FAAM VERGADERING VAN DEN HAARLEMSCHEN GEMEENTERAAD. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 10 JANUARI 1929 Wyziging Reglement van Orde Raad. Voortaan staande spreken. Vragen schriftelijk by B. en W. indienen. Behandeling gemeentebegrooting. Een incident. De heer Oversteegen wil niet staande spreken. Hem het woord ontnomen. PUNT I. Mededeelingen en ingekomen stukken. Ingekomen zijn: een verzoekschrift van het Werkloozen Agitatie Comité om: productief werk tegen het door de vakver- een igingen vastgesteld loon; handhaving van den 8-urigen werkdag en weder-invoering van de 45-urige werkweek; stopzetting van de verplichte uitzending naar de werkverschaffing; en als overgangsmaatregel tot het boven staande, een uitkeerlng ineens van 30. een adhaesie-betuiging van de afdeeling Haarlem der Internationale Arbeiders Hulp met het verzoekschrift .van den Haarlem- schen Bestuurdersbond inzake werkverrui ming; een verzoekschrift van de afdeeling Haar lem van den Bond van Nederlandsche on derwijzers om het daarheen te leiden, dat voortaan de openbare school als zoodanig niet meer in dienst van de particuliere ver- eeniging „Koninginnedag" wordt gesteld; een verzoekschrift van A. B. van Tienho ven e. a., allen bewoners van den Heeren - weg, omgeving Spruit en Bosch om te vol doen aan het adres van Notaris R. C. A. van Cranenburgh om aan hem te verhuren een terrein aan den Heerenweg, grenzende aan Spruit en Bosch; een verzoekschrift van mej. M. J. Doncker om eervol ontslag als onderwijzeres aan school no. 5 met ingang van 1 Maart 1929; een verzoekschrift van de afdeeling Haar lem en omstreken van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland om de salarissen van de hoofdagenten van po litie te verhoogen en om dan tevens voor deze groep in te voeren een minimum- en een maximum-salaris, te bereiken door pe riodieke verhoogingen; Gesteld wordt in handen van B. en W. om prae-advies: Voorstel van Regenten van het St. Elisa beth's of Groote Gasthuis tot het treffen van verschillende voorzieningen in verband met de stichting van het Nederlandsch Is- raelietisch Joles Ziekenhuis op terreinen van het Gasthuis. Wijziging Reglement van Orde. PUNT 2. Voorstel van B. en W. tot wijziging van het Reglement van Orde van den Gemeenteraad, strekkende dat de leden spreken staande van hun plaats en dat te stellen vragen tijdig voor de vergadering schriftelijk bij B. en W. moeten ingediend worden enz. De heer Relnalda memoreert dat door den Voorzitter van den Raad in een sa menkomst met de Voorzitters van de Raads fracties de wenscheUjkheid is geuit, dat de leden van den Raad staande spreken zullen. De Voorzitters zouden daarna hun fracties raadplegen, hetgeen is geschied. De soc.- dem. Raadsfractie antwoordde, dat ze geen bezwaar had er tegen dat staande zal ge sproken worden, maar wel, dat dit in het Reglement van Orde zal neergelegd worden. Nu B. en W. desniettemin toch het laatste voorstellen, zal de soc. dem. Raadsfractie tegen het voorstel van B. en W. stemmen, al zullen dan de leden van die fractie staande gaan spreken. De hoer Peper heeft mede eenig bezwaar tegen het staande moeten spreken. Er kun nen leden zijn voor wie dit een bezwaar is. Maar meer bezwaar heeft spr. er tegen dat vragen vooruit schriftelijk moeten ingediend worden. De Raadsleden moeten aan het einde van een zitting vragen kunnen stellen, indien ze dat noodig oordeelen. Anders wordt het recht van controle van den Raad op B. en W. verminderd. De heer Oversteegen zal, indien mocht worden vastgelegd In het Reglement van Orde, dat de leden van hun plaats staande moeten spreken, toch, indien hij wenscht te spreken, zitten blijven. Tegen het tweede deel van het voorstel heeft spr, mede bezwaar. De heer De Braai kan niet mede gaan met de verplichting om staande te moeten spreken, maar kan zich er wel mede veree nigen dat te stellen vragen vooruit moeten ingediend worden. De heer Joosten-Is van meening dat uit het voorgestelde ten aanzien van het indie nen van de vragen het woord „tijdig" moet verdwijnen. Spr. dient een voorstel in om te besluiten dat woord te laten vervallen. Aan gaande het eerste deel van het voorstel zegt spr., dat de Raad souvercin is, dat dus eigen lijk indien een lid van den Raad spreekt, B. en W. moeten opstaan. Als de heer Joosten dat zegt gaat de heer Slingenberg opstaan. De heer Joosten besluit met op te mer ken dat het maar het beste is dat B. en W. het eerste gedeelte van het voorstel intrek ken. De Voorzitter antwoordt dat de Burgemeester alleen had te rapporteeren de meeningen van de Raaüsfractlën In het col lege van B. en W. Nadat spr. dat had ge daan, meenden B. en W. toch hetvoorstel ter zake van het staande spreken den Raad te moeten doen, gezien het feit, dat in an dere colleges ook staande moet gesproken worden en dat, behalve de bezwaren die door de heeren De Braai en. Reinalda waren ingebracht, de andere fracties geen bezwaar hadden geopperd. Verder verdedigt spr. het tweede gedeelte van het voorstel. Naar aanleiding van een vraag van den heer Relnalda zegt de Voorzitter nog, dat, indien de Raad het voorstel van B. en W, aanneemt, en dan daarna een lid niet staande wil gaan spreken, dat lid het woord zal ontnomen worden. „Ik laat me niet door een meerderheid dwingen", herneemt de heer Reinalda. „Indien het zoo gaat, dan ga ik daar vier kant tegen in". De heer Heer kens Thijssen had die laatste woorden van den heer Reinalda niet verwacht. Indien öe Raad zich eenmaal een Reglement van Orde oplegt, dan moet de Raad zich ook daaraan onderwerpen, zegt spreker. De heer Peper vindt het wonderlijk dat de meerderheid van den Raad zich zoo maar gewillig het recht van controle wil laten beknotten. Een Raad, die prijs stelt op dat recht dient het tweede deel van het voorstel van B. en W. nlèt te aanvaarden. Dc heer Van Liemt oordeelt, dat, na de woorden van den heer Reinalda, B. en W. hun voorstel ter zake van het staande moe ten spreken, niet kunnen intrekken. De heer Boes is wèl voor een intrekking van de verplichting tot het staande spre ken, nu is gebjeken, dat een aantal leden van den Raad er bezwaar tegen hebben. De heer G e r r i t s z is het niet eens met den heer Reinalda aangaande de waardee- rmg van het Reglement van Orde. Spr. vindt dat Reglement een buitengewoon belangrijke zaak. Het vragenrecht wenschen B. en W. niet te gaan beperken, maar te gaan regelen. Het is de bedoeling dat vragen nog staande de zitting kunnen beantwoord worden. Het eerste deel van het voorstel van B. en W. (het staande moeten spreken) wordt aangenomen met 20 stemmen voor en 18 tegen. Tegen stemden de heeren De Braai, Oversteegen, Peper, de Vos, mej. Van Vliet, Adrian, Gerritsz, Reinalda, Joosten, Keer- wolf, Mevr. Maarschall, Koppen, Scholl, Groenendaal, Stam, de Breuk, Meijers en mej. Berdenis van Berlekom. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. overnemen het voorstel van den heer Joosten om uit het tweede gedeelte van het voorstel te laten vervallen het woord „tijdig". Het tweede gedeelte van het voorstel van B. en W. komt in stemming en wordt aan genomen met 9 stemmen tegen. Tegen stem den de leden Oversteegen, Peper, De Vos, mej. Van Vliet, Keerwolf, mevr. Maarschall, Koppen, Groenendaal en Stam. Aan de orde is daarna de behandeling der GEMEENTEBEGROOTING VOOR 1929. Begonnen, wordt met da Algemcene Beschouwingen De Voorzitter verzoekt in de Alge- meene Beschouwingen alleen ter sprake te brengen het algemeen beleid van het college van B. en W. en de financieele gestie van het college. De heer Loosjes die de algemeene beschou wingen opent, zegt, dat nu er pas een paar nieuwe leden in het college van B. en W. zijn, aangaande het algemeene beleid van het college weinig valt op te merken. Spr. wenscht te zeggen, dat hij het betreurt, dat de gemeentebegrooting nu weder in de maand Januari moet behandeld worden. De behandeling der Begrooting kan in de maand November geschieden, indien de le den van het college van B. en W. behalve hun wethouderschap niet te veel andere be zigheden hebben te doen. Den wensch drukt spr. uit, dat voortaan de Begrooting in de maand November zal behandeld worden. Het is bevreemdend, dat er nog steeds bij een linksche meerderheid in den Raad een Rechtsch college van B. en W. is. Vreemd ook is dat de Vrijz. dem. daaraan meewerk ten, te meer omdat bij de laatste wethou dersverkiezing onder hen wel iemand was te vinden geschikt voor wethouder. Daar het geldt een onderwijsbelang is het jammer, dat nu weder een Reehtsche wethouder is geko zen. Te meer is de houding der Vrijz. dem. bevreemdend omdat een van de leden van die fractie Voorzitter is van een vereeniging tot bevordering van het openbaar onderwijs. Bij de samenstelling van commissiën wordt gezien naar de politieke richting van een af tredend lid in stede er van dat gelet wordt of een lid dat het aftredende moet vervan gen de bekwaamheid heeft voor het lidmaat schap der commissie. Als het dien kant ver der opgaat dan zullen er ook bij de verkie zingen voor den Raad qualiteitszetels gaan komen. Besprekende het financieele beleid van B. en W. zegt spr. dat zijn fractie het ongewenscht oordeelt in de gegeven omstan digheden een wijziging in de Begrooting te gaan brengen. Wel is de fractie van oordeel, dat ge- wenscht is dat er komt een beperking van de winsten uit de bedrijven. Voornamelijk uit het waterleidingbedrijf dient geen winst behaald te worden. De fractie is mede tegen de zakelijke belasting op het bedrijf, maar ze zal thans geen voorstel doen om over te gaan tot afschaffing van die belasting om niet het gevaar te loopen dat de Begrooting niet meer sluitend zal zijn. De heer Van Liemt is van meening, dat de Raad reden tot tevredenheid heeft, in dien bij een zuinig beheer geen verhooging van de belasting noodig is. Het is de plicht van den Raad B, en W. bij een zuinig beheer steun te verleenen. Maar aan een zuinig be heer zijn eenige grenzen te stellen. Te den ken is daarbij aan de Volkshuisvesting. Daaraan dient nog gewerkt te worden. Ver der is te denken aan de loonen en de sala rissen. Over het algemeen zijn de loonen te Haarlem goed. Maar toch zijn nog eenige plooien glad te strijken, onder meer door na latigheid van B. en W. van noodzakelijke be vorderingen. Dan mag ook het onderwijs niet leiden onder de noodige bezuiniging. Het on derwijs mag echter niet gehuisvest worden in gebouwen die te weelderig zijn ingericht. Van de nog te wachten personeelsforma tie, zoo doet spr. nader opmerken, mogen de ambtenaren niet de dupe worden. Spr. drukt den wensch uit dat B. en W. met die perso neelsformatie den noodlgen voortgang maken zullen. Spr. zegt voorts dat het mogelijk moet gemaakt worden dat de tarieven voor gas, water en electriciteit lager kunnen worden. Met die tarieven is Haarlem nog een weinig aan den hoogen kant. Indien het mogelijk is dan dient het vastrecht-tarief met meer dan 10 pCt. te worden verlaagd. Noodig is door grootere economie van het bedrijf de productie nog meer te gaan op drijven. Indien de electrische stroom tegen lagere prijzen aan de industrie wordt gele verd dan kan dat aan de gemeente ten goe de komen en mede aan de lagere afnemers dan. Verder dient bevorderd te worden de afneming van electrischen stroom buiten de spitsuren. Naar de economie van het bedrijf moet een onderzoek worden ingesteld niet alleen door een accountant, maar door iemand die mede econoom is. Ten slotte vraagt spr. wanneer het huur kooprapport in werking zal gaan treden. De heer Peper merkt op, dat nu een jaar is verloopen sinds de nieuwe toestand na de annexatie maar dat er geen jaar is geweest dat zoo dor en zoo volkomen vruch teloos ten aanzien van onderscheidene zaken is geweest. Er hadden veel vergaderingen plaats en er is veel gesproken, maar er is weinig gebeurd of tot stand gekomen. Er is getracht de zaken gaande te houden en nieuwe dingen tegen te houden. De finan cieele politiek is niet veranderd. Er wordt doorgegaan met veel winst uit de bedrijven te halen en te bezuinigen op die uitgaven, die noodig zijn. Tegengehouden worden die uitgaven die de positie der arbeiders sterker zouden gaan maken. De winst uit de bedrij ven heeft nu reeds een hoogte behaald, die men nimmer had gedacht dat bereikt wor den zou. Ergerlijk in de hoogste mate is de manier waarop wordt voorzien in de behoefte aan schoolruimte voor het openbaar onderwijs. Het gaat zoo dat het openbaar onderwijs wordt ondergraven en het bijzonder onder wijs in de hand gewerkt. Niet te Haarlem, maar te Bloemendaal kwam de buitengewo ne school tot stand. Haarlem heeft daar nu niets in te zeggen. Verder oefent spr. er cri- tiek op uit, dat zoo weinig is bereikt gewor den ter verbetering van de volkshuisvesting. Enkele woorden wijdt spr. aan de laatste wethoudersverkiezingen. Bij de laatste wet houdersverkiezing is gebleken, aldus spr., dat het volkomen in strijd met de werkelijk heid is wanneer gezegd wordt dat men in den Raad zit alleen ter behartiging van het gemeentebelang. Van burgerlijk democra tisch standpunt had men moeten zeggen wie is de meest aangewezen persoon voor wet houder? Had men dat gedaan dan was men tot de conclusie gekomen dat het de heer Visser was. Maar de heer Visser is geen representa tieve figuur, hij oogt niet. Het is een arbei der met een arbeidersvoorkomen en dat gaat niet. Verder uitweidende over den loop der wethouderscrisis doet spr. opmerken dat de soc. dem. die het vroeger met de linkschen probeerden, het nu trachten te doen met de rechtschen, nadat het een vorigen keer niet met de linkschen was gelukt. Ze wilden de gemeentehuishouding duurder maken door het benoemen van een vijfden wethou der. Voor de democratie zou daar mede niets bereikt geworden zijn; de stem van den heer Van Liemt zou in het collége van B. en W. tegen dien van den heer Joosten hebben opgewogen. Echter bij de soc. dem. gold al leen de begeerte naar macht. Nog zegt spr. dat er sprake is van een neerhalen van het aanzien van den Raad door B. en W. Hier is fascisme in den vol len zin van het woord. Vooreerst had men de zaak van den chef der derde afdeeling. De Raad besloot dat het salaris van dien chef niet zou verhoogd worden. B. en W. gaven den chef 3 verhoogingen van 250 tegelijk en maakten daardoor het besluit van den- Raad ongedaan. Verder de Raad stelde in handen van B. en W. om prae ad vies een adres van den Bond van Ned. On derwijzers ter zake van de bewaarders van scholen. Het advies liet zich wachten. Maar B. en W. gingen aanbesteden het schoonma ken van de scholen voor 5 jaar. Dat is een verwaarloozing van de rechten van den Raad, dat is een fascisme dat de wetgeven de macht maar laat praten. Nadat spr. eenige communistische eischen heeft ontwikkeld, verklaart spr. dat ge zorgd dient te worden voor behoorlijke huisvesting voor ongehuwden. B. en W. zeg gen niet ongunstig te denken over een stichting van gemeentewege van een insti tuut in den geest van het Amsterdamsche A. T. V. A. Spr. zal een motie indienen om te besluiten tot de stichting van een der gelijk gebouw. Naast de huisvesting voor de ongehuwden dient er te komen een restau rant waar de arbeiders eten kunnen of eten medenemen. Immers de omstandigheden brengen mede dat voor vele arbeiders thuis het eten niet kan worden klaar gemaakt. Incident. Het woord is thans aan den heer Over ste e g e n. De heer Oversteegen blijft zitten en gaat zittende spreken. De Voorzitt e r: Wilt u gaan staan? De heer Oversteegen: Neen. De Voorzitter: Dan ontneem ik u het woord. De heer Oversteegen: Dat ïs nu toch ongepast. Ik ben. beleefd en praat rustig. Ik heb toch niets met u voor. In den. heer Reinalda heb ik een steun. De Voorzitter: U heeft het woord niet. De heer Oversteegen: Dan zal ik het nemen. De heer Reinalda vraagt het woord over de orde. De Voorzitter: Het woord is aan den hoer Reinalda. De heer Reinalda tot den Voorzit ter: Op grond van welke bepaling in het Reglement van Orde ontneemt u den heer Oversteegen het woord? Indien u zich niet kan beroepen op eenige wettelijke bepaling, dan moogt u den .heei Oversteegen niet het woord ontnemen. De Voorzitter: Ik heb me te hou den aan het Reglement van Orde dat zegt dat staande moet gesproken worden. Van waar de obstructie van u, mijnheer Relnalda, komt, snap ik niet. De heer Reinalda: Er staat nu wel formeel in het Reglement van Orde dat staande moet gesproken worden maar er is geen wettelijke bepaling op grond waarvan u iemand die niet staande spreekt, het woord kan ontnemen. Er had in het Regle ment van Orde moeten staan een sanctie - bepaling op het niet naleven dezer verplich ting tot het staande moeten spreken. Maar zulk een bepaling is niet opgenomen. De heer Van de Kamp zegt, dat in het Reglement van Orde staat dat geen lid het woord voert dan nadat het hem door den Voorzitter is gegeven. Daar de voorzitter niiet het woord gaf aan den heer Overstee- geen heeft deze dus het woord niet. De heer Joosten tot den heer Van de Kamp: Er staat in het Reglement van Orde dat de voorzitter het woord verleent in de volgorde waarin het is gevraagd. Waar staat in het Reglement van Orde dat een lid van den Raad dat niet staande wenscht te spre ken het woord wordt ontnomen? In art. 20 van het Reglement van Orde zijn vermeld de gevallen waarin het woord ontnomen wordt, maar het geval van niet staande willen spreken is daarin niet opgenomen. Het is derhalve noodig dat in het Regle ment van Orde een strafmaatregel wordt opgenomen bij niet nakoming van de ver plichting tot het staande spreken. De Voorzitter: Ik wil hier niet als een uitsmijter handelen. Den Raad wil ik in de gelegenheid stellen te beslissen. Ik stel voor den heer oversteegen thans het woord niet te verleenen. Over dat voorstel wordt gestemd: Het wordt aangenomen met 25 stemmen voor en 11 tegen. De heer Oversteegen: De wijzi ging in het Reglement van Orde is nog niet van kracht verklaard. Ik wil De Voorzitter: Wilt u nu zwijgen gaan? De heer Oversteegen zwijgt. De verdere discussie. Het woord is aan den heer J oosten. De ze begint met crit-iek uit te oefenen op het niet aanwezig zijn van den wethouder van Financiën in een der afdeelingen van den Raad. Verder uit spreker ontevreden heid over de samenstelling van den kapitaaldienst mede in verband met liet niet boeken ten laste van dien dienst van de be kende 75000 van Openbare Werken. Daar na komende op de samenstelling der Be grooting verklaart spr., dat thans minder dan vorige jaren door allerlei manipulaties is getracht de cijfers bij elkaar te gaar. brengen. De begrooting biedt nu een juister beeld van de werkelijkheid. Daarvoor dank Er is gezegd dat na 1928 het tijdperk zou zijn aangebroken, dat het met de evenredige heffing zou afgeloopen zijn. Spr. wenscht een vergelijking te maken tusschen het he den en den toestand voor 5 jaar, hoe we er toen voor stondèn en hoe we er nu voor staan. Toen de Begrooting voor 1924 werd behandeld zaten we min of meer in de put. Nu echter is de moeilijke tijd voorbij. Het is noodig dat de gemeente behoorlijk gaat re serveeren en dat meer wordt gespaard. In dien de gemeente niet gaat sparen dan zul len de lasten van rente en aflossing van ge leend geld steeds gaan toenemen. Na die al gemeene opmerkingen gaat spr. over tot het maken van vergelijkingen. In 1923 was de toestand zoo, dat op de rekening van het laatstverloopen dienstjaar uit de gemaakte winsten uit de drie groote bedrijven nog kon worden gereserveerd een bedrag van 335000. Er kon op de Begrooting voor 1924 worden gereserveerd een bedrag van 150.000. Op de Begrooting voor 1929 wordt niets gereserveerd. Toenmaals is bijna een half millioen in 2 jaar gemaakt aan reser ves, nu niets. Het is nu wel gelukt de Begrooting slui tend te maken, maar niet dan door den ka- pitaallast te laten gaan toenemen. Naar aanleiding van een en ander concludeert spr. dat op de manier als nu gehandeld wordt de financieele positie der gemeente niet sterker gemaakt wordt. In 1923 was er 13 millioen aan geconsolideerde leeningen, nu is er een bedrag van 26 millioen. De to tale last van rente en aflossing gaat zoo stij gen, dat er hoe langer hoe minder geld voor andere zaken beschikbaar blijft. Hetgeen binnenkomt van de evenredige heffing en van de zakelijke belasting op het bedrijf moet nu geheel gebruikt worden voor de rente en de aflossing der leeningen. Dooi de winst uit de bedrijven wordt nu een be lasting gelegd op de ingezetenen die gaat boven de draagkracht der ingezetenen. De noodige gelden zullen dus op een andere ma nier moeten verkregen worden. Ze zullen uit de belasting moeten gehaald worden. Maar gaat dat? Spr. doet eenige mededeelingen omtrent de belastingdruk in eenige groote gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Bij een belastbaar inkomen van 30.000 is die te Den Haag het laagst, dan volgt Haar lem, bij een van 10.000 is Den Haag het laagst, daarna volgt Haarlem, bij een van 5000 is Den Haag het la ast, dan volgt Rot terdam en daarna Haarlem. De belasting is derhalve hier niet zoo hoog dat ze niet hoo- ger kan. En nu het percentage dat aan belasting moet betaald worden. Bij 30.000 is het te Haarlem 6.985, te Amsterdam 9.318, bij 10.000 te Haarlem 4.945, te Amsterdam 6.5165. Het is dus niet van dien aard dat men zeggen kan: het kan niet anders. Voor Haar lem is het niet hoog. Spr. zal nu niet ko men met een voorstel om over te gaan tot een andere manier van heffing van belas ting naar het inkomen, in verband met het aanhangige financieele wetsontwerp, maar men kan gaan beginnen met een einde te maken aan het storten van te hooge bedra gen uit de bedrijve aan de gemeentekas. Spr. dient een voorstel in om te besluiten B. en W. uit te noodigen zóó tijdig te komen met voorstellen tot verlaging van de electri- citeitstarieven als neergelegd zijn in het Raadsbesluit van 25 November 1926 dat in 1927 is opgeschort, dat de verlaging op 1 Juni 1929 kan in werking treden. Spr. be sluit met de verklaring dat, als de door heni besproken post van 75000 in stemming komt, hij tegen zal stemmen. Als die posi mocht afgestemd worden dan worden B. en W. daarmede wel gedwongen op een andere manier te gaan handelen. De heer De Braai gaat treden in de op merkingen die de heer Loosj es maakte ter zake van de laatste wethoudersverkiezing, die inhielden zegt spr., een critiek op leden van den Raad. Spr. betoogt, dat sprekende van een Rechtsch college van B. en W. de Burgemeester daarbij werd gerekend als be- lioorende tot Rechtsch. Maar de Burgemees ter zit in het college als staande boven de partijen. Neemt men dat in aanmerking, dan klopt overigens naar de meening van spr. de samenstelling van het college van B. en W. op die van den Raad. In wat de heer Loos- jes zeide omtrent de samenstelling van com missiën beluistert spr. een stem uit het ver leden, toen het heette bij het liberalisme: men moet letten op de bekwaamheid bij be noemingen, en onder die leus werd gedaan als had niemand bekwaamheid dan de li beraal. De lieer Loosjes die steeds een woord van lof over had voor liet optreden van Mr. Bruch, kan tevreden zijn over de tegenwoor dige samenstelling van het college van B. en W., voegt spr. daaraan toe, gezien dat het college van B. en W. opmerkte, dat ten aan zien van het algemeene beleid de werkwijze van het nieuwe college in hoofdzaken geen andere zal zijn dan die van het vroegere. Een enkele opmerking maakt spr. nog ten aan zien van de salarissen van de lagere ambte naren. Van hen zitten velen nog in de klem Verleden jaar stemde spr. voor verhooging van salarissen van Hoofdambtenaren in de verwachting dat daarna ook een verhooging van de salarissen van de lagere ambtenaren aan de orde komen zou. Nu echter worden weder voorstellen gedaan tot verhooging van salarissen van hoogere ambtenaren. Daar mede kan spr. niet medegaan. De heer Castricum maakt enkele op merkingen ter zake van de wijze van het ge ven van inlichtingen door B. en W. De ge voerde correspondentie met Gedeputeerde Staten door B. en W. over de gemeentereke ning van 1927 had eerder ter kennis van de financieele commissie dienen te worden ge bracht. Ook had die commissie van den wet houder van Financiën die wel over de zaak sprak voor de afd. van den Vrijz. Dem. Bond, inlichtingen moeten ontvangen ter zake van het wetsontwerp regelende de financieele verhouding tusschen het Rijk en de Gemeen ten. Voorts doet spr. opmerken dat het ge- wenscht is dat èr komt een verordening in zake het misbruik maken van Gods heiligen Naam. Van zulk een verordening kan een goede invloed uitgaan. Verder gaande zegt spr. dat het college van B. en W. ter zake van een beter verkeer in de stad spoediger en met meer vastberadenheid had moeten optreden. Het had de zaak van alle zijden moeten bezien. Spr. merkt op dac geixe^en is dat er nu en dan oneenigheid is tusschen Hoofden van takken van dienst en personeel. Indien zulk een oneenigheid er is dan moe ten B .en W. spoedig daaraan een einde ma ken. Hulde wenscht spr. te brengen aan het college van B. en W. voor de handhaving van de rechtspositie van het gemeenteper- soneel, inzonderheid aan den wethouder van Financiën. Hulde verder aan den Biu-ee- meester, dat deze het besluit nam dat voor taan ordelijke optochten op Zondagmiddag toegelaten zijn. Wat aangaat het onderwijs hoopt spr. dat onder het college van B. en W. in nieuwe samenstelling gehandeld zal worden zooals dat geschiedde onder wet houder Bruch, dat het beginsel van de fi nancieele gelijkstelling op onderwijsgebied volkomen zal worden toegepast. Over het gebeurde bij de laatste wethou dersverkiezing treedt spr. in bijzonderheden. Hij doet daarbij opmerken dat het college van B. en W. zooals het nu is samengesteld zooveel mogelijk is een afschaduwing van de samenstelling van den Raad, de heer Roo- denburg is er de vertegenwoordiger van de Prot. Chr., de heer Gerritsz van de SJDA..P., de heer Slingenberg van de liberalen en de vrijz. dem. en de heer Heerkens Thijssen van de R.K. Men kan dus tevreden zijn. Na nog te hebben te kennen gegeven dat de financieele gestie van het college van B. en W. in het verleden een goede was en dat men voorzichtig moet zijn met het treffen van de hoogere inkomens, gaat spr. hande len over de tarieven van gas en electriciteit. Als de tarieven-politiek gehandhaafd blijft en als de geraamde winst uit de bedrijven op de begrooting staan blijft, dan zal spr. genoopt zijn om die reden tegen de Begroo ting te gaan stemmen. Het vastrecht zal met meer dan 25 pCt. moeten verlaagd worden. De afneming van electrischen stroom zal dan grooter worden en de winsten zuilen- niet veel minder dan nu worden, doch het bekomen van. electrischen stroom voor al lerlei doeleinden zal dan meer binnen ieders bereik vallen. Spr. zal een voorstel indie nen tot verlaging van den prijs voor electri schen stroom. Het vastrecht voor gas moet mede 25 pCt. minder gemaakt worden. De Raad wordt daarna verdaagd tot Don derdagmiddag 1.30 uur. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. LOUIS DOBBELHANN-ROTTERDAfl DE FEESTEN IN DEN HAAG. PROGRAMMA VOOR HET PLECHTIGE FEESTCONCERT. Men schrijft uit Den Haag aan de N.R.Ct.: Over de feesten ter eere van de Koningin- Moeder, die morgen zullen plaats hebben, kan thans nog het volgende worden vermeld. Morgenmiddag half-vier heeft ten paleize van de Koningin-Moeder de aanbieding plaats van den gedenkpenning, welken het z.g. comité-1929 ter gelegenheid van den ge denkdag heeft laten slaan. De penning is reeds in omloop en wij hebben er een af beelding van gegeven. Hij is ontworpen door mej. G. W. J. Pueb. Reeds gedurende geruïmen tijd is de pen ning verkocht ten bate van de feestgaven, welke vanwege het comité morgen in den loop van den dag zal worden uitgereikt aan zieken in het gemeente-ziekenhuis, het Roo- de Kruisziekenhuls, Bronovo, het R.-K. zie kenhuis, Bethlehem, de lighallen, het mili tair hospitaal, de kraamvrouwenkliniek, .da Sophia-stichting, het kinderziekenhuis ën het ooglij dersgesticht. De Koningin-Moeder ontvangt den ge denkpenning in goud-en vergezeld van een album, dat de gelukwenschen van de ver schillende vereenigingen bevat. Des avonds om half-negen heeft in de Groote Kerk de aangekondigde bijeenkomst plaats, die het karakter heeft van een plechtig feestconcert. Dit concert staat on der leiding van dr. Johan Wagenaar, Mede werkenden zijn mevrouw A. Noordewier- Reddïngius, de heer J. H. Stotijn (hobo-solo), de heeren H. de Beer en H. Op ten Berg (trompet-solo), de heeren J. Sonneveld, P. Zalme en L. Schweitzer (bazuin-solo), de heer J. A. de Zwaan (orgel) en een koor van dames en heeren uitgenoodigd door het Haagsch comité-1929. Het concert. Het programma bevat allereerst het lied „Wilt heden nu treden" uit den Gedenck- Clanck van Valerius voor 4, 5 en 7 stemmig koor a capella, gevolgd door drie liederen, eveneens van Valerius voor sopraan (mevr. Noordewier) met orgelbegeleiding (De Zwaan). Daarna een oud-Nederlandsch instrumen taal stuk (17e eeuw) voör 2 trompetten, 3 bazuinen en orgel en een oud-Nederlandsch avondlied voor hobo en orgel. Mevrouw Noordewier zingt vervolgens re citatief en aria uit het Oratorium Sieg der Zeit und Wahrhelt van Handel en „Vom Na men Jesu" van Heinrich Schütz. Daarna zingt het koor weer 4- en 6-stem- mige gezangen van Bach, Bortniansky en J. Eccard, speelt de heer Stotijn twee stukken van J. B. Loeillet en G. F. Handel en zingt het koor a capella een vijfstemmige compo sitie van dr. Wagenaar: „Muslca, aldersoet- ste const". Het programma vervolgt met twee geeste lijke' liederen van Jan Luyken, getoonzet door B. van den Sigtenhorst Meyer voor sopraan met orgel, een koraalfantasie over Komt dankt nu allen God van dr. Wage naar voor twee trompetten, drie bazuinen en orgel; Psalm 150 vers 1 en 2 voor 8-stemmig koor a capella van J. P. Sweelinck en het Wilhelmus van Nassouwe (melodie uit den Gedenclc-Clanck van Valerius), het eerste vers voor 5-stemmig koor a capella, het tweede vers voor sopraan-solo met orgelbe geleiding, waarna bet eerste vers door alle aanwezigen met begeleiding van trompetten, bazuinen en orgel wordt herhaald. Bij het binnentreden van de kerk zal de Koningin-Moeder door het koor Gezang 178 (De Heer is God), bij het verlaten van de kerk door alle aanwezigen „Waar liefde woont geb'edt de Heer Zijn zegen", worden toegezongen. In herinnering zijn gebracht, dat bij het Haagsche Comité-1929, hetwelk deze feest viering heeft georganiseerd, zich ongeveer 200 vereenigingen hebben aangesloten. Eere leden van het comité zijn de minister-presi dent, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, de vice-presi dent van den Raad van State, de commissa ris van de Koningin, de gouverneur van de Residentie en mr. Patiin. de Haagsche bur gemeester. Reeds op Zaterdag 27 October van het vorige jaar is, naar men weet, door de bij het comité aangesloten vereenigingen voor het paleis op het Voorhout een zang- hulde aan de Koningin-Moeder gebracht na haar terugkeer in de Residentie,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10