Uit de groote stad SPRINKHANENPLAAG BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP 't Is eigenaardig met die zittingen van den Politierechter in de groote stad. Soms munt één zaak uit door belangrijk heid of tenminste door belangwekkendheid en zijn alle andere het aankijken, of liever: het opschrijven, niet waard. In andere ge vallen weer is het één bepaalde verdachte die de aandacht trekt en zie je de andere dames en heeren van „de rol" met even groote onverschilligheid zoowel komen, als gaan. Nu en dan zijn alleen een paar getui gen, om persoonlijkheid of optreden, in teressant. In een der laatste zittingen van den Am- Sterdamschen Politierechter was er geen enkele zaak, die van begin tot eind de aan dacht gespannen kon houden. Daarom dit maal een paar flitsen uit die zitting. De Politierechter slaat met een wanhopig gebaar de oogen ten hemel als de oude man naar het hekje komt sukkelen. De ma gistraat kent dezen ouden zwerver van vroe ger. Hij heeft zich reeds herhaalde malen schuldig gemaakt aan bedelarij, is niet hee- lemaal meer „bij" en bovendien stokdoof. „Mag me baas wat zegge?" vraagt de oude. „Die is memme meegekomme. Ik ken niks verstaan!" „Me baas" blijkt de man tc zijn, bij wlen deze verdachte te Hilversum inwoont. Maar hij moet voorloopig onder het publiek blij ven staan, want de Politierechter requireert de hulp van den deurwaarder. Deze schreeuwt den ouden man de gewone vra gen in 't oor. Lukraak antwoordt hij maar een paar keer „nee", maar als hij begrijpt dat er als antwoord „ja" verwacht wordt, zegt hij „ja". „Het dringt niet erg tot hem door!" con cludeert de Politierechter. „Vraagt u hem eens of hij in 1924 veertien dagen hechtenis heeft gekregen in Utrecht wegens bedelarij." De deurwaarder vraagt het, schreeuwend. „Nee", zegt verdachte, met de rechter hand in schelpvorm achter het oor. De deurwaarder roept al de kracht van zijn longen en stembanden te hulp en her haalt de vraag, waarna hij er op suggestieve y/ijze aan toevoegt: „Die heb je gehad, hè?" „Ja", antwoordt de oude man nu. Hij krijgt 12 dagen. „Nog iets te zeggen?" „Nee!" Hij sukkelt naar zijn „baas" en met dezen liet zaaltje uit. In een achterkamer twee hoog van een perceel aan het Damrak stond eenigen tijd geleden een groot schrijfbureau en op het blad van dat bureau was met punaises een rood kleed gespannen. En 's avonds was die kamer hel verlicht, maar geen sprankje van dat licht drong naar buiten. Daarvoor zorgden dikke gordijnen en tochtdekens, lederen avond zaten om dat schrijfbureau een twaalf of veertien mannen soms óók wel *n paar vrouwen mot verhitte koppen en de beker met dobbelsteencn ging van hand tot hand. Wie deel wilde uitmaken van dezen eerbiedwaardigen kring, moest aan de afgesloten deur tikken en dan ging er voorzichtig een luikje in die deur open. En lang niet iedereen werd zóó maar tot de vergadering er bestond een schljncon- tractje tusschen den eigenaar van het per ceel en den huurder van de achterkamer, Flitsen. waarin stond dat in dat vertrek „vergade ringen" zouden worden gehouden, toe gelaten. Er werd in die geheimzinnige achterkamer tot op den avond waarop de politie eens aan het luikje kwam tikken, spellen kaarten en een lederen beker in een der laden van het schrijfbureau en vijf dobbelstecnen in een vuilnisemmer vond vrij grof ge speeld. Daar werd wel eens in één slag f 150, f3üu, ja: f 1500 gewonnen. Het, publiek wisselde natuurlijk op deze „vergaderingen", al kwamen sommige be zoekers wel eens terug om nóg meer te win nen. of te verliezen. Maar één was stamgast. Hij was óók: lokvogel. Hij verloor meestal. Nu en dan won hij een klein bedrag, maar bijna altijd was hij ongelukkig in 't spel en liet hij het winnen aan de andere gasten over. Zoo werden dezen aangemoedigd tot steeds hoogere inzetten, die tenslotte tóch in de zakken van den speelholhouder ver dwenen. En als de vergadering gesloten was en de bezoekers waren, meer of minder kaal geplukt, verdwenen dan rekenden de exploi tant ven het lokaal, en de stamgast af. „Ik ben altijd een heel ongelukkig speler geweest", verklaarde hij nu deemoedig. De waarheid hiervan zal wel spoedig blijken. Hij was nu nog alleen getuige in dit speelhol- zaakje, maar gaat hij voort met het uit oefenen van zijn fraai beroep dan zal hij ook nog wel eens als verdachte voor „het hekje" komen te staan, deze beroepsspeler, die zich met dit „bedrijf" al eenigen tijd in de hoofdstad schijnt onledig gehouden te hebben. Wonderlijke beroepen zijn er in de groote stad! De man wiens vrouw een winkel heeft in een zijstraat van de Haarlemmerstraat, liet op een mooien voorjaarsavond zijn hond uit en ontmoette den dikkerd. Er was een oude veete tusschen de twee. De dikkerd keek den man-met-den-hond aan en deze vroeg: „wat mot u van me?" „Ik mot niks van u", was het antwoord van den dikkerd. En hij voegde er, meer ha telijk dan logisch, aan toe: „Ik bêh niet failliet geweest!" Van dikzakken wordt altijd gezegd, dat zij gemoedelijk zijn, maar dat gaat in dit ge val niet op. De zeer korte woordenwisseling met den man-met-den-hond had blijkbaar al zijn ouden haat doen oplaaien. Hij volgde „in het spoor" van zijn ouden vijand. Deze ging weer naar den winkel van zijn vrouw en bond den hond achter de deur in den winkel vast; zijn vrouw maakte intusschen aanstalten om de deur op het nachtslot te doen. Dan, plotseling: een gil die de avondlucht doorsnijdt. De niet-gemoedelijke dikkerd had zijn vuist door de opening van de nog niet geheel ge sloten deur gestoken en in de hoop, dat hij den-man-met-den-hond zou raken, sloeg hij de niets kwaads vermoedende vrouw, die den winkel hield, een ongemakkelijk blauw oog. Deze vrouw die de klappen kreeg, liet het gezegde blauwe oog niet op zich zitten en zocht en kreeg verhaal bij den Politie rechter. Zulke drama's kunnen in de groote stad het gevolg zijn van het vreedzaam uitlaten van een hondje! E. Er zijn heel wat insecten, die als de vijan den van den mensch beschouwd kunnen worden. Nog onlangs Is gemeld dat sprlnkhanen- sswermen ergens in het Oosten de geheele oogst vernield hadden. In Zuid-Afrlka heeft de regeering getracht met behulp van de vlammenwerpers, die in den oorlog gebruikt werden, de sprinkhanen plaag te bestrijden, die daar dikwijls zulke ge weldige verwoestingen In de te velde staande oogst aanricht. Er is niets wat de boeren in deze streken meer vreezen dan een sprinkha nen-aanval. Een paar duizend sprinkhanen verschijnen plotseling. Er wordt weinig aan dacht aan geschonken. Maar eenige weken later Is het land zwart van de sprinkhanen: dan zijn de eieren uit en de jonge sprinkha nen hebben vleugels gekregen. Elk wijfje legt ongeveer honderd eieren en men zegt dat in een oppervlakte van een vier kanten meter wel 75.000 eieren gedeponeerd worden. Nemen we ln aanmerking dat 30 pet. van de eieren verloren raken dan kunnen nog 55.000 oogstvernielers voortkomen uit een vlerkanten meter grond. Een beter denkbeeld van hun geweldig aantal krijgt men uit een officieele mededeeling van de Zuid-Afrikaan- sche regeering dat gedurende één enkel „be zoek" 2650 zwermen werden vernietigd, te zamen 29.500.000 zakken. Iedere zak bevatte 30.000 sprinkhanen! Terwijl de sprinkhanen nog ln den poptoe stand verkeeren, waarin hun vleugels slechts ten deele ontwikkeld zijn, zoodat zij nog niet kunnen vliegen, worden zij op een zeer ver nuftige wijze gevangen. In den weg dien zfj volgen wordt een bodemlooze doos In een uit gegraven deel van den grond gezet, zóó dat het bovengedeelte gelijk is met den grond. De doos is van binnen bekleed met glimmend tin, waar de Insecten niet langs oi tegenop kun nen kruipen. Aan béide kanten Is een vleugel aangebracht, op dezelfde wijze voorzien van een gladde, metalen oppervlakte, met het doel den Insecten den weg naar de coos te wijzen. De „sprinkhanenjagers" drijven de sprinkha nen naar de doos door te wuiven met groote, zwarte vlaggen. Deze werpen een schaduw op Een sprinkhanenzwerm, gezien ln de buurt van Jeruzalem den grond en maken dat de sprinkhanen voortschuifelen in de richting van den val. In Nederland komt alleen de groene sprink haan voor. Men ziet hem zelden, maar des zomers zingen de mannetjes van den middag tot den avond en bevinden zich dan in de wilgen en elzenstruiken langs welden en bouwlanden. Dit „zingen" is niet zeer wellui dend; de mannetjes halixlvoortakAoFe-Ben ter-voorvleugel een vliezige plek, waarmede zij een schel en doordringend geluid maken. Grooter dan de groene is de treksprinkhaan 't Is deze sprinkhaan die zoo'n geweldige plaag is in Azië, Zuid-Afrika en het Oosten van Europa. Waar een zwerm van deze dieren neerstrijkt, worden onverbiddelijk alle plan ten vernietigd. Juist nog dezer dagen zijn in de streek ten Zuiden van Mogador eenige vluchten sprink hanen gesignaleerd. Alle autoriteiten hebben onmiddellijk den strijd tegen de plaag geor ganiseerd. Gemeld werd dat de sprinkhanen naar het Noorden trókken, langs de kust van den Atlantischen Oceaan. Jan: Kijk 'es Kees, daar heb je non depressie uit IJsland, waar zy het in. het i bericht altijd over hebben. LUCHTSPOORWEGEN. Eerlang zal men kunnen reizen met een spoorweg door de lucht van Kaapstad, in Zuid-Afrika. naar sen ongeveer 3600 voet hoog gelegen plaats, vlak bij den top van den Tafelberg. Dit klinkt ongelooflijk maar het is toch uitvoerbaar. De baan zal worden gevormd door 4000 voet lange kabels die langs de helling van den berg loopen en op verschillende plaatsen worden ondersteund door hooge stalen of betonnen torens. De op een tramrijtuig gelijkende wagens han gen, aan de kabels en loopen er op wielen langs. Er zijn twee banen naast elkaar en als de eene „menschenkooi" naar boven gaat, gaat de andere naar beneden; de be weging wordt aan een der stations géregeld door een soort van riem-zonder-eind-inrich- tlng. Dit zal Zuid-Afrika's eerste bergspoorweg zijn. Het is bekend dat zulke spoorwegen in de Europeesche berglanden talrijk zijn. Een is er juist gereed gekomen in Pfander, in Oostenrijk. Hij is 2 mijl lang en heeft 240000 gulden gekost. Er is twee jaar over gewerkt. Twee jaar geleden werd een geweldig groote bergspoorweg aangelegd in Frankrijk, naar een punt van den Mont Blanc, slechts 3000 voet lager dan de top van dezen berg. Deze „luchtlijn" loopt nL van Chamonix naar den 12.608 voet hoogen Aiguille du Midi. Zeventien jaar is ever dezen spoorweg gewerkt. DE KAUW. De kauwen beginnen nu een plaats uit te zoeken voor het bouwen van hun nesten ln gaten van ruïnes, in kerktorens en in gaten van oude boomstammen. De kauw of kerkkraai is een der vermake- lijkste vogels en een van de intelligentste le den der kraaienfamilie. Hij is een meester in het vliegen en houdt er van „bokke- sprongen" in de lucht te maken, zich te la ten drijven op den wind, nu eens plotseling te „duiken" om een oogenblik later weer hoog op te stijgen of andere vogels achterna te jagen onder het uitstooten van harde, schrille geluiden. Wanneer hij op een boomtak wil gaan zit ten heeft hij de gewoonte plotseling, als een vallend blad, naar beneden te komen dwar relen. De boeren staan wantrouwend tegenover den kauw daar hij1 dol is op eieren; maar over 't algemeen is de kauw veler gunste ling: hij is een gezellige vogel, praatgraag, brutaal en levendig. Hij loopt parmantig rond tusschen zijn vrienden, de roeken, op een zorgelooze, zwierige manier en het doet prettig aan zijn schel geluid te hooren tus schen het dieper gekras der kraaien. De kauw, zoo wordt gezegd," blijft de eens door hem gekozen echtgenoote voor het ge heel leven trouw. En* dat beteekent heel wat als men weet dat deze vogel soms wel hon derd jaar oud wordt. WERELDKAMPIOENEN. Je kunt tegenwoordig wereldkampioen zijn op velerlei gebied. Vele eigenaardige records werden In het afgeloopen jaar behaald. In een winkel in Parijs staat een geweldig groote bokaal, waarin de namen gegrift staan van hen, die dien bokaal, gevuld met bier, in den kortst mogelijken tijd hebben leeggedronken. De inhoud is negen Liter en de eerste die den bokaal leeg dronk deed dit in één minuut en zeven seconden. Dit record werd 12 keer verbeterd; de laatste kampioen leegde den beker In 23 1/5 seconde. Fritz Söhner, een Berlijner. wekte in 1928 ieders of neen, dat is toch te veel gezegd: sommiger bewondering door een varken van 300 pond in tien dagen op te eten; een an dere Berlijner verorberde in iets meer dan een half uur 61/2 M. worst. Ware Holle- Bolle-Gijzen. deze wereldkampioenen! Francisco Marini, een Italiaan, deed 4 K.M. Spaghetti (dunne macaroni) achter elkaar in zijn maag verdwijnen. Een geheel ander record was dat van den heer Price, te Manchester, die een zeker mu ziekstuk duizend maal achtereen op de piano speelde, zonder één keer te aarzelen. Een Poolsche jazz-band speelde 33 uur aan één stuk door en Pietro Lucci speelde zes uur en 20 minuten zonder ophouden trombone. Een zekere Juffrouw Kitty Charley sloeg een record op praat gebied: drie en veertig uur. zonder pauze. Van een vrouw is dit te begrijpen, zullen kwade tongen misschien zeggen, maar dat een man, de Duitscher Horaz. het nog langer volhield: 48 uur, is wel een wonder! MODE-GRILLEN. Natuurlijk uit Hollywood! Die arme filmsterren daar weten maar al te dikwijls van dwaasheid niet wat zij doen zullen om. behalve door haar prestaties op filmgebied, bovendien nog de aandacht te trekken en op zich gevestigd te houden. Zij dragen nu als avondtoilet japonnen, waarvan de rug zeer laag uitgesneden is, zoodat er ruimte is om op de huid geschil derde figuren te laten bewonderen. Ver schillende kunstenaars maken hiervan spe ciaal hun werk. De figuren worden ook wel op de huid van den rug gedrukt door middel van doordrukpapier. Volgens een andere dwaze mode worden de nagels bedekt met een soort fosforescee- rende pasta, zoodat de nagels glinsteren in de duisternis. Ook worden de nagels wel be schilderd met een kleur, die overeenkomt met de kleur van de japon. Eén schoon heidsinstituut heeft een jonge dame in zijn dienst, wier speciale taak het is. op de na gels van de vrouwelijke bezoeksters van het instituut miniatuur-schiderstukjes te schil deren. VRIENDSCHAP TUSSCHEN DIEREN. Vriendschap bestaat niet alleen onder de menschen, maar ook onder de dieren. Een Engeisch natuuronderzoeker doet daaromtrent interessante mededeelingen, waarvan wij er hier eenige laten volgen. „De gewone huiskat wordt in 't algemeen niet beschouwd als een dier, dat buitenge woon emotioneel is, maar eenigen tijd ge leden", zoo vertelt H. Mortimer Batten, de bedoelde natuuronderzoeker, „ondervond ik van 'n kat toch iets zeer bijzonders. Wij had den een kat die een vriend in de buurt had, waarmede hij vaak in onzen tuin stoeide, maar wij joegen dezen vriend altijd weg en gooiden zelfs projectielen naar hem foe, ais hij zich vertoonde, omdat wij hem van kui ken-moord verdachten. De speelkameraad was dus voor mij en mijn huisgenooten bang. Wanneer wij ons in den tuin vertoon den, maakte hij dat hij weg kwam. Maar toen onze kat gestorven was, overwon de achtergebleven vriend, die zich blijkbaar zeer eenzaam voelde, alle vrees. Hij kwam in onzen tuin zoeken en volgde mij overal, kla gelijk mauwende, alsof hij vroeg, waar zijn kameraad toch was. En in den tuin zocht hij de plaatsen op waar hij met zijn vriend plachten te stoeien. Dit duurde zoo ver scheidene dagen. Toen kwam hij niet meer terug." Het kan voorkomen dat twee rammen ge durende de lente en den zomer in trouwe vriendschap leven, ofschoon zij in den herfst misschien als doodsvijanden tegenover el kaar staan. Eens leefden twee rammen op een afge sloten eiland. Zij waren altijd zij aan zij. Eens werd de eene ram voor eenigen tijd weggehaald. De andere liep toen droevig blatend rond, overal zoekend naar zijn met gezel. Na een poos nam hij zelfs af in ilchaamsgewicht. Toen zijn vriend terug was, veranderde hij dadelijk geheel. Van een droevige stemming was geen sprake meer en de twee kameraden hervatten dadelijk hun dagelijksche wandelingen. Merkwaardige staaltjes van vriendschap worden ook gevonden onder de herten in de Schotsche heuvelen en onder de schapen in de Rocky Mountains. In de Schotsche Hooglanden ziet men vaak een oud en een jong hert als onafscheide lijke vrienden tezamen. Eens was Mortimer Batten getuige van een roerende vriendschap tusschen twee herten. Toen de eene van koude en uitput ting was neergevallen en niet verder kon, bleef de ander zoo lang bij zijn kameraad staan tot deze gestorven was en vele dagen lang bezocht het trouwe dier nog telkens de plaats waar zijn overleden vriend lag. Het bestrijden van de sprinkhanenplaag in Zuid-Afrlka met vlocibuar vuur. Olifanten kunnen niet tegen zeereizen verklaart, een ontdekkingsreiziger. Het lijkt ons niet ongevaarlijk wanneer de olifanten aan boord allen tegelijk naar dezelfde verschansing loopen. Man: Ik lee# hier dat van de honderd perj ionen die bekeurd worden omdat zij zonder kaartjes reizen, 85 vrouwen zyn. Vrouw: Dat bewijst maar eens weer, hoe veel economischer vrouwen zijn aangelegd. (Passing Show). Hofmeester tot zeezieken passagier: Kan ik ook iets voor u halen, meneer? Passagier: Ja, een heel klein eilandje, alsjeblieft. In Engeland gebeurde het onlangs dat een vrouw in den trein aan de noodrem trok, kort nadat de trein het station verlaten had. Toen de conducteur haar vroeg waarom zij dat gedaan had zeide zij dat zij nog een stuiver terug moest hebben van den jongen op het perron van wien zij een appel had gekocht, Onlangs brachten Inbrekers een onge- wenscht nachtelijk bezoek aan het atelier van een schilder. Zij namen eenig geld mee. De schilderijen lieten zij evenwel onaange roerd. Onbarmhartiger critiek is niet denkbaar! Kantoorjongen (tot bezoeker)Het spijt me meneer, maar meneer Muller heeft het heel druk. Bezoeker: Wat kan mij dat schelen? Ik vroeg naar meneer Smit! Kantoorjongen: Dat is 't hem juist me neer. Meneer Muller is ln conferentie met meneer Smit! Mevrouw A.: Doe jij al het huishoudelijk werk zelf of heb je een dienstbode? Mevrouw B.: Allebei ik heb een dienstbode en doe al het werk zelf! Moeder: Kom Karei, ga nu mee naar den kapper; Je haar moet geknipt worden! Karei: Waarom? Ik ben toch geen meisje! Mevrouw: Kijk, daar gaat mevrouw Meijer. Ze heeft die japon vast op afbetaling ge kocht! Meneer: Ja en nu draagt ze den eersten termijn! Een antiquair zette vijf uit hout gesneden beeldjes in zijn etalage en noemde ze: ,De vijf zinnen". Hij verkocht er één van en noemde de vier overblijvende: „De vier jaar getijden". Toen verkocht hij er nog een en noemde de resteerende drie: „De drie gra tiën". Toen hij er weer een aan den man had gebracht, bleven er twee over; „Adam en Eva". En toen Adam ook verkocht was zette de antiquair bij Eva een >^".rt, waarop stond: „Verlaten". In Amerika werd onlangs een baby per luchtpost vervoerd. We venvachten nu spoedig een protest- meeting van ooievaars. JAN Hl' YGEN VAN LINSCKOTEN 1563—1611 Jan Huygen (Hugo) van LInschoten, da instigator van de roemrijke Indië-reizen der 17e eeuwsche Hollanders werd in 1563 te Haarlem geboren, maar opgevoed te Enkhui zen. Zijn liefde voor verhalen van reizen en avonturen openbaarde zich al vroeg, en een zijner liefste wenschen ging in vervulling, toen hij als 16-jarige jongen op 6 December 1879 naar Spanje zeilde om zich in Sevilla te vestigen tot liet leeren van de Spaansche taal die van zooveel belang was voor den handel. Ook hier bleef hij niet lang op een zelfde plaats, het volgend jaar vinden wij hem te Lissabon, de hoofdstad van een na tie van wereldhandelaars en wereldbeheer- schers, destijds. De Portugeezen benoemden een Dominica ner Monnik, Vincente da Fonseca tot aarts bisschop van het eiland Goa, het middel punt van hun bezittingen, in voor-Indië. Bij dezen geestelijke wist Jan Huygen een be trekking te krijgen als klerk, en zoo tegelijk tegemoet te komen aan zijn verlangen om de wijde wereld te zien. De aartsbisschop stak op Goeden Vrijdag, 8 April. 1583 in zee met een vloot van 40 schepen. Na een reis van bYt maand, die niet arm was aan avonturen, en waarop 30 personen stierven, kwam men ter plaatse van bestemming. Linschoteu heeft op die reis nauwkeurig opgeteekend, wat hij zag en in de vijf of zes Jaren, dat hij in Indië bleef heeft hij zich rijke kennis vergaard van de streken, waarmee de Portu geezen handelsbetrekkingen hadden, waar bij de archieven van zijn beschermer hera uitstekende diensten bewezen. Hij legde er den grondslag voor zijn beroemdste werk, de vraagbaak en gids voor de zeevaarders, die na hem kwamen, de „Itinerario. Voyage ofte Scheepvaart naar Oost, ofte Portugaels Indiën". De plotselinge dood van den aartsbisschop en de dood van zijn vader en zijn halfbroe der noopten Linschoten tot den terugkeer. De in Januari 1589 begonnen terugreis zou hem leeren, hoe weinig kennis van de zee vaart de Portugeezen hadden. Toen na tal van wederwaardigheden de Portugeesche vloot, waarop Linschoten zich bevond de Azoren naderde, stonden de schepen aan aanvallen der Engelschen bloot, weshalve zij dekking zochten onder het fort van het eiland Terceira. Een storm stak op en een der schepen ging met de kostbare lading, die bij aanspoelen aan de strandvonderij ver viel, verloren. Jan Huygen bleef nu twee jaar op Terceira om voor de belangen der benadeelde kooplieden te zorgen. In 1592 kwam Linschoten terug In Enk huizen, waar hij de betrekking van thesau rier kreeg. Niet alleen in geschriften, maar ook daadwerkelijk bleef hij, met zijn groote kennis en ervaring ,de zeevaart, het zoeken van nieuwe zeewegen aanmoedigen. Van zijn „Itinerario" verscheen een tweede deel, het „Reysgeschrift", dat een opgave bevat van de zeewegen naar Indië, de Oostersche zeeën en de Amerikaansche kusten. Houtman heeft er op zijn befaamden tocht om de Kaap veel profijt van getrokken. Het derde deel van de Itinerario is een „Beschrijving van de gantsche Custe van Guinea". Het denkbeeld van de Noord-Oostelijke door vaart vond instemming bij Jan Huygen. Vóór den mislukten tocht van Heemskerk en Barentz heeft hij een verkenningstocht ge maakt onder Corn. Cornelisz. Ney naar de Noordelijke IJszee om den weg naar Indië te vinden. Een jaar later herhaalde hij den tocht, echter evenmin met resultaat. Van Linschoten overleed 8 Februari 1611. Naar hem genoemd is de „Linschotèrveree- niging", die hetzelfde doel beoogt als hij deed, het bevorderen van de zeevaart. I>- is ln Haarlem een Linschotenstraat en een Jan Huygenstraat, WAT IS GILSONIET? Gilsoniet is een glanzende, zwarte, on as phalt gelijkende stof. die alleen in Utah (Vereenigde Staten) wordt gevonden. Het is een zeer eigenaardig mineraal. In 1862 werd het ontdekt, maar het kon eerst in 1904 be hoorlijk aan de markt gebracht worden, ha- dat een spoorweg naar de vindplaats was aange^gd. Nu is er zeer veel vraag naar in de geheele wereld; het wordt gebruikt bij het fabriceeren van verf. vernis en inkt en hoorns van telefoons worden er van ge maakt. Vroeger, toen het pas ontdekt was, werd gilsoniet beschouwd als een stpenkool-varië teit maar toen men 'rachtte het te verbran den gaf het een dikken, zwarten rook en een zeer eigenaardigen geur af In plaats van tot asch te verbranden, smolt de kof waar na zij in draden kon worden uitgetrokken. Het mineraal is zeer bros en moeilijk uit te graven, daar er bii het bewerken groote, choco^dekleurige -volken stof uit opstijgen. Dit stof wordt zacht onder den invloed van de lichaamswarmte en dringt in de huid. Door wasschen kan het er niet uit verwij derd worden: een zeker soort olie. of anders alcohol of terpentijn moeten er aan te pas komen. j Wij lezen van een jongen man. die een I erfenis kreeg, wanneer hij zich verbindt in I geen enkele loterij te spelen. Hetwelk dus vermoedelijk ook inhoudt dat hij vrijgezel moet blijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16