HAARLEM'S DAGBLAD
UIT DEN RAAD.
PUROL
Ds Man mat den Horrelvoet
Jluiue
scfvtatè
■huid
HOE DE „PRINS DER NEDERLANDEN" VER
MOEDELIJK VERGAAN IS.
FEUILLETON.
ZATERDAG 19 JANUARI 1929 DERDE BLAD
Negende en tiende begrootingszittingen. Open.
bare Werken afgehandeld. De directeur van den
Hout en Plantsoenen krygt salarisverbooging. Een
incident Klein Schiphorst-Reinalda. Interessant
Onderwijsdebat. De aubade op Koninginnedag.
R.-K. leerkrachten bi? het openbaar onderwijs. De
toekomst van de Meisjes H. B. S. - Wethouder
Roodenburg.
De tweede week van de begrooting is afge-
loopen, en de eindstemming is nog verre.
De Raad heeft Openbare Werken afgehan
deld, daarna hoofdstuk VII (Eigendommen
niet voor openbaren dienst bestemd) zonder
discussie laten passeeren, hetgeen te doen ge
bruikelijk is, en zich daarna met frisschen
moed op hoofdstuk VIII, Onderwijs, gewor
pen. Dit bracht gelukkig ook een herleving
en een stijging van het peil der debatten, met
eenige opgewekte intermezzo's, zoodat zitting
nr. 10 een interessanter onderwijsdebat op
leverde dan wij in tijden bijgewoond hebben.
Openbare Wei-ken waren niet zeer boeiend.
De hoogtepunten der belangstelling werden
bereikt bij een voorstel-Mizérus om het sala
ris van den directeur van den Hout en Plant
soenen met f 500 te verhoogen, een incident
Klein-Schiphorst-Reinalda, dat niet bij het
hoofdstuk hoorde, en de kwestie van de be
noeming van een hoofdboekhouder.
De directeur van den Hout en Plantsoenen
heeit de begraafplaats ook onder zijn beheer
gekregen en daarom wilden de burgemees
ter en de heeren Mizérus, de Braai, Van Liemt
en De Vos, die allen voor hem pleitten, zijn
salaris van f 6000 tot f 6500 verhoogen. Do
wethouder van Financiën was ertegen. Hij
had al bij de algemeene beschouwingen ge
zegd, dat het beheer van die begraafplaats
maar een „klusje" was. Dit werd vooral be
streden door den burgemeester, die er boven
dien aan herinnerde dat al zes andere direc
teuren in den loop der jaren salarisverhoo-
ging wegens toeneming van werkzaamheden
hebben gekregen, en door de leden der com
missie van Bijstand. Dit laatste gaf den heet*
Reinalda aanleiding om te constateeren dat
leden van commissies veelal geneigd zijn om
hun directeur juist voor verhooging voor te
dragen. Daarin zag de heer Reinalda een sub
jectieve beoordeeling, die hij afkeurde.
Mij lijkt dat niet juist. Behalve de wethou
der zijn de leden der betrokken commissie de
eenigen in den Raad, die het werk van een
directeur van nabij kunnen beocrdeelen. Voor
stellen tot verbetering van zijn positie komen
dus logischer wijze van hen, met de toelich
ting erbij. Er is altijd een groote meerder
heid in den Raad van niet-leden der commis
sie, die ze verwerpen kan als zij niet tevreden
is met de argumenten. Ik begrijp niet wat
daartegen is, en het komt mij voor dat de
heer Reinalda dit met onnoodige zwartgal
ligheid inzag. Hij is anders niet zwartgallig
van aard.
Hoe het zij, de directeur van den Hout en
de Plantsoenen kreeg zijn verhooging op het
nippe -tje, met 1918 stemmen, en de vol -
gende week krijgen we nog eens zoo'n span
nend geval met den directeur van de Ge
meentereiniging, die er het Marktwezen bij
heeft gekregen en dus in een analoge positie
verkeert.
Het incident Klein
Schiphorst-Reinalda
was een onverwacht
naspel van den aan
val, die de heer Klein
Schiphorst bij het
hoofdstuk Volkshuis
vesting op den ex-
wethouder had ge
daan inzake de mis
lukte onderhandelin
gen van de gemeente
met particuliere bou
wers in het jaar 1924.
De heer Reinalda had
toen het verwijt, dat
de gemeente niet vol
doende medewerking zou hebben verleend om
de zaak te doen slagen, afgewezen, en het
oude dossier erbij gehaald. Daar was het bij
gebleven. Nu kwam de heer Klein Schiphorst
erop terug, en hij had den heer Reinalda al
verweten dat hij onware mededeelingen had
gedaan, eer de voorzitter ingreep. Die zaak
was niet meer aan de orde, en de voorzitter
weigerde den heer Reinalda het woord, waar
op deze het behendiglijk vroeg „wegens een
persoonlijk feit" en het toen verkreeg. Hij
hield daarop vol dat de voorwaarden, door de
particuliere bouwers gesteld, de onderhan
delingen hadden doen mislukken (doordat de
jaarlijksche kosten van de te bouwen wo
ningen de inkomsten overtroffen, en het ver
schil op de huurders verhaald had moeten
worden). De heer Klein Schiphorst gaf niet
toe, ontdekte zelfs ook weer een persoon
lijk feit, en het liep tenslotte af met een
toezegging van den voorzitter, op verzoek van
den heer Reinalda, om het dossier ter visie te
leggen, voor de leden.
De kwestie van den te benoemen hoofd
boekhouder aan Openbare Werken, lokte veel
discussie uit. Wethouder mr. Gerritsz gaf
toe dat de gewraakte advertentie waarin
sollicitanten werden opgeroepen wat eenzij
dig was gesteld, maar verzekerde dat de amb
De heer
Klein Schiphorst
tenaren van de gemeente zelf even goed kans
kregen als die van elders. De wethouder acht
te het zijn plicht om altijd het beste te ver
krijgen dat voor de gemeente te bemachtigen
was, en gaf nogal hoog op van de eischen
die hij stelde aan dezen hoofdboekhouder
een man die niet alleen rekenplichtig beheer
zou moeten voeren, maar bovendien de
financiëele gestie van dit technische bedrijf
kunnen overzien.
De inspecteur van het Havenwezen zal
voortaan havenmeester heeten, omdat dit zijn
status waarborgt met het oog op de in andere
gemeente toegepaste titulatuur.
Het hoofdstuk Onderwijs begon kalm mer
den zakelijk en beknopt sprekenden heer
Scholl, die o.a. erop aandrong dat men,zou
zorgen geen fatalen achterstand in den
scholenbouw te krijgen, den nieuwen wethou
der vroeg om een toezegging, dat deze steeds
de organisaties zou blijven hoor en, en sprak
over het weigeren van Haax'lemsche leer
lingen op de school te Overveen. Hij ont
ketende evenwel de politiek reeds door te be
ginnen over het gedwongen deelnemen door
kinderen der openbare scholen aan de repe
tities voor de aubade op Koninginnedag, het
geen hij afkeurde.
Later kregen we opnieuw den heer Johan
Visser te hooren, die ondanks zijn gebruike-
lijken bloedigen ernst opnieuw het komische
intermezzo leverde.
De moderne scholenbouw, voor het Open-
baar Onderwijs toegepast, heeft des hee
ren Visser's kunstzinnige sympathie niet,
omdat hij vindt dat deze architectuur te
streng van lijn is voor het Kind. De invloed
van de schoolarchitectuur op het Kind er
kennende. meent hij dat de stijl van rechte
lijnen en vlakken te streng is. Hij prefereert
de gebogen lijn als zijnde „vriendelijker, mee
gaander en plooibaarder". Vermoedelijk
vreest hij dat de strenge architecturale lijn de
kinderen allemaal tot officieren van justitie
zal opvoeden, terwijl de vriendelijke, mee
gaande en plooibare er diplomaten van zou
maken. Het lijkt mij dan nog zeer de vraag,
wat preferabel is.
De inrichting van de moderne scholen vond
de heer Visser te luxueus, zonder dat hij dit
met voorbeelden wilde of kon toelichten, en
tweemaal sprak hij van „reverentie" jegens
den Raad, blijkbaar „deferentie" bedoelend.
Een en andere ontketende een waar interrup
ties-vuur, vooral bij de S.D.A.P., die hem on
ophoudelijk bestookte, soms met vier man
tegelijk, en zich kostelijk amuseerde.
Blijkbaar heeft de heer Visser in zijn veel
belovende jeugd een school vol gebogen lijnen
bezocht, want hij nam het alles vriendelijk,
meegaand en plooibaar op. Maar tenslotte
begon hij ook over de aubade-kwestie van den
heer Scholl, en zeide dat deze de openbare
school er geen dienst mee bewezen had.
Mevrouw Maarschall verdedigde nog met
-geestdrift de school in de Saracenenstraat
tegen de aantijging van luxe, en dr. Adrian
sprak over de Buitenschool, evenals de heer
Peper, die al jaren op dit desideratum ha
mert. Maar reeds had de heer Klein, die te
genwoordig inderdaad spreekt in hetgeen de
heer Loosjes „een bravoure-stijl" noemde, een
knetterende politieke rede gehouden en weldra
zaten we er midderxin. De Bond van Ned. On
derwijzers heeft indertijd aan den Raad ge
adresseerd betreffende het optreden van een
paar R. K. onderwijskrachten bij het open
baar onderwijs, die bevorderen dat leerlingen
naar de bijzondere scholen overgaan. Daar
over speechte de heer Klein, die het vooral
over de vrijheid had en er Latijn bij sprak,
met de vertaling erbij. Pro libertate dat
wil zeggen: voor de vrijheid. Libertas in om
nibus vrijheid in alles. Aldus de heer
Klein.
De onderwijs-pacificatie sluit zulke debat
ten in de laatste jaren uit. maar nu kwam
zoowaar de oude schoolstrijd tusschen open
baar en bijzonder nog eens om den hoek
kijken. De aubade-kwestie huppelde als se
cundair onderwerp mee.
Het werd evenwel geen verbitterd of ver
ward maar een nog al interessant debat,
waarin o.a. de heer Joosten zeide, dat het
bijzonder onderwijs zijn -leerkrachten zelf
niet vrijliet in de uitoefening van hun
fuxxeties, mr. Bijvoet opmerkte dat dit een
heel andere zaak was, omdat het bijzonder
onderwijs niet alleen intellectueele en maat
schappelijke maar ook religieuse opvoeding
voor de kinderen eischte, en de heer Loosjes
zeide: wij hebben elkaar noodig ik weet
wel dat de heer Klein het niet zoo kwaad
meent, maar Jaat ons liever erkennen,
dat wij elkaar noodig hebben en niet meer
aan de oude geschillen beginnen. Dit was al-
zoo het verzoenende woord in dit debat, dat
nochtans de volgende week nog wel een
staartje zal hebben.
Inzake de repetities voor de aubade hield
de S.D-A.P. bij monde van den heer Joosten
vol dat zij ae openbare school door haar
opmerkingen ten deze niet benadeelde, ?n
dat het beter was om den kinderen van
ouders, die niet voor de in te studeeren liedjes
voelden, de gelegenheid te geven om liever
naar huis te gaan.
Nog hield de heer Loosjes een pleidooi voor
het bouwen van een nieuwe Middelbare Meis
jesschool, b.v. aan den Kinderhuissingel, en
hij achtte de door B. en W. beraamde over
plaatsing uit het vervallen gebouw aan de
Krocht naar de school in de Tempeliersstraat
geen voldoende oplossing. Er zijn 18 lokalen
noodig en aan de Tempeliersstraat zijn ex-
maar 14. In bijbouwen zag de heer Loosjes
geen heil, hij vond de omgeving niet geschikt
en hij verdedigde nieuwbouw vooral omdat de
Meisjes-H.B.S. z.i. een mooie toekomst heeft,
en zelfs in het huidige gebouw nog voortdu
rend groeiende is. Met vreugde constateerde
hij dat de ouders er weer steeds meer toe be
ginnen te komen om hun dochters naar deze
school tc zenden inplaats van naar de lycea
en het gymnasium, waarvoor z.i. slechts wei
nig meisjes den aaixleg bezitten.
De wethouder van Onderwijs, de heel
Roodenburg.
Wethouder Roodenburg begon zijn rede
ter beantwoording der sprekers, maar moest
haar om elf uur afbreken. Volgexide week
Woensdag voortzetting. De wethouder deed
toezeggingen betreffende nieuwen scholen
bouw aan den heer Scholl, beloofde ook dat
hij steeds de organisaties zou blijven hooren
hij noemde het de kracht van den wethou
der van Onderwijs, dat deze de gelegenheid
heeft om steeds van die verschillende mee
ningen kennis te nemen maar hij hield
vast aan de school in de Tempeliersstraat
voor de Meisjes-H.B.S., achtte verbouwing zeex-
wel mogelijk en kondigde desbetreffende,
voorstellen aan.
Gezegd moet worden dat dit eerste optre
den van den nieuwen wethouder bij een be
langrijke gelegenheid een zeer goeden in
druk maakte. Uit de wijze waarop hij een
gansche vex-scheiderxheïd van opmerkingen
beantwoordde bleek, dat hij zich in zeer kor
ten tijd al diep in de zaken heeft ingewerkt
en het feitenmateriaal.goed tot zijn beschik
king heeft. Hij mist de welsprekendheid van
zijn voorganger, maar is kort en zakelijk en
hetgeen de Engelschman noemt „sincere". Hij
bleek volkomen het oor van den Raad te heb
ben veel meer dan toen hij als financieel
specialist, hetgeen hij toch van professie is,
aan de andere zijde van de groene tafel zat.
Is dit een van de kleine ironieën des levens
heeft de heer Roodenburg zijn roeping ge
mist, of zou niet veeleer waar zijn wat Cle-
menceau, en ik meen ook Lloyd George, ver
klaard hebben omtrent deskundigexx? Het
kwam neer op: de hemel beware je voor hen
als je in openbare besturen iets bereiken wilt
daarvoor heb je andere kerels noodig
Ik ben geneigd het laatste te gelooven. en
wensch djta nieuwen wethouder gaarne
succes.
R. P.
UITGAAN.
GEM. CONCERTZAAL.
Zondag 20 Januari voert het gezelschap
„De Vereenigde Tooneelisten" in de Ge
meentelijke Concertzaal op, het tooneelstuk
„De Kroegzangeres", drama in vijf bedrij
ven, uit het nacht-leven der Parijsche
apachen.
De hoofdrollen worden vervixld door Jan
Nooy en Willem Veldman.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a öO cent»
per regel.
en springende lippén
Ooo» 50-60 co 90 ct. Tube 80 cl Bij Apoth. en Orojtitei»
Het relaas van den stuurman van de Valka.
Men veronderstelt, dat de red
dingboot door de holle zee is
omgeworpen, toexx zij op een
zandbank sloeg. Het berghout
is. door een botsing met de
Valka, beschadigd. Geen lij
ken in de machinekamer ge
vonden.
Zooals onze redacteur, die in verband met
de strandixxg van de „Valka" en het ver
gaan van de reddingboot „Px-lixs der Neder
landen" te Hoek van Holland is geweest,
reeds schreef, werd vermoed, dat de reu-
dingboot door bijzondere omstandigheden
vergaan is en dat dit niet aan een verkeerde
navigatie van den schipper te wijten was.
Ook werd gezegd, dat waarschijnlijk de ver
raderlijke grondzeeen op dc Maasvlakte de
boot deden kapseisen.
Toen de „Prixxs dei- Nederlanden" bij
Rockanje aanspoelde, bleek, dat het berg
hout aan stuurboordzijde over eexi lengte
van eenige meters afgerukt en versplinterd
was. Hierdoor rees het vermoeden, dat de
reddingboot bij het overgooien van een tros
tegen de „Valka" aangeslagen is met het ge
volg dat zij kapseisde. De bemanning van
dit schip verklaart echter dat de reddingboot
op grooten afstand van het gestrande schip
is omgeslagen, waardoor deze aanvarings
theorie dus geen stand houdt. Deskxmdigen
verklaarden, naar de NR.C. meldt, echter
het volgende:
„Als men uitgaat van de veronderstelling,
dat de Prins der Nederlanden niet tegen
een ander schip is geslagen, moet men tot
de slotsom komen, dat de boot tegen den
grond heeft gestooten. Dit is daar, waar het
ongeluk is gebeurd, zeer wel mogelijk. Op he:
oogenblik, dat de Prins der Nederlanden is
gekapseisd, stond op de Maasvlakte circa 2
meter 40 water. Zooals bekend is was de zee
zeer wild en stonden er liooge golven. In het
dal tusschen twee golven in kan dus onder
de gegeven omstandigheden zeer wel een
oogenblik slechts eexxige duimen water heb
ben gestaan. De Prixxs der Nederlanden moet
in dit geval van een golf afkomexxde met
den boeg den grond hebben geraakt. Als op
dat zelfde oogenblik een zware grondzee de
boot van achteren heeft gepakt en met volle
kracht tegen den breeden, vrij platten bo
dem heeft gesiagen, is het mogelijk, dat het
schip is omgeslagen". Verder schrijft het
blad.
„Vrijdagmorgen is de verongelukte red
dingboot te Vlaardingen aaxxgekomen. Nu
het schip weer recht ligt is de schade goed
te zien. De schoorsteenen en de mast zijn
afgeknapt, het groote vangnet, dat boven
de boot is gespannen, is verdwenen. Maar
wat, in verband met het onderzoek naar de
oorzaak van de ramp belangrijker is, is da:
nu blijkt, dat de boot vrijwel over de geheele
stuurboordzijde zware averij heeft. Wij heb
ben vanmorgen reeds gemeld, hoe het berg
hout aan den stuxxrboordsboeg over eenige
meters is versplinterd en het beschermings
ijzer is afgerukt en omgekruld. De reeling
aan stuurboordzijde is vooral ter hoogte van
de midscheeps verbogen en naar binnen
gewrongen.
„Achter de machinekamer bevindt zich de
kuil, waarin de opvarenden, behalve de ma
chinisten hebben gezeten. Langs dezen kuil
loopt een opstaande wand, het z.g.n. vrij-
boord. Dit vrij boord is aan stuurboord geheel
verbogen en ingedrukt. Ter hoogte van dit
vrijboord is de verf van de boot gehavend.
Ook het stuurrad ,voor in de kuil is bescha
digd".
Het is waarschijnlijk, dat het stuurgerei
van de reddingboot onklaar is geraakt. Hier
uit zou dan volgen, dat schipper Van dei-
Klooster geen koers meer kon houden en
dwars op de golven kwam te liggen, waar
door kapseisen direct of indirect mogelijk
was.
Geen lijken meer in de „Prins
der Nederlanden".
Toen Donderdagavond de reddingboot
„Prins der Nederlanden" te Hellevoetsluis
was bimiengesleept, hebben de „Meermin'
en de „Px-ins Hendrik", bergingsvaartuigen,
van L. Smit en Co.'s Internationale sleep
dienst de boot recht getrokken en daarna
leeggepompt. Het mangatdeksel naar de
machinekamer stond open, lijken werden er
binnen in niet gevonden.
De stuurman van de „Valka"
vertelt.
De Tel. heeft een onderhoud gehad met
den eersten stuurman van de „Valka". Hei
blad schrijft daarover o.a.:
„Wij zijn, zooals u weet aldus stuur
man Kreichsman Woensdagmorgen te
uur van Rotterdam vertrokken, geladen met
cokes, met bestemming Helsingfors. Wij had
den den loods aan boord om ons de rivier
af te brengen en deze heeft ons aan het
hoofd verlaten.
Is u gewaarschuwd om niet naar buiten te
gaan, omdat het met den Noordwestenwind
gevaarlijk was?
Absoluut niet, trouwens, het weer was niet
zoo slecht, maar de zee stond ex*g hol. De
kracht van den wind was niet zoo groot,
maar buiten was het slechter dan het zich
van binnen liet aanzien. De wind was het
eene oogenblik sterker dan het andere en
deze wisseling bracht de zee als het ware
aan het koken. Zoodra wij in dc branding
kwamen bemerkten wij al. hoe hol de zee
stond. Door de kracht van de golven is plot
seling, midden In de branding, onze stuur-
kettlng gebroken en dreven wij stuurloos
af. wy hadden zelfs geen tijd meer een
sleepboot om assistentie te vragen, want met
groote kracht dreven wij weg, en vijf. hoog
stens zes minuten later, zaten wij op de
Maasvlakte aan den grond.
Het was toen kwart over negen in den
morgen. Wij begrepen onmiddeliyk, dat wij
er zonder hulp niet zouden afkomen en on
ze positie zeer gevaariyk was. De golven sloe
gen over het dek. Het water kwam in de
hutten en de deklading cokes sloeg al on
middellijk over boord. De kapitein gaf daar
om terstond het S. O. S.-sein. In afwachting
van de hulp hebben wij getracht los te ko
men en Heten wij de machines volle kracht
vooruit werken, doch dat hielp niets. Er
kwamen voortdurend nog hooge zeeën over.
Alles wat los aan dek was, werd weggesla
gen.
Het weer was ongetwijfeld te ongunstig om
de reddingboot onmiddeUijk te laten uit
gaan. wy zagen eerst in den namiddag de
reddingboot, die naar ons later is gebleken,
de „Prins der Nederlanden" was. op ons af
komen. Deze had buitengewoon moeilijk
werk om tegen de kokende zee in ons schip
te bereiken".
Tegen de Valka gebotst.
Voorts verklaarde de heer Kreichsman, dat
de reddingboot tegen de „Valka" gebots' is,
waardoor het berghout beschadigd werd. De
boot voer toen weg en kapseisde op grooten
afstand van het schip, zoodat hulp niet meer
geboden kon worden.
Pogingen om op eigen kracht los te komen
waren vruchteloos. De machinekamer kwam
onder water te staan, doch de machines
werden niet onklaar. Om te luisteren of men
van den wal ook seinde werden geen radio
berichten meer uitgezonden, doch seinde men
voortdurend met een Morse-lamp. Des mor
gens is daarop de bemanning door de „Ko
ningin Wilhelmina" van het schip gehaald.
Nog vermeldt de Tel.: Onder de bemanning
van de „Valka" bevinden zich drie' vrouwen.
Eén dezer vrouwen heeft al haar bagage ver
loren en wel op een eigenaardige manier*.
Toen de reddingboot „Prins der Nederlan
den" langszij was, had zij haar koffer reeds
overgegooid, op de „Prins der Nederlanden".
Zy stond op het punt op de reddingboot te
springen toen deze weer van het schip werd
weggeslagen. Daaraan dankt dit meisje haar
behoud, zy wachtte nu op de „Koningin
Wilhelmina".
Prins Hendrik te Hoek van Holland
Prins Hendrik is gisterenochtend 10 uur,
vergezeld van zUn adjudant, majoor Jhr. La-
man Trip, naar den Hoek van Holland ge
gaan en heeft daar alle woningen bezocht
van de achtergebleven families der omgeko
men bemanning van de reddingboot. De
prins aldus de N.R.C. onderhield zich
met de weduwen, zoons, dochters en andere
familiebeti-ckkingen en richtte woorden van
Innige deelneming en troost tot allen.
Daarna is de prins naar de begraafplaats
gegaan, waar hij eenige oogenblikken heeft
vertoefd by de lyken der heldhaftige man
nen, die deel hebben uitgemaakt van de be
manning der reddingboot.
Door tusschenkomst van den commissaris
der Koningin in de provir. :ie Zuid-Holland,
heeft de Koningin haar gevoelens van inni
ge deelneming doen overbrengen aan de na
gelaten betrekkingen van het by de ramp
bij den Hoek van Holland omgekomen perso
neel der reddingboot Prins der Nederlanden.
De begrafenis der slachtoffers.
De begrafenis van de vijf slachtoffers, wier
lyken Donderdag op het strand te Rockanje
zyn aangespoeld, is volgens het Hbld. be
paald op Maandag .a.s. des middags te twaalf
uur. Het is nog niet zeker dat allen op de
begraafplaats te 's-Gravesande zullen wor
den leraarde besteld.
De lijken van Meyboom, Timmer en Ver-
wey waren gisterenmiddag nog steeds niet
gevonden.
INSTITUUT VOOR ARBEIDERS
ONTWIKKELING.
Men schrijft ons:
Voor de afdeeling Haarlem van het Insti
tuut voor Arbeidersontwikkeling, zal a.s.
Zondagochtend de heer F. de Wolf spreken
over het onderwerp: „Uit het leven van
Roza Luxemburg".
Op deze bijeenkomst, die als gewoonlijk te
10 1/2 uur in den Haarl. Kegelbond Tcmpe-
liersstraat zal beginnen, worden door de
bekende declamatrlce mej. Bep. Sarfaty
voorgedragen de gedeelten uit „Opstande
lingen" van Roland Holst, waarin de held
haftige strijdster Roza Luxemburg is uitge
beeld. Dit onderwerp staat wel midden in de
belangstelling der arbeidersbeweging daar
het 10 jaar geleden is dat Roza Luxemburg
werd vermooyd.
De bijeenkomst van a.s. Zondag komt in de
plaats van de spreekbeurt van Prof. Bonger
welke op een nog nader te bepalen datum
zal plaats vinden.
EEN GESCHIEDENIS VAN DEN GEHEIMEN
DIENST.
Uit het Engelsch van
DOUGLAS VALENTINE.
18)
Het doet me buitengewoon veel genoe
gen u te zien, Hei*r Doktor, begon hij. Er
wordt met smart op u gewacht. Ik moet u
wel mijn verontschuldiging aanbieden, dat
ik niet aan het station was om u te verwel
komen. maar er moet een misverstand zyn
geweest. Er schijnt aan uw ontvangst op
het station nogal wat gemankeerd te heb
ben
Bij deze woorden nam hy den majoor
door zyn monocle van het hoofd tot de voe
ten op en deze potentaat werd vuurrood.
Stapt u maar in myn auto, ging de
jonge man voort, dan zal ik u naar het
station rijden. We behoeven meneer hier niet
langer op te houden.
Ik kreeg medelyden met meneer hier, den
ouden majoor, die de onbeschaamdheid van
dezen jongen luitenant zwygend had moe
ten dulden; ik stak hem hartelijk de hand
toe en dankte hem voor zyn gastvrijheid.
Het was tenslotte toch een joviale kerel.
De jonge graai' chauffeurde zelf en praatte;.
geanimeerd, terwyl wij in snelle vaart den
weg naar het station aflegden.
Ik moet beginnen met my even voor
te stellen, zei hy, ik ben luitenant Graaf
von Boden van het 2e regiment Garde-Uhla-
nen. Ik had geen lust iets te zeggen waar
die oude praatjesmaker by was.
Ik veronderstelde dat u wel een prettige
reis zult hebben gehad. Von Steinhardt, van
onze legatie in Den Haag, had instructies,
om aan den anderen kant van de grens, al
les voor u te doen wat mogelyk was. Maar ik
vergat heélemaal dat von Steinhardt en u
oude kennissen bent. Herr Doktor!
Ik maakte een vriendelyke opmerking
over Von Steinhardt's goede zorgen en zyn
onveranderde hartelijke gevoelens. Tegely-
kertyd realiseerde ik my de beteekenis van
het visitekaartje dat in mijn portefeuille
zat.
Aan het station vonden wij twee ordon
nansen: de een met myn jas en koffer, de
andere met von Boden's bagage en een bont
jas. Op de perrons liepen nu alleen maar
schildwachten op en neer; het leven aan dit
in de heide verloren grensstationnetje,
scheen ingesluimerd na het passeeren van
den expres-trein.
Ik werd er mij bewust van, nadat we de
auto verlaten hadden en op het perron
heen en weer liepen in afwachting van den
extra-trein dat myn metgezel telkens steel-
sche blikken wierp naar myn voeten. Ik
keek naar myn schoenen, die mochten wel
eens gepoetst worden, ongetwijfeld, maar
verder kon ik er niets byzonder aan ontdek
ken. Ze waren bruin, ook dat was zoo en ik
wist dat een rechtgeaarde Duitscher althans
vóór den oorlog, na 1 September géén bruine
schoenen meer droeg!
Onze extra-trein kwam het station bin
nen puffen: een locomotief met tender, een
goederenwagen, een enkel personenrijtuig en
nog een goederenwagen voor het geleide. Er
volgde een uiterst plechtig en eerbiedig af
scheid van den stationschef en toen zette
de trein zich in beweging.
Mijn begeleider en ik reisden in een sa-
lonrytuig. met gemakkelyke armstoelen en
kleine tafeltjes. Een van de ordonnansen
dekte de tafel voor de lunch en de jonge
Graaf en ik kregen een maaltyd, die be
halve het onvermydeiyke „Kriegsbrot"
slechts weinig getuigenis aflegden van de
strengheid der Britsche blokkade. Maar ik
begreep best. dat om een mij tot nu toe
onbekende reden geen moeite was ge
spaard om mij een waarlyk-vorsteiyke ont
vangst te bereiden. Myn begeleider was een
aardige, amusante jongen. Hy had een ja'ar
bij de cavalerie gestreden aan het Oostelijk
front, was ernstig gewond en deed nu dienst
bij den Generalen Staf in Berlyn in een
functie, die mij meer decoratief dan effectief
leek. Van zyn militaire kennis kreeg ik geen
hoog denkbeeld en vooral van wat er aan
het Westelijk front voorviel, had hy weinig
idee.
De jonge Von Boden had een diepe min
achting voor de officieren van het landweer
bataljon, dat in het gx*ensplaatsje dat we
juist verlaten hadden in garnizoen lag. Hy
had daar, zooals hij me vertelde, vier da
gen rondgehangen" om op me te wachten.
Natuurlyk, bekende hy openhartig,
het leger is een ondeelbare eenheid, vooral in
oorlogstyd, en al dat moois meer, maar die
kerels daar in dat nest zyn toch geen gezel
schap voor een adelUjke cavalerie-officier!
Het was een vervelend stel. Ik had ook geen
zin om by ze in het casino te komen; een
paar van hen ontmoette ik 's avonds in het
hotel, dat was al meer dan genoeg! Er was
er maar één by die over Berlyn wist mee
te praten, dat was die lamme. En als er een
ding is dat we by de cavalerie leeren
Maar ik luisterde al niet meer. In zyn
aanhoudend gebabbel had de jonge man een
woord gebruikt dat als een hamerslag in
mijn hersens viel. Toen hy het over de
„lamme" had, gebruikte hij het Duitsche
woord „der Stelze". En op hetzelfde oogen
blik zag ik de sinistere eigenares van het
Rotterdamsche hotelletje weer voor me, ter
wyl ze uitriep: „Der Stelze" heeft macht, hy
heeft gezag; hy kan menschen maken en
breken.
En tegelykertyd zag ik iets anders voor
mijn geestesoog verschijnen: een groote,
forsch-gebouwde man, donker en somber,
met een horrelvoet die moeilijk achter Karl
den kellner, over het perron in Rotterdam
hinkte.
Dat was dus de reden dat de jonge luite
nant, op het perron van het grensstationne
tje zoo naar myn voeten had gekeken. De
boodschapper die hy ontmoeten moest, de
overbrenger van het document, de man
„met macht en gezag" had een horrelvoet
en van dezen man nam xk de plaats in.
Maar gegeven het feit dat ik geen enkel
lichaamsgebrek had, om niet te zeggen dat
ik in geen enkel ander opzicht leek op den
man dien lk op het perron in Rotterdam
gezien had. waarom had de jonge man nxc
dan zonder één opmerking geaccepteerd? 11:
giste dat hy orders had gekregen om iemand
af te halen, omtrent wien hem niets anders
was meegedeeld dan dat hij met een be
paalden trein zou meekomen. De majjor aan
het station was waarschynHjk verantwoor
delijk voor het vaststellen van de identiteit
van den reiziger. En nadat deze dignitaris
me had afgeleverd aan den afgezant uit.
Berlyn, bestond de taak van dezen laatste
alleen daarin dat hy my op zyn beurt moest
overleveren aan het onbekende einddoel
waarheen de extra-trein my thans met
groote snelheid voerde.
MUn begeleider was, wat betrof mijn per
soon en myn aangelegenheden, een juweel
van discretie. En het sprak vanzelf dat ik
van mijn kant, geen moeite deed om hem in
te lichten. Ik had hem ook niet veel kunnen
vertellen! Maar de stilzwijgendheid van den
overigens zoo spraakzamen graaf waar het
dit onderwerp betrof, was zoo opmerkelijk
dat ik overtuigd was dat hij daaromtrent be
velen had gekregen.
(Wordt vervolgd,);