OVER DE MODE. HAARLEM'S L' J fV DONDERDAG DAGBLAD Fj 2 VI lil 10 JAN. 1929 PARFUMS. Sedert de oudste tijden scheppen de men- schen behagen in fijne parfumerieën. Men vervaardigde ze niet slechts om onaange name geuren te verdrijven, maar ook omdat men er geneeskundige kracht aan toekende. De oorsprong der „aromata" is Oostersch. De vervaardiging er van werd zoowel door de oude volkeren van Azië, als door die van Egypte tot stand gebracht. Bij de laatsten waren ze door het gebruik om de lijken te bal semen, van een zeer bijzondere beteekenis. Niet altijd zijn het vloeistoffen; men denke maar aan wierook en myrrhe, die gebrand worden als korrels. Later, en nog voor den tijd van koning Constantijn kwamen parfumerieën meer alge meen in gebruik, doch enkel wegens hun aan- genamen geur, en de weelde daarin nam zoo toe, dat men het noodig vond er wetten tegen uit te vaardigen. In onze dagen is het gebruik van parfu- meriën grooter dan ooit, doch men behoeft er zich niet voor te ruineeren, daar ze niet alleen in het bereik liggen van beter gesitueerden, maar door een ieder gekocht kunnen worden. Talrijk zijn de planten en bloemen welke aetherische olieën leveren; zelfs muskus en amber, oorspronkelijk dierlijke reukstoffen, waarvan het eerste afkomstig was uit een blaasje van het muskusdier, het tweede niets anders was als een galsteen uit den darm van een potvisch, worden tegenwoordig eveneens uit planten gewonnen. Bloemen hebben de fijnste en edelste geu ren en dan nog die welke niet in kassen tot bloeien worden gebracht, maar door de zon onder den vrijen hemel ontluiken. Door al cohol worden de geurige olieën er aan ont trokken. Het stadje Grasse aan de Fransche Rivierra, middelpunt eener bloemrijke omge ving, staat bekend als centrum der parfum industrie Er schijnt nu toch werkelijk een kentering te komen in de rokken-kwestie: ze worden zichtbaar langer, al is het dan ook nog niet veel. Kort blijven ze voorloopig, het zou ook niet met de gewone mode-evolutie overeen komen, wanneer ze plotseling tot onze en kels daalden. Maar er is korter en kortst, en dit laatste hebben we nu voorloopig blijk baar gehad. De avondjaponnen vertoonen zelfs een zeer uitgesproken lengte aan den achterkant, terwijl deze neiging tot meer lengte ook merkbaar is in lange tulle over- kleeden over zijden onderjaponnetjes heen. En de kleuren? Voor avondjaponnen veel zwart, veel wit, en veel combinaties van beiden, verder na tuurlijk ook kleuren, maar wat de laatste chic wil zijn, moet liefst geheel wit dragen. Een zeer gevaarlijke kleur, die, al heeft zij dan niet direct zuivere schoonheid noodig, toch vraagt om een goede, frissche teint, een slank figuur en bovenal een jeugdig, pittig gezicht. Want wit is de kleur der jeugd: alle theorieën ten spijt is en blijft het de dracht voor jonge meisjes; alleen gegarneerd met zwart, is het dadelijk al veel minder jeugdig. Het allernieuwste in mouwen is een tame lijk nauwe bovenmouw, terwijl van den elboog af de ondermouw trechtervormig uit loopt, zoodat ze aan de polsen zeer breed uitwaaiert. Een alleraardigst effect, dat ech ter alleen toegepast wordt in zeer dunne stoffen, zooals crêpe georgette en volle, wel ke laatste, natuurlijk in fijne uitvoering ook in trejs is. Kousen zijn en blijven licht van kleur, daarin komt den laatsten tijd weinig veran dering: een opengewerkte of dik-geborduur- de pijl brengt vrijwel de eenige afwisseling. Hierbij behooren zwarte schoenen, liefst lakschoentjes of fijn leer, maar peau de suède heeft weer afgedaan. Nu de winter in Parijs ook zijn intrede heeft gedaan, dragen de Parisiennes ter bescherming van voeten en enkels, die weinig aan vrieskoude gewend zijn, witte sokjes, dezelfde die hier zooveel in kleuren gedragen werden, maar deze witte zijn geheel zonder boord en moeten er onberispelijk uitzien natuurlijk. De mantels worden weinig hoog gesloten meer gedragen: de bontkraag valt open aan den hals, en is de wind te guur om dit te kunnen verdragen, dan zorgt een los omge- Meer Veranderingen. slagen zijden das onder den mantel voor voldoende bescherming. Veel lange shawl kragen van bont op de mantels, veel bont manchetten tot de elbogen tos. en veel bont onderaan de zoomen. Nu er zulke mooie imi taties van bont zijn, die niet kostbaar zijn, kan er heel wat meer van dit materiaal ver werkt worden dan vroeger, toen elke bont kraag een groote luxe beteekende. Tegenstanders van diep-in-de-oogen- staande hoeden juicht: het voorhoofd is be zig vrij te komen! Massa's kleine zwarte hoedjes worden gedragen met opgeslagen rand of geheel zonder rand, welke in den nek zoo ver omlaag worden getrokken dat het voorhoofd met een lok van het haar er over vrij komt. Na al die jaren van hoeden tot in de oogen, is dit een ongewoon iets, maar wanneer het algemeen ingang vindt, zal het niets vreemd meer aandoen. Trouwens veel zwarte hoeden worden nog altijd gedragen, bijna alle kleine en met vlak aangebrachte gameerineen, kleine vee- ren hoedjes die als een kapje het hoofd om sluiten zijn natuurlijk alleen voor haar die een goed profiel hebben, maar ook in dat op zicht zijn er altijd nog heel wat vrouwen, die een hoed koopen, omdat die haar be koort, en niet omdat hij bij haar type past. Een elegante Parisienne was op het tame lijk origineele denkbeeld gekomen, zich zoo'n nauwsluitend kapje aan te schaffen van kastanjebruin gevlochten raffia. In de hand waarschijnlijk aardig genoeg, maar on straat maakte de hoed volkomen den indruk van keurig geonduleerd kanstan jebruin haar. Wat op zichzelf niet zoo erg zou zijn geweest, omdat iemand toch best zonder hoed kan loopen. Maar het verradelijke waren licht blonde lokjes over de ooren en op het voor hoofd. Daardoor werd het hoedje precies een 'slordig opgezette pruik. Langen tijd zijn er weinig belangrijke ver anderingen in de mode geweest, maar den laatsten tijd is er toch weer meer van te be speuren. Doet er aan mee, als ge er lust toe hebt (en we doen er tenslotte allemaal de een vroeg, de ander laat aan mee), maar denk aan uw type en blijf een persoon lijkheid, ook in modezaken: niets is zoute- loozer dan een groepje vrouwen bij elkaar, die naar de laatste mode gekleed gaan. maar allen volkomen hetzelfde type vertoonen. E. E. J.—P. TWEE MANTELS. Er zijn mantels en mantels. Nu eens Is een model een zelfstandige creatie, dan weer een onderdeel van een complet, zooals het eerste model van bijgaande plaat. We zien hier een uitstekende combinatie van een japon met een mantel, waarvan zelfs de stoffen speciaal voor elkaar gemaakt zijn. Beide stoffen zijn gebaseerd op de bekende kasha weefsels en hebben als hoofdtint het zeer moderne amandelgroen. De japon heeft ingeweven bladmotieven van een donkerder tint groen; de schuine strooken over de borst zijn geplis- seerd. Het lijfje heeft eenige ruimte op de taille, een smalle kraagsjaal en een losse ceintuur van oud goudleer. De rok, van ach teren glad, heeft van voren forsche plooien. De mantel volgt min of meer het model van de japon, doordat ook hier de ruimte in het onderste gedeelte geplaatst is. De mouwen vertoonen een dezen winter veel voorkomen den vorm: ze verwijden in de richting van de hand maar, sluiten tenslotte vrij nauw om den pols. Verder zien we hier dezelfde ge- plisseerde strooken als in de japon, terwijl een groote grijze vos den kraag garneert. Wij hebben bij het andere model in de eerste plaats te doen met een der nieuwere kasha variaties, speciaal bestemd voor win termantels. Het is een fantasieweefsel, dat gaarne gedragen wordt in de stad, maar te vens bestemd is voor de Zwitsersche winter sportcentra. De kleuren varieeren van beige tot rood bruin. De snit van dezen mantel wijkt in zooverre van de normale af, dat de gebruikelijke ruimte in het ondergedeelte hoewel aanwezig, zich niet in plooien mani festeert. Voor de bontgarneering is een roode vos genomen. Op den. kraag is het dier in z'n geheel aangewend een methode die vrij veel toegepast wordt den laatsten tijd. EEN PAAR EENVOUDIGE DAGE LIJKSCHE JAPONNETJES. „Sapperloot, kind, moet je naar een bal!?", placht mijn vader vroeger in geveinsde ver wondering uit te roepen, en keek daarbij, alsof hij nog nooit van zijn leven zóó iets gezien had. Dat was dan wanneer we voor het eerst een nieuwe jurk aan hadden, en die, niet weinig trotsch, aan vader kwamen toonen. Al was het maar een gewone school jurk. Het was nu eenmaal de manier, waar op mijn vader ons duidelijk wilde maken, wat voor een pracht van een jurk we daar wel aan hadden. En gewoonlijk mompelde hij er dan nog iets achteraan van „een rib uit mijn lijf". Om ons blijkbaar goed op het hart te drukken, dat die nieuwe jurk geld had gekost en we er netjes op moesten zijn. Maar het is waar, ook nu, nu we „volwas sen" zijn hoeven we niet altijd „naar een bal". Met andere woorden, we moeten ook eens een paar gewone japonnetjes bespre ken, doodgewone „daagsche" jurken, zonder pretentie. Wat nog niet wil zeggen, dat ze niet evengoed aardig kunnen zijn. Maar u begrijpt me wel. De teekenlng laat er een drietal de revue passeeren, waaruit heusch wel keus te maken is. Om te beginnen van links naar rechts een japonnetje van bordeaux-roode serge. De baan van de rok, met plooien, die op zij de noodige ruimte aan de japon verleenen, is even onder de heup ingezet, onder het zwarte tres, dat de garneering vormt. De baan aan den linker kant valt iets korter en daardoor iets lager onder de heup. Deze onregelmatigheid geeft juist iets bijzonders aan dit japonnetje. Het lijfje is verder ook gegarneerd met zwart tres, terwijl de jabot van rose crêpe is. Er is 3 Meter stof van 1.40 M. breed voor noodig In het midden een japon van een aardige fantasiestof, grijs met rood. De rok, die op zij met twee knoopen gesloten wordt, heeft links een zak. Om de hals is een breed zwart lint tot een groote strik gestrikt. Ook hier voor is 3 Meter stof toereikend. Ten slotte, nog een aardig jurkje van beige popeiine, rokje met plooien op zij, het lijfje met een boléro. Er wordt een licht kraagje en dito manchetjes op gedragen, terwijl het lint met een groote strik en lange afhangende einden van bruin fluweel met gouden ach terkant is. Ook het ceintuurtje is verguld. Aan 3.50 M. stof van 1.40 heeft men genoeg. MADELEINE. HOE MEN DE KLEUTERS BEZIG HOUDT. SERPENTINE WERK. Van serpentines zijn alleraardigste voor werpen te maken, verschillende modellen zijn hiervan te vervaardigen. Bakjes, mandjes, eierdopjes, ja, zelfs ameublementjes zijn alle van serpentines te maken. Bij al deze voor werpen wordt meestal hetzelfde begin ge maakt. De serpentines worden opgerold tot een ronde schijf. Het oprollen moet heel zorg vuldig gebeuren en ook zoo stevig mogelijk, daar er anders kans bestaat, dat de serpen tines weer uit elkaar zouden rollen. Vangt u met een nieuwe kleur aan, dan wordt de nieuwe serpentine heel eenvoudig vast gelijmd. Is de ronde schijf gereed en is de gewenschte grootte verkregen, dan wordt de vorm er in gemaakt. Op deze manier kimt u b.v. een bonbonschaaltje vervaardi gen, door de serpentines voorzichtig uit te duwen en daarna aan den bovenkant een randje te vouwen. Door het bonbonschaaltje nu met waterglas te bestrijken, wordt het hard en kunnen de serpentines dus niet meer uitéén vallen. Het is wel gewenscht het voor werp drie keer met waterglas te bestrijken Nu wilde ik een toren met u maken, op gebouwd uit ronde schijven. Een toren, die de kleuters onder moeders leiding zelf kunnen vervaardigen en na dit volbracht te hebben als speelgoed en als leermateriaal gebruikt kan worden. De schijfjes worden om een rond stokje opgebouwd; een oud hoepelstokje kan heel goed dienst doen. De schijfjes moeten na tuurlijk om het stokje passen, wij zijn dus geneigd schijfjes te maken met een gaatje in het midden. Zij zijn heel gemakkelijk te vervaardigen om een kurk, die even dikker is dan het stokje. Wij beginnen met de kleinste schijf, deze heeft 3 cM. middellijn. Om de kurk worden dus stevig de serpen tines ror>d gelegd. Voor iedere schijf wordt een aparte kleur genomen. Is het schijfje ge reed, dan wordt voorzichtig de kurk er uit gehaald en het verkregen schijfje wordt met waterglas bestreken, opdat het weer geheel verhard. Alle volgende schijven verschillen 1/2 cM. in middellijn. Wordt de toren dus uit 8 schijven opgebouwd, dan heeft de laatste schijf een middellijn van 61/2 cM. Deze laatste schijf wordt aan het stokje bevestigd en vastgelijmd. Ook krijgt deze schijf drie kleine pootjes. Hier voor maakt u drie kleine ronde schijfjes, die om voor de pootjes te dienen wat uitgedund worden. De andere schijven komen los boven elkaar. Voor een mooie afwerking wordt nog een knopje gemaakt op dezelfde manier als de pootjes. De toren is nu gereed. Uren achtereen kunnen de kleuters bezig zijn met het af nemen en opbouwen der schijven. Spelender wijze leeren zij ook het verschil der afmetin- KIPPENSCHOTELTJE. Wanneer men restjes kip over heeft, snijdt men den volgenden dag alls vl.eesch van de beentjes en legt deze stukjes op een platte schotel. Hard gekookte eieren worden in vieren gesneden en regelmatig op het vleesch gerangschikt. Tenslotte giet men er een mayonaise saus over, waarna de schotel op gediend kan worden. Men zal ervaren, dat op deze wijze van klpresten nog een smakelijk gerecht te bereiden is. DE ZIJDEN KOUSEN. Bij de korte-rokken-mode van thans wordt de luxe in kousen steeds grooter. Katoenen kousen kijken we natuurlijk niet meer aan fil d'Ecosse is ook al niet glad en glanzend genoeg en kunstzijde is toch lang niet zoo mooi als echte zijde. Willen we vroeg of laat niet bankroet gaan, dan dienen we ook te weten hoe we onze mooie dure zijden kousjes moeten behan delen. De prijs van een paar echt zijden kousen Is geen verkwisting, want tegenover den prijs staat de duurzaamheid. Een paar goede-kwa- liteit kousen gaat langer mee dan twee paar goedkoope, mits we weten hoe er mee om te gaan en die kennis ook met volharding toe passen bij iedere waschbeurt. Wanneer we zijden kousen wasschen moe ten we ze eerst een kwartiertje in koud water laten weeken. Intusschen maken we een goed vet sopje, dat we laten afkoelen tot 't lauw is en daarin wasschen we de zijden kousen heel voorzichtig op de handen, meer knijpend dan wrijvend, zoowel aan den goeden als aan den verkeerden kant. Dan spoelen we ze eenige malen in lauw water na en doen in het laat ste spoelwater een paar druppels wijngeest, waardoor de kousen er na het strijken als nieuw uit zullen zien. De kousen worden uitgeknepen, nooit ge wrongen. Het best is ze niet te drogen te „hangen" maar in een schoonen handdoek te leggen tot ze door en door droog zijn. Zij mo gen niet in de buurt van de kachel gedroogd worden, noch vochtig gestreken. Zij moeten aan den goeden kant met een lauw warm ijzer onder een lapje dunne stof gestreken worden, zoodat het Ijzer de zijde niet raakt. Wie deze behandeling tot een gewoonte maakt, zal niet spoedig te klagen hebben over de dure dracht van zijden kousen. Want het onsterke van zijden kousen kan dikwijls te wijten zijn aan volkomen ondeskundige be handeling. Alle nieuwe rokken vertoonen een zekere ruimte. Die van voile zijde niet alleen gegarneerd met strooken en punten, maar hebben vaak pyramidevormig geplisseerde pa- neelen in het onderste gedeelte van den rok, zoo, dat ze even onder den zoom vallen Franje wordt als garneering gebruikt op een groot aantal informeele avondjapan- nen. Zij zijn zoo geplaatst dat ze paneelen vormen op den rok of, in sommige gevallen, een matrozenkraag effect op den rug In de nieuwste collecties komt veel voile voor. Deze japonnen, die reeds eenige voorjaars-allure hebben, worden onder den bontmantel gedragen. De voornaamste kleu ren zijn cyclamenrose, grijs, geranium en pistachegroen. Deze modellen zijn altijd ge garneerd met appliquaties van satijn in de zelfde kleur Japonnen van kant zijn meer in de mode dan ooit, speciaal die in zwart. Zware kant en guipure zijn even populair als zeer lichte, hoewel, om de silhouette niet te zwaar te doen schijnen, verscheiden kleermakers er toe overgingen zwarte kant met rose zijde te voeren, zoo, dat ze zichtbaar is in de taille, by het décolleté en tot halverwege den rok- zoom Op de nieuwere japonnen is broderie dikwijls vervangen door handschilderwerk. Phosforiseerende (lichtgevende) versleringen schijnen een bijzondere voorkeur te hebben; zij nemen de plaats in van strass en kralen- borduursel. De motieven worden eenvoudig met een klevende verf geschilderd en daar na met het lichtgevende poeder bestrooid; diamantpoeder noemt men dit laatste Ingezette panden nemen hoe langer hoe grooter plaats in bij de tegenicoordige mode. We zien ze niet alleen verschijnen aan namiddagjaponnen, maar ook in de rokken der mantelcostuums en bontjassen. Het ge bruik dezer panden zal naar men in bevoeg de .kringen verwacht, een verandering der silhoutte tengevolge hebben, want breedere heupen eischen een fijnere taille POCHETTES. Twee aardige garnituren om ln de groote tasch te dragen. Het een is van rood gelakt leer met zilveren sluiting; het ander in grijs reptiel met in t oog springende sluiting van dof zilver met rood emaille. EEN FEESTELIJK SLA-SCHOTELTJE. Hiervoor neemt men 1 theekopje koude ge kookte slaboonen, 1 theekopje koude gekookte bloemkoolstukjes, 1 theekopje koude gekookte worteltjes, 8 middelmatige, koude gekookte stevige aardappelen, 1 eetlepel fijngehakte in gemaakte uitjes en augurken, 2 hardgekookte eieren, 3 eetlepels sla-olie, 2 eetlepels krui den-azijn, 1 theelepeltje maggi aroma wat pe per, mosterdpoeder en zout. Het zout, peper en mosterd roert men dooreen, voegt er aroma olie en azijn bij en klopt alles bijeen tot een sausje. De verschillende groenten, in kleine stukjes verdeeld, mengt men met de in blokjes gesneden aardappelen en de uitjes en augurk door het sausje en doet alles in een sla-bak. Met 3 achtergehouden, in plakjes ge sneden aardappelen en 6 worteltjes, garneert men den rand. Daarlangs weer (binnenkant) een randje van fijngewreven eierdooiers, over de rest fijngehakt eiwit. RECEPT SCHUIMPJES Neem op 4 eiwitten Iets minder dan een half pond suiker (gezeefd) en wat uitge- schrapte vanille. Klop het eiwit stijf, ver meng het snel met suiker en vanille, doe het in een spuitzak je met glad spuitje en spuit er op een, met boter besmeerd bakblik reep jes van een vingerlengte mee, op eenigen af stand van elkaar. Er wat suiker over strooien en in een lauwe oven langzaam droog en hard laten worden (2 uur). CLOCHE-HOED. Door de vele baret- en turbanmodellen raakt de cloche hoed wel eeen beetje in het ge drang. Toch worden ze nog gedragen en zien we af en toe zelfs zeer interessante modellen verschijnen. Zoo bijvoorbeeld de cloche van Germaine Page een model van zwart taupe met een tegenzijde van vilt en gegarneerd met een blauwe paradijs op de rechterzijde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 14