransch woord, zeide hy kalm.
De duivel hale de Fransche woorden, riep
ik uit. Ge sohynt zélf een Franschman te zyn!
Ik heb dikwyis gelegenheid gehad my in
die taal te oefenen en heb die gelsgenheid steeds
waargenomen, antwoordde hy. Weinige men-
schen zyn beter op de hoogte met de afwykimgen
en overeenstemmingen der beide talen.
Ge zyt een praalhans ook, zeide ik.
Ik versta ook de kunst myn naar de om.
standigheden te schikken, mijnheer, hernam hy.
Ik kan met de Bedfordshire boeren praten, en
ik kan my ook behoorlyk gedragen en uitdruk
ken in gezelschap van een gentleman, zooals u
bent.
Indien gy beweert een gentleman te zijn
begon ik.
O, pardon, viel hij mij in de rede, dat heb
ik volstrekt niet gezegd, Ik beschouw adel en
stand slechts uit een zakelyk oogpunt Ik zelf
ban maar een zeer eenvoudig man,
Maar zeg my dan toch in 's hemels naam
wie en wat ge zyt! riep ik uit.
Ik heb geen reden om mij over myn naam
te schamen, mynheer, antwoordde hy, en even
min over mün beroep. Ik ben Thomas Dudgeon,
om u te dienen, klerk by mynheer Daniel Ro
maine, advokaat te Londen. Ons adres is High
Holborn.
Pas, nu het gevaar voorby was, voélde ik in
welk een ontzettende angst ik had verkeerd. Ik
wierp mijn stok op den grond.
Romaine! riep ik uit Daniel Romaane? Een
oude hongeriyder met een rood gezicht en een
groot hoofd, gekleed als een kwaker? Mijn beste
vriend, kom in mijn armên!
Terug zeg ik! zeide Dudgeon met zwakke
stem.
Ik luisterde niet. Nu myn angst voorby was.
scheen het mij toe, dat ik alle gevaren te boven
was. Het pistool dat hy in de eene hand hield
joeg my niet meer vrees aan aan het valies dat
hy in de andere droeg en dat hij thans, als een
barrière voor zich uitstrekte.
Terug, anders geef ik vuur! riep by. Pas
toch op! Wees voorzichtig Mün pistool
Hy kon roepen en schreeuwen zooveel als hij
lust had, il: drukte hem tegen wil en dank aan
mijn borst en by miin stormachtige omhelzing
viel zyn hoed af en kwam zyn pruik scheef op
zijn hoofd te zitten. Hy steunde en kreunde, bij
blaatte als het schaap in de armen van den sla=
ger. Als ik er aam terugdenk, komt mij het ge-
heele tooneel belaoheiyk voor maar eind goed,
al goed.
Ziezoo, zeide ik hem loslatende, maar toch
dé handen op zyn schouders leggend: je vous ai
bel et bien embrassé en ge zouat kunnen zeg
gen dat ik alweer een Fransch woord heb ge
bruikt.
Met zyn pruik over zyn eene oog zag hij er
.ongeloofelyk treurig en terneergeslagen uit.
Kom, laat 't hoofd niet hangen, Dudgeon,
de pleobtigiheld is voorby, ik omhels je niet
weet. Maar steek in 's hemelsnaam, eerst je pis;
tooi weer in den zak: ge springt er mee om als
een basilisk Ge zult nog beleven dat het van
zelf afgaat! Hier is uw hoed Neen. 'aat mij
hem u opzetten on eerst uw pruik in orde bren
gen. Laat nooit de omstandigheden zioh drin
gen tusschen u en wat ge uzelf sobuldig zijt.
„Zet je pruik goed op
Op je kalen kop.
Houd je kin geschoren
En kleed je naar behooren".
Doet ge mij dat na? Alle plichten van een
mam in een vierregelig vers? En let wel. ik
beweer niet eens een dichter rem beroep te zijn!
Dit zyn ontboezemingen van een dilettant.
Maar, mynheer! riep by uit.
Maar mynheer! Ik geel' niemand de vry-
heid den stroom mijner poëtische gedachten te
stremmen, Zeg rny eerst hoe ge over myn ge=
dicht denkt, anders krijgt ge ruzie met my.
Ge zyt inderdaad een zeer origineel mam,
zeide hij,
Ja, zeer, zeide ik,
en ik geloof dat ik myn
pendant voor my heb.
Maar a propos, Dud
geon veroorloof mij een
vraag: hebt ge ooit
met dat pistool ge
schoten?
Ja mijnheer, twee
maal, op musschen.
En gij zoudt dat
wapen op mij hebben
afgevuurd, gy wreed
aardig mensoh, riep ik
uit.
Me dunkt, dat gli
even roekelocs zyt om
gesprongen met uw
stok, zeide Dudgeon.
Vindt u? Enfin,
dat behoort nu alles
tot het verleden. Ge
lukkig zyn we nu de
beste vrienden van de
wereld en hebben wij
dezelfde belangen.
U loopt den tijd
vooruit, neem my niet
kwalyk, dat ik het zeg,
mijnheer.ik ken uw
naam niet, voor zoover
ik my herinner hebt u
hem my nog niet ge
noemd, zeide Dudgeon.
Neen, neen, u hebt
volkomen gelyk, ant
woordde ik,
Een woord van op
heldering.begon hy.
Neen, Dudgeon,
viel Ik hem in de rede.
Wees verstandig, ik
weet heel best wat je
wilt en dat is: eten,
lekker eten. Rien me
creuse coirane l'emo-
tion. Ik heb zelf honger
en ik ben toch meer
aan de ontberingen van
den oorlog gewoon dam
gy musschenjager. Laat
my u nog eens goed
aankyken; ik taxeer u
op drie schijven prima
koud rundvleesoh, een
portie geroosterd brood
met kaas. een glas bier
en een glas of twee
goede oude port de
eenige, echte melk voor
den Engelschman.
Ik verbeeldde mij
zijn oogen te zien
schitteren en een zach-
ten trek om zyn mond
waar te nemen, terwyl
ik deze heerlijkheden
opsomde, 't Ls neg vree-,
hernam ik; 't kan niet
veel over elf uur
zyn. Waar is een goede
herberg?
Een goede herberg,
want de port moet voor
deze gelegenheid pas
sen en mag geen
hoofdpyn achterlaten.
U hebt wezenlylc een manier om de dingen
aan te pakken; mynheer, die..,.
Waarom dwaalt ge telkens van het onder
werp af? riep ik uit. Ge zyt een warhoofd. Hoe
kunt ge nog verwachten in uw betrekking voor
uit te komen? Noem my de herberg!
U bent een vermakelijk heer, zeide hy. Uw
zin schijnt u te moeten hebben. We zyn niet
meer dan drie mijlen van Bedford venvyderd.
Uitstekend! riep ik. Op naar Bedford1!
Ik nam zyn arm in den myne, pakte zyn reis
tasch op er> voerde hem, zonder dat hy tegen
stand bood, mede. Weldra kwamen wy aan een
vlakte op eenigsrins hellende terrein. De weg
was hard en effen, wy van ys. De maan scheen
helder over de velden en door de bloderlooze
boomen. Ik behoefde nu niet meer aan dat hel-
sche middel van vervoer, aan den overdekten
wagen, te denken, ik bevond my nu dicht in de
buurt van mijn oudroom, ik koesterde geer.
vrees meer voor Dudgeon ik had dus meer dan
genoeg redenen om vrooiy'k te zy'n. En ik had
een gevoel alsof wy twee kleine, verlaten poppen
waren, wandelend naast elkaar- onder den groo-
ten, halfronden koepel, in de middernachtelyke
duisternis; de zaal was versierd, de man gepo
lijst. de sterren blonken, de vloer was geveegd en
glad gemaakt niets ontbrak behalve de muzi
kanten, om den dans te doen beginnen. In de
vroolykheid van mijn hart verschafte ik zelf
de muziek:
Lustig danste de Kwakersvrouw
En lustig danste de Kwaker.
Ik zong dat vrooiyke, toepasselyke lied, sloeg
mün arm om Dudgeon's middel en zoo ging het
huppelend dien heuvel af. Eerst moest ik hem eer
beetje meetrekken, maar de opwekkende melo
die, het nachteiyk um- en myn goed voorbeeld
waren onweerstaanbaar- Een man van steen zou
hebben moeten dansen en zelfs Dudgeon toon
de mensch te zyn. Grooter én grooter verden
onze sprongen, wij zagen de schaduwen onzer
bewegingen afgetoekend en plotseling werd het
my duidelyk welk soort van man mün metgezel
was. wat voor een lang', uitgedroogd gezicht hij
had onder zyn kalen knikkebol, en welk een cn-
beschryfelijkc angst, hy mij had aangejaagd,,
nog zoo kort geleden.
Eindelijk kregen wy d.e lichten van Bedford.,
in het oog'. Myn puriteinsohe reiend stond stil
en maakte zich van my los
Me dunkt, dat dit wei een weinig infra dig
is, mynheer, zeide hij. De menschen zouden
kunnen denken, dat we drenken zijn.
En dronken zult ge worden, Dudgeon, ant?
woordde ik. Zóó drouken, dat je niet meer op je
beenen kunt staan, oude bypokriet, en 6& huis
knecht zal je naar bed brengen! Wc zullen, hem
dadelijk bfi onze komst waarschuwen. Zulke
voorzorgsmaatregelen kunnen nooit kwaadc stel
nooit tot morgen uit. wat ge heden kunt doen.
Maar zijn opwelling van lichtzinnigheid was
voorby. Wij dansten niet meer en bereikten als
fatsoenlijke menschen de herberg. Alles was daar
nog in rep en roer, vele laatkomende bezoekers
wilden nog bediend worden. Ik bestelde met zoo
veel nadruk, dat wy onmiddellijk onze wensolien,
vervuld zagen en zoo zaten wy wéldra aan een.
tafeltje naast het vuur, met een zee van kaars
licht en een maal voor ons. zooals ik mü sinds
tal van dagen niet had durven droomen. Ge
moet niet vergeten dat ik dagen lang in een
dichten wagen had gezeten, ten prooi aan
honger, koude en andere ongemakken, die den
dapperste zouden hebben afgeschrikt; het witte
tafellaken, het heldere kristal, het flikkerende
vuur, de roode govdynen, heb Turksche tapyt,
de portretten aan den wand van de koffiekamer,
de kalme, vreedzame gezichten van twee of drie
late gasten die zwygend zich in bet genot van
een langzame spijsvertering verdiepten en
last not least een glas uitstekenden lichten
port, dat alles bracht mü in een stemming die
ik niet anders dan hemelsch kan noemen. Wel®
iswaai- gaf de herinnering aan den kolonel; die
zoo genoten zou hebben in dit gezellig vertrek by
het helder brandende vuur, en de gedachte aan
het koude graf, dat wy hem in het bosch van
Market Bosworth gedolven hadden, aan alles een.
bitteren bijsmaak, maar tot mijn schande moet
ik bekennen, dat ik er niet al te zeer onder
leed. Als men er goed over nadenkt, hangt, in
deze wereld, toch eigenlyk iedere hond aan zyn
eigen staart. Ik was een avonturier, die juist een
zeer gevaarlijk avontuur achter den rug, of ten
minste zoo goed als achter den rug had; en ik
keek naar Dudgeon, wiens wangen begonnen te
gloeien en op wiens uit leer gesneden gelaats
trekken een half vertrouwelijke, half onnoozeie
glimlach door den portwijn was te voorschyu
geroepen. De schelm had ach dapper gedra«
gen en ofschoon hij in het begin halstarrig was
geweest, had hij op het laatst alles weer goed
gemaakt.
En nu zal ik je eens wat vertellen, Dud
geon, begon ik. Ik ken je meester, hy kent my
en ook het doel van mijn reis. Dit wil ik je
wel zeggen: ik ben op weg naar Amersham Place,
Zoo, zeide Dudgeon, thans gaat er een licht
voor my op.
Dat verheugt my van harte, antwoordde ik
en reikte hem nogmaals de flesöh. Meer kan ik
je niet zeggen. Ge moet my voor het overigs
maar op myn woord gelooven of niet. Indien ge
mij niet gelooft brengt ge my morgen naar
High Holborn, en confronteert mij met den heer
Romaine. Het resultaat dezer ontmoeting zal u
overtuigen, maar tevens een streep door de plan
nen en berekeningen van uw ohef brengen. In*
dien ik u juist beoordeel, zal dat u niet aange
naam zyn. Ge weet hoe al te groote yver van
een ondergeschikte dSkwyls wordt beloond. Ina
dien my'n geheugen mij niet bedriegt, valt er niet
te spotten met den toorn vaaa den ouden Ro
maine, en ik waag het te vermoeden, dat uw
weekloon indien gij by de week wordt be
taald den invloed van den toorn zal ondervin
den. Kortom, laat mij gaan, waarheen ik wil.
Dwingt ge mij u naar Londen te vergezellen, dan
zult ge niet veel goeds beleven. Kies düs.
Die keus is niet moeilijk, antwoordde hy.
Ga morgein naar Amersham 't is my volmaakt
onverschillig. Ik trek myn haaiden van u en
van de heele zaak af. Neen. ik zal het wel laten
mijin neus te steken in de zaken van den ouden
Romaine! Een uitstekend, man van zaken, mijn-
lieer, maai' zoo hard als graniet. Hy is in staat
mij weg te zenden! Maar jammer is het toch,
voegde hü er. met een zucht, hoofdschuddend zyn
glas opnemend, bij.
Maar naar één ding ben ik toch nog
nieuwsgierig, zeide ik, en u kunt die nieuwsgie
righeid gemakkelijk bevredigen: Vertel rny eens,
waarom ge u met diien mijnheer Dubois hebt in
gelaten? Waarom liet gy toen uwe belangstelling
van hem op my overgaan? En waarom hebt ge
't andere lui zoo lastig gemaakt?
Een donkere blos kleurde zyn wangen.
Wel, mynheer, ik hoop en geloof dat er een
gevoel bestaat, dat men vaderlandsliefde noemt,
antwoordde hij.
HOOFDSTUK XVI.
De thuiskomst van den Yicomte.
Den volgenden morgen om acht uur nomen
Dudgeon en ik afscheid van elkaar. Wy waren
beste redenden geworden en ik zou hem gaarne
by my hebben gehouden en hem zelfs mee naar
Amersham Place hebben genomen. Maar hij
moest terug naar de herberg, waar wy elkander
voor het eerst hadden ontmoet, om eenige za
ken voor myn oudoom, die daar in de buurt
uitgestrekte goederen bezat, in orde te brengen.
Indien Dudgeon den vorlgen avond zyn wil had
doorgezet, zou ik op het grondgebied van myn
oom en door my'n oom's zaakgelastigde in lieoh-
tenis zyn genomen.
Een weinig na twaalf uur op den middag stap
te ik in een huurkoets en reed in de richting
van Dunstable. Het noemen van den naam
Amersham Place bracht een welwillende glim
lach op ieders gelaat. Het moest een groot huis
zyn en myn oom leefde stellig als een voornaam
heer.
Hoe meer wy naderden, des te meer wonderen
hoorden wü; in Bedford namen ze de petten af,
maar in Dunstable bogen ze tot op den grond.
Zooveel vriendelykheid', zooveel welwillendheid
werd my bewezen en de goede waardin bediende
mij met zulk een yverig gerammel van sleutels
en danste om rny heen om myn wenschen te
voorkomen, dat ik byna geloof, dat ze mü zou
hebben willen kussen.
U wordt zeker verwacht, niet waar mijn
heer? Ik hoop, dat u hem in betere gezondheid
zult aantreffen, mynheer. We hebben gehoord,
dat het zyn excellentie heelemaal niet goed
gaat. O, mynheer, wy zullen allen diep getroffen
worden door zyn verlies, arme, goedé edele man.
En zoo beleefd als hy was! Ze zeggen, dat hy
vreeselyk rijk is. mijnheer, en voordat- de revolu
tie uitbrak, moet luj als een koning in zyn ryk
hebben geregeerd. Maar neem my niet kwalyk.
dat ik zoo doorsla, u bant zeker geheel op de
hoogte! Want u bent van de familie, dat ziet men
u duidelyk aan! Ik zou u dadelijk herkend heb
ben aan uw geiykenis met den vicomte. Arme
man, hy moet in deze dag6n veel hebben uit
gestaan.
(Wordt vervolgd)