JLT*EKTJE WILDZANG. Je
bent v -ui liavteüjl: welkom. Wat heb
i da*, halve jaar in Amsterdam ult-
gevoe a? En waar ia Danseresje zoo
lang e'oleven? De beroepen zijn wel
de la w'-.ste raadsels. Maar cle oude
getrouwen vindon zo toch. Om mee
te mogen loten moet Je minstens
13 raadsels per maand goed hebben
gehad.
BLOEMENELFJE. Waar heb je
het zoo druk mee, kind? Hoe gaat
het met Bloemengodin? Wel jam
mer voor je, clat je niets op je rull-
aanvraag hebt gehoord. Waar ben
1e in betrekking? En bevalt het je
goed?
VIOOLTJE. Heb je die vogel er
zelf opgedrukt? Die boeken van Me
vrouw Osselen van Dolden zijn alle
maal mooi. 't Is ook zoo leuk, dat Je
telkens weer wat hoort van oude be
kenden. Woont je vriendin dicht ln
Je buurt?
LATHYRUS. Elj jullie zal het
wel een prachtig sneeuwlandschap
zijn geweest. Is je jumper al klaar?
t Schiet zeker wel vlug op met dat
open werk. Er komt ook wel weer
spoedig een wedstrijd voor Oud-Ru-
briekertjes.
APPELTJE. Domme meld om
een ansichtkaart wel te beschrijven
en niet te verzenden. Wanneer ben
1e jarig? Er staan gezellige dingen
op je verlanglijst. Je raadsel is goed.
APPELMOOTJE. Mijn dank
voor je goede wcnschcn. Ik hoop met
je, dat ze in vervulling mogen gaan.
Je raadsel ls goed.
DE KLEINE VIOLIST. 'k Ben
ook blij, dat Frits met een prijs ls
gaan strijken. Hebben jullie de an
dere inzendingen ook nog gezien.
Die Robbedoes kan wel leuk dich
ten, hè.
RESEDA. Heb je al op de Ru-
briekertjeslljst gestaan?
JUPITER. Je raadsels zijn goed.
ORCHIDEE. Jij mag ook mon-
pen Insturen. Ik hoop, dat de kiekjes
weer spoedig geplaatst kunnen wor
den.
SARINA. Wel ja, schoolgaan
went gauw. Ik kan me best begrij
pen, dat je dolblij was, dat het
sneeuwde. Een je nog naar 't Kopje
geweest?
KRULLEEOL STEILHAAR. Is
Roodkapje klaar gekomen? Werk Je
er nu geregeld aan?
VADERS IIULP. Wat veel kaars
jes zaten er aan Jullie Kerstboom!
Ga je iedere week naar zang? En
vind Je het niet fijn, dat er sneeuw
is gevallen? Heb je ook nog schaat
sen gereden?
AMICO. Wat ben JIJ lang opge
bleven op Oudejaarsavond. Op
Nieuwsjaarsdag was het zeker haast
middag, toen je opstond. Ik vond je
kaart prachtig. Jij hoopt natuurlijk,
dat er spoedig een flink pak sneeuw
valt. Leuk, dat Alka ook op Jullie
baantje gegleden heeft. Stuur me de
volgende week dat raadsel maar.
MINIE T. Kom morgenavond
maar eens naar me toe. Heb Je ook
een costuumpje aan? Ik denk wel,
dat je Zondag uit mag slapen.
DE KLEINE RADIO-AMATEUR.
Je moogt dezen schuilnaam houden.
Wanneer je Iets niet weet, vraag Je
het maar aan fj broer.
TOONEELSPELER. Voortaan
goed om je naam denken. Nu was 't
in orde. Je raadsel ls goed. 't Is ge
zellig voor Je, dat broer nu Rubrle-
kertje is geworden.
BRILLANTSTER. Ben je weer
flink en gezond? En ga Je weer ge
regeld naar school? 't Oude jaar ls
dus slecht voor je geëindigd. Nu
maar ln 1929 een mooi schitterend
sterretje blijven.
ZEESTER. Je hebt dat raadsel
alleraardigst bedacht. Maar lk kan
't heusch niet plaatsen, want 't ls te
persoonlijk. Je hebt zeker ook fijn
genoten van de sneeuw. De slee heeft
natuurlijk diensten bewegscn.
'BLOEMENFEE. Dat was een
gevaarlijk trompetje. Trlenie had
wel een stukje glas kunnen Inslik
ken. Wat zal je naaidoosjc er van
binnen keurig uitzien. Wat heb je
veel van de Zondagsschool gekre
gen. Ben Je weer heclemaal dc
oude? Hoe heet Je bovenbuurtje?
DRAAITOL. Ik zal morgenavond
eens goed naar een Pierrette kijken.
Ben Je in je schik met Je prijs?
Ben je al op schaatsen geweest? En
heb je ook al gesleed?
HELPT ELKANDER. 'k Wensch
Je morgenavond heel veel pleizier.
Nu maar nie; al te druk wezen. Het
doet me genoegen, dat je het boek
mooi vindt.
DEMPSEY. Zie Je wel, dat het
met de raadLe's stee-s beter gaat?
Een je n> t blij, dat het eindelijk
Vrijdag is? Ilc hoon, dat we elkaar
morgen zullen zien.
HANSJE TEDDYBEER. Komi
er nu de volgende week een groote
brief?
DUTZENDSCHOONTJE. 't Feest
van Tonevo wordt ln de Concert
zaal gegeven op Zaterdagavond 12
Januari, 's avonds 7 uur. Ik geloof
zeker, dat het in clat boekje staat,
dat je gekregen hebt. Wat leuk. dat
je als een Japansch me'sje verschijnt
'k Zal vast naar je kijken.
SNEEUWKLOKJE. Wel ja, je
mag best eens overslaan met de
raadsels, "k Vind het aardig van je.
dat Jij Truida V. weer geholpen hebt
met bonnen van Texel. En wat
vriendelijk van mevrouw V. om zoo i.
heerlijk blik biscuit te sturen. Ik
wist niet, dat zuster C. Brederode-
Duln gaat verlaten. Van den zomer
wil je haar zeker graag in Katwijk
gaan bezoeken. Gaat 't goed met je?
POESENMOEDERTJE. Je moo"t
dezen schuilnaam houden. In welk
costuumpje verschijn je Zaterdag
avond? Als een poes?
WINNETOU. Houd dezen naam
maar. 't Is gezellig voor je, dat Ie
vriendje al wat letterwijs ls. Hij kan
je nu over de eerste moeilijkheden
heen helpen.
GOUDOOGJE mag dozen schuil
naam houden. Heb je ook kennisjes
aan de Rubriek? Je bent al heel
flink begonnen.
TEEKENAARSTER. Heb je al in
het boek gelezen? Aardig, dat groot
moeder Je kalcnderschild heeft ge
kregen. Grootmoeder mag nu zeker
ook je prijs lezen. Ik wensch Jou
ook een heel gelukkig 1929 toe.
REDNEB. We hadden immers
al afgesproken, dat Je dezen naam
mocht houden?
EENIGST KIND. 'k Hoop. dat
1929 jou ook heel veel prettige din
gen zal schenken.
ZWALUW EN MEIKLOKJE mogen
hun schuilnamen houden. Natuurlijk
mogen jullie elkaar helpen met de
raadsels.
MAARTJE B. Dat ls grappig,
dat Maartje ln Maart jarig is. Ja
als je 10 jaar bent, behoor Je bij
Afdeeling
BOEKENVERSLINDSTER. Zoo-
dra lk plaats heb, geef lk weer eens
een handwerkje. Dat ijs en sneeuw-
weekje was al een heerlijk cadeau
tje in 't Nieuwe Jaar. Je moet min
stens 13 raadsels ln de maand heb
ben goed gehad, om mee te mogen
loten voor een raadselprljs.
ZEEUWINNETJE. Ook een recht
gelukkig jaar toegewenscht. kleine
Zeeuw. Wat heb jij weer een heer
lijke vacantie gehad. Ik denk. dat de
grootouders 't ook wel gezellig von
den, dat Jullie er waren. Je hebt Je
oogen goed opengezet op de kaas
markt. Als Je het op school over Alk
maar hebt, weet Jij er heel wat van
te vertellen. Zijn Jullie ook wel eens
's zomers in Heiloo geweest?
GOUDKOPJE. Wederzijds veel
heil en zegen toegewenscht. Dat was
dus een echte verrassing voor je, dat
je een prijs tad. Ik had Je gezicht
wel eens willen zien. Is 't boek naar
Je zin? Wat hebben Jullie ln Vogelen
zang een fijn feest gevierd.
LIBRA. Je raadsel is goed.
PRINSES ROZEMOND mag dezen
schuilnaam houden.
TRAMSTUDENT. Ï3 de ver
koudheid over? Je hebt je schets
boek dus al aardig ingewijd. Wat
heb Je een lange spoor, Daar ls een
groote kamer voor noodlg om die
een flinke rit te laten maken.
EEN NAAMLOOZE vertelt me. dat
ze nu naar de Huishoudschool moet.
En daar zal ze zonder naam zeker
niet toegelaten worden.
DENAPPELTJE. - Prettige vacan-
tie-dagen gaan altijd veel te gauw
voorbij. Je denkt altijd meer af te
zullen doen, dan Je in werkelijkheid
doet. Ik ben toch zoo benieuwd om
het plerrette-paartje te zien. Ja
hoor, kom maar gerust even naar
me toe. Ik zit heel vooraan.
GOUDSTERRETJE. Hoe gaat
het nu met Je vriendin? Gelukkig,
dat grootmoeder weer ls opgeknapt.
Ik kan me begrijpen, dat je het
heerlijk vindt weer in eigen huls te
zijn. Je raadsel is goed.
BART ZONDER BARST. Ook
veel geluk toegewenscht in 1929.
ENRICO. Hoe is 't nu met den
zeeren vinger? We kunnen eigen
lijk geen enkel lidje van ons li
chaam missen. Jullie bakje staat er
nog zoo frisch bij. Maar lk zorg er
ook goed voor. Ik denk wel, dat je
Zaterdagavond plezier zult hebben,
't Is heel wat vroolijker met je ge
steld, dan 't vorig jaar, hè?
DE KLEINE MONTEUR en DE
KLEINE KWEEKER. Jullie zijn
weer hartelijk welkom. Is de kleine
Kweeker weer flink en gezond? Naar
welk Herstellingsoord is hij geweest?
RANKVOETJE. Ben Je al een
beetje beter? Wel lammer, dat je
nu niet naar 't feest van Tonevo
kunt gaan. Ik zal Je kaart aan het
Bestuur geven. Je raadsels zijn goed
en je mop ook.
DE KLEINE LORD. Heb je op
het verdronken landje schaatsen
gereden? En kun je het al los?
KNAGELIJNTJE. 'k Geloof, dat
ik Woensdag de appelbeignets gero
ken heb. Ze smaakten zeker fijn.
Stuurt Moeder Onze Jeugd nog naar
Amerika? Wat prettig, dat je al zoo
goed kunt schaatsen rijden.
PIGGELMEETJE. Ja zeker heb
ik je kaart ontvangen. Ik dank je ei
nog hartelijk voor. Je moogt dezen
schuilnaam wel houden, 't Zal mH
benieuwen, of Je morgenavond nog
gecostumeerd bent. Nu beter op je
krantje passen.
MIGNON. Weineen, lk heb
heelemaal niet gedacht, dat 'M me
zou vergeten. Wat hebben Jullie een
lange vacantie gehad. Als je nog
geen kaart van Tonevo hebt gehaa,
vraag er dan gauw een aan den
heer Pollé. Spionkopstraat 50, Haar
lem-Noord.
MARGARETHA v. PARMA. Dat
was nog eens aardig van die vrien
delijke onbekende om jou 20 plaat
jes cadeau te doen. Zoo zie je al
weer, dat er altijd goede menschen
ln de wereld zijn.
LILLIPUTTERTJE. Neen. mas
kers zijn verboden. Er moet wel een
geleider mee van boven de 16 jaar.
Wat fijn. dat je 19 Januari weer naar
een gymnastlek-ultvoering gaat.
MIMI POESEKAT. Die moeder
van lou is nog eens een goede baro
meter. Je kleine zus is zeker aller
lieveling en speelpop. Ze zal wel
graag mee willen naar den melk
boer. die zulke lekkere pepermuntjes
geeft.
BILLY BOE. Was de prils naar
je zin? Dat is nog eens aardig, dat
Jij Je nu vermaakt met de slee, waar
vader vroeger mee gesleed heeft. Je
bont Woensdag zeker ook den heelen
middag bulten geweest.
W. L. Jongen, wat doet me dat
een plezier, dat je moeite niet te
vergeefs is geweest. Ls mijn voor
spelling niet uitgekomen, dat Je nog
handen te kort zou komen? Je moet
wel zorgen, dat alles ordelijk blijft
gaan.
KORSTJESKNAGER. Nog wel
gefeliciteerd mot Je verjaardag. Kun
je al veel aardige liedjes spelen oio
ie mondorgel? En gaat je tolletje
fijn?
SHIPPY. Ik wensch Jou ook een
heel prettig Jaar, hoor! 't Is maar
een heerlijk weekje geweest van win
terpret. Ik hoop voor Je allen, dat
't nog een poosje mag aanhouden.
ZIELTJES ZONDER ZORG. Ik
vind Jullie heclemaal niet dom. Alle
begin is moeilijk en 't zal wel steeds
beter gaan. Jullie kunnen heel ee-
zellige briefjes schrijven. Willen jul
lie nu voortaan ieder een briefie
hebben?
BLONDKOPJE. Wat ben ie
gauw Jarig. Is 't een mooi boek. dat
je uit de schoolbibliotheek hebt?
MEIDOORNTJE. En ls jouw
bock mooi? Is 't Zaterdags weer ver
ruilen?
SNIBBELAARTJE. Blijft het
goed gaan met 'ien kleinen Metse
laar? Wat leuk, dat hij bij den dok
ter moest komen eten. En at hij
toen flink?
KRIELKIP. Ik ben benieuwd
ln welk costuumpje jij verschijnt. Er
waren heel wat mooie kalender-
schilden. Heb je alle dagen ln den
tuin gesleed?
T KLOPPERTJE. 't Doet me
plezier, dat de pijn nu over is. Hoe
lang moet het verband er nu nog
om blijven? Leuk dat je ook met de
bibliotheek meedoet. Wat voor boek
heb je nu?
CROCUSJE. ik zal eens goed
zoeken naar dat groene Danseresje,
't Stelt zeker een crocus voor, die
nog niet ln bloei is.
PRIKKEBEEN. Als de rebus
heel duidelijk geteekend ls, kan ze
wel opgenomen worden. Je gaat heel
wat beter schrijven, 't Is heel ver
standig van je, dat je alle dagen je
oefent ln je schoonschrift.
SERING. 't Feest is voor kinde
ren, maar een oudere mag als ge
leider mee.
BOTERBLOEMPJE. Geniet
maar van den winter, zooveel je
kunt. Wat leuk, dat jij morgen ook
op 't feest van Tonevo komt.
PAPAVERTJE. Toen je mop
perde, begon het zeker juist weer te
sneeuwen. Hoe ls 't nu met groot
moeder?
BOSCHVIOOLTJE. Je raadsel
is goed.
DEN HEER EN MEVR. v. d. L.
D. dank ik vriendelijk voor de ge-
lukwensch met 't Nieuwe Jaar. We-
derkeerig alles goeds toegewenscht.
BOSCHWACHTER. Ben je blij
met je prijs? Je zult zeker ook nog
wel eens een wedstrijdprijs winnen.
SNELVOETJE. Je moppen zijn
heel geestig en krijgen wel eens
een plaatsje. Mag je al weer naar
school? Hoe is 't met Je vriendin?
Je gaat haar zeker nog al eens
bezoeken. Wat is gezondheid toch
een groote schat, hè!
ATTALANTA. Ja, dat is een
nrach'lj boek. Je bent zeker maar
blij. dat je in Onze Bibliotheek bent
gegaan. Ik weet niet, of je iedere
week een boek kunt krijgen. In-
formeer daar maar eens naar.
JUFFERTJE ONGEDULD. Je
schreef nu heel netjes. Ik vind het
ook heel gezellig om Zaterdagavond
zoo veel kennisjes te ontmoeten.
HUISHEN. Wat zal moeder ver
moeid zijn geweest van het bakken.
Ik denk. dat ze zelf geen oliebol
meer lustte. Je verjaardag schiet nu
gauw op. Je raadsels zijn goed.
BABY PEGGY. Wat naar. dat
moeder weer ziek is. Wie gaat nu
met je mee naar Tonevo? Had je
van niemand een pakje kunnen
leen en?
BUFFALO BILL. Er zijn mooie
boeken in Onze Bibliotheek. Je bent
zeker ook blijdat je er lid van bent
geworden. Een bof. dat je ook nog
mee kunt naar Tonevo. Je raadsels
zijn goed.
HELIANTE. Ik wensch jou ook
een heel gelukkig jaar. Wat heb ie
een vroolijke vacantie gehad. Ik kan
me best begrijpen, dat de Rubriek
erbij Inschoot.
EIKELTJE. Nu ben je toch ze
ker wel tevreden over den winter.
Heb Je de schaatsen al onder gehad?
Je blijft zeker buiten, zoolang het
licht is. Je raadsels zijn goed.
JUFFERTJE SCHRIJFGRAAG.
Dat kan straks een gezellig school
feest worden. Ken je je rol al? Het
lijkt me een reuze grappige voor
dracht. Er zal zeker om gelachen
worden.
W. BLOMBERG—ZEEMAN,
v. d. Vlnnestraat 21r.
Haarlem, 11 Januari 1929.
BRIEF VAN T BESTUUR
VAN TONEVO.
Wegens onvoldoend adres zijn niet
bezorgd of als onbestelbaar terug
gekomen:
Eikeltje cn Electrlcien, Mei- en
Juniblocmpje, Ambachtsman en
PijDje Drop.
Wanneer deze Rubrlekertjes zich
ten spoedigste melden bij den Heer
Pollé, Spionkopstraat 50, kunnen ze
nog kaarten bekomen.
HET BESTUUR VAN TONEVO,
BIJVOEGSEL1
VRIJDAG 11 JANUARI 1929
No. 108
AAN ALLEN!
Toen Jullie Zondag wakker wer
den en een mooie, glinsterende witte
wereld zagen, sprong je hart op van
blijdschap. De slee moest uit den
schuur of van den zolder gehaald
worden. Natuurlijk moesten er
sneeuwballen gemaakt worden, mis
schien heb je nog wel eventjes een
vriend of vriendin ingewreven.
Sneeuw en ijs zijn werkelijk de
vreugde van den winter. Wie
schaatsen kan rijden lacht natuur
lijk in zijn vuistje, als hij 's morgens
de ijsbloemen op de ruiten ziet. Laat.
't maar vriezen, dan gaan vaarten
en grachten dicht, dan kan er gere
den worden, 't Is zeker een wonder
lijk verschijnsel, dat de echte Hol-
landsche winters met veel sneeuw
en veel ijs zeldzaamheden zijn ge
worden. En 't is te begrijpen, dat jul
lie je al weer afvragen: „Zou deze
winter nu weer een kwakkelwinter
tje worden?" Er is een oud rijmpje,
dat. zegt:
Als de dagen lengen
Gaat de winter strengen.
Als je de geschiedschrijvers gelou-
ven wilt, schijnt dit ook wel waar te
zijn. In 't jaar 1615 b.v. begon het in
Februari eerst echt te vriezen, zoo
wat ze noemen steenen dik. En 't
bleef vriezen tot 25 Maart.
In 1G17 vroor het van 8 December
tot 18 Maart en het ijs was zoo sterk
dat men met paard en slede over de
Z":ierzee reed.
In den winter van 1620 op 21 had
men weer maanden vorst en op één
dag zag men 172 sleden over de Zui
derzee gaan. Een Engelsch schip zat
toen bij de Friesche kust ingevroren.
De lading bracht men met paard en
wagen naar Enkhuizen.
~n dezen tijd scheen men jaar op
jaar strenge winters te hebben. Een
jaar later reed de Friesche Stadhou
der met den koning van Bohemen
en gevolg over de Noordzee. Ze zul
len waarschijnlijk gereden hebben
in die prachtige arresleden, bespan
nen met sterke, forsche paarden,
kleurrijk opgetuigd met rinkelende
bellen.
~n 1659 werd in April nog schaat
sen gereden. In Denemarken werd
toen op het ijs oorlog gevoerd.
In 1667, natuurlijk kennen de oud
sten van jullie dit jaar door den tocht
naar Chattam, heerschte er ook
zoo'n strenge vorst, dat 't eerst wel
leek, of de tocht niet ln 't water,
maar in 't Ijs zou vallen. De schepen
moesten dan ook op den dooi wach
ten, die spoedig inviel.
In 1674 begon het voor 't eerst te
vriezen om i Februari. Deze vorst
hield aan u>t begin Maart. Maar toen
werd het zoo yolop lente, dat er b.v.
In het Haarlemmermeer (toen was
't Immers nog een groot meer) de
eene week door de jongens gezwom
men werd, die er een week van te
voren nog schaatsen op reden. Zoo
zie je al weer, de natuur houdt van
verrassingen. Vandaag dooi, morgen
vorst, misschien overmorgen ijs en
sneeuw. Dus houdt er den moed
maar ln.
W. B.—Z.
WIJ, ARME VOGELTJES...
Het had de laatste dagen duch
tig gesneeuwd. De geheele natuur
had zich in een wit kleed gehuld
en op alle huizen, boomen en strui
ken, op de hekken om de tuinen en
op alle andere dingen lag de sneeuw
centimeters hoog. Alles scheen daar
door veel geweldiger en grooter dan
het in werkelijkheid was.
Voor de arme vogeltjes vooral
was het een troostelooze tijd. Hoe
lang moesten zij niet rond vliegen
eer zij een tak of een twijgje gevon
den hadden, waarop zij even konden
uitrusten. Dat was op zich zelf al
erg genoeg, maar nog erger was het
dat zij zoo weinig voedsel vonden,
want letterlijk alles lag onder dt>
sneeuw bedolvenv
Voor mij was het weer echter aan
lokkelijk genoeg om er eens op uit te
trekken, naar buiten in de vrije na
tuur! In mijn zakken nam ik een
flinke hoeveelheid broodkorstjes en
kruimels mede, want, ik begreep na
tuurlijk wel, dat lk daarmede menig
vogeltje gelukkig zou kunnen ma
ken. Zoo kwam ik ook langs een
ouden, kalen boom, op welks takken
een eenzame musch zat. Het diertje
sidderde over zijn geheele lijfje en
van tijd tot tijd liet het een klage
lijk „Piep, piep!" hooren. Langzaam
trad ik nader, greep ia mijn zak en
wierp het een paar stukjes brood
toe. Van zijn plaats af. had het
muschje heel goed mijn bewegingen
gezien en snel had het zijn kopje
heen en weer gedraald. Zoodra ik mij
weer een paar schreden van den
boom verwijderd had, vloog het op
den grond en pikte vlug de paar
kruimels op. welke lk daar had neer
geworpen. Dan zocht 't zijn plaats
je op den tak weer op cn riep: „Piep,
piep!" Ik dacht zoo. dat dit wel een
soort dankbetuiging kon beduiden
en vervolgde glimlachend mijn weg!
Ik was echter nog niet veel verder
door gewandeld, toen ik opeens een
grooten vogel uit een boschje op zag
vliegen. Met langzame, krachtige
slagen vloog hij breed en majestueus
op den ouden boom toe.
.Aha," dacht ik verrast, „hij heeft
zeker van de verte uit met zijn
scherpe oogen het kleine muschje
ontdekt en zal het nu gaan vanger,
om er zijn honger mede te stillen!"
Het was naar mijn meening.
waarschijnlijk een roofvogel, die
door de koude in het Noorden naar
ons land gedreven was. Snel liep lk
een paar passen naar den boom te
rug, waar ik het muschje nog ineen
gedoken zag zitten, angstig naar alle
kanten blikkend.
Maar de roofvogel had mij ook
gezien en blijkbaar door mijn aan
wezighcid verstoord, veranderde hij
opeens van richting en vloog in een
wijden boog om den boom. Maar ah
de wind zoo snel keerde hij op een1:
terug en een oogenblik zag het er
zelfs naar uit, dat hij mij wilde aan
vliegen. Verschrikt greep ik mijn
wandelstok stevig bij den knop.
maar eer lk goed wist, wat er ge
beurde zag ik den grooten vogel in
één streek over den tak waarop het
muschje zat. zweven. Dit geschiedde
echter zoo buitengewoon vlug. dat
ik eerst nadat de roovcr zich weer ln
dc richting van het bosch verwijder
de. bemerkte dat het muschje ver
dwenen was. Ik zocht nog een
oogenblik rond den boom oo den
grond, daar ik mnende, dat he'
kleine diertje wellicht van schrik in
de sneeuw gevallen kon zijn. maar
ik vond niets. Nu stond het ook bij
mij vast, dat dc roofvogel 't muschje
gevangen had. Hij had zeker wel cr-
"en honger gehad want ergens had
lk gelezen, dat vogels van zijn soort
zich hoofdzakelijk met veldmuizen
voeden. Maar natuurlijk, door de
hoogliggende sneeuw, waren oo'-
nergens muizen te vangen en zoo
had hij zich dus wel aan een enkel
muschje mieten vergrijpen. Ach
ook roofvogels moeten leven en zij
kunnen het zelf niet helpen als zij
honger hebben, nietwaar?
In gedachten Hen ik door maar
weldra hoorde lk vlak achter mij
nog eens het bekende: „Piep, piep!"
Hoe was dat nu mogelijk? En voor
den tweeden keer keerde ik mij om
naar den boom. Op dezelfden tak zat
ook nu een musch, welke echter we!
Iets grooter en dikker scheen te zijn
dan de eerste. Het vogeltje scheen
erg opgewonden en blikte met korte,
zenuwachtige bewegingen van zijn
kopje naar links en naar rechts. Het
leek mij toe, dat hij het andere
muschje, dat zoocven nog op deze
plaats gezeten had, zocht. Het was
zeker een paar geweest en één was
er nu weg. Medelijdend greep lk weer
in mijn zak en wierp opnieuw een
paar kruimels uit. Dadelijk pikte de
musch alles op en zette zich daarna
weer op zijn plaats, luid roepend:
„Piep, piep!"
Opeens zag ik dat het muschje op
vallend onrustig werd.Wat was daar
van nu weer de oorzaak. Een oogen-
blikje keek ik rond en met schrik
ontdekte lk. dat ln de verte weer de
roofvogel uit het bosch gevlogen
kwam. Hij had zeker dit muschje
ook alweer gezien, en het kleine vo
geltje liet duidelijk merken, dat het
zijn vijand daar in de verte reeds
herkend had. Ik liep nog dichter
naar den boom toe en was nieuws
gierig of de roover moed genoeg zou
lebben om thans nog een aanval op
den musch te doen. Evenals den eer
sten keer kwam hij statig naderbij
gevlogen om tenslotte een grooten
cirkel om den boom te beschrijven.
Hij steeg daarbij al hoogcr en hoo-
ger en ik dacht reeds, dat hij plan
'lad naar het bosch terug te keeren,
toen hij zich plotseling loodrecht
naar omlaag liet vallen en vlak bo
ven mijn hoofd over den tak streek.
Direct daarop verdween hij zeer
laag vliegend. Maar het muschje op
den tak was eveneens weg,... Zoo
had de brutale roover toch zijn buit
gele regen.
Alles ging ook nu weer zoo snel,
dat ik waarlijk den tijd niet gekre
gen had, om het arme vogeltje lo
beschermen. Ik begreep, dat het do
honger was. welke den roofvogel tot
het uitvoeren van dergelijke brutaio
stukjes dreef. Het beest had mij be
slist wel gezien en zal ook wel een
beetje bang voor mij geweest zlin,
maar het kon toch niet, nalaten zijn
prooi te bemachtigen. Was ik een la
ger geweest cn gewapend, dan zou
hij zijn waagstuk z^ker met den dood
hebben moeien bekooren.
Ik wandelde weer verder en nam
mij stellig voor. zooveel mogeliik
voor de kleinere vogeltjes te zullen
zorgen. En dat deed ik on de volgen
de manier. Alle takjes en twijgen,
welke binnen mijn bereik waren
'n den tuin en on dr-n weg voor mijn
huis zuiverde ik eiken morgen van
sneeuw, zoodat de musch les en de
andere vogels een plaatsle hadden
waaron zij konden neerstrijken. Op
deze wijze vonden de diertjes ook
hun vocdr ?1 en was het. niet nood'g,
dat zij zich naar het bosch of het
veld moesten begeven om voedsel <c
vinden. Bulten zouden z11 natuur1 Mk
door de groote vocls Pn uilrtn
spoedig worden verslonden, maar in
de nabilheid van hulzen waren ze
ve^l ve'lleer.
En als het m«t den honger zoo erg
zou worden, dat de uilen des nachts
zelfs de huizen der mensehen durf
den naderen, vonden de musch les in
ieder geval onder de la^e struiken m
dc tuinen een plaats om zich te ver
bergen. Want in zulk lang groeiend
gewas kunnen de grootcrc vogels
niet komen.
En nu lk Jullie verteld heb. wat ik
zelf eens bulten gezien heb. hoon ik
maar, dat je ook voor de vogelt'es
zult doen wat lk gedaan heb. H^t
zijn onze lieve vriendjes nietwaar,
en wij moeten bedenken, dat zij in
den winter door niets en niemand
beschermd worden. F.n om hen wat
te helpen is «wel prettig ook, want Ie
moet eens opletten hoe snel de
muschjes Je gaan vertrouwen en
dichtbij durven komen, als zij eiken
ochtend wat voed3cl en een plaatsle
om te zitten krijgen. Het ls dan alsof
zij telkens zeggen: „Ach. wij arme
vogeltjes! Help ons toch!"
Hen helpen! Wie zou dat niet
gaarne doen?