ONZE JUBILEERENDE SPOORWEGEN.
DE VROOLIJKE
KANT
RiOGRAPHIEEN ÏN
EEN NOTEDOP
90 jaar geleden werd de lijn Haarlem-Am sterdam de eerste in ons land! ingewijd.
HET 40-JARIG BESTAAN DER LIJN HAARLEM—ZANDVOORT.
VOOR 23 JAAR WERD BEGONNEN MET DEN BOUW VAN HET NIEUWE STATION TE HAARLEM.
Het Haarlemiclie station aan do Arasterdamscho Vaart bg de opening van de eerste spoorlyn.
1929 is voor onze spoorwegen een jaar van
herdenkingen!
Het belangrijkste feit is, dat het 90 Jaar
'geleden is, dat de eerste spoorlijn in ons
land, die een verbinding bracht tusschen
Haarlem en Amsterdam, geopend werd.
Dat was in dien tijd een gebeurtenis! Maar
enthousiast was men er allerwege niet voor.
Integendeel, de mannen die hun schouders
onder dit groote werk gezet hebben, dat in
de toekomst voor ons land van zooveel be-
teekenis is geweest, ondervonden veel be
strijding. Het werd vreemd gevonden, dat
men een spoorweg wenschte aan te leggen
ter verbinding van twee steden,diereeds
door een goed bevaarbaar kanaal te berei
den waren!
De Staatscommissie die de concessie-aan
vraag moest bestudeeren wilde het plan niet
tegenwerken, maar constateerde toch, dat er
geen levendig gevoelde behoefte aan een
spoorweg bestond.
De initiatiefnemers, de heeren L. J. J.
Serrurier, R. Ie Chevalier en W. C. Brade,
zetten evenwel door en zagen hun werk met
succes bekroond. De naamlooze vennootschap
„Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschap
pij" werd opgericht, waarvan de heer Brade
als ingenieur-directeur optrad.
De aanleg van de lijn werd aanbesteed voor
f 1.048.000, alsvolgt verdeeld: aardwerken
f 638.000, rails en roosterwerken f 332.000,
locomotieven f 64.000, wagens f 14.000.
20 September 1839 werd de lijn plechtig
geopend. Het station te Haarlem was gelegen
aan de Amsterdamsche Vaart, nabij de Poort
Op die plaats zijn nu de werkplaatsen der
spoorwegen. Oude Haarlemmers duiden die
werkplaats nog wel aan als „het oude
station".
Het was een grootsch feest, honderden ki}k-
lustlgen woonden het vertrek van den eersten
trein bij, die wegreed terwijl het stedelijk
muziekkorps het Wilhelmus blies.
De reizigers moesten over de Amsterdam
sche vaart komen met een bruggetje, dat op
ons cliché van het eerste station te zien is.
Er werd in dien tijd nog niet aan gedacht
om het station in het hart der stad te bou
wen. Slechts buiten de bebouwde kom werd
het „stoommonster" geduld. De boeren waren
er in het geheel niet mede ingenomen, dat de
trein in de nabijheid van hun land kwam, er
waren er die in ernst geloofden, dat de melk
zuur zou worden omdat de koeien van liet ge
stamp der locomotieven zouden schrikken.....
Het materiaal voldeed, evenals het station,
slechts aan de bescheiden eischen van dien
tijd. Hieronder geven wij een afbeelding van
verstaan werd de kosten van rente en aflos
sing van het kapitaal in de onderneming ge
stoken. De rit kostte 80 cent per enkele reis.
Aan retourtjes dacht men toen nog niet.
Jacob van Lennep heeft een Lierzang ge
maakt op den eersten spoorweg.
Hij dichtte o.a.:
Gewis, 't is roemrijk en verheven,
(Reeds 't bloot ontwerp heeft stoutheid in)
In weerwil van haar tegenstreven,
Natuur te dwingen naar zijn zin....
't Is roemrijk, over de ijz'ren banen,
Waar spoorslag noodig is noch zweep,
Te rollen door 't verbaasd Polanen,
Met onafzienb'ren wagensleep.
Toen was er ook al de quaestie van het
gevaar van den overweg. Bij Halfweg was
zoo'n wegkruising.
Vermeldingswaard is, dat de spoorwegen
daar een hooge schutting van 200 M. lengte
lieten bouwen tusschen de spoorbaan en den
straatweg, hoog genoeg om de locomotieven
en de rijtuigen aan het gezicht te onttrek
ken, terwijl aan weerszijden van het ge
vaarlijke punt een slagboom werd geplaatst.
De spoorweg maakte goede zaken. Vooral
op Zondagen was er veel vervoer.
Toch is er met den aanleg van andere
spoorwegen in ons land sterk getalmd.
In 1842 werd begonnen met de lijn Haar
lemRotterdam, die in gedeelten in gebruik
genomen werd. Eerst in 1847 kon men tot
Rotterdam komen.
De lijn HaarlemUitgeest volgde in 1867
Het was al 1874 toen de Amsterdammers
per stoomwagen naar Amersfoort, en Utrecht
konden komen. In 1884 werd de lijn door
getrokken naar Winterswijk, in 1887 naar
Deventer en in 1888 naar Almelo.
De spoorlijn HaarlemZandvoort werd 1
Juni 1889 in gebruik genomen.
Dus 40 jaar geleden.
Die opening heeft veel bijgedragen tot
de ontwikkeling van Zandvoort.
Tevoren reeds had Haarlem een nieuw sta
tion gekregen. De treinen konden nu doorrij
den naar het Stationsplein. Dit station heb
ben de meeste stadgenooten nog wel gekend.
In de eerste jaren van het treinverkeer
eischte de veiligheid reeds veel zorgen. Toen
bestond nog geen telegraaf of telefoon, dus
alles moest volgens afspraak geregeld worden.
Het vroegere station op het Stationsplein.
feen der eerste spoortreinen, die nog niet
doet denken aan onze moderne zware loco
motieven en gemakkelijk ingerichte rijtui
gen.
De dienstregeling was ook nog niet zoo uit
gebreid, dat er een spoorboekje behoefde uit
gegeven te worden.
Er vertrokken treinen uit Haarlem des
morgens om 9 uur en des middags om 2, 4
en 6 uur.
Uit Amsterdam 's morgens 8 en 10 uur en
middags om 3 en 5 uur.
De passagiers moesten blijkbaar twee prij
zen betalen, een voor „den tol"„ waaronder
In 1845 werd de telegraaf bij den spoorweg in
gevoerd, wat een groote verbetering was.
Het is juist dit jaar 25 jaar geleden, dat
met den bouw van ons tegenwoordige station
begonnen werd.
Wij kunnen ons den ouden toestand bijna
niet meer voorstellen. Er waren nog geen
viaducten, zoodat men zich behelpen moest
met overwegen. De overwegen aan den Kruis
weg, Jansweg en het Kenaupark waren voor
al in den laatsten tijd toen het verkeer be
gon toe te nemen, groote beletselen. Eigen
lijk was door de spoorbaan de stad in tweeën
gesneden. Het Schoterkwartier en het Kle
verpark zijn dan ook pas tot bloei gekomen
toen de overwegen vervangen waren door
viaducten.
Maar ook de andere overwegen bezorg
den veel last. In dat verband mag ook wel
herinnerd worden aan den overweg aan den
Zijlweg.
Over het Noorder Buiten Spaarne reed de
trein over een zeer lage spoorbrug. De
scheepvaart had daarvan veel hinder. Toen
de verhoogde spoorbaan werd aangelegd,
werd de spoorbrug over het Spaarne zooveel
hooger gelegd, dat de meeste booten daar
onder kunnen doorvaren.
Hieronder vinden onze lezers een foto van
den overweg van den Kruisweg. De huizen
die dicht bij de spoorbaan zijn, werden 25
jaar geleden afgebroken. Op het vrijgekomen
terrein werd de verhoogde spoorbaan aange
legd. Het was een vreugde voor Haarlem toen
de lage spoorbaan eenmaal buiten gebruik
gesteld kon worden en ook de overwegen af
gedankt werden.
Ons station voldoet nog steeds aan de mo
derne eischen. Voor de eerste jaren is het ook
groot genoeg. Alleen wordt nu betreurd, dat
de viaducten niet breeder gemaakt zijn. Voor
NIEMANDSLAND".
In den oorlog werd van den grond tus
schen twee loopgraven in gesproken als
„niemandsland".
Er is evenwel nog een ander soort van
„niemandsland", n.l. land dat inderdaad
geen eigenaar heeft. Onlangs drukte een
overheidspersoon te Liverpool er zijn ver
wondering over uit dat er in die stad nog
land gevonden werd, waarvan blijkbaar
geen eigenaar kon worden aangewezen. Een
muur in genoemde stad verkeerde in een
zeer gevaarlijken toestand en toen de plaatse
Iijke autoriteiten elk van de personen aan
schreef die in dit geval aansprakelijk kon
den geacht worden, verwierpen zij allen het
eigenaarschap.
In een andere Engelsche plaats, Dept-
ford, heeft men langen tijd zonder resultaat
gezocht naar den eigenaar van een stuk
bouwgrond dat het stadsbestuur wilde
koopen.
In Engeland is op verschillende plaatsen
land zonder eigenaar. Het bestaat meestal
uit strooken die evenwijdig loopen met den
hoofdweg in landelijke districten en wordt
vaak in bezit genomen door menschen die
men „kolonisten" zou kunnen noemen.
Zoo'n man ziet dan een stuk land dat blijk
baar aan niemand toebehoort en begint
met het te omheinen, waarna hij er een
boerderijtje op bouwt. Zoo wordt hij dan
langzamerhand als de eigenaar beschouwd.
Ook in Londen is nog wel land zonder
eigenaar. Toen plannen gemaakt werden
voor uitbreiding van het tramnet in Zuid-
Londen was het onmogelijk den eigenaar te
ontdekken van drie stukken grond die voor
wegverbreeding noodig waren.
In een stad in Cheshire trachtte een kerk
bestuur den eigenaar te vinden van een stuk
land dat noodig was voor vergrooting van
de kerk. Het bestuur slaagde hier niet in en
daar het niet het land op de wijze van een
„Kolonist" in bezit wilde nemen, om niet la
ter misschien in moeilijkheden te komen,
ging de vergrooting van de kerk niet door.
Toen een tuinier van deze moeilijkheden
hoorde nam hij het land in bezit en sedert
dien tijd heeft hij er bloemen op gekweekt
zonder ooit aan iemand een cent huur te be
talen!
Iets dergelijks is in een stad in Lan
cashire gebeurd, waar iemand een markt ex
ploiteert op een groot stuk grond, waarvan
nooit een eigenaar is komen opdagen.
Eigenaardige toestanden inderdaad, waar
uit blijkt dat er aan de publieke administra
tie in Engeland nog wel het een en ander
mankeert.
De witte mier legt 84000 eieren per dag.
Wat 'n geluk, dat witte mieren niet ka
kelen.
Hoe vroeger een trein bij den Jansweg het stations-emplacement binnenreed.
het intens drukke verkeer van den modernen
tijd, met tram en autobus en ontelbare
auto's zijn zij feitelijk al weer te klein gewor
den.
De spoor-locomotief heeft zich na 90 jaar
nog gehandhaafd, ook al is daarnaast nu de
electrische trein gekomen, die ongetwijfeld
steeds meer terrein zal winnen.
Wij danken aan den heer W. P. J. Over-
meer, den vroegeren ambtenaar van de
Stadsbibliotheek, die een groote collectie
afbeeldingen heeft van oud-Haarlem, eenige
foto's van den vroegeren toestand.
SPREEKWOORDEN-WIJSHEID.
Spreekwoorden zijn in een taal een kost
baar bezit. Welk een wereld van wijsheid,
van diepzinnige gedachten, van waarheid
ligt er niet in de .enkele woorden van: Hooge
boomen vangen veel wind; Beter een half
ei dan een leege dop; Men moet het ijzer
smeden als het heet is e.d. Wanneer men
zijn levenswijs regelt naar de spreekwoor
den, waarmede in den loop der eeuwen onze
taal is verrijkt, dan heeft men een volledige
wijsbegeerte tot zijn beschikking nietwaar,
dan kan men niet scheef gaan. En toch
Vergeld kwaad met goed. Maar aan den
anderen kant: Oog om oog, tand om tand.
Haastige spoed is zelden goed, of bezint
eer gij begint, maar evenzoo: Bewaar niet
tot morgen, wat gij heden nog kunt doen, of
Smeed het ijzer, als het heet is.
De kleeren maken den man, maar daaren
tegen: Al draagt de aap een gouden ring, hij
is en blijft een leelijk ding.
Het is nog niet zoo eenvoudig altijd.
De bestudeering van politieke redevoerin
gen behoort thans tot het onderwijs op de
middelbare scholen in Italië.
In ons land worden de scholieren met
meer medegevoel behandeld.
Een Amerikaansche film-actrice is her
trouwd met haar allereersten echtgenoot.
Toen zij hem gedurende de huwelijksplech
tigheid eens goed aankeek, herinnerde zij
zich vaag dat zij hem vroeger al eens ergens
ontmoet had.
Waarom draag je toch dat draadje om
je pink?
O, dat dient om m'n vrouw er aan te
herinneren dat ze mij vragen moet of ik
misschien vergeten heb te doen wat ze mij
gevraagd heeft!
Hoe gaat het tegenwoordig met je
slapeloosheid?
Dat wordt steeds erger. Ik kan nu al
niet meer inslapen als het tijd is om op te
staan!
„Ik ga terug naar mijn moeder", snikte zij
„en ik hoop je nooit meer te zien!"
„Te laat!" sprak hij somber. „Je moeder
is gisteren teruggegaan naar je grootmoe
der!"
PROFESSOR DONDERS.
1818—1889.
Nederland's grootste oogheelkundige werd
geboren te Tilburg, 27 Mei 1818. De Utrecht-
sche Alma Mater, die later roem zou dragen
op zijn colleges, mocht Franciscus Cornelius
Donders reeds als student onder haar hoede
zien in 1835. Vijf jaar later waren die stu
dies geëindigd en bekleedde Donders te Vlis-
singen het ambt van militair geneesheer.
Later was hij ook te 'sGravenhage in die
functie, maar kort daarna kwam hij weer in
Utrecht nu als leeraar in de anatomie en
physiologie aan het Militair Hospitaal, de
zelfde inrichting waar hij reeds als student
de theorie aan de practijk getoetst had. In-
tusschen had hij, 22 jaar oud, te Leiden den
dokterstitel verworven op een proefschrift
over anatomie.
In 1848 aanvaardde hij het buitengewoon
hoogleeraarsambt in de physiologie, de weef-
selleer en de oogheelkunde te Utrecht. Voor
hem was een bijzondere leerstoel gesticht.
Intusschen had Donders de uitgave van
verscheidene medische tijdschriften op zich
genomen. Met de physiologen Van Deen en
Moleschott gaf hij de „Hollandische Beitrage
zu den anatomischen und physiologischen
Wissenschaften" uit, in 1845 begon hij de
uitgave van „Het Nederlandsch Lancet". Een
vriendschap voor het leven, gesloten met
den beroemden oogarts Albrecht von Graefe
bij een bezoek aan Londen in 1851, is van
veel beteekenis geweest voor de wetenschap.
Met hem heeft onze geleerde het „Archiv für
Natur- und Heilkunde" en het „Archiv für
Ophtalmologie" geredigeerd. Na zijn terug
komst uit Londen werd Donders in 1852 tot
gewoon hoogleeraar in de oogheelkunde, die
nog meer dan anatomie en physiologie zijn
belangstelling had getrokken, benoemd. In
1846 reeds was zijn groote kennis daarvan
nog eens te meer gebleken in het in dat jaar
door hem uitgegeven boek „De bewegingen
van het menschelijk oog". Het doceeren van
anatomie en physiologie werd overgenomen
door professor Schroeder van der Kolk. Het
geheele land ondervond den zegen van Don
ders' practischen arbeid door de opening In
1858 van het „Nederlandsche Gasthuis voor
Ooglijders", gesticht uit vrijwillige bijdragen.
Tal van buitenlanders kwamen naar hier om
bij Donders hun kennis te verrijken. En in
zijn drukke geneeskundige practijk is hij
duizenden ten zegen geweest.
In 1862 na den dood van Schroeder van
der Kolk werd Donders gewoon hoogleeraar
in de physiologie, vier jaar later opende hij,
daartoe door Rijk en gemeente in staat ^ge
steld, zijn Physiologisch Laboratorium. Dé
resultaten van zijn buitengewoon belang
rijke onderzoekingen in dit laboratorium]
heeft hij in tal van tijdschriften bekend ge
maakt. t
Door toepassing van de natuur- en schei
kundige wetten op het menschelijk organis
me, de physiologie, heeft hij pionierswerk
verricht op het gebied van ademhalingsleer
en spraakleer, niet minder dan van optiek.
Zijn werken zijn in bijna alle Europeesche
talen vertaald, het bekendste er van is „The
anomalies of refraction and accomodation",
in 1864 uitgegeven door „New Sydenham So
ciety" en in het Fransch, Duitsch, Russisch,
Italiaansch en Spaansch maar niet in het
Nederlandsch vertaald!
Op zijn zeventigsten verjaardag bleek prof.
Donders hoe hij in de geheele wereld be
roemd was. Hem werd als huldeblijk een
fonds aangeboden voor een „Dondersstich-
ting", die toelagen verschaft aan jonge veel
belovende onderzoekers voor wetenschappe
lijke reizen. De groote geleerde stierf 24
Maart 1889.
Te Utrecht is een standbeeld voor hem
opgericht.
Een locomotief met wagens uit 1839.
DE JOURNALIST MUSSOLINI.
Mussolini is, zooals de geheele wereld
weet, en zooals hij om andere redenen lie
ver vergeet, vroeger journalist geweest. Ook
nu kan hij, in navolging van vele andere be
roemdheden het schrijven nog niet altijd
laten. Het vorig jaar heeft de groote Benito
een reeks artikelen geleverd aan de Ameri
kaansche pers, waaronder een autobiografie.
Het honorarium dat hem hiervoor is uitge
keerd, ten bedrage van honderdduizend lire
heeft Mussolini dezer dagen ontvangen en
in de grootheid zijns harten onverwijld ge
stort in een fonds van nationale liefdadig
heid. Het is een royale geste, zonder twijfel.
Maar als je dan ook honderdduizend lire
voor enkele artikelen ontvangt. Wilt u wel
gelooven dat er dagen voorbij gaan, dat wij
beroeps journalisten dat niet halen?
Getrouwde mannen leven langer dan vrij
gezellen, lezen wij ergens.
Onze redactie-cynicus merkt op, dat dit
niet waar is. Het lijkt alleen langer.
In Engeland fungeerden een man en zijn
vrouw gelijktijdig m een jury.
Het wonderlijke is dat deze jury toch tot
een oprdeel-met-algemeene-stemmen kwam.
REISLECTUUR.
Dc vroegere overweg bij den Kruisweg.
Deze foto is gemaakt van liet Kcnnemcrplein af. Naast de spoorboomen staat de loopbrug over den spoorweg, die gemaakt was voor
ongeduldige voetgangers.
Wie per autobus reist tusschen Londen en
Manchester behoeft geen lectuur mee te ne
men om den tijd te korten: er is een kleine
bibliotheek in de bus aanwezig.
Dit is een nieuwe weelde voor reizigers,
behalve dan de filmvoorstellingen die al
eens in treinen zijn gegeven en de radio
programma's die op reis werden uitgevoerd.
Trouwens het denkbeeld van een biblio
theek is eigenlijk niet geheel nieuw. Onge
veer honderd jaar geleden toen Shillibeer,
voor het eerst omnibussen liet rijden in Lon
den, stelde hij kranten en boeken beschik
baar voor de passagiers die tenminste een
vrachtprijs van een shilling betaalden. De
proef voldeed echter niet want wanneer de
lezende passagiers de plaats van hun be
stemming bereikt hadden, vergaten zij meest
al de krant of het boek, waaraan zij bezig
waren, in de bus achter te laten.
De menschen zijn toch niets veranderd!
Wordt er in onze dagen niet soms over
geklaagd dat gasten in cafés en restaurants
bij vergissing lepeltjes en andere aan die
inrichtingen behoorende zaken meenemen?