HAARLEM'S DAGBLAD UIT DEN RAAD. PUROL Ds Man mat den Horrelvoet Jluiue scfvtatè ■huid HOE DE „PRINS DER NEDERLANDEN" VER MOEDELIJK VERGAAN IS. FEUILLETON. ZATERDAG 19 JANUARI 1929 DERDE BLAD Negende en tiende begrootingszittingen. Open. bare Werken afgehandeld. De directeur van den Hout en Plantsoenen krygt salarisverbooging. Een incident Klein Schiphorst-Reinalda. Interessant Onderwijsdebat. De aubade op Koninginnedag. R.-K. leerkrachten bi? het openbaar onderwijs. De toekomst van de Meisjes H. B. S. - Wethouder Roodenburg. De tweede week van de begrooting is afge- loopen, en de eindstemming is nog verre. De Raad heeft Openbare Werken afgehan deld, daarna hoofdstuk VII (Eigendommen niet voor openbaren dienst bestemd) zonder discussie laten passeeren, hetgeen te doen ge bruikelijk is, en zich daarna met frisschen moed op hoofdstuk VIII, Onderwijs, gewor pen. Dit bracht gelukkig ook een herleving en een stijging van het peil der debatten, met eenige opgewekte intermezzo's, zoodat zitting nr. 10 een interessanter onderwijsdebat op leverde dan wij in tijden bijgewoond hebben. Openbare Wei-ken waren niet zeer boeiend. De hoogtepunten der belangstelling werden bereikt bij een voorstel-Mizérus om het sala ris van den directeur van den Hout en Plant soenen met f 500 te verhoogen, een incident Klein-Schiphorst-Reinalda, dat niet bij het hoofdstuk hoorde, en de kwestie van de be noeming van een hoofdboekhouder. De directeur van den Hout en Plantsoenen heeit de begraafplaats ook onder zijn beheer gekregen en daarom wilden de burgemees ter en de heeren Mizérus, de Braai, Van Liemt en De Vos, die allen voor hem pleitten, zijn salaris van f 6000 tot f 6500 verhoogen. Do wethouder van Financiën was ertegen. Hij had al bij de algemeene beschouwingen ge zegd, dat het beheer van die begraafplaats maar een „klusje" was. Dit werd vooral be streden door den burgemeester, die er boven dien aan herinnerde dat al zes andere direc teuren in den loop der jaren salarisverhoo- ging wegens toeneming van werkzaamheden hebben gekregen, en door de leden der com missie van Bijstand. Dit laatste gaf den heet* Reinalda aanleiding om te constateeren dat leden van commissies veelal geneigd zijn om hun directeur juist voor verhooging voor te dragen. Daarin zag de heer Reinalda een sub jectieve beoordeeling, die hij afkeurde. Mij lijkt dat niet juist. Behalve de wethou der zijn de leden der betrokken commissie de eenigen in den Raad, die het werk van een directeur van nabij kunnen beocrdeelen. Voor stellen tot verbetering van zijn positie komen dus logischer wijze van hen, met de toelich ting erbij. Er is altijd een groote meerder heid in den Raad van niet-leden der commis sie, die ze verwerpen kan als zij niet tevreden is met de argumenten. Ik begrijp niet wat daartegen is, en het komt mij voor dat de heer Reinalda dit met onnoodige zwartgal ligheid inzag. Hij is anders niet zwartgallig van aard. Hoe het zij, de directeur van den Hout en de Plantsoenen kreeg zijn verhooging op het nippe -tje, met 1918 stemmen, en de vol - gende week krijgen we nog eens zoo'n span nend geval met den directeur van de Ge meentereiniging, die er het Marktwezen bij heeft gekregen en dus in een analoge positie verkeert. Het incident Klein Schiphorst-Reinalda was een onverwacht naspel van den aan val, die de heer Klein Schiphorst bij het hoofdstuk Volkshuis vesting op den ex- wethouder had ge daan inzake de mis lukte onderhandelin gen van de gemeente met particuliere bou wers in het jaar 1924. De heer Reinalda had toen het verwijt, dat de gemeente niet vol doende medewerking zou hebben verleend om de zaak te doen slagen, afgewezen, en het oude dossier erbij gehaald. Daar was het bij gebleven. Nu kwam de heer Klein Schiphorst erop terug, en hij had den heer Reinalda al verweten dat hij onware mededeelingen had gedaan, eer de voorzitter ingreep. Die zaak was niet meer aan de orde, en de voorzitter weigerde den heer Reinalda het woord, waar op deze het behendiglijk vroeg „wegens een persoonlijk feit" en het toen verkreeg. Hij hield daarop vol dat de voorwaarden, door de particuliere bouwers gesteld, de onderhan delingen hadden doen mislukken (doordat de jaarlijksche kosten van de te bouwen wo ningen de inkomsten overtroffen, en het ver schil op de huurders verhaald had moeten worden). De heer Klein Schiphorst gaf niet toe, ontdekte zelfs ook weer een persoon lijk feit, en het liep tenslotte af met een toezegging van den voorzitter, op verzoek van den heer Reinalda, om het dossier ter visie te leggen, voor de leden. De kwestie van den te benoemen hoofd boekhouder aan Openbare Werken, lokte veel discussie uit. Wethouder mr. Gerritsz gaf toe dat de gewraakte advertentie waarin sollicitanten werden opgeroepen wat eenzij dig was gesteld, maar verzekerde dat de amb De heer Klein Schiphorst tenaren van de gemeente zelf even goed kans kregen als die van elders. De wethouder acht te het zijn plicht om altijd het beste te ver krijgen dat voor de gemeente te bemachtigen was, en gaf nogal hoog op van de eischen die hij stelde aan dezen hoofdboekhouder een man die niet alleen rekenplichtig beheer zou moeten voeren, maar bovendien de financiëele gestie van dit technische bedrijf kunnen overzien. De inspecteur van het Havenwezen zal voortaan havenmeester heeten, omdat dit zijn status waarborgt met het oog op de in andere gemeente toegepaste titulatuur. Het hoofdstuk Onderwijs begon kalm mer den zakelijk en beknopt sprekenden heer Scholl, die o.a. erop aandrong dat men,zou zorgen geen fatalen achterstand in den scholenbouw te krijgen, den nieuwen wethou der vroeg om een toezegging, dat deze steeds de organisaties zou blijven hoor en, en sprak over het weigeren van Haax'lemsche leer lingen op de school te Overveen. Hij ont ketende evenwel de politiek reeds door te be ginnen over het gedwongen deelnemen door kinderen der openbare scholen aan de repe tities voor de aubade op Koninginnedag, het geen hij afkeurde. Later kregen we opnieuw den heer Johan Visser te hooren, die ondanks zijn gebruike- lijken bloedigen ernst opnieuw het komische intermezzo leverde. De moderne scholenbouw, voor het Open- baar Onderwijs toegepast, heeft des hee ren Visser's kunstzinnige sympathie niet, omdat hij vindt dat deze architectuur te streng van lijn is voor het Kind. De invloed van de schoolarchitectuur op het Kind er kennende. meent hij dat de stijl van rechte lijnen en vlakken te streng is. Hij prefereert de gebogen lijn als zijnde „vriendelijker, mee gaander en plooibaarder". Vermoedelijk vreest hij dat de strenge architecturale lijn de kinderen allemaal tot officieren van justitie zal opvoeden, terwijl de vriendelijke, mee gaande en plooibare er diplomaten van zou maken. Het lijkt mij dan nog zeer de vraag, wat preferabel is. De inrichting van de moderne scholen vond de heer Visser te luxueus, zonder dat hij dit met voorbeelden wilde of kon toelichten, en tweemaal sprak hij van „reverentie" jegens den Raad, blijkbaar „deferentie" bedoelend. Een en andere ontketende een waar interrup ties-vuur, vooral bij de S.D.A.P., die hem on ophoudelijk bestookte, soms met vier man tegelijk, en zich kostelijk amuseerde. Blijkbaar heeft de heer Visser in zijn veel belovende jeugd een school vol gebogen lijnen bezocht, want hij nam het alles vriendelijk, meegaand en plooibaar op. Maar tenslotte begon hij ook over de aubade-kwestie van den heer Scholl, en zeide dat deze de openbare school er geen dienst mee bewezen had. Mevrouw Maarschall verdedigde nog met -geestdrift de school in de Saracenenstraat tegen de aantijging van luxe, en dr. Adrian sprak over de Buitenschool, evenals de heer Peper, die al jaren op dit desideratum ha mert. Maar reeds had de heer Klein, die te genwoordig inderdaad spreekt in hetgeen de heer Loosjes „een bravoure-stijl" noemde, een knetterende politieke rede gehouden en weldra zaten we er midderxin. De Bond van Ned. On derwijzers heeft indertijd aan den Raad ge adresseerd betreffende het optreden van een paar R. K. onderwijskrachten bij het open baar onderwijs, die bevorderen dat leerlingen naar de bijzondere scholen overgaan. Daar over speechte de heer Klein, die het vooral over de vrijheid had en er Latijn bij sprak, met de vertaling erbij. Pro libertate dat wil zeggen: voor de vrijheid. Libertas in om nibus vrijheid in alles. Aldus de heer Klein. De onderwijs-pacificatie sluit zulke debat ten in de laatste jaren uit. maar nu kwam zoowaar de oude schoolstrijd tusschen open baar en bijzonder nog eens om den hoek kijken. De aubade-kwestie huppelde als se cundair onderwerp mee. Het werd evenwel geen verbitterd of ver ward maar een nog al interessant debat, waarin o.a. de heer Joosten zeide, dat het bijzonder onderwijs zijn -leerkrachten zelf niet vrijliet in de uitoefening van hun fuxxeties, mr. Bijvoet opmerkte dat dit een heel andere zaak was, omdat het bijzonder onderwijs niet alleen intellectueele en maat schappelijke maar ook religieuse opvoeding voor de kinderen eischte, en de heer Loosjes zeide: wij hebben elkaar noodig ik weet wel dat de heer Klein het niet zoo kwaad meent, maar Jaat ons liever erkennen, dat wij elkaar noodig hebben en niet meer aan de oude geschillen beginnen. Dit was al- zoo het verzoenende woord in dit debat, dat nochtans de volgende week nog wel een staartje zal hebben. Inzake de repetities voor de aubade hield de S.D-A.P. bij monde van den heer Joosten vol dat zij ae openbare school door haar opmerkingen ten deze niet benadeelde, ?n dat het beter was om den kinderen van ouders, die niet voor de in te studeeren liedjes voelden, de gelegenheid te geven om liever naar huis te gaan. Nog hield de heer Loosjes een pleidooi voor het bouwen van een nieuwe Middelbare Meis jesschool, b.v. aan den Kinderhuissingel, en hij achtte de door B. en W. beraamde over plaatsing uit het vervallen gebouw aan de Krocht naar de school in de Tempeliersstraat geen voldoende oplossing. Er zijn 18 lokalen noodig en aan de Tempeliersstraat zijn ex- maar 14. In bijbouwen zag de heer Loosjes geen heil, hij vond de omgeving niet geschikt en hij verdedigde nieuwbouw vooral omdat de Meisjes-H.B.S. z.i. een mooie toekomst heeft, en zelfs in het huidige gebouw nog voortdu rend groeiende is. Met vreugde constateerde hij dat de ouders er weer steeds meer toe be ginnen te komen om hun dochters naar deze school tc zenden inplaats van naar de lycea en het gymnasium, waarvoor z.i. slechts wei nig meisjes den aaixleg bezitten. De wethouder van Onderwijs, de heel Roodenburg. Wethouder Roodenburg begon zijn rede ter beantwoording der sprekers, maar moest haar om elf uur afbreken. Volgexide week Woensdag voortzetting. De wethouder deed toezeggingen betreffende nieuwen scholen bouw aan den heer Scholl, beloofde ook dat hij steeds de organisaties zou blijven hooren hij noemde het de kracht van den wethou der van Onderwijs, dat deze de gelegenheid heeft om steeds van die verschillende mee ningen kennis te nemen maar hij hield vast aan de school in de Tempeliersstraat voor de Meisjes-H.B.S., achtte verbouwing zeex- wel mogelijk en kondigde desbetreffende, voorstellen aan. Gezegd moet worden dat dit eerste optre den van den nieuwen wethouder bij een be langrijke gelegenheid een zeer goeden in druk maakte. Uit de wijze waarop hij een gansche vex-scheiderxheïd van opmerkingen beantwoordde bleek, dat hij zich in zeer kor ten tijd al diep in de zaken heeft ingewerkt en het feitenmateriaal.goed tot zijn beschik king heeft. Hij mist de welsprekendheid van zijn voorganger, maar is kort en zakelijk en hetgeen de Engelschman noemt „sincere". Hij bleek volkomen het oor van den Raad te heb ben veel meer dan toen hij als financieel specialist, hetgeen hij toch van professie is, aan de andere zijde van de groene tafel zat. Is dit een van de kleine ironieën des levens heeft de heer Roodenburg zijn roeping ge mist, of zou niet veeleer waar zijn wat Cle- menceau, en ik meen ook Lloyd George, ver klaard hebben omtrent deskundigexx? Het kwam neer op: de hemel beware je voor hen als je in openbare besturen iets bereiken wilt daarvoor heb je andere kerels noodig Ik ben geneigd het laatste te gelooven. en wensch djta nieuwen wethouder gaarne succes. R. P. UITGAAN. GEM. CONCERTZAAL. Zondag 20 Januari voert het gezelschap „De Vereenigde Tooneelisten" in de Ge meentelijke Concertzaal op, het tooneelstuk „De Kroegzangeres", drama in vijf bedrij ven, uit het nacht-leven der Parijsche apachen. De hoofdrollen worden vervixld door Jan Nooy en Willem Veldman. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a öO cent» per regel. en springende lippén Ooo» 50-60 co 90 ct. Tube 80 cl Bij Apoth. en Orojtitei» Het relaas van den stuurman van de Valka. Men veronderstelt, dat de red dingboot door de holle zee is omgeworpen, toexx zij op een zandbank sloeg. Het berghout is. door een botsing met de Valka, beschadigd. Geen lij ken in de machinekamer ge vonden. Zooals onze redacteur, die in verband met de strandixxg van de „Valka" en het ver gaan van de reddingboot „Px-lixs der Neder landen" te Hoek van Holland is geweest, reeds schreef, werd vermoed, dat de reu- dingboot door bijzondere omstandigheden vergaan is en dat dit niet aan een verkeerde navigatie van den schipper te wijten was. Ook werd gezegd, dat waarschijnlijk de ver raderlijke grondzeeen op dc Maasvlakte de boot deden kapseisen. Toen de „Prixxs dei- Nederlanden" bij Rockanje aanspoelde, bleek, dat het berg hout aan stuurboordzijde over eexi lengte van eenige meters afgerukt en versplinterd was. Hierdoor rees het vermoeden, dat de reddingboot bij het overgooien van een tros tegen de „Valka" aangeslagen is met het ge volg dat zij kapseisde. De bemanning van dit schip verklaart echter dat de reddingboot op grooten afstand van het gestrande schip is omgeslagen, waardoor deze aanvarings theorie dus geen stand houdt. Deskxmdigen verklaarden, naar de NR.C. meldt, echter het volgende: „Als men uitgaat van de veronderstelling, dat de Prins der Nederlanden niet tegen een ander schip is geslagen, moet men tot de slotsom komen, dat de boot tegen den grond heeft gestooten. Dit is daar, waar het ongeluk is gebeurd, zeer wel mogelijk. Op he: oogenblik, dat de Prins der Nederlanden is gekapseisd, stond op de Maasvlakte circa 2 meter 40 water. Zooals bekend is was de zee zeer wild en stonden er liooge golven. In het dal tusschen twee golven in kan dus onder de gegeven omstandigheden zeer wel een oogenblik slechts eexxige duimen water heb ben gestaan. De Prixxs der Nederlanden moet in dit geval van een golf afkomexxde met den boeg den grond hebben geraakt. Als op dat zelfde oogenblik een zware grondzee de boot van achteren heeft gepakt en met volle kracht tegen den breeden, vrij platten bo dem heeft gesiagen, is het mogelijk, dat het schip is omgeslagen". Verder schrijft het blad. „Vrijdagmorgen is de verongelukte red dingboot te Vlaardingen aaxxgekomen. Nu het schip weer recht ligt is de schade goed te zien. De schoorsteenen en de mast zijn afgeknapt, het groote vangnet, dat boven de boot is gespannen, is verdwenen. Maar wat, in verband met het onderzoek naar de oorzaak van de ramp belangrijker is, is da: nu blijkt, dat de boot vrijwel over de geheele stuurboordzijde zware averij heeft. Wij heb ben vanmorgen reeds gemeld, hoe het berg hout aan den stuxxrboordsboeg over eenige meters is versplinterd en het beschermings ijzer is afgerukt en omgekruld. De reeling aan stuurboordzijde is vooral ter hoogte van de midscheeps verbogen en naar binnen gewrongen. „Achter de machinekamer bevindt zich de kuil, waarin de opvarenden, behalve de ma chinisten hebben gezeten. Langs dezen kuil loopt een opstaande wand, het z.g.n. vrij- boord. Dit vrij boord is aan stuurboord geheel verbogen en ingedrukt. Ter hoogte van dit vrijboord is de verf van de boot gehavend. Ook het stuurrad ,voor in de kuil is bescha digd". Het is waarschijnlijk, dat het stuurgerei van de reddingboot onklaar is geraakt. Hier uit zou dan volgen, dat schipper Van dei- Klooster geen koers meer kon houden en dwars op de golven kwam te liggen, waar door kapseisen direct of indirect mogelijk was. Geen lijken meer in de „Prins der Nederlanden". Toen Donderdagavond de reddingboot „Prins der Nederlanden" te Hellevoetsluis was bimiengesleept, hebben de „Meermin' en de „Px-ins Hendrik", bergingsvaartuigen, van L. Smit en Co.'s Internationale sleep dienst de boot recht getrokken en daarna leeggepompt. Het mangatdeksel naar de machinekamer stond open, lijken werden er binnen in niet gevonden. De stuurman van de „Valka" vertelt. De Tel. heeft een onderhoud gehad met den eersten stuurman van de „Valka". Hei blad schrijft daarover o.a.: „Wij zijn, zooals u weet aldus stuur man Kreichsman Woensdagmorgen te uur van Rotterdam vertrokken, geladen met cokes, met bestemming Helsingfors. Wij had den den loods aan boord om ons de rivier af te brengen en deze heeft ons aan het hoofd verlaten. Is u gewaarschuwd om niet naar buiten te gaan, omdat het met den Noordwestenwind gevaarlijk was? Absoluut niet, trouwens, het weer was niet zoo slecht, maar de zee stond ex*g hol. De kracht van den wind was niet zoo groot, maar buiten was het slechter dan het zich van binnen liet aanzien. De wind was het eene oogenblik sterker dan het andere en deze wisseling bracht de zee als het ware aan het koken. Zoodra wij in dc branding kwamen bemerkten wij al. hoe hol de zee stond. Door de kracht van de golven is plot seling, midden In de branding, onze stuur- kettlng gebroken en dreven wij stuurloos af. wy hadden zelfs geen tijd meer een sleepboot om assistentie te vragen, want met groote kracht dreven wij weg, en vijf. hoog stens zes minuten later, zaten wij op de Maasvlakte aan den grond. Het was toen kwart over negen in den morgen. Wij begrepen onmiddeliyk, dat wij er zonder hulp niet zouden afkomen en on ze positie zeer gevaariyk was. De golven sloe gen over het dek. Het water kwam in de hutten en de deklading cokes sloeg al on middellijk over boord. De kapitein gaf daar om terstond het S. O. S.-sein. In afwachting van de hulp hebben wij getracht los te ko men en Heten wij de machines volle kracht vooruit werken, doch dat hielp niets. Er kwamen voortdurend nog hooge zeeën over. Alles wat los aan dek was, werd weggesla gen. Het weer was ongetwijfeld te ongunstig om de reddingboot onmiddeUijk te laten uit gaan. wy zagen eerst in den namiddag de reddingboot, die naar ons later is gebleken, de „Prins der Nederlanden" was. op ons af komen. Deze had buitengewoon moeilijk werk om tegen de kokende zee in ons schip te bereiken". Tegen de Valka gebotst. Voorts verklaarde de heer Kreichsman, dat de reddingboot tegen de „Valka" gebots' is, waardoor het berghout beschadigd werd. De boot voer toen weg en kapseisde op grooten afstand van het schip, zoodat hulp niet meer geboden kon worden. Pogingen om op eigen kracht los te komen waren vruchteloos. De machinekamer kwam onder water te staan, doch de machines werden niet onklaar. Om te luisteren of men van den wal ook seinde werden geen radio berichten meer uitgezonden, doch seinde men voortdurend met een Morse-lamp. Des mor gens is daarop de bemanning door de „Ko ningin Wilhelmina" van het schip gehaald. Nog vermeldt de Tel.: Onder de bemanning van de „Valka" bevinden zich drie' vrouwen. Eén dezer vrouwen heeft al haar bagage ver loren en wel op een eigenaardige manier*. Toen de reddingboot „Prins der Nederlan den" langszij was, had zij haar koffer reeds overgegooid, op de „Prins der Nederlanden". Zy stond op het punt op de reddingboot te springen toen deze weer van het schip werd weggeslagen. Daaraan dankt dit meisje haar behoud, zy wachtte nu op de „Koningin Wilhelmina". Prins Hendrik te Hoek van Holland Prins Hendrik is gisterenochtend 10 uur, vergezeld van zUn adjudant, majoor Jhr. La- man Trip, naar den Hoek van Holland ge gaan en heeft daar alle woningen bezocht van de achtergebleven families der omgeko men bemanning van de reddingboot. De prins aldus de N.R.C. onderhield zich met de weduwen, zoons, dochters en andere familiebeti-ckkingen en richtte woorden van Innige deelneming en troost tot allen. Daarna is de prins naar de begraafplaats gegaan, waar hij eenige oogenblikken heeft vertoefd by de lyken der heldhaftige man nen, die deel hebben uitgemaakt van de be manning der reddingboot. Door tusschenkomst van den commissaris der Koningin in de provir. :ie Zuid-Holland, heeft de Koningin haar gevoelens van inni ge deelneming doen overbrengen aan de na gelaten betrekkingen van het by de ramp bij den Hoek van Holland omgekomen perso neel der reddingboot Prins der Nederlanden. De begrafenis der slachtoffers. De begrafenis van de vijf slachtoffers, wier lyken Donderdag op het strand te Rockanje zyn aangespoeld, is volgens het Hbld. be paald op Maandag .a.s. des middags te twaalf uur. Het is nog niet zeker dat allen op de begraafplaats te 's-Gravesande zullen wor den leraarde besteld. De lijken van Meyboom, Timmer en Ver- wey waren gisterenmiddag nog steeds niet gevonden. INSTITUUT VOOR ARBEIDERS ONTWIKKELING. Men schrijft ons: Voor de afdeeling Haarlem van het Insti tuut voor Arbeidersontwikkeling, zal a.s. Zondagochtend de heer F. de Wolf spreken over het onderwerp: „Uit het leven van Roza Luxemburg". Op deze bijeenkomst, die als gewoonlijk te 10 1/2 uur in den Haarl. Kegelbond Tcmpe- liersstraat zal beginnen, worden door de bekende declamatrlce mej. Bep. Sarfaty voorgedragen de gedeelten uit „Opstande lingen" van Roland Holst, waarin de held haftige strijdster Roza Luxemburg is uitge beeld. Dit onderwerp staat wel midden in de belangstelling der arbeidersbeweging daar het 10 jaar geleden is dat Roza Luxemburg werd vermooyd. De bijeenkomst van a.s. Zondag komt in de plaats van de spreekbeurt van Prof. Bonger welke op een nog nader te bepalen datum zal plaats vinden. EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN DIENST. Uit het Engelsch van DOUGLAS VALENTINE. 18) Het doet me buitengewoon veel genoe gen u te zien, Hei*r Doktor, begon hij. Er wordt met smart op u gewacht. Ik moet u wel mijn verontschuldiging aanbieden, dat ik niet aan het station was om u te verwel komen. maar er moet een misverstand zyn geweest. Er schijnt aan uw ontvangst op het station nogal wat gemankeerd te heb ben Bij deze woorden nam hy den majoor door zyn monocle van het hoofd tot de voe ten op en deze potentaat werd vuurrood. Stapt u maar in myn auto, ging de jonge man voort, dan zal ik u naar het station rijden. We behoeven meneer hier niet langer op te houden. Ik kreeg medelyden met meneer hier, den ouden majoor, die de onbeschaamdheid van dezen jongen luitenant zwygend had moe ten dulden; ik stak hem hartelijk de hand toe en dankte hem voor zyn gastvrijheid. Het was tenslotte toch een joviale kerel. De jonge graai' chauffeurde zelf en praatte;. geanimeerd, terwyl wij in snelle vaart den weg naar het station aflegden. Ik moet beginnen met my even voor te stellen, zei hy, ik ben luitenant Graaf von Boden van het 2e regiment Garde-Uhla- nen. Ik had geen lust iets te zeggen waar die oude praatjesmaker by was. Ik veronderstelde dat u wel een prettige reis zult hebben gehad. Von Steinhardt, van onze legatie in Den Haag, had instructies, om aan den anderen kant van de grens, al les voor u te doen wat mogelyk was. Maar ik vergat heélemaal dat von Steinhardt en u oude kennissen bent. Herr Doktor! Ik maakte een vriendelyke opmerking over Von Steinhardt's goede zorgen en zyn onveranderde hartelijke gevoelens. Tegely- kertyd realiseerde ik my de beteekenis van het visitekaartje dat in mijn portefeuille zat. Aan het station vonden wij twee ordon nansen: de een met myn jas en koffer, de andere met von Boden's bagage en een bont jas. Op de perrons liepen nu alleen maar schildwachten op en neer; het leven aan dit in de heide verloren grensstationnetje, scheen ingesluimerd na het passeeren van den expres-trein. Ik werd er mij bewust van, nadat we de auto verlaten hadden en op het perron heen en weer liepen in afwachting van den extra-trein dat myn metgezel telkens steel- sche blikken wierp naar myn voeten. Ik keek naar myn schoenen, die mochten wel eens gepoetst worden, ongetwijfeld, maar verder kon ik er niets byzonder aan ontdek ken. Ze waren bruin, ook dat was zoo en ik wist dat een rechtgeaarde Duitscher althans vóór den oorlog, na 1 September géén bruine schoenen meer droeg! Onze extra-trein kwam het station bin nen puffen: een locomotief met tender, een goederenwagen, een enkel personenrijtuig en nog een goederenwagen voor het geleide. Er volgde een uiterst plechtig en eerbiedig af scheid van den stationschef en toen zette de trein zich in beweging. Mijn begeleider en ik reisden in een sa- lonrytuig. met gemakkelyke armstoelen en kleine tafeltjes. Een van de ordonnansen dekte de tafel voor de lunch en de jonge Graaf en ik kregen een maaltyd, die be halve het onvermydeiyke „Kriegsbrot" slechts weinig getuigenis aflegden van de strengheid der Britsche blokkade. Maar ik begreep best. dat om een mij tot nu toe onbekende reden geen moeite was ge spaard om mij een waarlyk-vorsteiyke ont vangst te bereiden. Myn begeleider was een aardige, amusante jongen. Hy had een ja'ar bij de cavalerie gestreden aan het Oostelijk front, was ernstig gewond en deed nu dienst bij den Generalen Staf in Berlyn in een functie, die mij meer decoratief dan effectief leek. Van zyn militaire kennis kreeg ik geen hoog denkbeeld en vooral van wat er aan het Westelijk front voorviel, had hy weinig idee. De jonge Von Boden had een diepe min achting voor de officieren van het landweer bataljon, dat in het gx*ensplaatsje dat we juist verlaten hadden in garnizoen lag. Hy had daar, zooals hij me vertelde, vier da gen rondgehangen" om op me te wachten. Natuurlyk, bekende hy openhartig, het leger is een ondeelbare eenheid, vooral in oorlogstyd, en al dat moois meer, maar die kerels daar in dat nest zyn toch geen gezel schap voor een adelUjke cavalerie-officier! Het was een vervelend stel. Ik had ook geen zin om by ze in het casino te komen; een paar van hen ontmoette ik 's avonds in het hotel, dat was al meer dan genoeg! Er was er maar één by die over Berlyn wist mee te praten, dat was die lamme. En als er een ding is dat we by de cavalerie leeren Maar ik luisterde al niet meer. In zyn aanhoudend gebabbel had de jonge man een woord gebruikt dat als een hamerslag in mijn hersens viel. Toen hy het over de „lamme" had, gebruikte hij het Duitsche woord „der Stelze". En op hetzelfde oogen blik zag ik de sinistere eigenares van het Rotterdamsche hotelletje weer voor me, ter wyl ze uitriep: „Der Stelze" heeft macht, hy heeft gezag; hy kan menschen maken en breken. En tegelykertyd zag ik iets anders voor mijn geestesoog verschijnen: een groote, forsch-gebouwde man, donker en somber, met een horrelvoet die moeilijk achter Karl den kellner, over het perron in Rotterdam hinkte. Dat was dus de reden dat de jonge luite nant, op het perron van het grensstationne tje zoo naar myn voeten had gekeken. De boodschapper die hy ontmoeten moest, de overbrenger van het document, de man „met macht en gezag" had een horrelvoet en van dezen man nam xk de plaats in. Maar gegeven het feit dat ik geen enkel lichaamsgebrek had, om niet te zeggen dat ik in geen enkel ander opzicht leek op den man dien lk op het perron in Rotterdam gezien had. waarom had de jonge man nxc dan zonder één opmerking geaccepteerd? 11: giste dat hy orders had gekregen om iemand af te halen, omtrent wien hem niets anders was meegedeeld dan dat hij met een be paalden trein zou meekomen. De majjor aan het station was waarschynHjk verantwoor delijk voor het vaststellen van de identiteit van den reiziger. En nadat deze dignitaris me had afgeleverd aan den afgezant uit. Berlyn, bestond de taak van dezen laatste alleen daarin dat hy my op zyn beurt moest overleveren aan het onbekende einddoel waarheen de extra-trein my thans met groote snelheid voerde. MUn begeleider was, wat betrof mijn per soon en myn aangelegenheden, een juweel van discretie. En het sprak vanzelf dat ik van mijn kant, geen moeite deed om hem in te lichten. Ik had hem ook niet veel kunnen vertellen! Maar de stilzwijgendheid van den overigens zoo spraakzamen graaf waar het dit onderwerp betrof, was zoo opmerkelijk dat ik overtuigd was dat hij daaromtrent be velen had gekregen. (Wordt vervolgd,);

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9