OPRUIMING
De Man met den Horrelvoet
WEILL ZOON
H. D. VERTELLINGEN
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor het stoombad riep de booglamp nog
den Indruk van den nacht te voorschijn;
verderop echter, bij de Kerepeserstraat steeg
al een vies-roode nevel op. Van ergens ver
weg snelde de morgen aan.
Het groote gebouw was nog gesloten. Door
zijn melkglazen ruiten schemerde wit licht;
binnen brandden al de lampen. Schaduwen
kwamen en gingen. De Jongeman in rokcos-
tuum stond met nog acht of tien anderen
voor den ingang. Allen hadden de kraag van
hun winterjas hoog opgezet, den hoed diep
in het gezicht getrokken, de handen diep in
de zakken. Allen staarden voor zich uit,
wachtten op het openen van de deur, op
het verlossende warme water. Twee leunden
links en rechts tegen de deurpost en sliepen
bijna. De eene had het meest verloopen ge
zicht, dat de Jongeman in rok nog ooit ge
zien had. Hij moest een verschrikkelijk ver
boemeld man zijn, ofschoon zijn winterjas
met bont was afgezet. Maar zijn gezicht was
geel en vermoeid en om de hoeken van den
mond hadden smart en teleurstelling rim
pels getrokken. Dat was een in de lucht van
het koffiehuis gerookt hoofd, een in tabak-
walm gebeitst gezicht, twee leege. voor zich
tiit starende oogen, met de uitdrukking, zoo
als zij alleen door twintig jaren voortgezet,
oppervlakkig en vervelend bladeren in alle
buitenlandsche geïllustreerde tijdschriften
op leestafels ontstaat. Dat moest er zoo een
zijn. die des avonds na het middagmaal het
café binnentreden, maar hun laatste con
sumptie aan den ontbijtkellner betalen.
De tweede deurpost-versiering was zelf een
nachtkellnér. Hij was staande ingeslapen.
De jongeman in rok beefde van kou. Een
stille, geniepige wind streek door de straat,
blies hem achter de ooren, onder de man
chetten. De jongeman wierp een verlangen
den blik naar de groote, witte ramen, ach
ter welke bleek en veelbelovend de moreele
inhoud van het stoombad glinsterde: de
warmte, de reiniging, de droefgeestige en
niettemin frischheid ademende geur van
goedkoope parfums, de verkwikking, de rust
en de weldadige warmte, die zich het eerste
oogenblik wat schielijk op de borst vlijt,
maar dan in ons begint te werken, zoodat
men het gevoel krijgt, alsof al hetgeen slecht
en verkeerd in ons was, nu langzaam smelt
en vervaagt.
Er kwamen voortdurend meer menschen.
Aan den overkant, tegenover den ingang,
was een slijterij met een transparant: „Bad-
kaarten alhier verkrijgbaar" in de uitstal
kast. Daar kwamen er nu drie uit met groe
ne kaarten in de hand.
Eindelijk werd de deur opengemaakt. Eerst
merkten de wachtenden het in het geheel
niet. Maar dan gingen zij toch binnen: de
kofflehuismenschen rechtop, als militairen,
de nachtkellner slaapdronken. De jongeman
in rok voegde zich bescheiden bij de ande
ren. De drie, die uit de slijterij waren ge
komen, maakten genoegelljk lawaai en
groetten'de juffrouw aan de kas als oude
kennissen. Dan hoorde men alleen het
stampen van vele voeten. De kudde klom
over de ijzeren trap en verdween in het la
byrinth van dc honderd badkamertjes.
De jongeman in rok ontkleedde zich lang
zaam en liet zich vervolgens scheren. Toen
hij de groote bassinhal binnentrad, zaten de
witte kikvorschen al in de warme poel.
Warme, fluweolen vochtigheid vleide zich
op zijn longen. Hij moest in de dampige hal
blijven staan, daar hij niets zag. Éindelijk
wenden zijn oogen aan den nevel. Hij ging
op de bovenste trede van het bassin zitten
en keek om zich heen.
Op den rand van het bassin zo,ten men
schen. Nauwkeurig zag hij ze niet want do
warme nevel, die hier bleef opgesloten, weef
de om ieder een sluier. In de hoeken gloei
den mat twee of drie electrische lampen.
Ieder had een grooten, ronden tuin om zich
heen. Het was of hier alles transpireerde.
Van de bruine wanden druppelde lauwwarm
water neer. De pilaren glommen van vocht.
Boven druppelde de koepel, waarin drie, vier
gekleurde raampjes waren. en
Het was zeer stil. Hier was het water heer
en meester, al het andere had te zwijgen. De
jonge man luisterde. Uit het aangrenzend
bassin klonk een klaterend geruisch. Ergens
verderop ruischte het water als bij een wa
terval. Iemand liep: zijn bloote zolen klet
terden luid op den steenen vloer. Aan den
overkant achter de pliaren sloeg een kleine
plasregen op de steenen: de douches bruis
ten, hielden plotseling op en begonnen ter
stond opnieuw.
En overal, onophoudelijk, druppelde warm
water. Wanneer het een oogenblik heel stil
werd, hoorde men duidelijk het vallen van dc
zweetdruppels van dit groote gebouw, waai
buiten de scherpe wind tegen aan blies en dat
van binnen, sincls twintig jaren dagelijks,
dag en nacht, onophoudelijk kookte en
dampte.
FEUILLETON.
EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN
DIENST.
Uit het Engelsch van
DOUGLAS VALENTINE.
10)
Orders zijn orders en u moet gehoor
zamen
Maar Stelzc heeft mij toch zeker geen
orders te geven?
U toch geenZe stond als versteend
van schrik.
Als er een order gegeven wordt, komt
het er niet op aan wat u of ik denk en.
zei de vrouw. Het is een order en u weet
van wien die komt. Dat is voldoende. U blijft
hier. Goeden nacht".
Ineens was ze verdwenen. Ze sloot de deur
achter zich dicht; ik hoorde den sleutel in
het slot omdraaien en werd er me van be
wust dat ik een gevangene was. Even daar
na waren de voetstappen van de vrouw weg
gestorven.
De klok in de verte sloeg twaalf slagen.
Toen speelde het klokkenspel een aardig tin
gelend wijsje dat helder door de lucht klonk,
het had opgehouden met regenen.
Ik stond doodstil en bedacht wat ik verder
£ou doen
DONDERDAG 10 JANUARI 1929
Voortdurend nieuwe gestalten doemden op.
De kleine ijzeren deuren knarsten en naakte
menschen traden den nevel binnen. Naakte
en stille menschen met ernstige gezichten.
Achtereenvolgens gingen zij op den rand van
het bassin zitten, tot de knieën in het water.
Slaperig zat de jongeman in rok nu
echter was hij ook maar een gestalte on
der de anderen. Inwendig had hij het koud.
Nu stond hij op en ging tot de schouders in
het water. En nu begreep ook hij, waarom
men hier moest heengaan. Hij keek om zich
heen. Naast hem stond het verloopen café-
mensch en op zijn melancholiek gezicht speel
de een gllmlaCh. Maar ook in dezen glimlach
zat de ergernis en de teleurstelling, die hem
en ieder van zijn gebaren vergezelde, die een
permanente, oprechte critiek op iets was,
misschien wel op de andere menschen, op ge
heel het land, misschien op iets nog grooters,
al-omvattends, op zichzelf.
Nu stond ook hij tot den hals in het water.
Zijn hoofd deinde op den waterspiegel, gelijk
een groote, vermoeide, tragische, verwelkte,
gele bloem. De jongeman in rok, die welgestel
de ouders had en die van een fijn bal met
een kleine, mislukte liefde in het hart hier
heen was gekomen, schrikte van dit schouw
spel. Toen zag hij, dat de mond van den
man bewoog. Hij zeide iets.
Pardon, wat blieft u? vroeg hij aarze
lend. De verwelkte bloem zwom naderbij.
Heerlijk, dat warme water zeide ze. Ja.
Zij keken om zich heen. Die eerst nog op
den rand van het bassin hadden gezeten,
stonden nu allen reeds tot den hals in het
water, zij kookten allen in dezen reusachti-
gen pot, van welken men nu kon meenen,
dat onderaardsche vuren hem verhitten, als
of een of andere zeer verstandige, zeer wijze,
zeer vindingrijke" en zeer jammerlijke duivel
zich had voorgenomen nu een soep van
menschelljke ellende te koken. Een soep van
al deze nachtmenschen, van arme, tuber
culose kellners, van heeren, die den tak,
waarop zij zaten, afzaagden, van kaartspelers,
die door het ongeluk werden achtervolgd, van
zieke letterzetters, kleine, in de groote stad
verdoolde beambten, die hier met de her
innering aan verboemelde nachten kwamen,
van dit gele rillende menschdier, van de ma-
geren zoowel als de dikken, van deze jammer
lijke, niets-zeggende menschenoogen be
neden wordt het vuur opgerakeld en in den
drie verdiepingen hoogen ketel kookt nu deze
ontzettende, bittere soep, maar niemand weet
het leder kookt op eigen gelegenheid in het
warme water, sluit behagelijk de oogen, voelt
een aangename dofheid in het hoofd, zachte,
streelende hitte om zijn lichaam en hij hoort
niets anders dan het klateren en ruischen,
hier en daar de echo van een stem, geeft zich
geheel aan deze zalige verdooving over, legt
zich in de armen van het warme water, voelt
dat hij licht wordt,, bijna zweeft, voelt het op
den rug, op de borst, aan den hals, vergeet
een oogenblik alles, glimlacht dom voor zich
uit, zou het liefst het hoofd op het gladde,
vlak laten zinken, in gelukzalige nirwana;
waarin alles, klanken, kleuren en vormen, ne
vel worden, waarin geen zorgen, geen gedach
ten, alleen een wonderlijk soezen in goed
warm water bestaat.
Zoo kan men ook van het water een roes
krijgen. De verdoolde nachtpassagiers laven
zich er lederen morgen mede. Alleen de tech
niek is anders dan bij den wijn. Hier worden
wij gedronken.
U zeide? vroeg de jongeman opnieuw.
Het gele hoofd hief zich een weinig boven
het water. Ziet u, daar!
Hij wees met den neus naar de pilaren. Er
achter liepen in den dampnevel twee mas
seurs voorbij: dan nog een derde. Een dikke
man er achter.
Niets, het is niets zeide de derde mas
seur tot dezen man. Ga maar weer in het wa
ter. Bij deze woorden duwde hij hem iets
in de richting van het bassin. De dikke stapte
met één voet in het water en keek wantrou
wend in de richting, waarin de beide masseurs
waren verdwenen.
Twee nieuwsgierige hoofden verhieven zich
uit het water: Wat is er gaande? Ver
schrikt zien zij den dikken man aan.
Iemand, zeide ieDaarop verdween
hij schielijk in het water, diep, tot den hals.
Hij vluchtte ergens voor, wilde loopen; maar
hij kwam in het water slechts langzaam'
vooruit. De masseurs brachten iemand. Twee
hadden hem om het middel gepakt. Hij kwam
echter niet, liet zich meetrekken. Zijn hoofd
viel op zij. De beide hoofden in het water
stonden nu geheel stil. Men hoorde geen
woord. In de groote stilte klonk alleen het ge
plas, dat de dikke man opzettelijk veroor
zaakte; hij wilde van dit alles niets zien. Vele
hoofden staken nu boven het water uit. De
jongeman, die in rok gekomen was, schrikte.
Wat is er gebeurd? Nu sleepte men den man
juist langs hem: een van zijn oogen was
dicht, het andere hield hij wijd open; maar
hij scheen er niets mede te zien. De beide
Twaalf uur! Acht uur nog voordat Stelze
zou komen, het geheimzinnige personage dat
zooveel macht bezat; hij zou me ontmaske
ren en aan de genade van „Madame" en Karl
overleveren. Voor het acht uur was was
het slot van mijn overpeinzingen moest
ik het hotel verlaten hebben en in den trein
op weg zijn naar Duitschland, tenminste als
er een trein ging; in ieder geval moest ik
maken dat ik uit Rotterdam weg was.
Maar handelen moest ik en liefst terstond.
De kans bestond dat Frau Schratt en haar
adjudant nog eens boven zouden komen in
verband met het lichaam op den vloer. Hoe
eerder ik uit dit venvenschte huis weg was,
hoe beter. De deur was stevig en het slot
sterk. Dat was niet moeilijk te zien. Ook
zou de voordeur van het hotel wel goed ge
grendeld en gesloten zijn; en ik vleide mij
niet met de hoop ongezien te kunnen ont
snappen, zelfs al wasKarl niet in de hall. Er
zou wel een achteruitgang zijn ook. want
mijn kamers zagen uit op een nauwe straat
waarlangs een gracht liep.
Het was eveneens onmogelijk door de ra
men weg te komen. De gevel van het huis
liep recht naar beneden; er was nergens
steun voor de voeten. Maar ineens dacht
ik aan het venster in het toiletkamertje:
misschien bood die luchtkoker kans op ont
snapping!
Voor de tweede maal dien nacht opende
ik het venster en ademde de vunzige lucht
in die van de kleine binnenplaats kwam.
Alle vensters, die op den luchtkoker uitza
gen waren donker, alleen brandde er een
masseurs haastten zich. De eene sprak hem
toe:
Gaat U maar gauw mee naar buiten,
mijnheer, dan zult U dadelijk beter zijn. Is
hij onwel geworden? vroeg de jongeman.
Maar hij schrikte, toen hij het gat in de slaap
zag. De masseurs sleepten den man naar bui
ten. Nog één keer zag de jongeman hem na.
Hij zag daar op den drempel de roode, ge
zonde ruggen van de beide masseurs en tus-
schen hen in den mageren, krommen, gelen
rug van „mijnheer". Een ijzeren deur viel
dicht. Het drietal was verdwenen. Nu werd
het in het water weer levendig. Gele, witte,
roode, rose harige monsters kwamen te voor
schijn. Een geweldig geplas en geklater. Nu
waren allen aan den rand van het bassin en
keken verschrikt en nieuwsgierig om zich
heen.
Er is in het geheel niets gebeurd, mom
pelden de badknechts. Een ongesteldheid
Nu lag het donkergroene water van het bas
sin verlaten. Een paar golven en kringen
kropen traag voort. Rumoer werd hoorbaar.
Stemmen kwamen van verre. Alsof veel men
schen tegelijk spraken. Nu zweeg alleen nog
het water.
Nu keerde de een terug, dan de ander. Zij
rilden buiten en verlangden weer naar de
vochtige warmte. De geheele kudde liep nu
weer de treden af. Een minuut later zaten alle
zonen des nachts weer in het warme water.
Zij gluurden om zich heen gelijk de kikvor
schen. Naast den steenen leeuwenkop, die
water spuwde, zat rechts en links een kell-
nerOntsteltenis was op hun gezicht te
lezen. De caféman dacht na. Ergernis
schreeuwde uit zijn gezicht. Ook de jonge
man klemde de tanden op elkaar en hield zich
vast aan den koperen stang. De dikke, witte
heer keek in het water. Allen waren zij ver
stoord en verschrikt.
Dan werd alles weer geheel stil. Alleen het
water bruiste zacht en dof onder de aarde, in
de muren, naast en onder hen siste de stoom,
druppelde en klaterde het zweet der wanden
en in de buizen gorgelde het. De menschen
luisterden slaperig, mat met nevelige zinnen
naar dit dommelige geruisch. Het beeld van
den gelen rug, die achter de ijzeren deur ver
dwenen was, verbleekte.... zij kookten weer.
Slapenslapenzeide de caféman.
Met een honend lachje op de lippen kroop hij
uit het water. Weer ging de ijzeren deur. Een
gezette, krachtige kleine man trad binnen.
•Hij had geen kleine, gezwollen oogen van het
slapen, zooals de anderen, Hij keek vrij, open
hartig en gezond uit zijn domme gezicht. Hij
was nu pas opgestaan. Van alle 40 a 50 men
schen hier was hij de eenige, die den nacht
op zijn bed had doorgebracht. Om half zes
was hij opgestaan en om zes uur was hij al
hier in het bad. Hij kwam binnen gelijk het
leven. Vreemd, onbekend keek hij om zich
heen. Dan ging hij in het water zitten en
wreef snel en frisch zijn gezicht in. Daarbij
snoof hij krachtig. Glimlachend zag hij de
opgeblazen, roode, verhitte koppen aan. Toen
ging hij onder de douche.
De caféman was verdwenen. Anderen waren
hem gevolgd. Slaperig, bijna gelukkig wan
kelden alle arme, vermoeide nachtvlinders
naar de divans om te slapen. Zij schaamden
zich allen voor dezen kleinen, frisschen agent,
die nu uit bed kwam. Zelfs de jonge man, die
een rok had, schaamde zich. Het geheele bad
kreeg plotseling een ander aspect. Allen was
deze eene gast on verdragelij k allen
vluchtten voor dezen man. Men vernam
stemmen. Nieuwe menschen kwamen binnen.
Electrische schellen klonken. De nieuw aange-
komenen spraken luidruchtig, lachten, spron
gen onder de douche en schreeuwden: Mas
seur! Masseur! Zij namen.totaal, bezit van dit
rijk, waarvan de vroegere bewoners nu allen
door de ijzeren deur'tvaren weggeslopen.
En de nieuwe kwam het water niet meer
met dien schuwen eerbied tegemoet, gelijk de
oude. Zij behandelden het onbeschaamd, su
perieur, sproeiden, spatten, goten, openden en
sloten kranen en douches het was heel
anders dan tevoren. Na een half uur terrori
seerden honderd, honderdvijftig menschen
brullend het bassin. Terzelfdertijd sliepen de
arme watema"bidders al lang op de divans
van de groote slaapzaal met witte mantels en
witten handdoek, turbans getooid, den mond
wijd open. Deze en gene rookte nog een si
garet. Allen sliepen zij in een hoek van de
zaal, alsof zij voor de andere menschen wil
den wegschuilen een treurige kleine secte,
een zeer vermoeide kudde, allemaal slechte,
zieke kinderen van deze stad, goede, arme
brave jongens, die voor het leveQ vluchten,
omdat het ze altijd mishandelt, die onder
ieder dak topvlucht zoeken, waar men een
oogenblik alles kan vergeten de havelooze,
jammerlijke kleine zoons van deze pronkerige
moeder stad, die zich in uitbundigen tooi met
haar bewonderaars amuseert en hen heeft
vergeten.
Mijn broeders....
.NGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent*
per regeL
33 JAAR BEPROEFD
(Jkaedvov7ierid'Ve*óte*ke/id.
r a
licht in het venster onder het ijzeren hek
met het trapje dat naar de binnenplaats
leidde. Wat zich onder aan die trap bevond,
kon ik niet zien, ik meende flauw den om
trek van een deur te onderscheiden. De ge
vel liep ook hier loodrecht naar beneden.
De afstand van het venster tot het plaveisel
schatte ik op ongeveer vijftig voet. Met een
touw en iets om den val te breken zou het
misschien mogelijk zijn.
Nu begon ik vlug te handelen. Ik sneed
met mijn zakmes het merk van den kleer
maker uit mijn jas en verb'randde het in
de kaars; verder had ik niets aan wat ge
merkt was, want ik had haast allemaal nieu
we kleeren moeten koopen toen ik uit het
hospitaal ontslagen was. Ik nam Semlin's
overjas, hoed en koffer mee naar het toilet
kamertje en legde die bij het venster neer.
Om mij te beschermen tegen verrassing
schoof ik het mahoniehouten ledikant voor
de deur en barricadeerde zoo den ingang
tot mijn kamer.
Aan lederen kant van den haard hing
een dubbel belkoord, gedraaideroode koor
den met stoffige roode kwasten. Ik klom op
den schoorsteenmantel en sneed de koorden
zoo hoog mogelijk af. Ze leken mij vrij ste
vig toe in ieder gevp.1 zou ik ze gebrui
ken en bond ze aaneen. Toen probeerde
ik iets te vinden waaraan ik het koord kon
bevestigen. Er stond in het kleine hokje niets
anders dan een waschtafel, maar dat was
een licht ding en dus ongeschikt.
Maar ik ontdekte dat het venster blinden
had en dat deze aan den muur bevestigd
waren met een knip. Ze waren zeker in
BAZAR
De Haarlemsche Jongemannenvereeniging
met haar jongensafdeeling „Obadja" hopen
op 2, 4. 5 en 6 Februari a.s. een bazar te or-
ganiseeren in het vereenigingsgebouw Mar-
garethastraat 13.
Voor uitbreiding en voortgang van den ar
beid is het noodig dat op deze wijze de
financiën wat versterkt worden en de mede
werking van alle belangstellenden wordt
daartoe gevraagd in een op ruime schaal
verspreide circulaire.
Een dames-comité bestaan de uit de da
mes mevr. Ds. Veen, mevr. v. Doorn van
Koudekerken, mevr. Mr. de Rijke, mevr. Ds.
Waardenburg, mevr. Bijkerk en mevr. Visser
bevelen deze zaak hartelijk aan. Goederen
en giften worden gaarne in ontvangst ge
nomen aan het gebouw of door den admi
nistrateur C. v. d. Bent, Linschotenstraat 21
Per gironummer 40649 kan een bijdrage ge
zonden worden aan den directeur Ds. G. J.
Waardenburg, Lorentzplein.
„EIGEN WONING"
B. en W. stellen den Raad voor, hen te
machtigen tot het aflossen van de krachtens
beschikking van de Ministers van Arbeid en
van Financiën uit 's Rijks kas ontvangen
voorschotten voor den aankoop van grond
aan de Eikenstraat en de Eschdoornst.raat
en voor den bouw daarop van 31 arbeiders
woningen door de Coöperatieve Woning-
vereeniging „Eigen Woning" G.A., van welke
voorschotten de schuldrest in totaal
f 150.371,1734 bedraagt en in verband met de
door de Coöperatieve Woningvereeniging
„Eigen Woning" G.A. voor ten hoogste 45
jaren en tegen een rente van 4 3/4 pet.
's jaars bij het Algemeen Burgerlijk Pen
sioenfonds te 's Gravenhage ten behoeve van
de door die vereeniging gebouwde 31 arbei
derswoningen aan de Eikenstraat en de
Eschdoornstraat en van den aankoop van
den grond waarop die woningen zijn ge
bouwd, tegen den parikoers te sluiten geld-
leening, B. en W. te machtigen de gemeente
onder het doen van afstand van de voor
rechten, door de wet aan borgen toegekend,
garant te stellen voor de bedragen, •óelke
genoemd fonds ter zake van bedoelde geld-
leening aan hoofdsom, rente en kosten te
vorderen zal hebben, tot een maximum in
hoofdsom van f150.371,1734.
NAZORG-FONDS
De verbandscommissie Nazorg laat dezer
dagen in Haarlem, Bloemendaal en Heem
stede 20.000 boekjesk verspreiden om zoo
doende de aandacht op haar werk te vestigen
en financieelen en moreelen steun te erlan
gen. Zooals men weet bedoelt Nazorg de zorg
voor misdeelden als zwakzinnigen, blinden,
doofstommen en lichamelijk gebrekkigen.
Ieder leze dit boekje als hij het thuis krijgt,
met aandacht!
BOUWTERREINEN
B. en W. stellen den gemeenteraad voor te
verkoopen:
Aan de Gebrs. J. IJ. en P. J. Blokker 430 M.2
bouwterrein aan de Westzijde van de Decker
straat tegen f 15 per M.2 Op den grond zullen
3 woonhuizen gebouwd worden.
Aan G. Kamminga 578 M.2 bouwterrein aan
de Westzijde van de Marnixstraat tegen f 13.
Daar zullen 4 woonhuizen en een atelier ge
bouwd worden.
Aan M. Nederkoorn bouwterrein aan de
Meester Corneltsstraat en het Santpoorter-
plein 2226 M.2 tegen f 16 en 580 M2. tegen f 15.
Het voornemen is op den grond eerst 3
woonhuizen, een winkelhuis met bovenwoning
en een bergplaats of garage te bouwen en
later nog 13 woonhuizen.
Aan L. Klaassen 231 M.2 bouwterrein aan
de Abeelstraat tegen f 11.50 per M.2. Het plan
is daarop 2 woonhuizen te zetten.
JAARBOEKJE DER EVANG. LUTHERSCHE
GEMEENTE
Verschenen is het jaarboekje voor 1929 der
Evangelisch Luthersche Gemeente te Haar
lem, de zesde jaargang. Het bevat een portret
van ds. D. Drijver, die dit jaar de eenige pre
dikant der gemeente was. De emeritus-predi
kant ds. J. L. F. de Meijere Joh. Czn. herinnert
in een bijschrift aan de viering van de 25-ja-
rige ambtsbediening en het zilveren huwe
lijksfeest van ds. Drijver in het afgeloopen
jaar.
Ds. Drijver geeft een overzicht over 1928.
75 nieuwe inwoners van Groot-Haarlem wer
den als leden der gemeente ingeschreven, de
totale toeneming van het aantal leden was
102 tegen 76 in 1927. 44 leden verloor de ge
meente door verschillende redenen. De ker
kelijke registers wijzen thans op een ledental
van 1600, verdeeld over 1125 adressen.
Het aantal catechisanten bedroeg 92 tegen
75 in het vorige jaar. Het kerkbezoek, en
vooral dat van de Zondagsschool lijdt onder
het ver af wonen van de leden. Het 5-jarig
bestaan van tehuis „Rustoord" werd met een
f eestelij ken maaltijd herdacht.
Ds. Drijver wijdt een artikeltje aan het
kerkzilver der gemeente, verder bevat het
jaarboekje alle bijzonderheden omtrent de
kerkelijke besturen, hun samenstelling en
hun werkzaamheden, de instellingen der ge
meente, de Luthersche vereenigïngen, kerke
lijke plechtigheden, lessen en spreekuren en
een lijstje van predikbeurten in 1929.
geen jaren dicht geweest want de ijzeren
pen was heelemaal verroest en de blinden
waren dik met vuil en stof bedekt. Ik sloot
den linkerkant en zag dat het tegen het
venster vastgemaakt werd met zware ijze
ren bouten, van boven en beneden.
Dat was nu juist iets wat ik hebben moest.
De pin die in de gaten in het blind past kon
prachtig dienen om het touw aan vast te
binden. Toen ik dat gedaan had trok ik het
geweldige veeren dekbed en de twee zware
kussens van het ledikant af en deed de sloo-
pen er af, omdat ze anders misschien door
hun witheid de aandacht zouden trekken.
Toen bleef ik een oogenblik voor het ven
ster staan luisteren. Alles was doodstil. Re
soluut smeet ik het veeren bed door de
luchtkoker. Het zeilde naar beneden en
kwam met een zachten plof op de steenen
tegels neer. De kussens volgden, en kwamen
op het bed terecht. Toen ging Semlin's kof
fer daarna zijn overjas en hoed.
Dankbaar gestemd merkte ik op dat het
bed en de kussens haast de heele ruimte
van de binnenplaats vulden.
Ik ging terug in de kamer en blies de
kaars uit. Toen nam ik mijn koord beet.
klom uit het venster en daalde langzaam
in de diepte af. Mijn twee belkoorden hadden
een lengte van ongeveer twintig voet; dus
zou ik mij dertig voet moeten laten vallen.
Het koord bleek sterk genoeg, maar ik
schrijnde mijn handen leeüjk tegen den
muur. Toen ik aan het einde van het koord
gekomen was, keek ik omlaag en zag een
gapende diepte beneden mijde moed scheen
mij te begeven. Ik durfde den sprong niet te
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cnti
per regel.
BARTELJORISSTRAAT 26-28
BONTMANTELS
VOSSEN
MANTELS
HET EERECOMITé VOOR DE SANTOS-
KEGELWEDSTKIJDEN.
In het eerecomoté voor het kegelconcours
der R.K. Middenstandsvereeniging zijn o.a.
benoemd de heeren mr. dr. F. A. Bijvoet, J.
P. H. Castricum, H. J. L. Klein Schiphorst,
W. J. B. van Liemt en G. Wolzak Hzn., leden
van den Raad. Wij vestigen ter voorkoming
van misverstand er de aandacht op, dat
deze heeren echter niet als zoodanig be
noemd zijn, maar als vertegenwoordigers
van middenstandsbelangen. Het Is niet de
bedoeling geweest raadsleden als zoodanig
te verzoeken in het comité zitting te ne
men.
PERSONALIA
Voor het examen Boekhouden voor de Ver
eeniging van Leeraren, dezer dagen te Haar
lem gehouden, slaagde onze stadgenoot de
heer A. Wesselius.
GUNNING.
B. en W. van Haarlem brengen ter kennis
van belanghebbenden, dat:
Perceel I „Het verbouwen van perceel Kam
persingel 4, tot bureau van de Gem. Duin
waterleiding te Haarlem" en
Perceel II „Het verrichten van glas- en verf-
werk, ten behoeve van de in perceel I ge
noemde werken", waarvan de openbare aan
besteding heeft plaats gehad op 17 December
1928 door hen is gegund als volgt:
Perceel I aan P. Rosenhart te Haarlem
voor f 17.290; en perceel II aan A. de Laat te
Haarlem voor f 1.864.
GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN
Terug te bekomen bij: de Boo, Anthonie-
steeg 20, autoped, v. d. Voort. Harmenjans-
weg 79, armbandhorloge, Wiekamp, Pepijn-
straat 1, armbandhorloge. Jeunum. N. Gracht
52, armband, Wenke, Atjehstraat 16, bril, Smit
Amsterdamschevaart 116rd., bril, de Moor,
Pijlslaan 6, dekzeil. Kolkmeijer, Santpoorter-
straat 58, geld, Halterman, Rozenprieelstraat
27, handschoen. Baart de la Faille, Marnix
straat 10, hondenriem, Bureau van Politie,
Smedestraat handschoen, Janus, Gen. Cronjé-
straat 29, muts, v. d. Putten, A. L. Dijserinck-
straat 88, portemonnaie met inhoud. Visarius,
Slachthuisstraat 7, portemonnaie met inhoud,
Alberding, Zijlweg 159, idem, Bagageloods,
Ned. Spoorwegen, rijwiel, Krijn, Hedastraat 4,
taschje met inhoud, ged. Bur. v. Politie, v. d.
Poel, Ged. Oude Gracht, idem, Hessen, Bali-
straat 7, trouwboekje, Romduur, Padangstr.
19, tasch. van Have, Spionkopstraat 11, week
kaart.
OPMERKINGEN UIT DE
BURGERIJ.
HET GEVAARLIJKE SNELVERKEER.
Eén onzer lezers zendt ons een stukje over
het snelverkeer, waaraan we het volgende
ontleenen: „Nu het op straat wegens het
toenemend snelverkeer zoo gevaarlijk ge
worden is, zou ik het wensehelijk vinden, dat
er met spoed bij B. en W. op wordt aange
drongen, om maatregelen te nemen, dat het
snelverkeer op drukke uren in de hoofdstra
ten verboden wordt, zooals dit ook in Am
sterdam geschiedt. Vooral op Zaterdagavond
tusschen zeven en tien uur is dat noodzake
lijk. Ook is het gewenscht, dat op drukke
uren een man voor hand- en andere wagens
loopt. Dit zal door vele voetgangers op hoogen
prijs worden gesteld".
ONTVANGEN BOEKEN
WOUTER HUTSCHENRUYTER
De Symphonicën van Beethoven.
Een handig boekje voor den leek, die van
muziek houdt, is Wouter Hutschenruyter's
,X>e S.vmphonieën van Beethoven", versche
nen bij den Haagschen uitgever J. Philip
Kru^eman, die de muziekliteratuur voor tien
leek door zijn uitgaven reeds aanmerkelijk
verrijkt heeft. In beknopten vorm op mak
kelijk te begrijpen wijze bespreekt de be
kende muziekpublicist de negen sympho-
nieën in hun hoofddeelen, waarbij hij de
verschillende thema's in notenschrift ten
voorbeeld geeft. Facsimiles en een portret
van Beethoven geven het boekje ook een
historische waarde. Wie het werkje mee
neemt naar een Beethoven-concert en aan
de hand er van een symphonie op den voet
volgt, zal er veel plezier van hebben.
wagen.
Maar het koord maakte een eind aan mijn
aarzeling. Het knapte af en ik viel pardoes
op den zachten divan neer, die ik voor mijn
ontvangst gereed had gemaakt. Ik kwam
hard neer, heel hard, maar mijn val was
door het bed en de kussens gebroken en
ik ontdekte al spoedig met genoegen dat
mijn armen en beenen nog heel waren.
In een oogwenk was ik op de been. Ik
luisterde. Alles was doodstil. Ik keek om
hoog en zag dat het venster waaruit ik ont
snapt was nog" donker was. Ik zette Sem
lin's hoed op, nam zijn koffer en overjas en
liep den ijzeren trap af. Die trap liep vlak
naast het vensier waarin ik licht had zien
branden en dat van onderen bedekt was
met een dun gordijn. Door het bovenste deel
zag ik een soort bijkeuken, waarin een tafel
stond met een brandende lamp er op. Het
vertrek was leeg. Van beven naar beneden
was het venster getralied met ijzeren sta
ven. Aan oen voet van de ijzeren trap was,
zooals ik veronderstelde een deur en' deze
vormde mijn laatste kans tot ontsnapning.
Ik liep diep gebukt toen ik de Ijzeren "trao
afging zoodat niemand mij uit de bijkeuken
zien kon.
Ik liep zoo zacht als ik kon en toen ik
voor de deur stond draaide ik den knop om.
Dat ging heel gemakkelijk maar verder
gebeurde er niets.
De deur was op slot!
(Wordt vervolgd)
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Wintermorgen.
door
FRANZ MOLNaR (Boedapest).