HAARLEM'S DAGBLAD Bij Vorst PUROL VRIJDAG 11 JANUARI 1929 VIERDE BLAD DE AMSTERDAMSCKE MOTOR-SHOW GEOPEND. Een weelde van kleuren en lijnen. De zege der zescylinders. Accessoires. Hoe het groeide in 25 jaar. Donderdagmorgen had het bestuur der R. A. I. automobieltentoonstelUng de pers te gast. En dat voor de officieeie opening van de show, zooals dat te doen gebruikelijk is. Dit gebruik heeft ongetwijfeld voordeelen. Wij van de pers kunnen op ons gemak, als de groote menigte nog buiten de deuren moet blijven, te tentoonstelling bezien en ons door de steeds behulpzame bestuursleden en stand-vertegenwoordiggrs laten inlichten over nieuwtjes. Maar er is ook een nadeel Een auto-show die zich respecteert, is nooit klaar voor het oogenblik dat zij geopend wordt, laat staan een vol etmaal te voren. Het gevolg is dat bij de rondwandeling nog ettelijke stands geheel braak liggen, terwijl op vele andere het schoons nog onder beschermende stof- lakens verborgen ligt. Maar dat neemt niet weg, dat er Donderdagochtend reeds veel viel te bewonderen, voor wie eenigszins ge wend is aan het metier van tentoonstellingen op deze wijze te bekijken. Wat den algemeenen Indruk van de ten toonstelling betreft, hiervoor hadden wij er eigenlijk in het geheel niet naar toe hoeven te gaan. Wij wisten immers uit ervaring, dat die af zou zijn. Het is weer een schittering van carrosseriekleuren, een geflits van nikkel - staal, een vreugde van snelle, elegante of robuste lijnen. Iets dat dadelijk opvalt, is dat het motor rijwiel zoo veel ruimer vertegenwoordigd is dan andere jaren. Goed bij elkaar gegroe peerd vormen deze nu een zeer belangrijk onderdeel van de tentoonstelling, die thans meer dan ooit de eer verdient, dat zij in ternationaal vollediger van aspect is dan de exposities te Londen, New York, Parijs, Brus sel en Berlijn. Dit is inderdaad een prestatie voor een land, dat zelf in het geheel geen automobiel-industrie meer heeft. Het feit mag in het credit gebracht worden van den on- ondernemingsgeest, de energie en den om vang van den Nederlandschen automobiel handel. Het spreekt vanzelf dat de automo bielhandel deze tentoonstelling maakt. Door zijn medewerking wordt zij mogelijk, door zijn veto valt ze. Het is nog niet zoo lang geleden, dat er tal van tegenstanders waren, die het nut van de Amsetrdamsche show ontkenden. Het is dan ook in de laatste Jaren meer malen gebeurd, dat de expositie geen door gang kon vinden. De partij der tegenstanders is echter zeer geslonken en men ziet nu vrijwel algemeen in dat een dergelijke show, mits op deze grondige en magistrale wijze opgezet de beste propagandiste is voor het automobilisme, dat in ons land in de laatste jaren zich wel snel heeft uitgebreid, maar toch in om vang nog zeer achterstaat bij den vreemde Het gevolg is dat het, zoo kort geleden ver- groote R. A. I.-gebouw aan het eind van de Ferdinand Bolstraat nu al haast weer te klein is om alle stand-aanvragers te be vredigen. Het zou ons te ver voeren om stand voor stand te gaan beschrijven, men ga zelf zien, een bezoek is meer dan loonend. Gij vindt er alles, van de meest luxueuze en kostbare Rolls Royces en Isotta Fraschinis, via de zeer uitgebreide middelprijs-klasse tot de billijkst geprijsde Citroën en Chevrolet, Ford en Mathis c.s. Gij zult zien dat de zes-cylinders hoe langer hoe meer terrein winnen ook bij de Europeesche fabrieken, dat de carosse- rieën weer een tikje lager gebouwd zijn. dat de gesloten wagen zich in de preferentie handhaaft en dat de kunstenaars die voor de fabrieken de carrosserie teekenen hoe langer hoe vaardiger worden in dit moeilijke werk. Er zijn tal van verbeteringen te noteeren, die evenveel vervolmakingen zijn. Zoo ooit dan toont de automobiel-industrie op een show als deze, hoezeer de consument profiteert van een scherpe concurrentie in de industrie. En zoo komen wij nog op een ander punt. dat wel even de aandacht verdient. De wed- ij ever tusschen de fabrieken onderling heeft ertoe geleid, dat de meeste merken af fabriek reeds voorzien worden van alle mogelijke accessoires, die vroeger afzonderlijk bij ge kocht moesten worden. Bumpers, schokbre- kers, achteruitkijkspiegels, banden hoezen, ruitenwisschers, zelfs bloemvaasjes, aschbak- ken, sigaaraanstekers, ze hooren vaak alle. en zeker gedeeltelijk tot wat de handel standaarduitvoering pleegt te noemen. Het gevolg is, dat de handel in accessoires in omvang moest gaan verliezen. Je koopt nu eenmaal niet iets dat er al op zit. En wij zien op deze tentoonstelling, dat de leveranciers van accessoires zich meer speciaal gaan toe leggen op de levering van gereedschappen, met het heugelijk gevolg dat deze ook tel kens weer verbeterd worden. Zoo evolueert de automobiel nog steeds belangrijk, hoewel zij reeds op zulk een hoog peil staat. Het vorig jaar hebben wij in de tentoon- stellingsbeschouwing de opmerking gemaakt, dat er nu weinig meer aan de automobiel mankeerde, om haar tot een ideaal vervoer middel te maken. Tot dit weinige behoorde, zeiden wij toen, de versnellingskoppeling en wij voorspelden, dat het zoeken der construc teurs voornamelijk zou gaan in de richting van verbetering door vereenvoudiging van dit uiterst belangrijk onderdeel Welnu, er zijn reeds hier en daar niet onbelangrijke ver beteringen aangebracht, hoewel het auto matisch overschs kelen op deze tentoonstel ling nog niet vertegenwoordigd is. Maar zelfs dit bestaat al en het is slechts een kwestie van tijd, voor dit doel zal zijn bereikt. Tenslotte nog dit. De vereeniging R.A.I. (Rijwiel en Automobiel Industrie) is in 1904 opgericht en zij bestaat dus thans 25 jaar. Op zulk een oogenblik past een terugblik. Op de eerste automobiel-tentoonstelling, die in 1904 in het Paleis van Volksvlijt plaats vond. waren 60 exposanten, maar slechts 7 daarvan exposeerden wat men toen automobielen noemde en dan meest nog als een soort speciale luxe-attractie naast rijwielen: thans zijn er 176 stands en waar zijn de rijwielen gebleven? Wij wenschen de jubileerende R.A.I. van harte geluk met het steeds groeiende succes harer tentoonstelling, dat zich ook in deze jongste 19e expositie, die heden geopend werd en tot 20 Januari a.s. geopend zal blijven, en tot 20 Januari a.s. geopend zal blijven, geopenbaard heeft. U moet er heusch eens gaan zien. KONINGIN EMMA'S JUBILEUM Hoe Haarlem het vierde. GROOTE BELANGSTELLING. De verlichte toren. Stil stond boven de drukke Groote Markt, de schuifelende menschen, de schallende luidsprekers, onze toren. Onbewogen in een witten lichtschijn wachtte hij, een trouwe wake. Om het kwartier vielen hoog uit dien lichten toren de heldere tonen naar beneden en elk half uur als ze weggetuimeld waren in de donkere lucht volgde hen de zware slag, die zich in breede kringen verbreidde over Haarlem, zoodat het droeg door den stillen avond tot in de verste uithoeken. Dan keken de menschen naar boven en zagen hoe mooi de toren was. Een dun laagje witte vorst lag over zijn looden mantel gespreid en deed het grijs der eeuwen soms blinken als zilver. Het witte licht teekende de fijne contouren tegen den achtergrond en deed ze kunstsmeedwerk lijken. In statige golvingen woei heel hoog de va- derlandsche vlag. Het leek een wondertoren, zooals alleen de koekbakker er een van sui ker vermag te spuiten of de zilversmid hem kan maken in het edelste metaal. Wij mogen den directeur van het Gemeen telijk Electriciteitsbedrljf dankbaar zijn voor zijn initiatief in deze. Op de Groote Markt Beneden op de Markt stonden ondanks het koude weer veel menschen, die kwamen luisteren naar het concert, dat gegeven werd ter eere van de Koningin-Moeder, die 50 jaar Nederlandsche is. Van de Groote- of St. Jacobskerk in de Hofstad kwam de mu ziek via den A.V.R O -zender te Hilversum tot hun. Van het balcon van „De Kroon" staken als in het beeldhouwwerk van kerk orgels drie hoorns naar voren, drie N.S.F.- luidsnrekers. door de firma Keller en Mc donald aangebracht. Daaruit stroomden om ha'f n°gen de eerste tor.en. het Hare Majes teit bij het b'nnentreden toegezongen Ge zang 178. Tevoren had de heer Fuhri Snethlage als secretaris van „Koninginne dag" een paar inleidende woorden gesoroken in een microfoon, die opgehangen was in de bovenzaal van „De Kroon". Dadelijk na dit welkomstgezang hief een vier-, vijf- en zevenstemmig a capella koor een van d;e oud-vaderlandsche 'lederen uit Valerius' Gedenck-Clanck aan, „Wilt heden nu treden", en de Koningin onzer zangeres sen, mevrouw A. Noordewier-Reddingius deed er „Hoe groot, o Heer", „Hoort Alle- gaer" en „Geluckig is het Land" op volgen, waarbij de heer J. A. de Zwaan op het or gel begeleidde. De zang kwam goed over, alleen voor wie niet vlak voor de luidspre kers stond, wat zwak. Sterker was uit den aard der zaak het oud-Nederlandsche In- strumentaalstuk „Nobelman" voor 2 trom petten, drie bazuinen en orgel. De liefelijke klank van Jaap Stotijn's hobo in het 17e eeuwsche Avondlied ging somwijlen wel ver loren in het straatrumoer, maar veel van de kunst van den meester-hoboïst kwam toch gaaf over, in aanmerking genomen, dat het geluid van de hobo door de radio nooit het gunstigt wordt weergegeven. Ook het orgel spel op den achtergrond was goed te hoo ren. De stem van den Hilversumschen omroe per, die zich telkens tusschen de nummers inschoof, kondigde een recitatief en aria aan uit het Oratorium „Sieg der Zeit und Wahrheit" van Handel, waarin de hoorders de sublieme kunst genoten van mevrouw Noordewier, omspeeld door de melodieën der hobo en de orgeltonen. Onze zangeres deed ook nog hooren „Vom Namen Jesu" van Heinruch Schütz, nu met enkel orgelbege leiding. Een enkele tramstoring daargelaten kwam alles redelijk goed over. Dit vereischte groote zorg van den bedienaar van het 4-lamps NS.F.-toestel, dat met een 3-lamps-voorver- sterker en een eindversterker met vier lam pen opgesteld stond in de bovenzaal van „De Kroon". Een enorm aantal accumulato ren vroeg een voortdurende waakzaamheid over hun goede werking, één klein ongeval, dat zich voordeed was spoedig verholpen. De muziek werd opgevangen op de antenne van het gebouw. Het publiek op straat gedroeg zich orde lijk en luisterde aandachtig. Na twee werken van Bach „Du Hirte Is- raëls" van D. S. Bortniansky en „Zu dieser feierlichen Zeit" van J. Eccard door het a capellakoor onder leiding van dr. Joh. Wa genaar speelde Jaap Stotijn twee hobosoli, een Larghetto van J. B. Loeillet en een „Adagio" van Handel, die wij in de Groote Kerk hoorden. In de Groote Kerk. De Groote Kerk zal ln de laatste jaren wel nooit zoo'n aanblik opgeleverd hebben als dezen avond. Het was als op een oude prent. Overal in de kerk stonden groepjes men schen liepen er in de zijbeuken, zaten er hier en daar op banken of stoelen of stonden voor een schilderij of beeldhouwwerk. Het was een aardig tafereel, feestelijk brandden alle groote luchters. Er waren honderden in het geweldige gebouw, de middenbanken wa ren geheel vol, in de zijbanken vonden velen een plaats. Maar vreemd deed het aan, hier onder de statige bogen dat er geen voor ganger op den preekstoel was, en dat het machtige orgel zweeg. Wie achter in het koor stond hoorde heel ver zingen en muziek. Uit die andere Groote Kerk kwamen de tonen naar hier door een Western Electric luidspreker, over een 7-lamps Western Elec tric-toestel, opgevangen op een raamanten- ne, die in de kerk stond. De luidspreker met ingebouwde verster kers was door de firma Keiler en Macdo- nald geplaatst op den preekstoel. Zij, die hier geluisterd hebben konden meer genie ten dan de menschen op de Groote Markt. Wel was het ln de kerk haast even koud als buiten, maar zuiver kwamen de tonen over. De teere klanken der schalmei klonken ge- resonneerd door de gewelven der kerk bij zonder goed, en de soli van Mevrouw Noor dewier, die Van den Sigtenhorst Meyer's „Twee geestelijke liederen van Jan Luyken" zong, kwamen goed tot hun recht, evenals de begeleidende orgeltonen. Na een koraalfantasie „Komt dankt nu allen God" voor twee trompetten, drie ba zuinen en orgel, uitgevoerd door de heeren H. de Beer, H. Op ten Berg, J. Sonneveld. P. Zalme en L. Schweitzer zong het koor de Koninklijke jubilaresse Sweelinck's toonzet ting van de 150ste Psalm toe. vers 1 en 2. Vol wijding besloot het met het eerste vers van het Wilhelmus. Het tweede vers bracht mevrouw Noordewier ten gehoore. met den heer De Zwaan als begeleider, toen vielen alle Haagsche hoorders in met het eerste vers, dat prachtig door onze kerk klonk, en allen ontblootten het hoofd en stonden op. „Waar liefde woont, gebiedt de Heer den zegen" werd bij het verlaten der kerk Hare Majesteit toegezongen. Toen stroomden de kerk en de Groote Markt leeg. De toren bleef eenzaam waken over hen. die de emotie van een plechtig oogenblik mee naar huis namen. LETTEREN EN KUNST HET TOONEEL. Twee dilettanten-voorstellingen Pro Domo en De Koekoek. De omstandigheid, dat Door Inspanning Uitspanning en Nieuw Leven gisteren tege lijk hun opvoeringen gaven, noodzaakte mij mijn avond te verdeelen. Zoo heb ik het eer ste deel doorgebracht in den Stadsschouw burg, waar D. I. U. Pro Domo speelde om daarna van Nieuw Leven in den schouwburg aan den Jansweg het derde bedrijf van De Koekoek te zien. Pro Domo. In het eerste bedrijf vreesde ik voor een mislukking bij D. I. U. In het salon van den Graaf de Prêbois Grancé heerschte allerminst de sfeer welke men in een zoo hoog adellijk milieu, waar zelfs de kroonprins op bezoek verschijnt, zou mogen verwachten. Dit te kort lag niet bij één van de spelers maar bij alle het meest nog bij Zijne Koninklijke Hoogheid en de keuze van Van Riemsrijk's stuk door deze vereeniging scheen mij daar mee reeds veroordeeld. Maar zie, het tweede bedrijf bracht een aangename verrassing. In het cabaret was alles op eens veel beter. Er zat gang en leven in, er was op het tooneel de lichte, wufte avondstemming, welke hier verlangd werd en wij kregen bovendien goeu spel te zien. Van dit bedrijf had D. I. U. zeer veel werk gemaakt, men zag dadelijk, dat ei- flink op gestudeerd was en het resultaat was dan ook een verdiend succes. Hier nu eens niet een onbeholpen figuratie zooas wij het in een opera zien, allen waren werkelijk me despelenden, en te zamen zorgde men voor de juiste atmosfeer. De heer Mathot was in het. begin de gangmaker, maar ook kleine rolle tjes, zooals Jeanne mej. Van Goor ble ken heel aardig bezet te zijn. Zeer goed bij voorbeeld was het kleine tooneeltje van de twee ruzieënde cabaret-bezoeksters. Toni vond in mej. Busquet een vlotte ver tolkster. Als altijd vulde zij onmiddellijk het tooneel en haar levensverhaal deed zij met de noodige verve. Misschien zou zij bij even tueel volgende opvoeringen nog meer indruk daarmee maken, wanneer zij haar stem nu en dan wat dempte, wat aan het gesprek meer intimiteit zou geven. Zij spreekt toch tegen de Grancé en niet tegen alle gasten van het cabaret. In dit levendig milieu bewoog de graaf de Grancé de heer Van Hemert zich als de vreemdeling en hij wist in de slotscène met zijn zoon werkelijk te imponeeren. De heer W. Plantinga was als de jonge graaf uitste kend op dreef en beheerschte het tooneel vol komen. Een nu en dan wat meer aanzetten van het tempo zou de indruk zeer zeker nog hebben versterkt, maar ook zoo was het reeds heel goed. Het applaus na dit bedrijf was dan ook overtuigend. De derde acte bracht qua spel nog een cli max. Hierin waren de twee beste mannelijke krachten van D. I. U. aan het woord en de heeren Van Hemert en Plantinga wisten de vereischte spanning in hun spel te brengen. Ook in dit groote tooneel zou een straffer tempo het effect nog hebben verhoogd maai de heeren Plantinga en Van Hemert gaven in in spel en tegenspel volkomen, wat Van Riemsdijk in deze scène van hen verlangt en zij bezorgden den schrijver hierin dan ook een flink succes. Tot mijn spijt kon ik de groote recht- scène van Van Hemert de proefsteen voor de Grancé en het laatste bedrijf niet meer bijwonen maar na III hadden Van Riems dijk en de spelers op het publiek reeds de overwinning behaald, zoodat ook na de pauze D. I. U. met Pro Domo wel succes zal hebben gehad. De Koekoek. Toen ik bij Nieuw Leven kwam, verdween mevr. Smit-Termere juist van het tooneel om in het nevenvertrek als Aalke Aaikes te sterven, zoodat ik nu niets van deze in het stuk zoo belangrijke rol heb gezien. Haar talent kennend, ben ik er wel vrij zeker van, dat mevrouw Smit aan deze rol het noodige relief zal hebben gegeven. Wat ik thans van De Koekoek zag, ge tuigde weer van den ernst, waarmee dit stuk van Fabricius door Nieuw Leven was inge studeerd. Een laatste bedrijf is vooral wanneer men zoo midden uit een andei voorstelling komt niet bepaald geschikt om je een zuiver oordeel te doen vormen en ik moet mij bij uitzondering ditmaal bij Nieuw Leven dan ook een weinig „op de vlakte" houden. De heeren Vosshard stonden ln hun spel in dit laatste bedrijf bovenaan. Klaus Eeck was uiterlijk wel ongeveer, wat hij zijn moest en tusschen Jurn en Klaus was ook het noodzakelijk contrast. Toch meen ik, dat de heer Vosshard het lichtzinnige en vooral het cynische in deze figuur nog ster ker naar voren had kunnen brengen. Wij zagen meer den vlot snelcnden, beschaafden Vosshard dan Klaus Eeck. Zijn broer daarentegen heeft zich zelf gisteren eens volkomen weggespeeld zelfs zoo sterk, dat ik hem pas na eenige minuten in deze rol herkende Hij hield het spreken met de schorre groc-stem uitstekend vol en gaf ook uiterlijk een zeer aannemelijk type van dezen dokter-alcoholist, al speelde hij hem wel wat erg oud en met maniertjes, die het vermoeden wekten, dat Jan Glystra een lich- V/SEW0L0D PUDOWKIN TE AMSTERDAM Over de Russische filmkunst en zijn eigen werk. De beste spelers zijn zij, die niet kunnen spelen. Waarom hij kapitalisten steeds slecht en arbeiders altijd sympathiek uitbeeldt. Zijn oor deel over de geluidsfilm. Menno ter Braak heeft hem ingeleid en de hoop uitgesproken dat tegenover de koele ontvangst der Nederlandsche regeering men weet dat Pudowkin slechts in ons land toegelaten werd om één lezing in den beslo ten kring der Filmliga-menschen te hou den een hartelijke ontvangst zou staan van het publiek. En met langdurig, daverend applaus werd de groote regisseur begroet. Omstreeks 1920 was het zoo vertelde Pudowkin dat Leo Kuleschow zijn eerste film vertoonde. Een storm van verontwaar diging stak op, maar enkele jongeren, waar onder spreker zelve, sloten zich bij hem aan om te strijden voor de nieuwe richting in de filmkunst. Men ging in tegen de Kitsch- films, rolprenten die slechts dienen als licht amusement van een middelmatig, opper vlakkig publiek. Wij zijn vijanden, aldus Pudowkin, van een dergelijke filmindustrie, wij willen zoo wel kunst als cultuur dienen en dit beginsel is tot heden de basis van alle films die in Sovjet-Rusland gemaakt werden. Aan de montage, het construeeren van een film uit vele kleine stukken, besteden de Russen de meeste aandacht, weloverdacht rhythme en gedachte tot uiting brengend in de rolprenten, die zoo doende als het ware gecomponeerd worden. Door juiste construc tie wordt de werking van een scène ver sterkt, slechte montage verzwakt. Om dit te bewijzen werd een aardige proef genomen. Een reeks beelden van den kop van Mosjou- kln werd eerst geplakt voor de opnemingen van een bord soep, vervolgens dezelfde beel den van Mosjoukin voor beelden van een lijk in een doodskist en daarna voor opnemin gen van een spelend kind. Toen werd dit filmpje aan het publiek voorgezet, dat ver klaarde, dat Mosjoukin in 't eerste deel aan dachtig naar de soep keek, in 't tweede droevig neerzag op de doode en in 't derde deel glimlachte tegen het kind! Het begrip dat filmkunst een zelfstandige kunst is, werd door het werk der Russen levendig, zij is géén fotografische reproduc tie. Mensch en ding vormt de ruwe materie waaruit door componeeren een kunstwerk wordt geschapen. Dit deed Dziga-Vertoff, dit deed Eisen- stein wiens „Potemkin" feitelijk slechts uit vier scènes bestaat en wiens „Tien dagen, die de wereld deden wankelen" gevormd tfordt door een serie beelden, niet verbonden door een draad of handeling. Over zijn eigen opvattingen zeide Pudow kin, dat de realiteit van het materiaal zijn grondbeginsel is. Hij kan niet werken met geschminkte menschen, met landschappen uit karton en hout in 't atelier opgebouwd. Het zelfde geldt voor de menschen, 't ergste voor een filmacteur is de gewoonte om een rol te spelen, hij moet menschen hebben die hun rol beleven. Zoo werkte in zijn laatste film „Slurm über Asien" met Mongolen wier taal hij niet eens kende: hij moest opnemin gen hebben van Mongolen die met groote belangstelling zaten te kijken naar pelshan delaars. Dus zette hij naast de camera een Chineesche goochelaar en de interesse van de Mongolen was zoo sterk als hij het maar wenschen kon. Om iemand nadenkend aan tafel te laten zitten, geeft Pudowkin hem een moeilijke rekensom op, om hem te doen schrikken wordt plotseling een revolver af geschoten. Dit is dan geen spel meer maar het is reëeler dan welk spel ook. Belangrijk acht Pudowkin het werk van den camera-man, er moet een wederzijdsch begrijpen tusschen dezen en den regisseur zijn en toch laat Pudowkin Golownja die bij „de Moeder". „Petersburg" en „Sturm über Asien" aan de camera stond geheel vrij. Het opneem-stelsel is geen machine meer, het zoekt 't innerlijke van de beelden. Men heeft mij wel gevraagd, aldus Pudow kin. waarom ik kapitalLsten altijd als slechte menschen en de arbeiders steeds als gooue lieden voor de lens breng. Och. zei hU. tee kende bij voorbeeld Dickens zijn arme per sonages niet steeds sympathiek en daarte genover de rechters, de machtigen als slechte menschen? Het doel van iederen kunstenaar is het dienen eener idee. hij moet donkere punten belichten, de te fel schitterende iets beschaduwen. Iets wat lk haat kan ik niet mooi voorstellen, iets waar ik van houd: niet slecht of leeüjk. Dit Ls het groote verschil met de „Amerikaansche" richting in de filmindustrie. Pudowkin ging heen. na een flink applaus. Goed gekozen fragmenten uit „de Moeder" en „De laatste dagen van Sint Petersburg" werden vervolgens vertoond. Eenige oogenblikken hebben wij toen met hem staan praten over de film. de Russische kunstwerken. Hij rust nu. heeft te hard ge werkt, maar bereidt reeds een nieuwe film voor. terwijl hij onder Ozep s regie de rol van Fedzja zal spelen in „Het levende lijk". Of, niet spelen, natuurlijk, want spcier ben ik niet, ik wil de rol levend maken, haar be leven. En hij vertelde over zijn films, over het werk van Eisenstein voor wlen hU veel be wondering heeft. Wij vroegen hem. nog iets te willen zeggen over de geluidsfilm. Zeker, zeker. De geluidsfilm heeft, zoo zeide hij. een groote toekomst. Maar niet de sprekende film zooals Amerika en Duitsch- land die thans maakt. Dat is gefotogra feerd en gereproduceerd tooneel. over een jaar heeft misschien de sprekende film reeds afgedaan. Wij zien echter groote mogelijkheden ln de geluidsfilm, de films dus zonder praatjes, maar ondersteund door geluiden, onafhan kelijk van de beelden, dus als het ware con- trapuntlsch gebruikt. Ook het gesproken woord, een enkel maar. zal goed werken, bij voorbeeld zal een bepaald woord bij "t opdrij ven van een spanning deze markeeren. en zoo zeer krachtig werken. Onze kunst is ge heel gebaseerd op de montage, daarbij kan een praatje niet geduld worden, wel een be paald geluid. Het zou een geweldige' aan winst beteekenen. de regisseur zou de macht van een literator krijgen. Momenteel wordt in Rusland nog niet aan geluidsfilms gewerkt, men heeft er de appa raten en het patent van een der methoden nog niet voor. Van groot belang voor do. deels nog analphabetische, Russische bevol king acht Pudowkin de sprekende film, die direct tot de menschen spreekt. Maar zoover is men nog niet, Pudowkin rust nu uit van het harde werken der laat ste jaren, arbeidt aan het scenario voor zijn nieuwe film. Een zeer belangrijke figuur de ze man, wiens denkwijzen over de film juist en wiens opvattingen origineel, sterk en artistiek zijn, een man die met het geld der Sovjets de film een groot eind vooruit heeft gebracht. C. G. B. ten aanval van beroerte had gehad. Maar overigens alle lof voor dit consciëntieuse typeeren! Vooral aan het slot gaf hij een staaltje van knap spel. Jurn was een boer en voldoende krachtig in zijn actie. De rol van den notaris leek mij minder gelukkig bezet. Over Frija en Vogel tien zou ik na dit laatste bedrijf alleen geen oordeel durven uitspreken. Het spel had voller en ook meer teekenend kunnen zijn, maar al licht hebben zij dat vóór de pauze gegeven en ik wil dus enkel nog maar con- stateeren, dat de stampvolle zaal aan het slot zeer warm gestemd was, zoodat Fabri cius' stuk ook üi deze bezetting van Nieuw Leven een flink succes is geworden. J B. SCHUIL. MUZIEK. LEDENCONCERT DER H. O. V. Weer twee „eerste uitvoeringen" op het le denconcert van gisteren! Er wordt, ondanks de drukke bezigheden van het ox*kest, nog steeds flink gewerkt om het repertoire te ver- grooten. Toch scheen de voorbereiding nog niet geheel voldoende geweest te zijn, om van de eerste der beide aanwinsten een vlek- kelooze uitvoering te waarborgen: Bachs Brandenburgsche concert in F klonk althans nog niet zóó, als we gaarne zouden wenschen. Bovendien was in het eerste Allegro de een heid een tijdlang bedenkelijk zoek: in het concertino was een der solo-instrumenten niet met de andere gelijk. Ook waren fluit en hobo in de zaal niet steeds in voldoende mate hoorbaar; het zal misschien aanbeveling ver dienen ook de bespelers dezer instrumenten vóór op't podium te doen plaats nemen. Van Beinum dirigeerde van zijn plaats aan den clavecimbel-vleugel, waarop hij den continuo speelde. Na het Brandenburgsche concert mocht de aanvang van Handel's Concert in b. kl. t. voor alt-viool een gemis aan afwisseling doen vree zen het vervolg rechtvaardigde die vrees niet. Vooral het prachtige Adagio, waarin de soiist Ferd. Leidner al zijn talent ontvouwde en dat hij met mooien toon en eenvoudige, doch verheven voordracht speelde, was oor zaak, dat Handel het naar mijn gevoelen dit maal van Bach won, en niet weinig ook. Het slot-allegro met zijn aardig syncopenrhythme droeg daartoe nog het zijne bij. Leidner werd na afloop gehuldigd door langdurigen bijval; verscheidene malen moest hij op het podium terugkeeren. De vertolking van Beethoven's 5de Sympho nic klonk over het geheel beschaafd:* tegen over het goede samenspel stond de vaak slechte onderlinge stemming der blaasinstru menten waardoor passages als de tertsen gangen in tegenbeweging in het And-®'e ge voelig leden. De eerste hoboïst verdient een loffelijke vermelding voor zijn kleijie solo in het eerste hoofddeel. De opvatting van den dirigent was vrij van excessen: in het Andan te en de Finale hadden wellicht kleine tem- ponuanceeringen de plastiek kunnen verhoo- gen; deze beide deelen gir„gen mij wat haas tig en vlak. De tempo-tegenstelling die Van Beinum in het Scherzo aanbracht laat :.ich zeer wel verdedigen. Dit ledenconcert was. waarschijnlijk door ijs-lijke omstandigheden, niet zoo goed be zocht als de meeste andere. KAREL DE JONG. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k 60 Ct». per regel. wordt de huid ruw en schraal ca springen lippen en handen stuk. Men verzacht en geneest dit met Doos 30 en 60. tube 80 ct. HAARLEMSCHE POLITIEMUZIEK- VEREENIGING. Oct negen-jarig bestaan. Zaterdag 12 Januari viert de Haarlemsche Politiemuziekvereeniging haai negen-jarig bestaan met een intiemen feestavond ln ge bouw .Bloemhof", te 8 uur. Het duo Klare en Flora uit Rotterdam, humoristen aan de plano, verleent mede werking. Het muzikale gedeelte van den avond wordt verzorgd door The Happy Band, het goed bekend staande accordeon gezelschap van den heer Paap uit Zand- voort. Hetzelfde ensemble zorgt voor muziek op het bal, waaraan verschillende attracties verbonden zijn. PERSONALIA. De heer S. D. Neter, gediplomeerde van de afdeeling Bouwkunde van de Middelbare Technische School te Haarlem, Is benoemd tot leider van het kantoor te Londen van de Nederlandsche Steengaas Maatschappij. De heer G. Holtkamp. gediplomeerde van de afdeeling Werktuigbouwkunde, is benoemj tot technisch ambtenaar 2e klasse bij het Rijkstoezicht op de Spoor- en tramwegen te 's Gravenhage: de heer P. M~oyman v-n dezelfde afdeeling Is geplaats: b'1 de Pa'aaf- sche Petroleum Maatschappij, te Balik Papan (Borneo). AANGEHOUDEN. Een rechercheur heeft ln een hotel 1 !cr ter stede aangehouden R. S. uit Am-'c im, wiens opsporing door de politie aldaa: ver zocht was wegens verduistering. TWEE TEGEN FEW Bij de politie i* aangifte gedaan van v f- stal van een rijwiel dat geplaatst wos in het tuintje van perceel Versnronckweg 97. Donderdagavond is er ook oen ges»olen dat voor een huis aan den Kloppersingel stond. Daarentegen heeft een rechercheur hier ter stede een heerenrijwiel ln beslag genomen, dat in Maart 1928 te Lisse ontvreemd was.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13