V IV», EE \ïltN VAN, ^AECIECN ceci? i.^.sTEVEi^iem VEÏ>«f 4AIB DCCI} W]EVp.'H'AiyHE^-KEll.El^> (Korte Inhoud van het voorafgaande). De held van dit verhaal, St- Ives, bijge naamd de Spion van Napoleon, was In Mei 1813 als krijgsgevangene in handen der Engelschen gevallen. Met lotgenooten zat hij opgesloten im het kasteel Edinburg, dat tot gevangenis was ingericht. Doordat St. Ives van geboorte een edelman, maar in hot gevangenenkamp slechts een gewoon soldaat de Engelsehe taai .machtig was, werd hij door de bewakers meermalen als tolk gebruikt, waardoor hij verschillende voordeden boven de andere gevangenen genoot. De gevangenen mochten voorwerpen van huisvlijt maken die door de bevol king gekocht werden. Onder de koopsters was een meisje van 18 of 19 jaar, die de aandacht van St. Ives trok. Het meisje, Flora genaamd, betoonde haar deelneming in zijn lot. Van een zaakwaarnemer ontvangt St. Ives een pakje bankbiljetten, hem door een bloedverwant geschonken, om zijn ont vluchting mogelijk te maken. Met andiere gevangenen heeft hij een timnel gegraven en met behulp van een touw weten St. Ives en enkele vrienden uit de vesting te ontsnappen. Inderdaad -gelukt het hem zich schuil te houden in het kippenhok van Flora. Latei' helpt het meisje hem bij zijn vlucht. Als veedrijver vermomd trekt hij weg, na een hartelijk afscheid van Flora genomen te hebben. Toen ving zijn lange zwerftocht aan, die hem vele spannende avonturen be zorgde, Wilt ge u tegen de wet verzetten? vroeg hij. Neen, niet tegen de wet. Daarvoor ben ik een te goed onderdaan maar tegen een mij onbekenden man met een kaal hoofd en een katoenen broek ja. zeker! Dat is mijn recht als geboren Engelschrhan. Waarvoor liebljen wi) anders, de Magna Charta? Dat zullen we zien, hernam hij. Waar woont de agent van politie? vroeg hij zioh tot de an deren wendend. Da hemel behoede u! nep de waard uit. bent toch nlot van plan om in den nacht de politie te halen! De man ligt in bed; hij is al twee uur geledtn met een stuk in zijn kraag naar huis gezwaaid! Ja., ja, dat is heel waarschijnlijk! riepen ver scheiden stemmen in koor. De klerk aarzelde. Geweld kan hy niet gebruh ken. De waard scheen niet zeer krijgslustig en de boeren waren onverschillig; zij luisterden en gaapten, en krabden zich het hoofd en staken opnieuw hun pijp aan De majoor en ik daarem tegen namen een brutale houding aan en «peelden de beleedigden. De klerk sloeg ons voor hem te vergezellen naar een zekeren rechter Marton, een groot man, die op geringen afstand woonde, Ik ant woordde dat ik niet van plan was een vost te verzetten, al kon ik ei' mijn ziel mee uit het vagevuur redden. Toen drong hy er op aan, dal Ik den geheelen nacht in de herberg zou blij ven, opdat den volgenden morgen de zaak op gehelderd zou kunnen worden. Ik antwoordde, dat ik zou vertrekken wanneer ik lust had, dat wij eerlijke reizigers waren, opgevoed in de vreeze voor God en den koning, en dat ik mij door niemand het dwingen ergens te blijven, indien ik wenschte verder te reizen. Ik overlegde tegelijkertijd dat de zaak al veel te lang geduurd had en dat zij zoo spoedig mogelijk ten einde gebraoht moest worden. Luister eens, zeide ik opstaande tot nu toe was ik In de meest onverschillige houding blijven zitten, we kunnen dit geval Slechts op één enkele manier uitmaken, er is slechts één enkele echt Engelsehe manier die is: man tegen man. Trok uw jas uit, mijnheer, en deze heeren zullen wel zoo goed zijn op te passen dat. er eerlijk spel gespeeld wordt. Bij deze woorden kwam er een uitdrukking op zijn gelaat, die ik maar al te goed begreep, er was in zijn Engelsehe opvoeding een gebrek: hij kon niet boksen. Dat kon ik ook niet, maar jk bezat een portie meer brutaliteit, en ik was ae man, die het voorstel had gedaan. Hii zegt, dat ik geen Engelschman ben, maai* eerst als de pudding gegeten is. kan men zeggen hoe hij smaakt, praaide ik. wierp mijn jas op den grond en namde houding van een bokser aan, hetgeen zoo ongeveer hut eenige is. wat ik van de barbaarsche kunst versta. Kom aan, mijnheer, u schijnt niet veel lust te hebben, zeide ik. Laat mij u een kleine aanmoediging geven, ofschoon ik mij niet begrijpen kan, da: een. Engelschman die noodig heeft. Dit zeggende haalde ik een bankbiljet te voor schijn en wierp het den waard toe. Dab zet ik op, hernam ik. Indien gij het eerst mijn bloed doet vloeien, zijn de vlji' pond voor u en dan ban ik bereid u naar alle rechters te vergezellen, die ge maar wilt Maar stroomt uw bloed het eerst, dan zult ge misschien wel Willen toegeven, dat ik het reoht op mijn kant heb en mij toestaan mijn reis voort te zetten wanneer en waarheen ik lust heb. Jongens, is dat in orde? Ja, ja! riepen ze allen. Dat is billijk. Een billijker voorslag kan hij niet doen. Trek je jas uit. De man van het gerecht bad nu de publieke opinie tegen zich, wi) waren het grootste gevaar 'te boven. De majoor betaalde zijn verternigen aan den onverschilligen waard en ik zag het bleeke gelaat van Koning, die ons wenkte haast tc makon, bti de aohberdeur. Ge zijt slimmer dan een vos. zeide de klerk. Maar ik doorzie je; ik doorzie je. Zoo, je wilt dus de spies omdraaien? 't Is mogelijk, dat ik doorzichtig ben. mijn, heer. maar indien ge mij de eer aandoet een party met raÜ te boksen, zult ge spoedig bemer ken, dat ik drommels harde vuisten heb. Dat is een zaak, die ik niet in twyfel heb getrokken, antwoordde hij En jullie, domane kerels, vervolgde hij zich tot het gezelschap wen dend. zie je dan niet dat de sohelm je voor het lapje houdt? Merk je dan niet dab hij dsn boel wLl verdraaien? Ik beweer, dat hy een Fransch gevangene is, en hij antwoordt mij dat hij kan boksen! Dat heeft immers niets met de aaak te maken? 't Zou my niet verwonderen, als hy ver telde dat hij ka.u dansen, 't zyn daarginds alle maal dansmeesters! Ik beweer en ik blijf evby dat hij een Franschman is. Hij ontkent het. Laat hU dan zijn papieren laten kijken, wanneer hy ze heeft! Waarom wil hij ze niet laten kijken? In, dien hij ze had. waarom zou hy dan niet. willen meegaan naar Merton. een man, dien ge allen kent? Gy zyn allen eerlijke Bedfordshlraman- nen. mannen, waarop man huizen kan bouwen; gy zUt nlot van die soort, die zloh door een Franschman laten omkoopen! Neen, laat hem zijn waren naar een andere markt brengen, hier raakt hij ze niet kwyt! Bekilkt den man toch eens nauwkeurig. Zie toch eens naar ziin voeten Heeft iemand van Jullie zulke voeten? Kijkt toch eens lioe hij staat! Staan jullie ook zoo? Staat onze waard zoo? Hy is een Franschman op en top! Dat klonk nu alles heel goed en wel, en in andere omstandlglïeden zou ik my misschien ge vleid hebben govoeld, maar ik zag duidelyk dat. indien ik hem nog verder liet praten, hy de rol len geheel en al zou omkeeren. Boksen kon hij waarschynlyk niet, maar ik moest my zeer ver gissen indien hy niet een cursus in de wel, sprekendheid had doorgemaakt. My bleef onder deze omstandigheden niet anders over dan zoo spoedig mogelijk het huis te verlaten, onder voorwendsel van een heffcigen, onbedwingbaren aanval van woede, Dit verzinsel was niet zeer fijn uitgedacht, maar ik had niet veel keus. Jy sohelm, barstte ik uit, Jij wilt beweren dat je een Engelschman bent. en je weigert met my te boksenMaar ik ban niet van plan langer deze verpeste lucht in te ademen! Ik ver laat deze plaats, waar men mij zoo diep heeft beleedigd! Hei daar! Wat ben ik schuldig? Hier, dat zal wel genoeg zyn. zeide ik en wierp den waand een handvol zilver toe. Geef mij myn bankbiljet terug. De waard, wiens principe het was met iedereen goede vrienden te blyven. voldeed oogenblikke- lyk aan mün wensch. Myn tegenstander bevond zich in een zeer onaangename positie. Hy had reeds myn belde reiskameraden verloren en was op het punt ook mij te zien ontschieten. Er was blijkbaar geen kans op hulp. Ik sloeg hem even van ter zijde gade en -zag hem aarzelen. Een seconde later was zyn besluit genomen: hy nam zyn pruik en zyn hoed, trok zyn wyde jas aan en nam een kleine reistasch in de hand. Duivels, dacht ik, zou de schelm van plan zyn my te volgen? Nauwelijks had ik de herberg verlaten of ik voelde dat de man van de wet my op de hielen was. Ik zag zyn gelaat duidelyk in de mane schijn en de uitdruk king ervan getuigde van groote vastberaden heid. Een rilling voer my door de leden. Dit is geen alle- daagsch avontuur, zei de ik tot myzelf. st. Ives, je hebt hier te doen met een man van karakter. Een bulhond, w-ezel volgt je spoor en hoe zul je hem van 't lyf houden? Wie of wat was hy? Uit eenige uitdrukkingen had ik opgemaakt, dat hij de gerechtszittingen by- woonde. Maar in welke hoedanigheid? Als een voudig toehoorder? Als een klerk, als een mis dadiger, of als een ge heim agent? De wagen zou op een halve myl afstands waarsohynlijk op mij wachten. Ik overlegde by my zélf, dat ik, na verloop van weinige minuten den geheimen agent in mijn macht zou hebben. Maar één ding stond by my vast: de kerel mocht in geen geval den wagen zien. Zoolang ik hem niet vermoord of van my afgeschud had, moest ik gescheiden blyven van myn kame raden, ik bevond mij alleen in het groote Engeland, op een hard bevroren straatweg, die ik weet niet waarheen voerde, met een speur hond op myn hielen en geen anderen vriend aan myn zUde, behalve den knuppel. wy bereikten tegelij kertijd een kruispunt van wegen. De weg links was dichtbegroeid en donker. Geen straal maanlicht drong' door de neerhangende tak ken en dien weg sloeg ik in. De ellende ling volgde my zwij gend. GedJurende eenige minuten Hepen wy naast elkander voort, over bevroren plassen, zonder een woord te wisselen. Eindelyk zeido hy: Dit is niet de weg naar het huis van den heer Merton. Zoo? Dat kan wel wezen, maar het myn weg, antwoordde ik. En daarom ook de myne, zeide hy. Wederom zwegen wy beiden, wy moeten zoo ongeveer een halve myl hebben afgelegd, toen we ons plotseling weer door de maan beschenen zagen. Met zijn wyde jas met kap, zijn tasch in de hand, zyn zwarte pruik liep hy naast mij voort. Myn vyand scheen veranderd, ja zoo ver anderd dat ik hem byna niet herkende. Hij was zoo vastberaden, zoo kalm, met een zekere ven waandheid. Ik merkte op dat ziin tasch tamelijk zwaar moest zyn en dat alles tezamen deed een plan bij mU ontwaken. Een koude nacht, mynheer, zeide ik. Hoe zoudt u er over denken, indien wy het eens op een loopje zetten? Ik heb vreeselijk koude tee- nen. Gaarne, antwoordde hy. Zyn stem klonk zeker en vol zelfvertrouwen, hetgeen my in het geheel niet beviel. Maar er bleef my geen ander middel óver, behalve ge meld, en daartoe wilde ik slechts in den aller- uitersten nood mijn toevlucht nemen. Ik zette het dus op een draf, hy achter my aan, en ge, ruimen tyd kon men het geklip-klap van onze voeten op den hard bevroren weg wel een myl in de verte hooren. Hij bleef vlak achter my. ondanks zyn ryperen leeftijd en de zwaarte van ziin reistasch geraakte hy niet buiten adem. Ik besloot aan den wedstrijd een einde te maken Bovendien begon ik te vreezen, dat wy op deze manier eindelyk ergens zouden aankomen, bij voorbeeld by het hek van den tuin van een rechter Merton. ergens midden in een dorp, waai de gendarme niet dronken was. of in de armen eener patrouille zouden vallen. Er was nu niets meer aan te doen: ik moest hem, nu het nog mogeiyk was, van den hals schuiven. Ik zag om my heen, de plaats soheeu my geschikt toe, ner gens een licht, nergens een huis, niets dan stop: pel velden en een paar kale boomen. Ik keek hem in, het maanlicht toornig aan. Nu heeft die gekheid lang genoeg geduurd, zeide ik. Hy bleef eveneens staan en wendde my zijn bleek, maar kalm gelaat toe. Ik ben het geheel met u eens, antwoordde hy. U hebt 't met loopen beproefd', nu kunnen we het eens met springen probeeren het komt alles op hetzelfde neer. Ik zwaaide myn knuppel boven zyn hoofd. Ja, en u zult zeker wel begrypen waar het op neerkomt, zeide ik. wy zyn alleen, het Is nacht en myn besluit staat vast. Züt ge niet bang? Neen, volstrekt niet Ik lean niet boksen, maar daarom ben ik nog geen lafaard, waarvoor u my schynt gehouden te hebben. Misschien is het voor de verhouding, waarin wy tot elkander staan, eenvoudiger indien ik u maar dadelijk vertel dat ik gewapend ben. Met bliksemsnelheid hief ik den stok op, maar even snel ontweek hy den slag, en ik zag een pistool in zyn hand glinsteren. Neen, neen, mynheer de Franschman, ik heb geen lust om uw dood op myn gewetten te nemen. Ik sta u evenmin naar het leven, zeide ik en liet myn stok zinken, en keek eten man niet zonder bewondering aan. Gy schynt echter één omstandigheid uit het oog te verliezen, hernam ik, nameiyk de mogeiykheld, dat uw pistool niet afgaat. Ik heb er meer dan een. Ik draag er steeds een paar by my. Ik maak u myn compliment. Ge zyt inder daad wel in staat op u zelf te passen, en dat is veel waard. Maar, myn waarde vriend, laten wy de zaak eens kalm bepraten. Gy zijt geen St. Ivcs in ongewenscM gezelschap lafaard én ik evenmin. Wij hebben beiden een zeer gezond verstand. Ik heb redenen om alleen te willen reizen, om myn zaken niet aan de groote klok te hangen. Ge kunt dus wel begrypen dat ik uw my opgedrongen gezelschap niet zal dulden, dat ik verschoon my de uitdrukking uw onbeschaamde ingérence in myn aangele genheden niet wensch te verdragen. Weer een Fransch woord, zeide hy kalm. De duivel hale de Fransche woorden, riep ik uit. Ge sohynt zélf een Franschman te zyn! Ik heb dikwyis gelegenheid gehad my in die taal te oefenen en heb die gelsgenheid steeds waargenomen, antwoordde hy. Weinige men- schen zyn beter op de hoogte met de afwykimgen en overeenstemmingen der beide talen. Ge zyt een praalhans ook, zeide ik. Ik versta ook de kunst myn naar de om. standigheden te schikken, mijnheer, hernam hy. Ik kan met de Bedfordshire boeren praten, en ik kan my ook behoorlyk gedragen en uitdruk ken in gezelschap van een gentleman, zooals u bent. Indien gy beweert een gentleman te zijn begon ik. O, pardon, viel hij mij in de rede, dat heb ik volstrekt niet gezegd, Ik beschouw adel en stand slechts uit een zakelyk oogpunt Ik zelf ban maar een zeer eenvoudig man, Maar zeg my dan toch in 's hemels naam wie en wat ge zyt! riep ik uit. Ik heb geen reden om mij over myn naam te schamen, mynheer, antwoordde hy, en even min over mün beroep. Ik ben Thomas Dudgeon, om u te dienen, klerk by mynheer Daniel Ro maine, advokaat te Londen. Ons adres is High Holborn. Pas, nu het gevaar voorby was, voélde ik in welk een ontzettende angst ik had verkeerd. Ik wierp mijn stok op den grond. Romaine! riep ik uit Daniel Romaane? Een oude hongeriyder met een rood gezicht en een groot hoofd, gekleed als een kwaker? Mijn beste vriend, kom in mijn armên! Terug zeg ik! zeide Dudgeon met zwakke stem. Ik luisterde niet. Nu myn angst voorby was. scheen het mij toe, dat ik alle gevaren te boven was. Het pistool dat hy in de eene hand hield joeg my niet meer vrees aan aan het valies dat hy in de andere droeg en dat hij thans, als een barrière voor zich uitstrekte. Terug, anders geef ik vuur! riep by. Pas toch op! Wees voorzichtig Mün pistool Hy kon roepen en schreeuwen zooveel als hij lust had, il: drukte hem tegen wil en dank aan mijn borst en by miin stormachtige omhelzing viel zyn hoed af en kwam zyn pruik scheef op zijn hoofd te zitten. Hy steunde en kreunde, bij blaatte als het schaap in de armen van den sla= ger. Als ik er aam terugdenk, komt mij het ge- heele tooneel belaoheiyk voor maar eind goed, al goed. Ziezoo, zeide ik hem loslatende, maar toch dé handen op zyn schouders leggend: je vous ai bel et bien embrassé en ge zouat kunnen zeg gen dat ik alweer een Fransch woord heb ge bruikt. Met zyn pruik over zyn eene oog zag hij er .ongeloofelyk treurig en terneergeslagen uit. Kom, laat 't hoofd niet hangen, Dudgeon, de pleobtigiheld is voorby, ik omhels je niet weet. Maar steek in 's hemelsnaam, eerst je pis; tooi weer in den zak: ge springt er mee om als een basilisk Ge zult nog beleven dat het van zelf afgaat! Hier is uw hoed Neen. 'aat mij hem u opzetten on eerst uw pruik in orde bren gen. Laat nooit de omstandigheden zioh drin gen tusschen u en wat ge uzelf sobuldig zijt. „Zet je pruik goed op Op je kalen kop. Houd je kin geschoren En kleed je naar behooren". Doet ge mij dat na? Alle plichten van een mam in een vierregelig vers? En let wel. ik beweer niet eens een dichter rem beroep te zijn! Dit zyn ontboezemingen van een dilettant. Maar, mynheer! riep by uit. Maar mynheer! Ik geel' niemand de vry- heid den stroom mijner poëtische gedachten te stremmen, Zeg rny eerst hoe ge over myn ge= dicht denkt, anders krijgt ge ruzie met my. Ge zyt inderdaad een zeer origineel mam, zeide hij, Ja, zeer, zeide ik, en ik geloof dat ik myn pendant voor my heb. Maar a propos, Dud geon veroorloof mij een vraag: hebt ge ooit met dat pistool ge schoten? Ja mijnheer, twee maal, op musschen. En gij zoudt dat wapen op mij hebben afgevuurd, gy wreed aardig mensoh, riep ik uit. Me dunkt, dat gli even roekelocs zyt om gesprongen met uw stok, zeide Dudgeon. Vindt u? Enfin, dat behoort nu alles tot het verleden. Ge lukkig zyn we nu de beste vrienden van de wereld en hebben wij dezelfde belangen. U loopt den tijd vooruit, neem my niet kwalyk, dat ik het zeg, mijnheer.ik ken uw naam niet, voor zoover ik my herinner hebt u hem my nog niet ge noemd, zeide Dudgeon. Neen, neen, u hebt volkomen gelyk, ant woordde ik, Een woord van op heldering.begon hy. Neen, Dudgeon, viel Ik hem in de rede. Wees verstandig, ik weet heel best wat je wilt en dat is: eten, lekker eten. Rien me creuse coirane l'emo- tion. Ik heb zelf honger en ik ben toch meer aan de ontberingen van den oorlog gewoon dam gy musschenjager. Laat my u nog eens goed aankyken; ik taxeer u op drie schijven prima koud rundvleesoh, een portie geroosterd brood met kaas. een glas bier en een glas of twee goede oude port de eenige, echte melk voor den Engelschman. Ik verbeeldde mij zijn oogen te zien schitteren en een zach- ten trek om zyn mond waar te nemen, terwyl ik deze heerlijkheden opsomde, 't Ls neg vree-, hernam ik; 't kan niet veel over elf uur zyn. Waar is een goede herberg? Een goede herberg, want de port moet voor deze gelegenheid pas sen en mag geen hoofdpyn achterlaten. U hebt wezenlylc een manier om de dingen aan te pakken; mynheer, die..,. Waarom dwaalt ge telkens van het onder werp af? riep ik uit. Ge zyt een warhoofd. Hoe kunt ge nog verwachten in uw betrekking voor uit te komen? Noem my de herberg! U bent een vermakelijk heer, zeide hy. Uw zin schijnt u te moeten hebben. We zyn niet meer dan drie mijlen van Bedford venvyderd. Uitstekend! riep ik. Op naar Bedford1! Ik nam zyn arm in den myne, pakte zyn reis tasch op er> voerde hem, zonder dat hy tegen stand bood, mede. Weldra kwamen wy aan een vlakte op eenigsrins hellende terrein. De weg was hard en effen, wy van ys. De maan scheen helder over de velden en door de bloderlooze boomen. Ik behoefde nu niet meer aan dat hel- sche middel van vervoer, aan den overdekten wagen, te denken, ik bevond my nu dicht in de buurt van mijn oudroom, ik koesterde geer. vrees meer voor Dudgeon ik had dus meer dan genoeg redenen om vrooiy'k te zy'n. En ik had een gevoel alsof wy twee kleine, verlaten poppen waren, wandelend naast elkaar- onder den groo- ten, halfronden koepel, in de middernachtelyke duisternis; de zaal was versierd, de man gepo lijst. de sterren blonken, de vloer was geveegd en glad gemaakt niets ontbrak behalve de muzi kanten, om den dans te doen beginnen. In de vroolykheid van mijn hart verschafte ik zelf de muziek: Lustig danste de Kwakersvrouw En lustig danste de Kwaker. Ik zong dat vrooiyke, toepasselyke lied, sloeg mün arm om Dudgeon's middel en zoo ging het huppelend dien heuvel af. Eerst moest ik hem eer beetje meetrekken, maar de opwekkende melo die, het nachteiyk um- en myn goed voorbeeld waren onweerstaanbaar- Een man van steen zou hebben moeten dansen en zelfs Dudgeon toon de mensch te zyn. Grooter én grooter verden onze sprongen, wij zagen de schaduwen onzer bewegingen afgetoekend en plotseling werd het my duidelyk welk soort van man mün metgezel was. wat voor een lang', uitgedroogd gezicht hij had onder zyn kalen knikkebol, en welk een cn- beschryfelijkc angst, hy mij had aangejaagd,, nog zoo kort geleden. Eindelijk kregen wy d.e lichten van Bedford., in het oog'. Myn puriteinsohe reiend stond stil en maakte zich van my los Me dunkt, dat dit wei een weinig infra dig is, mynheer, zeide hij. De menschen zouden kunnen denken, dat we drenken zijn. En dronken zult ge worden, Dudgeon, ant? woordde ik. Zóó drouken, dat je niet meer op je beenen kunt staan, oude bypokriet, en 6& huis knecht zal je naar bed brengen! Wc zullen, hem dadelijk bfi onze komst waarschuwen. Zulke voorzorgsmaatregelen kunnen nooit kwaadc stel nooit tot morgen uit. wat ge heden kunt doen. Maar zijn opwelling van lichtzinnigheid was voorby. Wij dansten niet meer en bereikten als fatsoenlijke menschen de herberg. Alles was daar nog in rep en roer, vele laatkomende bezoekers wilden nog bediend worden. Ik bestelde met zoo veel nadruk, dat wy onmiddellijk onze wensolien, vervuld zagen en zoo zaten wy wéldra aan een. tafeltje naast het vuur, met een zee van kaars licht en een maal voor ons. zooals ik mü sinds tal van dagen niet had durven droomen. Ge moet niet vergeten dat ik dagen lang in een dichten wagen had gezeten, ten prooi aan honger, koude en andere ongemakken, die den dapperste zouden hebben afgeschrikt; het witte tafellaken, het heldere kristal, het flikkerende vuur, de roode govdynen, heb Turksche tapyt, de portretten aan den wand van de koffiekamer, de kalme, vreedzame gezichten van twee of drie late gasten die zwygend zich in bet genot van een langzame spijsvertering verdiepten en last not least een glas uitstekenden lichten port, dat alles bracht mü in een stemming die ik niet anders dan hemelsch kan noemen. Wel® iswaai- gaf de herinnering aan den kolonel; die zoo genoten zou hebben in dit gezellig vertrek by het helder brandende vuur, en de gedachte aan het koude graf, dat wy hem in het bosch van Market Bosworth gedolven hadden, aan alles een. bitteren bijsmaak, maar tot mijn schande moet ik bekennen, dat ik er niet al te zeer onder leed. Als men er goed over nadenkt, hangt, in deze wereld, toch eigenlyk iedere hond aan zyn eigen staart. Ik was een avonturier, die juist een zeer gevaarlijk avontuur achter den rug, of ten minste zoo goed als achter den rug had; en ik keek naar Dudgeon, wiens wangen begonnen te gloeien en op wiens uit leer gesneden gelaats trekken een half vertrouwelijke, half onnoozeie glimlach door den portwijn was te voorschyu geroepen. De schelm had ach dapper gedra« gen en ofschoon hij in het begin halstarrig was geweest, had hij op het laatst alles weer goed gemaakt. En nu zal ik je eens wat vertellen, Dud geon, begon ik. Ik ken je meester, hy kent my en ook het doel van mijn reis. Dit wil ik je wel zeggen: ik ben op weg naar Amersham Place, Zoo, zeide Dudgeon, thans gaat er een licht voor my op. Dat verheugt my van harte, antwoordde ik en reikte hem nogmaals de flesöh. Meer kan ik je niet zeggen. Ge moet my voor het overigs maar op myn woord gelooven of niet. Indien ge mij niet gelooft brengt ge my morgen naar High Holborn, en confronteert mij met den heer Romaine. Het resultaat dezer ontmoeting zal u overtuigen, maar tevens een streep door de plan nen en berekeningen van uw ohef brengen. In* dien ik u juist beoordeel, zal dat u niet aange naam zyn. Ge weet hoe al te groote yver van een ondergeschikte dSkwyls wordt beloond. Ina dien my'n geheugen mij niet bedriegt, valt er niet te spotten met den toorn vaaa den ouden Ro maine, en ik waag het te vermoeden, dat uw weekloon indien gij by de week wordt be taald den invloed van den toorn zal ondervin den. Kortom, laat mij gaan, waarheen ik wil. Dwingt ge mij u naar Londen te vergezellen, dan zult ge niet veel goeds beleven. Kies düs. Die keus is niet moeilijk, antwoordde hy. Ga morgein naar Amersham 't is my volmaakt onverschillig. Ik trek myn haaiden van u en van de heele zaak af. Neen. ik zal het wel laten mijin neus te steken in de zaken van den ouden Romaine! Een uitstekend, man van zaken, mijn- lieer, maai' zoo hard als graniet. Hy is in staat mij weg te zenden! Maar jammer is het toch, voegde hü er. met een zucht, hoofdschuddend zyn glas opnemend, bij. Maar naar één ding ben ik toch nog nieuwsgierig, zeide ik, en u kunt die nieuwsgie righeid gemakkelijk bevredigen: Vertel rny eens, waarom ge u met diien mijnheer Dubois hebt in gelaten? Waarom liet gy toen uwe belangstelling van hem op my overgaan? En waarom hebt ge 't andere lui zoo lastig gemaakt? Een donkere blos kleurde zyn wangen. Wel, mynheer, ik hoop en geloof dat er een gevoel bestaat, dat men vaderlandsliefde noemt, antwoordde hij. HOOFDSTUK XVI. De thuiskomst van den Yicomte. Den volgenden morgen om acht uur nomen Dudgeon en ik afscheid van elkaar. Wy waren beste redenden geworden en ik zou hem gaarne by my hebben gehouden en hem zelfs mee naar Amersham Place hebben genomen. Maar hij moest terug naar de herberg, waar wy elkander voor het eerst hadden ontmoet, om eenige za ken voor myn oudoom, die daar in de buurt uitgestrekte goederen bezat, in orde te brengen. Indien Dudgeon den vorlgen avond zyn wil had doorgezet, zou ik op het grondgebied van myn oom en door my'n oom's zaakgelastigde in lieoh- tenis zyn genomen. Een weinig na twaalf uur op den middag stap te ik in een huurkoets en reed in de richting van Dunstable. Het noemen van den naam Amersham Place bracht een welwillende glim lach op ieders gelaat. Het moest een groot huis zyn en myn oom leefde stellig als een voornaam heer. Hoe meer wy naderden, des te meer wonderen hoorden wü; in Bedford namen ze de petten af, maar in Dunstable bogen ze tot op den grond. Zooveel vriendelykheid', zooveel welwillendheid werd my bewezen en de goede waardin bediende mij met zulk een yverig gerammel van sleutels en danste om rny heen om myn wenschen te voorkomen, dat ik byna geloof, dat ze mü zou hebben willen kussen. U wordt zeker verwacht, niet waar mijn heer? Ik hoop, dat u hem in betere gezondheid zult aantreffen, mynheer. We hebben gehoord, dat het zyn excellentie heelemaal niet goed gaat. O, mynheer, wy zullen allen diep getroffen worden door zyn verlies, arme, goedé edele man. En zoo beleefd als hy was! Ze zeggen, dat hy vreeselyk rijk is. mijnheer, en voordat- de revolu tie uitbrak, moet luj als een koning in zyn ryk hebben geregeerd. Maar neem my niet kwalyk. dat ik zoo doorsla, u bant zeker geheel op de hoogte! Want u bent van de familie, dat ziet men u duidelyk aan! Ik zou u dadelijk herkend heb ben aan uw geiykenis met den vicomte. Arme man, hy moet in deze dag6n veel hebben uit gestaan. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16