HAARLEM'S DAGBLAD Ijsvermaak Napolions verblijf op Sint Helena. LETTEREN EN KUNST FEUILLETON Het Meisje uit de Stad DINSDAG S JANUARI 1929 DERDE BLAD Zooals men veet heeft de markies de Montchenu, commissaris van den Koning van Frankrijk opSt. Helena dezelfde betrek king vervuld vooihet Oostenrijksche Hof na het vertrek van 'aron de Stuermer in 1818. De rapporten, di De Montchenu aan zijn regeering stuurdezijn zeer interessant, daar zij bljzonderhede: bevatten, die men niet vindt in zijn briemn aan de Fransche regee ring. Zij berustei in de staatsarchieven te Weenen doch weien tot nu toe nooit gepu bliceerd. Geen tamenwerking bij de bewaking. Enkele belangrijk gedeelten er van citee- ren wij uit „Le Tmps": In den eersten brief, gedateerd 29 Juni 1818 deelt De Motchenu mede, dat hij de voorzorgsmaatregien tegen de ontsnapping van Bonaparte vl zoo vindt, dat een ont snapping moeilijteou zijn, maar dat zij haar toch niet onmogojk maken. De gouverneur, schrijft hij, is kade vrienden met alle in woners van Longrood, hij komt er nooit. Er is daar een ordcmance-officier, maar door een zeer zondernge regeling komt deze nooit bij Bonaprte, het is voldoende dat hij hem ziet als ij uitgaat. Maar daar hij dikwijls dagen lng niet uitgaat kan die officier alleen mar aannemen, dat hij aan wezig is, zeker Teet hij het niet. Hij zou verscheidene dagen weg kunnen zijn zonder datle gouverneur er eenig ver moeden van ha. Het lijkt mij zeker, dat de dokter daartoe ie hand zou leenen en de gouverneur is e ook van overtuigd. Op het oogenblik is Bonparta vrij ernstig ziek en hij is in acht dagei niet uit bed geweest. Giste ren, 28 Juni, vst de gouverneur er nog niets van, en lj heeft het tot zijn groote verbazing eniog meer tot de onze van ons moeten hoorn. Hij heeft dr. O'Meara da delijk ontbodenen heden, den 29sten heeft hij mij den bri( in bulletin-vorm ter hand gesteld. Wy zullen het lus zoo moeten inrichten, dat een van ons eken dag weet, wat hij uit voert. Dat heeft ti meer reden, daar de gou verneur denkt, d£ men met schildwachten alleen alles bewatei kan, en hij er niet van te overtuigen is, cfe; Engelsche schildwach ten, waarvan het merendeel den heelen dag dronken is, omkoijbaar zijn, of zich laten yerschalken. Toch wordt de ze zoo bewaakt, dat een vaartuig van eenig afmeting onmogelijk aanleggen kan. Eeniloep zou echter bij mis tig en stormachtig \eer in een kreek verbor gen kunnen worde;, zoodat Bonaparte er aleen zou kunnen istappen en het wagen in Zuid-Amerika te ande. Maar ik geloof, dat hij te veel aan :et leven hecht, om zich zoo in gevaar te brngen, en hij het loopen ontwend is, daar zïji voeten zeer gezwollen zijn, en hij dus moilijk de zee zal kunnen bereiken over de stile rotsen van St. He lena. Laten wij eeher in die moeilijkheden geen aanleiding vinen om onze waakzaam heid al te zeer te den verslappen. De Commissaris lat dan den brief van den gouverneur volgn, waarin staat, dat de dokter van oordeel i. dat Napoleon een le verziekte. heeft, waaDm hij den 12den kwik in pillen begon in t nemen, maar dat hij er mee opgehouden i wegens een catharrale aandoening. Hij blijf altijd binnenshuis, en ik krijg niet de gelegnheid om mij te over tuigen van de waarleid der rapporten om trent zijn gezondheidtoestand, welke ik krijg door de een of andre vertrouwenspersoon, en die af en toe zeej tegenstrijdig zijn, zegt Bijzonderheden dis nog niet bekend waren. Schildwachten die meestal dronken zijn. Vrees om doodgescho ten te worden? Oorlog met kippen en geiten. de gouverneur. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat ik u alles zal laten weten, wat mij bekend wordt. Geld genoeg voor corruptie. In een tweeden brief schrijft de commis saris het volgende: Sinds eenige maanden verschaft de lec tuur van de „Morning Chronicle" den bewo ners van Longwood veel vreugde. Sinds Na poleon begint te gelooven, dat zijn zoon voor bestemd is om van hem de rol over te ne men, waarvoor hij hem geroepen denkt, is hun hoop sterk toegenomen. Het schijnt, dat men niet op Duitschland rekent, althans niet dadelijk. Het is zoo noodzakelijk voor Longwood om hun brieven naar Europa te krijgen, dat toen er onlangs een officier met verlof ging deze aangezocht werd om zich met het overbren gen van een brief te belasten, waarvoor men hem 600 pond sterling aanbood. Maar hij liet zich niet verleiden. U ziet hieruit, dat zij niet op geld kijken. Zij hebben mij herhaal delijk verteld, dat zij niet geloofden, dat men hun correspondentie zou kunnen onder scheppen, omdat iemand, die twintig mil- lioen pond sterling contanten bezit altijd over groote hulpbronnen beschikt. Een dokter die er verdacht uitziet. In een derden brief, gedateerd 8 November 1819, (de tweede was van 11 September 1819) schrijft de gouverneur, dat de gezondheid van den gevangene veel beter is dan de zijne. Hij is nu eens vroolijk, dan weer bedroefd al naar de berichten in de couranten zijn. Men heeft hem het Protocol van Aken gestuurd, maar hij was er niet erg tevreden over en weigerde het te lezen, omdat hij er niet met zijn titel als keizer in genoemd was. Toch heeft het zijn uitwerking gehad, omdat hij zich sinds dien.eiken dag vertoont. De Commissaris schrijft verder, dat drie Corsicanen aangekomen zijn, gesturud door Napoleon's oom, kardinaal Fesch, en een dokter, die er handig uitziet, maar gelukkig alleen Italiaansch kent. Te München had hij verschillende besprekingen met Prins Eugène. De toon dien hij in het begin wilde aanslaan leek verdacht dat merkte hij en hij bleef sindsdien veel geslotener, onder voorwendsel aan een boek over anatomie te werken. Hij wordt steeds bewaakt. Napoleon steelt water. In een vierden brief van 26 Januari 1320 vertelt de markies de Montchenu, dat er groote schaarste heerscht op het eiland, alleen Bonaparte merkt er niets van. Zijn voorraden worden van te voren aangevuld, de kwaliteit is prachtig en in zoo'n over vloed, dat als het te-veel in het huis van den commissaris kwam hij er nog ruim van le ven kon. De bev/oners van Longwood zijn dikwijls gedwongen om champagne te drin ken, daar ze anders bederft. Bonaparte geniet nog steeds een goede ge zondheid. Hij bewerkt alles wat rondom te bewerken is, hij iaat een kleinen tuin aan leggen. Daar water schaars is in Longwood is zijn grootste plezier het te stelen. Bonaparte gaat nog steeds niet uit. On langs heeft men het gebied, dat hij mag doorkruisen zonder geleide van een officier uitgebreid tot 12 mijl. Hij wilde er geen ge bruik van matsen Ziende, dat men belang stelde in zijn wandelingen heeft hij voor waarden gesteld, die buitenstaanders zeer vreemd lijken. Hij heeft gevraagd op het heele eiland te mogen wandelen zonder ge leide, niet voor negen uur 's avonds te mo gen terugkeeren en na het avondeten weer te mogen uitgaan, om een luchtje te schep pen. Het is hem allemaal toegestaan, maar hij was zoo verbaasd, dat hij er geen ge bruik van durfde te maken. Hij is bang, uat het een valstrik is om hem door een scnild- wacht te laten doodschieten, en hij blijft graag leven. De commissaris wyst er op, dat tal van valleien, waarvan velen naar zee lelden en de vroeg invallende nacht op het eiland de kans op ontsnapping niet gering maken. Om zijn gewoonte van oorlog voeren niet prijs te geven beooriogt hij, nu hij het menl schen met kan doen, geiten en kippen op het eiland, die hij onaer een moorddadig vuur neemt. Twee dagen geleden heeft hij de geit van Madame Bertrand gedood en die arme vrouw heeft nu geen melk meer, wat hier zelden voorkomt. In den volgenden brief van 4 April 1820 kan de commissaris nog steeds een goede gezondheid van den gevangene melden. Hij doet sterkte op in zijn tuin, waar hij zijn le ven met arbeid slijt. Hij durft nog steeds van de hem toegestane faciliteiten geen gebruik maken, daar zy hem zeer vreemd lijken. Hij vreest nog altijd, dat een geweerschot zijn vertrouwen beloonen zou. U weet hoe wan trouwend hij is, en hoe hij aan het leven hecht. Zijn tuinierswerk wisselt hij af met schietoefeningen. Nadat hij de geiten en kippen van de inwoners gedood had onder voorwendsel, dat zij zijn tuin zouden kun nen bederven heeft hij alle geiten gekocht, die men hem verkoopen wilde. Hij heeft ze losgelaten en ze elk afzonderlijk doodge schoten. Nu amuseert hij zich met op fles- schen te schieten. Hij heeft allerlei soort wapens, en wat erger is, groote voorraden kruit en kogels. Schulden als nalatenschap. De laatste brief van den Markies de Montchenu is van 19 Mei 1821, wij citeeren er het volgende uit: „Men heeft mij verzocht aan Uw Keizer lijke en Koninklijke Majesteit te doen we ten, dat hij (Bonaparte) gestorven is als een goed Katholiek en voorzien van alle genade middelen der Kerk, maar ik zou er geen eed op kunnen doen. Hij laat hier veel schulden na, maar men heeft meegedeeld, dat alles voor het vertrek zal betaald worden. Het geheele gevolg moet het eiland volgende week verlaten". van LIszt deed het auditorium zicht- en INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cv»W MUZIEK. YVES NAT: PIANORECITAL. Yves Nat, die gisteravond op een kamer muziekavond van de afd. Haarlem der M. t. B. d. T. zich deed hooren is in de eerste plaats virtuoos: zijn spel ontroert minder dan dat het bewondering afdwingt Hoog ontwik keld en verzorgd is zijn techniek; dynamisch beweegt zijn spel zich tusschen ruime gren zen; geen spoor van vermoeidheid komt de kracht of zekerheid beperken; articuleering en pedaalgebruik wekken menige schoone kleur. Doch diepe blijvende muzikale indruk ken neemt men van een avond als deze niet mede; daar was trouwens zijn programma niet op berekend. Des spelers virtuose neiging deed hem in Bachs Chromatische Fantasie de met de meeste versieringen voorziene lezing kiezen, waaraan hij nog een aantal octaaf verdub belingen en andere versterkingen van eigen vinding toevoegde. Aan het slot der Fantasie maakte Yves Nat tot mijn verwondering geen gebruik van het perde pedaal van den Steinway-vleugel, dat bij deze orgelpunt juist een prachtig effect had kunnen teweeg brengen, evenals in de 8ste eru 12de der Etudes symphoniciues van Schumann; doch ook hier gebruikte de pianist het gewone pedaal, waarmee Schumann in zijn tijd zich behelpen moest. Over t algemeen heb ik nog zelden een pianist van de voordeelen van het derde pedaal, dat veroorlooft een wille keurige toon of groep van tonen te doen doorklinken, hooren profiteeren. De Fuga van Bach begon Nat mooi, discreet en duidelijk, maar verderop werd zijn spel hoe langer hoe meer de krachtsontwikkeling ingesteld ten koste der doorzichtigheio. In de voor onze tegenwoordige mentaliteit eenigszins langdradige Etudes Symphoniques hoorden we meer dan een bewijs van per soonlijke opvatting, zoo b.v. het rustig en zacht beginnen van no. 4, die gaandeweg tot ff werd opgevoerd, doch waarin de speler de sforzati wegliet, waardoor het canonisch element niet voldoende tot uiting kwam. In de laatste etude paste de speler terecht vele technische omzettingen toe, zonder aan de noten iets te veranderen, vereenvoudigingen, die een betere uitvoering waarborgen, maar waardoor hij zich de afkeuring van enkele conservatieve Amsterdamsche Conservato riumprofessoren op den hals gehaald zou hebben. Overigens had ik voor mij een groote coupure in de zeer eentonige finale toege juicht. Brahms 2de Rhapsodie speelde Nat duidelijk doch hier en daar met spitse, droge bassen en een vreemde plotseling opflik kering in de overgangsgroepen in beide deelen. In het tweede deel van het programma kon des spelers virtuositeit zien nog volkomen doen gelden. De versleten tweede Rhapsodie hoorbaar genoegen; zij werd dan ook met de noodige uiterlijke schittering gespeeld. De bussy werd wat oppervlakkig-brillant be handeld; de voordracht van het Impromptu van Fauré daarentegen was een kostelijk staaltje van bekoorlijk, elegant en verzorgd spel, een der hoogtepunten van den avond. De vervelende Idylle van Chabrier. die na- hangt als verzuurde melk en het onbe- teekenende stukje van den pianist zelf be- teekenden dan weer een inzinking, niet tech nisch, doch muzikaal, maar in het slotnum mer, de Russische dans uit Petrouchka, van Strawinsky, laaide het vuur weer fel op om den avond met een schitterend, knetterend vonkensproeiend vuurwerk fè besluiten. Dit was uitmuntend en de speler werd herhaal delijk teruggeroepen, doch liet zich wijselijk niet tot een toegift verleiden Wat had hij daarna nog kunnen spelen zonder den in druk van Strawinsky te verzwakken. KAREL DE JONG. Naschrift. In mijn verslag van gisteren stond forto, waar forte bedoeld was. GERARD DEKKING THEO VAN DER PAS „Kunst aan het Volk" noodigde den groo- ten cello-kunstenaar Gerard Hekking uit, 'n sonatenavond te geven. De fijnzinnige pia nist Theo van der Pas stond hem daarbij te.- zijde. Wij mochten ons dus spitsen op een avond van hoog kunstgenleten, en ln punctc de uitvoering hebben zij dan ook aan de hoog ste eischen voldaan. In dit opzicht zou men zelfs Chopin, a1 was hij in het geheel geen sonatencomponist, t.oogelijk kunnen prijzen. Men moet hem alleen als auteur van sonaten niet naast Beethoven plaatsen; daar is hij bepaald niet te genieten. De op bouw van den vorm: sonate is hem vreemd; van coördinatie heeft hij geen be grip; de tonaliteit kiest hij zich waar zij hem het voordeeligst is voor de vingerzet ting; de gedachten stormen op hem aan maar aan den opbouw, het evenwicht van het gehsei nemen zij geenerlei aandeel. Wie hem, en niet ten onrechte, den grootsten componist onder de pianisten noemt, zal ook moeten toegeven dat de strenge, logi sche vorm der sonate hem een knellende band was; hij gaf hier slechts een aaneen rijging van op zichzelf schitterende brok stukken. Nu stond hij naast Beethoven. Hier alle:- van een zóó strak gespannen eenheid, dat de argelooze hoorder, die van muzikale voi- men geen begrip heeft, de macht dezer overweldigende architectuur ondergaat er- allicht de overstelpende schoonheid der me lodische vinding de eenige en alleenige oor zaak meent van zijn ontroerd toeluisteren. Maar zoo is het niet. Zoo min geeft ons het bouwwerk, al is er het kostelijkst materia-u aan verwerkt, den indruk van schoonheid, zoo de scheppingsdrang, die de vormgeving bracht, niet het geheel beheerschte. Zoo be wonderde men aan Chopin het materiaal, en onderging men de schoonheid van Beet hoven. Handel, wiens muziek niets wil geven dan de oude suite en alzoo met het begrip-so nate niets uitstaande heeft is in zijn bizarren vorm een schoonheid op zich zelf, die wij even willig ondergaan als de muziek van Bach, door Hekking gespeeld aan het eind van het concert, als toegift. Dat zij in waar heid staat op zichzelf, bewees haar intense werking zelfs na de muziek van Ravel, van wien beide kunstenaars, ook als toegift, een „Habanera" speelden. Ravel's muziek, die ons als uiting van moderne kunst niet vreemd valt na de zoo even gespeelde sonate van Debussy, was voor ons geen oorzaak dat wij de schoonheid van Bach's muze niet volledig in ons konden op nemen. Zij werd zelfs ten tweeden male in ademlooze stilte aangehoord, als Hekklng aan zijn opgetogen auditorium de vrijheid liet, nog een stuk te kiezen en het verzoek hem gewerd nog éénmaal hetzelfde stuk te spelen. Niemand heeft zich zeker deze keuze beklaagd. En toch was het nog slechts een oogenblik geleden, dat we Debussy's so nate hoorden, en wel een werk uit zijn laat- sten tijd; hij schreef het drie jaren vóór zijn dood. Het is geen sonate meer in den bovenbedoelden vorm. Het wil het ook in het geheel niet zijn. Mede hierom staat het zoo hoog boven de Chopin-sonate. Hier, bij Debussy was het dat wij den kun stenaar Gerard Hekking hoorden, zooals wij hem kennen uit zijn allerlaatsten tijd. Bij gelegenheid van een vorig concert in den Stadsschouwburg schreef ik, hoe Hekking onder de solisten een aparte plaats inneemt ten opzichte der moderne muziek, wijl hij zich hiervoor een geheel Individueele tech niek heeft eigen gemaakt. Dit is hem slechts mogelijk geweest door zich sterk in te le ven in de psyche van vooral Debussy's mu ziek. Om Debussy's sonate aan te hooren, was ik gelukkig op een meer gunstige plaats gaan zitten, nl. achter ln de geheel gevulde zaal. Hier was het dat ik de bekoring onder ging van het prachtvolle samenspel van den cellist met de superieure klavierkunst van Theo van der Pas, die aan het bijzonder welslagen van dezen avond een evenredig groot aandeel had. Der re?el. geeft ruwe huid verzacht iiimii geneest DE PRAKTIJK DER NIEUWE KIESWET. OVER DE KIEZERSLIJSTEN. Onlangs hebben wij aandacht gevraagd voor de laatste wijziging in de Kieswet, voor zoover deze wijziging betrof het stemmen bij volmacht. De critieke datum voor het stemmen bij volmacht was 1 Januari. Deze datum is voorbij en daarom maken wij de kiezers nog even attent de bepalingen zyn ook van beteekenis voor besturen van kiesvereeniglngen op de veranderingen, die er gekomen zijn in de bepalingen ten opzichte van de kiezerslijst. Vóór de laatste wijziging in de Kieswet toch werd de kiezerslijst opgemaakt naar den toestand van 1 Februari en vastgesteld op 22 Maart van elk Jaar. De vijf en twintig jarige leeftijd moest, wilde men kiezer kun nen zijn, bereikt worden op 15 Aiel. op wel ken datum de kiezerslijst van kracht werd. Voortaan wordt de kiezerslijst opgemaakt, naar den toestand van 1 Januari en vast gesteld op 22 Februari van elk jaar De kiezerslijst wordt op 1 April van kracht. Al leen de eisch, dat men op 15 Mei 25 jaar wordt, is gehandhaafd gebleven. Het gevolg daarvan is practisch zal het echter uiterst zelden voorkomen, dat Iemand vóór zijn 25sten verjaardag kiest dat iemand kiesgerechtigd kan zijn. wanneer hij vier en twintig jaar en 10 1.2 maand is. In de Kamer is daarop in het voorjaar de aan dacht gevestigd, maar, was ook te zamen met de bepaling, dat de kiezerslijst op I April van kracht wordt, de eisch gesteld van het bereiken van den 25-jarigen leeftijd op dien datum, dan zouden, zeer tegen hunne redelijke verwachting in, aan de verkiezin gen van dit jaar voor de Kamer niet heb ben kunnen deelnemen, degenen die tus schen 1 April 1929 en 15 Mei 1929 25 jaar zullen worden. Hunne kiesbevoegdheid is dus behouden. Voortaan zal de kiezerslijst ter visie lig gen van 23 Februari tot en met 16 Maart. Verzoeken van verandering en verbétering daarin moeten inkomen vóór 9 Maart. De verzoeken worden ter inzage gelegd tot en met 16 Maart. Bezwaren tegen deze verzoe ken moeten bij het gemeentebestuur uiter lijk op 18 Maart worden ingebracht. Tus schen 18 Maart en 28 Maart beslist het ge meentebestuur op die verzoeken. Binnen drie dagen na de beslissing wordt daarvan in het publiek kennis gegeven. De kiezerslijst blijft van 1 April tot I April van kracht. WEEK DER GEBEDEN. Men schrijft ons: Sedert 1846 organiseert de Evangelische Alliantie de wereldorganisatie die belij dende Protestamen uit allerlei landen en allerlei kerken omvat in de eerste volle week van het Jaar een gebedsweek, waarbU dag aan dag samenkomsten worden gehou den. In deze samenkomsten wordt gebeden om bepaalde dingen, zoo is, na een algemeene inleiding van Maandagavond. Dindag de Al gemeene Kerk, Woensdag Volken en Over heden, Donderdag de Zending aan de orde, enz. Ook in Haarlem zijn deze samenkomsten al gedurende een reeks van iaren gehouden meest in de kerk van de Broedergemeente in de Parklaan. Dit jaar was de samenwerking op breeder basis gesteld en waren de predi kanten van de Hervormde, de Gereformeerde, de Christelijk-Gereformeerde en Hersteld- Gereformeerden, met die van de Waalsche, de Dultsche en de Baptistenkerk saamgeko- men om de week te organiseeren. Naar een grooter gelegenheid tot vergaderen moest dus worden omgezien. En als om te demonstreeren de eenheid werd besloten de samenkomsten bij beurte ln verschillende kerken te houden. Maandag en Dinsdag stelde de Hervormde Gemeente de Nieuwe Kerk beschikbaar, Woertsdag en Donderdag werd de Chr. Ge reformeerde Kerk aan de Raaks toegezegd en Vrijdag en Zaterdag de Gereformeerde Kerk aan de Gedempte Oudegracht. De avond van Maandag bewees dat dit inzicht juist was geweest. Een groote schare vulde de Nieuwe Kerk en volgde met groote aandacht de beide voorgangers, Ds. van Paassen en Ds. Boeyen- Ba. 5) Naar het Ingelsch van H. A. IACHELL. Ik zou u graag nyn condor vertöonen. Overmorgen gaat hij naar New York. Dan maak ik dat ik hier wegkom. Zoo'n haast om weer naar Spragge's hoeve terug te keerei? Hij antwoordde pronpt: Nu niet meer zoo heel erg. Het was maar een gjedkoop complimentje, maar de toon waarop het geuit werd, bracht Hazel Goodrich's bloei in beroering. Ik zou heel gr;ag uw condor willen zien, zei ze na eenige aarzeling. Werkelijk? Dat can heel gemakkelijk. Ga mee hier uit de tam. De spot in zijn glinlach deed haar een besluit nemen. Zij girg met hem mee. Toen ze bij van Horne kwanen kwam uit de loods een verwoed gebrul. Genade, is dat uv condor? riep Hazel. Hasr onwetendheid amuseerde George. U bent toch niet bang? Neen, maar wat s dat? Dat is een Sibersche tijger. Die reist morgen naar New York met mijn condor. Dit is de loods van vin Horne. Hazel had wel eens van van Horne ge hoord. Ze trippelde voort naast George die rechtstreeks naar de plaats liep waar de condor met half gesloten oogen in zijn kooi zat. Hij ziet er zielig uit, zei Hazel. Ze vroeg zich af waarom iemand zijn leven waagde om zoo'n afschuwelijk beest te pak ken te krijgen. Dat doet hy, zei George somber, toen voegde hij er op levendiger toon aan toe: In elk geval heb ik hem verkocht en als hij niet levend in New York aankomt, dan komt hij er maar dood, dat is mijn zaak niet meer. Hazel knikte en keek om zich heen. Daar was een groote kist met ijzeren tralies, waar in de Siberische tijger over de Stille Zuid zee gereisd was. Die was nu leeg. Hij rook afschuwelijk. Een andere lucht, nog penetran ter, maar niet. zoo gemakkelijk te identi- ficeeren, trof Hazel's neus. O, kijk eens! Ze greep George's arm, terwijl ze op dat moment van schrik toch nog opmerkte hoe dik en hard die was. Tegen den muur stond een glazen bak met een dak erop. In die bak waren de ratelslangen die George van de boerderij had meegebracht. Een aardig zoodje, zei hij. Aardig? Bah! Ze deinsde terug, de kleur trok weg uit haar mooi gezicht. U bent. toch niet bang voor slangen in een bak? Ik heb er een verschrikkelijke hekel aan. Ze ging huiverend de loods uit. George besloot dat het dwaasheid zou zijn haar te vertellen, dat hij deze dieren gevangen had. Hij liep achter haar aan en diong er op aan haar thuis te mogen brengen. Onder de wan deling sprak hij over den toestand van den condor. 't Beest maakte het thuis best. Hij kan niet tegen Oakland, dat verbaast mij niet, ik zou er ook niet tegen kunnen. Hazel had haar zelfbeheersching terug gekregen en vroeg schalks: Ik zou wel eens willen weten welk een uitwerking uw wilde streek op mij zou heb ben? Die zou een prachtvrouw van u maken, zei George met overtuiging. U bent een schoonheid. hij keek haar strak aan maar u bent te zenuwachtig. Dit verwijt wees zij verontwaardigd af, maar George bleef volhouden dat de atmos feer van Spragge's Canyon die zenuwachtige kuren wel gauw ir> zee zouden waaien. Het vrouwenvolk bij hen was sterk, reken maar! Vrouwen volk? vroeg HazeL Moeder en Samantha. Uw zuster? Mijn nichtje? Is Samantha heel anders dan ik? En of! Ze is taai als „Manzanita", Sa mantha. Ze kan best de boerderij drijven als ik weg ben. Een stevig vrouwenmensch Hazel voelde zich geprikkeld. Ze vroeg zich af of haar huis indruk zou maken op den vreemden jongen man. Het was een mooi huis en goed ingericht, een marmeren trap voerde naar de voorwaranda. Hier woon ik, zei ze. Zeker, hij was geïmponeerd. Komt u even binnen, meneer Spragge? vroeg ze. Ik zou u graag aan mijn tante voorstellen. En dan moet u me toestaan wat limonade voor u klaar te maken. Het is een fijn huis, mompelde George. Hij keek toe hoe zij de mooie mahoniehouten deur met een kleinen sleutel opende. Hij voelde dat zij hem wilde imponeeren. Hij had opgesneden over Spragge's Canyon en moest oppassen dat hij zich niet te veel onder den indruk toonde van deze steedsche pracht. In de voorkamer stelde Hazel hem voor aan een goedige tante, die te vriendelijk en te indolent bleek om lastige vragen te doen. Al heel gauw nam George afscheid met de belofte morgen terug te zullen ko men. De condor was al gewend geweest vleesch uit de hande nvan George aan te nemen: nu zat hij inééngedoken, weigerde alle voedsel en staarde wanhopig naar den blauwen hemel, waarvan hij maar even een heel klein stukje kon zien. Van Horne, hoe wel hij er een flinken prijs voor betaald had, sprak er nog al philosofisch over. Die legt het af, zei hij tegen George, jammer genoeg; maar die reuze vogels zijn moeilijk groot te brengen. Thuis maaktt hy het best. Er was een gevoel van weemoedige neer slachtigheid in hem wat voor hem een vreemde emotie was. Hij schreef het toe aan de teleurstelling over den vogel, daar hU niet in staat was de psychische uitwerking van een witte marmeren trap op een onbedorven plattelandsbewoner tc analyseeren. Van Horne schreef een borrel voor en mevrouw diende het geneesmiddel toe. Toen zei George somber: Hebt u altijd in Oakland gewoond, mevrouw? Zeker. Kent u hier veel menschen? Bijna allemaal van ulterli.'k. Kent u Juffrouw Haze.. Goodrich? Zeker, ze woont op de Magnolia Avenue. George knikte. Van Horne voegde er aan toe: -- In een deftig huis dat een stuk te groot voor haar is. Ik heb den ouden heer best gekend. Hij heeft een dikken duit verdiend met kersen kweeken. Toen heeft hij dat groote huis gebouwd met de marmeren trap. Hij kon over niets anders praten. Dat huis heeft hem natuurlijk zijn zuur verdiend geld gekost en nu hebben die twee vrouwen maar amper genoeg om het te bewonen. Is juffrouw Goodrich niet rijk? waagde George. Dat is maar net zoo als je het noemen wilt. Dat huis en de grond is van haar en dan heeft ze no<v een paar vaste goederen aan den waterkant. Ze zal misschien een tweehonderd vijftig dollars in de maand hebben, meer niet. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9