OPRUIMING De Man met den Horrelvoet WEILL ZOON H. D. VERTELLINGEN HAARLEM'S DAGBLAD Voor het stoombad riep de booglamp nog den Indruk van den nacht te voorschijn; verderop echter, bij de Kerepeserstraat steeg al een vies-roode nevel op. Van ergens ver weg snelde de morgen aan. Het groote gebouw was nog gesloten. Door zijn melkglazen ruiten schemerde wit licht; binnen brandden al de lampen. Schaduwen kwamen en gingen. De Jongeman in rokcos- tuum stond met nog acht of tien anderen voor den ingang. Allen hadden de kraag van hun winterjas hoog opgezet, den hoed diep in het gezicht getrokken, de handen diep in de zakken. Allen staarden voor zich uit, wachtten op het openen van de deur, op het verlossende warme water. Twee leunden links en rechts tegen de deurpost en sliepen bijna. De eene had het meest verloopen ge zicht, dat de Jongeman in rok nog ooit ge zien had. Hij moest een verschrikkelijk ver boemeld man zijn, ofschoon zijn winterjas met bont was afgezet. Maar zijn gezicht was geel en vermoeid en om de hoeken van den mond hadden smart en teleurstelling rim pels getrokken. Dat was een in de lucht van het koffiehuis gerookt hoofd, een in tabak- walm gebeitst gezicht, twee leege. voor zich tiit starende oogen, met de uitdrukking, zoo als zij alleen door twintig jaren voortgezet, oppervlakkig en vervelend bladeren in alle buitenlandsche geïllustreerde tijdschriften op leestafels ontstaat. Dat moest er zoo een zijn. die des avonds na het middagmaal het café binnentreden, maar hun laatste con sumptie aan den ontbijtkellner betalen. De tweede deurpost-versiering was zelf een nachtkellnér. Hij was staande ingeslapen. De jongeman in rok beefde van kou. Een stille, geniepige wind streek door de straat, blies hem achter de ooren, onder de man chetten. De jongeman wierp een verlangen den blik naar de groote, witte ramen, ach ter welke bleek en veelbelovend de moreele inhoud van het stoombad glinsterde: de warmte, de reiniging, de droefgeestige en niettemin frischheid ademende geur van goedkoope parfums, de verkwikking, de rust en de weldadige warmte, die zich het eerste oogenblik wat schielijk op de borst vlijt, maar dan in ons begint te werken, zoodat men het gevoel krijgt, alsof al hetgeen slecht en verkeerd in ons was, nu langzaam smelt en vervaagt. Er kwamen voortdurend meer menschen. Aan den overkant, tegenover den ingang, was een slijterij met een transparant: „Bad- kaarten alhier verkrijgbaar" in de uitstal kast. Daar kwamen er nu drie uit met groe ne kaarten in de hand. Eindelijk werd de deur opengemaakt. Eerst merkten de wachtenden het in het geheel niet. Maar dan gingen zij toch binnen: de kofflehuismenschen rechtop, als militairen, de nachtkellner slaapdronken. De jongeman in rok voegde zich bescheiden bij de ande ren. De drie, die uit de slijterij waren ge komen, maakten genoegelljk lawaai en groetten'de juffrouw aan de kas als oude kennissen. Dan hoorde men alleen het stampen van vele voeten. De kudde klom over de ijzeren trap en verdween in het la byrinth van dc honderd badkamertjes. De jongeman in rok ontkleedde zich lang zaam en liet zich vervolgens scheren. Toen hij de groote bassinhal binnentrad, zaten de witte kikvorschen al in de warme poel. Warme, fluweolen vochtigheid vleide zich op zijn longen. Hij moest in de dampige hal blijven staan, daar hij niets zag. Éindelijk wenden zijn oogen aan den nevel. Hij ging op de bovenste trede van het bassin zitten en keek om zich heen. Op den rand van het bassin zo,ten men schen. Nauwkeurig zag hij ze niet want do warme nevel, die hier bleef opgesloten, weef de om ieder een sluier. In de hoeken gloei den mat twee of drie electrische lampen. Ieder had een grooten, ronden tuin om zich heen. Het was of hier alles transpireerde. Van de bruine wanden druppelde lauwwarm water neer. De pilaren glommen van vocht. Boven druppelde de koepel, waarin drie, vier gekleurde raampjes waren. en Het was zeer stil. Hier was het water heer en meester, al het andere had te zwijgen. De jonge man luisterde. Uit het aangrenzend bassin klonk een klaterend geruisch. Ergens verderop ruischte het water als bij een wa terval. Iemand liep: zijn bloote zolen klet terden luid op den steenen vloer. Aan den overkant achter de pliaren sloeg een kleine plasregen op de steenen: de douches bruis ten, hielden plotseling op en begonnen ter stond opnieuw. En overal, onophoudelijk, druppelde warm water. Wanneer het een oogenblik heel stil werd, hoorde men duidelijk het vallen van dc zweetdruppels van dit groote gebouw, waai buiten de scherpe wind tegen aan blies en dat van binnen, sincls twintig jaren dagelijks, dag en nacht, onophoudelijk kookte en dampte. FEUILLETON. EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN DIENST. Uit het Engelsch van DOUGLAS VALENTINE. 10) Orders zijn orders en u moet gehoor zamen Maar Stelzc heeft mij toch zeker geen orders te geven? U toch geenZe stond als versteend van schrik. Als er een order gegeven wordt, komt het er niet op aan wat u of ik denk en. zei de vrouw. Het is een order en u weet van wien die komt. Dat is voldoende. U blijft hier. Goeden nacht". Ineens was ze verdwenen. Ze sloot de deur achter zich dicht; ik hoorde den sleutel in het slot omdraaien en werd er me van be wust dat ik een gevangene was. Even daar na waren de voetstappen van de vrouw weg gestorven. De klok in de verte sloeg twaalf slagen. Toen speelde het klokkenspel een aardig tin gelend wijsje dat helder door de lucht klonk, het had opgehouden met regenen. Ik stond doodstil en bedacht wat ik verder £ou doen DONDERDAG 10 JANUARI 1929 Voortdurend nieuwe gestalten doemden op. De kleine ijzeren deuren knarsten en naakte menschen traden den nevel binnen. Naakte en stille menschen met ernstige gezichten. Achtereenvolgens gingen zij op den rand van het bassin zitten, tot de knieën in het water. Slaperig zat de jongeman in rok nu echter was hij ook maar een gestalte on der de anderen. Inwendig had hij het koud. Nu stond hij op en ging tot de schouders in het water. En nu begreep ook hij, waarom men hier moest heengaan. Hij keek om zich heen. Naast hem stond het verloopen café- mensch en op zijn melancholiek gezicht speel de een gllmlaCh. Maar ook in dezen glimlach zat de ergernis en de teleurstelling, die hem en ieder van zijn gebaren vergezelde, die een permanente, oprechte critiek op iets was, misschien wel op de andere menschen, op ge heel het land, misschien op iets nog grooters, al-omvattends, op zichzelf. Nu stond ook hij tot den hals in het water. Zijn hoofd deinde op den waterspiegel, gelijk een groote, vermoeide, tragische, verwelkte, gele bloem. De jongeman in rok, die welgestel de ouders had en die van een fijn bal met een kleine, mislukte liefde in het hart hier heen was gekomen, schrikte van dit schouw spel. Toen zag hij, dat de mond van den man bewoog. Hij zeide iets. Pardon, wat blieft u? vroeg hij aarze lend. De verwelkte bloem zwom naderbij. Heerlijk, dat warme water zeide ze. Ja. Zij keken om zich heen. Die eerst nog op den rand van het bassin hadden gezeten, stonden nu allen reeds tot den hals in het water, zij kookten allen in dezen reusachti- gen pot, van welken men nu kon meenen, dat onderaardsche vuren hem verhitten, als of een of andere zeer verstandige, zeer wijze, zeer vindingrijke" en zeer jammerlijke duivel zich had voorgenomen nu een soep van menschelljke ellende te koken. Een soep van al deze nachtmenschen, van arme, tuber culose kellners, van heeren, die den tak, waarop zij zaten, afzaagden, van kaartspelers, die door het ongeluk werden achtervolgd, van zieke letterzetters, kleine, in de groote stad verdoolde beambten, die hier met de her innering aan verboemelde nachten kwamen, van dit gele rillende menschdier, van de ma- geren zoowel als de dikken, van deze jammer lijke, niets-zeggende menschenoogen be neden wordt het vuur opgerakeld en in den drie verdiepingen hoogen ketel kookt nu deze ontzettende, bittere soep, maar niemand weet het leder kookt op eigen gelegenheid in het warme water, sluit behagelijk de oogen, voelt een aangename dofheid in het hoofd, zachte, streelende hitte om zijn lichaam en hij hoort niets anders dan het klateren en ruischen, hier en daar de echo van een stem, geeft zich geheel aan deze zalige verdooving over, legt zich in de armen van het warme water, voelt dat hij licht wordt,, bijna zweeft, voelt het op den rug, op de borst, aan den hals, vergeet een oogenblik alles, glimlacht dom voor zich uit, zou het liefst het hoofd op het gladde, vlak laten zinken, in gelukzalige nirwana; waarin alles, klanken, kleuren en vormen, ne vel worden, waarin geen zorgen, geen gedach ten, alleen een wonderlijk soezen in goed warm water bestaat. Zoo kan men ook van het water een roes krijgen. De verdoolde nachtpassagiers laven zich er lederen morgen mede. Alleen de tech niek is anders dan bij den wijn. Hier worden wij gedronken. U zeide? vroeg de jongeman opnieuw. Het gele hoofd hief zich een weinig boven het water. Ziet u, daar! Hij wees met den neus naar de pilaren. Er achter liepen in den dampnevel twee mas seurs voorbij: dan nog een derde. Een dikke man er achter. Niets, het is niets zeide de derde mas seur tot dezen man. Ga maar weer in het wa ter. Bij deze woorden duwde hij hem iets in de richting van het bassin. De dikke stapte met één voet in het water en keek wantrou wend in de richting, waarin de beide masseurs waren verdwenen. Twee nieuwsgierige hoofden verhieven zich uit het water: Wat is er gaande? Ver schrikt zien zij den dikken man aan. Iemand, zeide ieDaarop verdween hij schielijk in het water, diep, tot den hals. Hij vluchtte ergens voor, wilde loopen; maar hij kwam in het water slechts langzaam' vooruit. De masseurs brachten iemand. Twee hadden hem om het middel gepakt. Hij kwam echter niet, liet zich meetrekken. Zijn hoofd viel op zij. De beide hoofden in het water stonden nu geheel stil. Men hoorde geen woord. In de groote stilte klonk alleen het ge plas, dat de dikke man opzettelijk veroor zaakte; hij wilde van dit alles niets zien. Vele hoofden staken nu boven het water uit. De jongeman, die in rok gekomen was, schrikte. Wat is er gebeurd? Nu sleepte men den man juist langs hem: een van zijn oogen was dicht, het andere hield hij wijd open; maar hij scheen er niets mede te zien. De beide Twaalf uur! Acht uur nog voordat Stelze zou komen, het geheimzinnige personage dat zooveel macht bezat; hij zou me ontmaske ren en aan de genade van „Madame" en Karl overleveren. Voor het acht uur was was het slot van mijn overpeinzingen moest ik het hotel verlaten hebben en in den trein op weg zijn naar Duitschland, tenminste als er een trein ging; in ieder geval moest ik maken dat ik uit Rotterdam weg was. Maar handelen moest ik en liefst terstond. De kans bestond dat Frau Schratt en haar adjudant nog eens boven zouden komen in verband met het lichaam op den vloer. Hoe eerder ik uit dit venvenschte huis weg was, hoe beter. De deur was stevig en het slot sterk. Dat was niet moeilijk te zien. Ook zou de voordeur van het hotel wel goed ge grendeld en gesloten zijn; en ik vleide mij niet met de hoop ongezien te kunnen ont snappen, zelfs al wasKarl niet in de hall. Er zou wel een achteruitgang zijn ook. want mijn kamers zagen uit op een nauwe straat waarlangs een gracht liep. Het was eveneens onmogelijk door de ra men weg te komen. De gevel van het huis liep recht naar beneden; er was nergens steun voor de voeten. Maar ineens dacht ik aan het venster in het toiletkamertje: misschien bood die luchtkoker kans op ont snapping! Voor de tweede maal dien nacht opende ik het venster en ademde de vunzige lucht in die van de kleine binnenplaats kwam. Alle vensters, die op den luchtkoker uitza gen waren donker, alleen brandde er een masseurs haastten zich. De eene sprak hem toe: Gaat U maar gauw mee naar buiten, mijnheer, dan zult U dadelijk beter zijn. Is hij onwel geworden? vroeg de jongeman. Maar hij schrikte, toen hij het gat in de slaap zag. De masseurs sleepten den man naar bui ten. Nog één keer zag de jongeman hem na. Hij zag daar op den drempel de roode, ge zonde ruggen van de beide masseurs en tus- schen hen in den mageren, krommen, gelen rug van „mijnheer". Een ijzeren deur viel dicht. Het drietal was verdwenen. Nu werd het in het water weer levendig. Gele, witte, roode, rose harige monsters kwamen te voor schijn. Een geweldig geplas en geklater. Nu waren allen aan den rand van het bassin en keken verschrikt en nieuwsgierig om zich heen. Er is in het geheel niets gebeurd, mom pelden de badknechts. Een ongesteldheid Nu lag het donkergroene water van het bas sin verlaten. Een paar golven en kringen kropen traag voort. Rumoer werd hoorbaar. Stemmen kwamen van verre. Alsof veel men schen tegelijk spraken. Nu zweeg alleen nog het water. Nu keerde de een terug, dan de ander. Zij rilden buiten en verlangden weer naar de vochtige warmte. De geheele kudde liep nu weer de treden af. Een minuut later zaten alle zonen des nachts weer in het warme water. Zij gluurden om zich heen gelijk de kikvor schen. Naast den steenen leeuwenkop, die water spuwde, zat rechts en links een kell- nerOntsteltenis was op hun gezicht te lezen. De caféman dacht na. Ergernis schreeuwde uit zijn gezicht. Ook de jonge man klemde de tanden op elkaar en hield zich vast aan den koperen stang. De dikke, witte heer keek in het water. Allen waren zij ver stoord en verschrikt. Dan werd alles weer geheel stil. Alleen het water bruiste zacht en dof onder de aarde, in de muren, naast en onder hen siste de stoom, druppelde en klaterde het zweet der wanden en in de buizen gorgelde het. De menschen luisterden slaperig, mat met nevelige zinnen naar dit dommelige geruisch. Het beeld van den gelen rug, die achter de ijzeren deur ver dwenen was, verbleekte.... zij kookten weer. Slapenslapenzeide de caféman. Met een honend lachje op de lippen kroop hij uit het water. Weer ging de ijzeren deur. Een gezette, krachtige kleine man trad binnen. •Hij had geen kleine, gezwollen oogen van het slapen, zooals de anderen, Hij keek vrij, open hartig en gezond uit zijn domme gezicht. Hij was nu pas opgestaan. Van alle 40 a 50 men schen hier was hij de eenige, die den nacht op zijn bed had doorgebracht. Om half zes was hij opgestaan en om zes uur was hij al hier in het bad. Hij kwam binnen gelijk het leven. Vreemd, onbekend keek hij om zich heen. Dan ging hij in het water zitten en wreef snel en frisch zijn gezicht in. Daarbij snoof hij krachtig. Glimlachend zag hij de opgeblazen, roode, verhitte koppen aan. Toen ging hij onder de douche. De caféman was verdwenen. Anderen waren hem gevolgd. Slaperig, bijna gelukkig wan kelden alle arme, vermoeide nachtvlinders naar de divans om te slapen. Zij schaamden zich allen voor dezen kleinen, frisschen agent, die nu uit bed kwam. Zelfs de jonge man, die een rok had, schaamde zich. Het geheele bad kreeg plotseling een ander aspect. Allen was deze eene gast on verdragelij k allen vluchtten voor dezen man. Men vernam stemmen. Nieuwe menschen kwamen binnen. Electrische schellen klonken. De nieuw aange- komenen spraken luidruchtig, lachten, spron gen onder de douche en schreeuwden: Mas seur! Masseur! Zij namen.totaal, bezit van dit rijk, waarvan de vroegere bewoners nu allen door de ijzeren deur'tvaren weggeslopen. En de nieuwe kwam het water niet meer met dien schuwen eerbied tegemoet, gelijk de oude. Zij behandelden het onbeschaamd, su perieur, sproeiden, spatten, goten, openden en sloten kranen en douches het was heel anders dan tevoren. Na een half uur terrori seerden honderd, honderdvijftig menschen brullend het bassin. Terzelfdertijd sliepen de arme watema"bidders al lang op de divans van de groote slaapzaal met witte mantels en witten handdoek, turbans getooid, den mond wijd open. Deze en gene rookte nog een si garet. Allen sliepen zij in een hoek van de zaal, alsof zij voor de andere menschen wil den wegschuilen een treurige kleine secte, een zeer vermoeide kudde, allemaal slechte, zieke kinderen van deze stad, goede, arme brave jongens, die voor het leveQ vluchten, omdat het ze altijd mishandelt, die onder ieder dak topvlucht zoeken, waar men een oogenblik alles kan vergeten de havelooze, jammerlijke kleine zoons van deze pronkerige moeder stad, die zich in uitbundigen tooi met haar bewonderaars amuseert en hen heeft vergeten. Mijn broeders.... .NGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent* per regeL 33 JAAR BEPROEFD (Jkaedvov7ierid'Ve*óte*ke/id. r a licht in het venster onder het ijzeren hek met het trapje dat naar de binnenplaats leidde. Wat zich onder aan die trap bevond, kon ik niet zien, ik meende flauw den om trek van een deur te onderscheiden. De ge vel liep ook hier loodrecht naar beneden. De afstand van het venster tot het plaveisel schatte ik op ongeveer vijftig voet. Met een touw en iets om den val te breken zou het misschien mogelijk zijn. Nu begon ik vlug te handelen. Ik sneed met mijn zakmes het merk van den kleer maker uit mijn jas en verb'randde het in de kaars; verder had ik niets aan wat ge merkt was, want ik had haast allemaal nieu we kleeren moeten koopen toen ik uit het hospitaal ontslagen was. Ik nam Semlin's overjas, hoed en koffer mee naar het toilet kamertje en legde die bij het venster neer. Om mij te beschermen tegen verrassing schoof ik het mahoniehouten ledikant voor de deur en barricadeerde zoo den ingang tot mijn kamer. Aan lederen kant van den haard hing een dubbel belkoord, gedraaideroode koor den met stoffige roode kwasten. Ik klom op den schoorsteenmantel en sneed de koorden zoo hoog mogelijk af. Ze leken mij vrij ste vig toe in ieder gevp.1 zou ik ze gebrui ken en bond ze aaneen. Toen probeerde ik iets te vinden waaraan ik het koord kon bevestigen. Er stond in het kleine hokje niets anders dan een waschtafel, maar dat was een licht ding en dus ongeschikt. Maar ik ontdekte dat het venster blinden had en dat deze aan den muur bevestigd waren met een knip. Ze waren zeker in BAZAR De Haarlemsche Jongemannenvereeniging met haar jongensafdeeling „Obadja" hopen op 2, 4. 5 en 6 Februari a.s. een bazar te or- ganiseeren in het vereenigingsgebouw Mar- garethastraat 13. Voor uitbreiding en voortgang van den ar beid is het noodig dat op deze wijze de financiën wat versterkt worden en de mede werking van alle belangstellenden wordt daartoe gevraagd in een op ruime schaal verspreide circulaire. Een dames-comité bestaan de uit de da mes mevr. Ds. Veen, mevr. v. Doorn van Koudekerken, mevr. Mr. de Rijke, mevr. Ds. Waardenburg, mevr. Bijkerk en mevr. Visser bevelen deze zaak hartelijk aan. Goederen en giften worden gaarne in ontvangst ge nomen aan het gebouw of door den admi nistrateur C. v. d. Bent, Linschotenstraat 21 Per gironummer 40649 kan een bijdrage ge zonden worden aan den directeur Ds. G. J. Waardenburg, Lorentzplein. „EIGEN WONING" B. en W. stellen den Raad voor, hen te machtigen tot het aflossen van de krachtens beschikking van de Ministers van Arbeid en van Financiën uit 's Rijks kas ontvangen voorschotten voor den aankoop van grond aan de Eikenstraat en de Eschdoornst.raat en voor den bouw daarop van 31 arbeiders woningen door de Coöperatieve Woning- vereeniging „Eigen Woning" G.A., van welke voorschotten de schuldrest in totaal f 150.371,1734 bedraagt en in verband met de door de Coöperatieve Woningvereeniging „Eigen Woning" G.A. voor ten hoogste 45 jaren en tegen een rente van 4 3/4 pet. 's jaars bij het Algemeen Burgerlijk Pen sioenfonds te 's Gravenhage ten behoeve van de door die vereeniging gebouwde 31 arbei derswoningen aan de Eikenstraat en de Eschdoornstraat en van den aankoop van den grond waarop die woningen zijn ge bouwd, tegen den parikoers te sluiten geld- leening, B. en W. te machtigen de gemeente onder het doen van afstand van de voor rechten, door de wet aan borgen toegekend, garant te stellen voor de bedragen, •óelke genoemd fonds ter zake van bedoelde geld- leening aan hoofdsom, rente en kosten te vorderen zal hebben, tot een maximum in hoofdsom van f150.371,1734. NAZORG-FONDS De verbandscommissie Nazorg laat dezer dagen in Haarlem, Bloemendaal en Heem stede 20.000 boekjesk verspreiden om zoo doende de aandacht op haar werk te vestigen en financieelen en moreelen steun te erlan gen. Zooals men weet bedoelt Nazorg de zorg voor misdeelden als zwakzinnigen, blinden, doofstommen en lichamelijk gebrekkigen. Ieder leze dit boekje als hij het thuis krijgt, met aandacht! BOUWTERREINEN B. en W. stellen den gemeenteraad voor te verkoopen: Aan de Gebrs. J. IJ. en P. J. Blokker 430 M.2 bouwterrein aan de Westzijde van de Decker straat tegen f 15 per M.2 Op den grond zullen 3 woonhuizen gebouwd worden. Aan G. Kamminga 578 M.2 bouwterrein aan de Westzijde van de Marnixstraat tegen f 13. Daar zullen 4 woonhuizen en een atelier ge bouwd worden. Aan M. Nederkoorn bouwterrein aan de Meester Corneltsstraat en het Santpoorter- plein 2226 M.2 tegen f 16 en 580 M2. tegen f 15. Het voornemen is op den grond eerst 3 woonhuizen, een winkelhuis met bovenwoning en een bergplaats of garage te bouwen en later nog 13 woonhuizen. Aan L. Klaassen 231 M.2 bouwterrein aan de Abeelstraat tegen f 11.50 per M.2. Het plan is daarop 2 woonhuizen te zetten. JAARBOEKJE DER EVANG. LUTHERSCHE GEMEENTE Verschenen is het jaarboekje voor 1929 der Evangelisch Luthersche Gemeente te Haar lem, de zesde jaargang. Het bevat een portret van ds. D. Drijver, die dit jaar de eenige pre dikant der gemeente was. De emeritus-predi kant ds. J. L. F. de Meijere Joh. Czn. herinnert in een bijschrift aan de viering van de 25-ja- rige ambtsbediening en het zilveren huwe lijksfeest van ds. Drijver in het afgeloopen jaar. Ds. Drijver geeft een overzicht over 1928. 75 nieuwe inwoners van Groot-Haarlem wer den als leden der gemeente ingeschreven, de totale toeneming van het aantal leden was 102 tegen 76 in 1927. 44 leden verloor de ge meente door verschillende redenen. De ker kelijke registers wijzen thans op een ledental van 1600, verdeeld over 1125 adressen. Het aantal catechisanten bedroeg 92 tegen 75 in het vorige jaar. Het kerkbezoek, en vooral dat van de Zondagsschool lijdt onder het ver af wonen van de leden. Het 5-jarig bestaan van tehuis „Rustoord" werd met een f eestelij ken maaltijd herdacht. Ds. Drijver wijdt een artikeltje aan het kerkzilver der gemeente, verder bevat het jaarboekje alle bijzonderheden omtrent de kerkelijke besturen, hun samenstelling en hun werkzaamheden, de instellingen der ge meente, de Luthersche vereenigïngen, kerke lijke plechtigheden, lessen en spreekuren en een lijstje van predikbeurten in 1929. geen jaren dicht geweest want de ijzeren pen was heelemaal verroest en de blinden waren dik met vuil en stof bedekt. Ik sloot den linkerkant en zag dat het tegen het venster vastgemaakt werd met zware ijze ren bouten, van boven en beneden. Dat was nu juist iets wat ik hebben moest. De pin die in de gaten in het blind past kon prachtig dienen om het touw aan vast te binden. Toen ik dat gedaan had trok ik het geweldige veeren dekbed en de twee zware kussens van het ledikant af en deed de sloo- pen er af, omdat ze anders misschien door hun witheid de aandacht zouden trekken. Toen bleef ik een oogenblik voor het ven ster staan luisteren. Alles was doodstil. Re soluut smeet ik het veeren bed door de luchtkoker. Het zeilde naar beneden en kwam met een zachten plof op de steenen tegels neer. De kussens volgden, en kwamen op het bed terecht. Toen ging Semlin's kof fer daarna zijn overjas en hoed. Dankbaar gestemd merkte ik op dat het bed en de kussens haast de heele ruimte van de binnenplaats vulden. Ik ging terug in de kamer en blies de kaars uit. Toen nam ik mijn koord beet. klom uit het venster en daalde langzaam in de diepte af. Mijn twee belkoorden hadden een lengte van ongeveer twintig voet; dus zou ik mij dertig voet moeten laten vallen. Het koord bleek sterk genoeg, maar ik schrijnde mijn handen leeüjk tegen den muur. Toen ik aan het einde van het koord gekomen was, keek ik omlaag en zag een gapende diepte beneden mijde moed scheen mij te begeven. Ik durfde den sprong niet te INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cnti per regel. BARTELJORISSTRAAT 26-28 BONTMANTELS VOSSEN MANTELS HET EERECOMITé VOOR DE SANTOS- KEGELWEDSTKIJDEN. In het eerecomoté voor het kegelconcours der R.K. Middenstandsvereeniging zijn o.a. benoemd de heeren mr. dr. F. A. Bijvoet, J. P. H. Castricum, H. J. L. Klein Schiphorst, W. J. B. van Liemt en G. Wolzak Hzn., leden van den Raad. Wij vestigen ter voorkoming van misverstand er de aandacht op, dat deze heeren echter niet als zoodanig be noemd zijn, maar als vertegenwoordigers van middenstandsbelangen. Het Is niet de bedoeling geweest raadsleden als zoodanig te verzoeken in het comité zitting te ne men. PERSONALIA Voor het examen Boekhouden voor de Ver eeniging van Leeraren, dezer dagen te Haar lem gehouden, slaagde onze stadgenoot de heer A. Wesselius. GUNNING. B. en W. van Haarlem brengen ter kennis van belanghebbenden, dat: Perceel I „Het verbouwen van perceel Kam persingel 4, tot bureau van de Gem. Duin waterleiding te Haarlem" en Perceel II „Het verrichten van glas- en verf- werk, ten behoeve van de in perceel I ge noemde werken", waarvan de openbare aan besteding heeft plaats gehad op 17 December 1928 door hen is gegund als volgt: Perceel I aan P. Rosenhart te Haarlem voor f 17.290; en perceel II aan A. de Laat te Haarlem voor f 1.864. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN Terug te bekomen bij: de Boo, Anthonie- steeg 20, autoped, v. d. Voort. Harmenjans- weg 79, armbandhorloge, Wiekamp, Pepijn- straat 1, armbandhorloge. Jeunum. N. Gracht 52, armband, Wenke, Atjehstraat 16, bril, Smit Amsterdamschevaart 116rd., bril, de Moor, Pijlslaan 6, dekzeil. Kolkmeijer, Santpoorter- straat 58, geld, Halterman, Rozenprieelstraat 27, handschoen. Baart de la Faille, Marnix straat 10, hondenriem, Bureau van Politie, Smedestraat handschoen, Janus, Gen. Cronjé- straat 29, muts, v. d. Putten, A. L. Dijserinck- straat 88, portemonnaie met inhoud. Visarius, Slachthuisstraat 7, portemonnaie met inhoud, Alberding, Zijlweg 159, idem, Bagageloods, Ned. Spoorwegen, rijwiel, Krijn, Hedastraat 4, taschje met inhoud, ged. Bur. v. Politie, v. d. Poel, Ged. Oude Gracht, idem, Hessen, Bali- straat 7, trouwboekje, Romduur, Padangstr. 19, tasch. van Have, Spionkopstraat 11, week kaart. OPMERKINGEN UIT DE BURGERIJ. HET GEVAARLIJKE SNELVERKEER. Eén onzer lezers zendt ons een stukje over het snelverkeer, waaraan we het volgende ontleenen: „Nu het op straat wegens het toenemend snelverkeer zoo gevaarlijk ge worden is, zou ik het wensehelijk vinden, dat er met spoed bij B. en W. op wordt aange drongen, om maatregelen te nemen, dat het snelverkeer op drukke uren in de hoofdstra ten verboden wordt, zooals dit ook in Am sterdam geschiedt. Vooral op Zaterdagavond tusschen zeven en tien uur is dat noodzake lijk. Ook is het gewenscht, dat op drukke uren een man voor hand- en andere wagens loopt. Dit zal door vele voetgangers op hoogen prijs worden gesteld". ONTVANGEN BOEKEN WOUTER HUTSCHENRUYTER De Symphonicën van Beethoven. Een handig boekje voor den leek, die van muziek houdt, is Wouter Hutschenruyter's ,X>e S.vmphonieën van Beethoven", versche nen bij den Haagschen uitgever J. Philip Kru^eman, die de muziekliteratuur voor tien leek door zijn uitgaven reeds aanmerkelijk verrijkt heeft. In beknopten vorm op mak kelijk te begrijpen wijze bespreekt de be kende muziekpublicist de negen sympho- nieën in hun hoofddeelen, waarbij hij de verschillende thema's in notenschrift ten voorbeeld geeft. Facsimiles en een portret van Beethoven geven het boekje ook een historische waarde. Wie het werkje mee neemt naar een Beethoven-concert en aan de hand er van een symphonie op den voet volgt, zal er veel plezier van hebben. wagen. Maar het koord maakte een eind aan mijn aarzeling. Het knapte af en ik viel pardoes op den zachten divan neer, die ik voor mijn ontvangst gereed had gemaakt. Ik kwam hard neer, heel hard, maar mijn val was door het bed en de kussens gebroken en ik ontdekte al spoedig met genoegen dat mijn armen en beenen nog heel waren. In een oogwenk was ik op de been. Ik luisterde. Alles was doodstil. Ik keek om hoog en zag dat het venster waaruit ik ont snapt was nog" donker was. Ik zette Sem lin's hoed op, nam zijn koffer en overjas en liep den ijzeren trap af. Die trap liep vlak naast het vensier waarin ik licht had zien branden en dat van onderen bedekt was met een dun gordijn. Door het bovenste deel zag ik een soort bijkeuken, waarin een tafel stond met een brandende lamp er op. Het vertrek was leeg. Van beven naar beneden was het venster getralied met ijzeren sta ven. Aan oen voet van de ijzeren trap was, zooals ik veronderstelde een deur en' deze vormde mijn laatste kans tot ontsnapning. Ik liep diep gebukt toen ik de Ijzeren "trao afging zoodat niemand mij uit de bijkeuken zien kon. Ik liep zoo zacht als ik kon en toen ik voor de deur stond draaide ik den knop om. Dat ging heel gemakkelijk maar verder gebeurde er niets. De deur was op slot! (Wordt vervolgd) (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Wintermorgen. door FRANZ MOLNaR (Boedapest).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6