DE ZATERDAGAVOND De Brederode zaterdag i9 januari BIJVOEGSEL VAN HAARLEM S DAGBLAD vijfde blad hij, de eerste die aldus genoemd werd. Wie zeker weet dat „rode" het woord Is oor ontgonnen land, zal „breede rode" hou den voor een flink stuk grond waarop het hout gerooid is, en gevolglijk de oude ro mantische verklaring niet zonder nader on derzoek aanvaarden. Tal van geleerden hebben zich met het vraagstuk bezig gehou den, maar opgelost is het niet. Zullen wij hier met elkander een nieuwe poging doen om licht te ontsteken in deze duisternis? Hot zou u niet bevalen. Gij houdt van ze kerheid en iets minder mag ik u niet geven Welnu dan, vast staat, dat rot de Holland- ~che edelen die, in de twaalfde eeuw tot macht gekomen, weldra oo de zaken van het graafschap een bc'an°rüken invloed oefen den. allereerst de Brederoden behoorden. Er> dat hun kasteel in Kennemerland is ge bouwd in de eerste helft der dertiende cc.uw Nu treden ze naar voren, deze leanedeler •ijk in goederen, trofsch zich verheffend bo ven den gewogen vrije, ridders zonder vrees veldheeren. vlootvoogden, staatslieden, ge 'eerden. Wie telt hun goederen? Ik noer üer alleen de heerhikheden Brederode er 7ianen. Brederode in Kennemerland: de dui ■•en, wildernissen en ambachten. Zandvoort, Tetrode, Ae'brecht'-berg, de Vogelenzang, 'iaarlemmerliede, Noordschalkwijk, Sc^o+en Huid- en Noord-Akendam, Hof-Ambacht Telzen, Schoor 1 en Kamp. En midden in Hol- and gelegen de vrije heerlijkheid Vianen en 'meide. Deze bezittingen waren aan de Bre- "eroden gekomen door het buwe'ijk var leer Walraven, die in 1417 bij Gorinchem oeuvelde. met Johanna, erfdochter var Tendrik van Vianan. Nu ik Walraven ge doemd heb, schieten u andere namm te bin ien. Ge denkt aan Hendrik, die in 1?45 graa' Villem den Vierde op „De Brederode" ont- ing, en hoe hij in hetzelfde jaar met zijr eer sneuvelde bij Staveren. Ge herinnert u oe in het voonaar van 1426 Kennemers Vestfrie^en en Waterlanders onder leiding 'er boêksche edelen Willem van Brederode en Willem Nagel tegen de bourgondlsche mh'^nqron omstonden f""> ho'"<r slnotrov- om Haarlem; hoe in 1470 te Utrecht dom- roost Gijsbrecht tegen het bourgondiscm" ezag optrad. Ik kan een en anJer slechts anstippen en reken daarbij op uw kennis an de vader'andsche geschiedenis, waarvar 'eze gebeurtenissen een onderdeel vormen Iraaf Hendrik zult ge niet vergeten, den lei- 't der verbonden ede'en: gearmd met zijr kademaker 1700. vriend Lodewijk van Nassau sloot hij den stoet, die zich op dien gedenkwaardiger Aprildag van het jaar 1566 begaf naar het paleis der Landvoogdes te Brussel. Zeven jaar later viel het hoofd van Lancelot zijn bastaardbroeder, die zoo dapper Haarlem had helpen verdedigen. En een andere Wal raven behoorde tot het drietal dat de centra le regeering der Vereenigde Provinciën ver tegenwoordigde bij de onderhandelingen over het Bestand. Bevreemdt het u, dat koning Willem de Eerste de verwaarloosde rustplaat: der Brederoden in de kerk te Vianen lie' herstellen, uit piëteit voor deze dood en aar wie het vad«nnr.^ en zijn huis zooveel ver schuldigd waren? Aan den bouwval in Kennemerland dach' toen nog niemand. Ve-c^en stond hii in df schoone omgeving die hij eenmaal had be- beheerscht, zich verheffende uit de struiken als om te toonen dat hij er nog was. DrL eeuwen waren verloopen sedert de laatste en cecn,eumj ouii iioi/jlooaj, Van stamslot Hier slet gij Bredero geteykent naer het leven. Visser Bender (1785—1813) H. E. KNAPPERT. tot rijksmonument Siwart, die zich de breede roeden uitgemeten kreeg Hoe Haarlemsche kunstenaars den bouwval zagen Tweehonderd en vijftig Jaar geleden, 5 Juni 1679, overleed op 't kasteel Batestein bij Vianen Heer Wolfert Van Brederode. Tier. dagen later werd zijn stoffelijk omhulsel bij gezet, en nadat, naar oud gebruik, zijn wa pens mee in den grafkelder waren neerge legd, las de griffier van de Kamer van Ju stitie af, in het bijzijn ook van de bastaar den, dat de overledene was „de laatste wet tige mans oir van het Doorluchtige geslaghl van Brederode", Wie nog na derdehalve eeuw herdacht gal worden, moet diepere sporen in den zandzoom van den tijd hebben achtergelaten dan deze jeugdige edelman, die op twintig- jarigen leeftijd stierf. Het is dan ook nie* om hem te vieren zoo als wij het dezer dagen Vondel zullen doen dat Haarlem": Dagblad verschijnt met een Brederode-blad- zijde. Met Heer Wolfert's sterfjaar staat zi' in geenerlei verband. En ik had evengoe-" kunnen beg'nnen met de opmerking, da" juist zestig jaar geleden de bouwval van zijn stamslot rijksmonument wera. Mis schien ware dit juister geweest. Immers onze hoofdredacteur, terecht van meening. dat er onder de lezers van zijn blad genoeg romantici zijn voor wie een middeleeuwsche ruïne, zelfs bij een herhaalde .beschouwing, n'.ets van haar bekoring verliest, verzocht mij hier iets van „De Brederode" te laten zien en daarvan wat t,e vertellen. Graag, doe ik het. Ik heb hem lief „den steenen reus in "t bloeiend dal", en voor een bezoek is het nu geen weer. Maar ik mocht om het huis de heeren niet voorbijzien. En ik begon met den laatsten, omdat mij van de eerste niets be1rend is. Zijn de Brederoden uit de oude graven- familie gesproten? Is hun huis in het jaar duizend gebouwd? Ze hebben het nooit be twijfeld en bet volksge^of dat hen „de edelste" der Hol1 andsche edelen noemde, heeft hun bewering beaamd. „Wettig ge- descendeert ende geboren uit de Graeven van Holland" zoo vermeldt de koneren plaat b'i hun graf in de kerk te Vianen. Johan Wolfert, veldmaarschalk onder Frederlk Hendrik, placht zich „geboren Grave van bewoner, de baljuw van Brederode, het huis wegens bouwvalligheid had moeten ruimen. Drie eeuwen van verwaarloozing waren niet bij machte geweest de sterkte te sloopen tot den grond. De Brederode trotseerde den tijd zooals haar ridderlijke bezitters wel menig maal een aanval hadden weerstaan. Haar kracht was gebroken, haar luister vergaan Maar grootsch in haar verlatenheid, was zij gebleven de trotsche bouwval, trouw bewa rend de herinnering aan glorierijke dagen. Had niemand oog voor haar schoonheid? Dit juist niet. De ruïne van Brederode is herhaaldelijk afgebeeld, in haar geheel en in elk harer deelen. En Juist die afbeeldin gen toonen, dat zij in de laatste tweehon derd jaar nagenoeg onveranderd is gebleven. Die uit het laatst der zeventiende en uit het begin der achttiende eeuw geven u weinig meer te aanschouwen dan het beeld van haa: toestand vóór haar herstel in onze dagen. De teekeningen hier gereproduceerd, ahe van Haarlemsche kunstenaars, zullen u hiervan gemakkelijk overtuigen. Ze spreken u boven dien van de liefde, waarmee de teekenaars hun voorwerp hebben aanschouwd: hier siet gij Bredero geteykent naer het leven. Na&: iet leven teekende, omstreeks 1675, Vincent Laurensz Van der Vinne de Voorpoort. Van 1700 is de teekening die de ruïne over haar geheele lengte laat zien. Ongeveer honderd jaar later bracht Visser Bender haar in beeld Eymer gaf den bouwval in zijn geheel, enkele jaren vóórdat de reddende hand naar dit ge denkstuk van vroeger eeuwen werd uitgesto ken. Voorts een foto die den tegenwoordigen toestand weergeeft. Eindelijk een teekening van De Stuers: Brederode in welstand. De Stuers noemt haar „een van de hoogst zeldzame voorbeelden van der Regeering aannouuende zorg voor na.m nale monumenten". Zoo was het in 1862 toen met het herstellingswerk een aanvang werd gemaakt. En dat zij deze zorg op zich nam. was een gevolg van het aanhouden van Mr. A. J. Enschedé, die, eere zij zijn nagedachte nis, niet rustte alvorens aan den elsch der piëteit was voldaan. Onder zijn leiding en naar een vast plan is toen de heer Van der Linden, bouwkundige, opzichter van het ge sticht Meerenberg, die hem ter zijde wilde staan meer uit liefde voor de zaak dan we gens de karige belooning die men hem kon toeleggen, aan den arbeid getogen. Wat zij en hun medehelpers in de Jaren 18621871 hebben verricht kan ik hier niet vermelden. Wat zij, na vele teleurstellingen, hebben bdreikt, is het benoud dezer merüwaarcnge ruïne, de meest ponu'aire in Nederland. Van stamslot tot rijksmonument. Zoo mag de geschiedenis van „De tsreueroue", een ge schiedenis van zes eeuwen, genoemd worden. Gebouwd in de eerste be'ft der dertiende eeuw, wordt het slot in 1426 verwoest: na het vruchie.oos beleg van Haarlem door Vrouw Jacoba, loopeu de Cabeljaauwschen den om trek hunner stad af en steken ook het adel lijk slot in brand. Het is onbewoond. Heer Walraven, die sinds 1415 de heerlijkheid be zit, houdt verblijf op het slot Batestein. Ge deeltelijk hersteld, wordt het betrokken door den baljuw der heerlijkheid. De eigenaars keeren niet terug en het verval begint. Zoo vinden h"t de Snaan«vhe troenen die in 1573 Haarlem belegeren. Zij maken het gebouw onbewoonbaar door het herstelde gedeelte te verbranden. Als bouwval blijft het liggen. In 1684 overleed de laatste der Brederoden* Hedwig Agnes, het Fraulijn, zooals ze ge noemd werd. Toen verviel de heerlijkheid door erfenis aan de graven van Dohna en LlppeDetmold. Van hen kochten de Staten van Holland en Westfriesland in 1725 al dc vroegere bezittingen der Brederoden en dus ook het stamgoed in Kennemerland. Na de omwenteling werd het domeingoed. Zoo luidt deze geschiedenis. En haar eind is, dat „De Brederode" rijksmonument is ge worden en dus voor volgende geslachten be houden zal blijven. En dit beteekent genot voor duizenden. Ik weet wel dat er zijn die voor de schoonheid van een ruïne geen oog hebben; die, vanwege de nuttigheid, een transformatorhuisje liever zien dan een bouwval. Niet alle bezoekers van Velserend zijn bedevaartgangers, niet aller bezoek geldt de overblijfselen van het doorluchtig stam slot van een wijdvermaard geslacht. Vele, de meeste van hen zoeken hier de vrije na tuur, niet de grijze oudheid. Gelukkig, dat het zoo is! Als onze Bredero maar behoudt wat de tijd haar gelaten, wat de herstelling haar teruggegeven heeft: haar voorburg en haar hoofdgebouw. Haar voorburg, nu een vierkante toren, open aan de slotzijde, met een doorgang, waarboven twee verdiepingen en een steenen wenteltrap. Haar hoofdge bouw, nu, om een binnenplein, aan twee zij len de overblijfselen van woongebouwen, aan de twee andere zijden walmuren. Op dc vier hoeken torens, drie vierkant. Van dien op den Z. W. hoek is slechts de onderbouw over evenals van den vierden (ronden) toren op den Z. O. hoek. Naast den N. O. toren een vijfde en hierbij aansluitend het poort gebouw m ?t een doorgang. Een wenteltrap bedient zoowel het poortgebouw als den aangrenzenden toren. Hierin twee vertrekken met gemetselde schouwen en muurnisjes. Dit weinige bleef ons, dit weinige hebben wij lief. Sit honor antiquitatL ->y v. d. Vinne omstreeks 1675 Holland" te onderteekenen. Hun wapen ver toont den Hollandschen leeuw en de hooge plaats, die zij terstond bij hun optreden in nemen, pleit mede voor hun opvatting. Over den oorsprong van hun geslacht weten zij u in te lichten: Graaf Aernout van Holland had twee zonen, Diederik en Siwart. Deze, de jongste, opvliegend van aard, had een manslag gepleegd en zich door de vlucht aan 's vaders wrekende gerechtigheid onttrok ken, juist toen met den bouw van het grafe lijk kasteel een aanvang was gemaakt. Jaren lang zwierf de verloren zoon als balling in den vreemde. Toen echter zijn broeder, wiens bruid aan Siwart haar redding uit doodsge vaar te danken had. ter bruiloft ging, keerde de zwerver huiswaarts en de vader ontferm de zich zijner. „Siwart. mijn zoon!", onder dezen uitroep drukte hij zijn kind aan het hart, „gij hebt ons allen gered, groot zij uw loon. breede roeden zal ik u in het land uwer vaderen uitmeten." Sedert voerde Siwart den naam Brederode,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 15