Uit de groote stad
SPRINKHANENPLAAG
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
't Is eigenaardig met die zittingen van den
Politierechter in de groote stad.
Soms munt één zaak uit door belangrijk
heid of tenminste door belangwekkendheid
en zijn alle andere het aankijken, of liever:
het opschrijven, niet waard. In andere ge
vallen weer is het één bepaalde verdachte
die de aandacht trekt en zie je de andere
dames en heeren van „de rol" met even
groote onverschilligheid zoowel komen, als
gaan. Nu en dan zijn alleen een paar getui
gen, om persoonlijkheid of optreden, in
teressant.
In een der laatste zittingen van den Am-
Sterdamschen Politierechter was er geen
enkele zaak, die van begin tot eind de aan
dacht gespannen kon houden. Daarom dit
maal een paar flitsen uit die zitting.
De Politierechter slaat met een wanhopig
gebaar de oogen ten hemel als de oude man
naar het hekje komt sukkelen. De ma
gistraat kent dezen ouden zwerver van vroe
ger. Hij heeft zich reeds herhaalde malen
schuldig gemaakt aan bedelarij, is niet hee-
lemaal meer „bij" en bovendien stokdoof.
„Mag me baas wat zegge?" vraagt de
oude. „Die is memme meegekomme. Ik ken
niks verstaan!"
„Me baas" blijkt de man tc zijn, bij wlen
deze verdachte te Hilversum inwoont. Maar
hij moet voorloopig onder het publiek blij
ven staan, want de Politierechter requireert
de hulp van den deurwaarder. Deze
schreeuwt den ouden man de gewone vra
gen in 't oor. Lukraak antwoordt hij maar
een paar keer „nee", maar als hij begrijpt
dat er als antwoord „ja" verwacht wordt,
zegt hij „ja".
„Het dringt niet erg tot hem door!" con
cludeert de Politierechter. „Vraagt u hem
eens of hij in 1924 veertien dagen hechtenis
heeft gekregen in Utrecht wegens bedelarij."
De deurwaarder vraagt het, schreeuwend.
„Nee", zegt verdachte, met de rechter
hand in schelpvorm achter het oor.
De deurwaarder roept al de kracht van
zijn longen en stembanden te hulp en her
haalt de vraag, waarna hij er op suggestieve
y/ijze aan toevoegt: „Die heb je gehad, hè?"
„Ja", antwoordt de oude man nu.
Hij krijgt 12 dagen.
„Nog iets te zeggen?"
„Nee!"
Hij sukkelt naar zijn „baas" en met dezen
liet zaaltje uit.
In een achterkamer twee hoog van
een perceel aan het Damrak stond eenigen
tijd geleden een groot schrijfbureau en op
het blad van dat bureau was met punaises
een rood kleed gespannen. En 's avonds was
die kamer hel verlicht, maar geen sprankje
van dat licht drong naar buiten. Daarvoor
zorgden dikke gordijnen en tochtdekens,
lederen avond zaten om dat schrijfbureau
een twaalf of veertien mannen soms óók
wel *n paar vrouwen mot verhitte koppen
en de beker met dobbelsteencn ging van
hand tot hand. Wie deel wilde uitmaken
van dezen eerbiedwaardigen kring, moest
aan de afgesloten deur tikken en dan ging
er voorzichtig een luikje in die deur open. En
lang niet iedereen werd zóó maar tot de
vergadering er bestond een schljncon-
tractje tusschen den eigenaar van het per
ceel en den huurder van de achterkamer,
Flitsen.
waarin stond dat in dat vertrek „vergade
ringen" zouden worden gehouden, toe
gelaten.
Er werd in die geheimzinnige achterkamer
tot op den avond waarop de politie eens
aan het luikje kwam tikken, spellen kaarten
en een lederen beker in een der laden van
het schrijfbureau en vijf dobbelstecnen in
een vuilnisemmer vond vrij grof ge
speeld. Daar werd wel eens in één slag f 150,
f3üu, ja: f 1500 gewonnen.
Het, publiek wisselde natuurlijk op deze
„vergaderingen", al kwamen sommige be
zoekers wel eens terug om nóg meer te win
nen. of te verliezen.
Maar één was stamgast.
Hij was óók: lokvogel. Hij verloor meestal.
Nu en dan won hij een klein bedrag, maar
bijna altijd was hij ongelukkig in 't spel en
liet hij het winnen aan de andere gasten
over. Zoo werden dezen aangemoedigd tot
steeds hoogere inzetten, die tenslotte tóch in
de zakken van den speelholhouder ver
dwenen. En als de vergadering gesloten was
en de bezoekers waren, meer of minder kaal
geplukt, verdwenen dan rekenden de exploi
tant ven het lokaal, en de stamgast af.
„Ik ben altijd een heel ongelukkig speler
geweest", verklaarde hij nu deemoedig. De
waarheid hiervan zal wel spoedig blijken. Hij
was nu nog alleen getuige in dit speelhol-
zaakje, maar gaat hij voort met het uit
oefenen van zijn fraai beroep dan zal hij
ook nog wel eens als verdachte voor „het
hekje" komen te staan, deze beroepsspeler,
die zich met dit „bedrijf" al eenigen tijd in
de hoofdstad schijnt onledig gehouden te
hebben.
Wonderlijke beroepen zijn er in de groote
stad!
De man wiens vrouw een winkel heeft in
een zijstraat van de Haarlemmerstraat, liet
op een mooien voorjaarsavond zijn hond uit
en ontmoette den dikkerd.
Er was een oude veete tusschen de twee.
De dikkerd keek den man-met-den-hond
aan en deze vroeg: „wat mot u van me?"
„Ik mot niks van u", was het antwoord
van den dikkerd. En hij voegde er, meer ha
telijk dan logisch, aan toe: „Ik bêh niet
failliet geweest!"
Van dikzakken wordt altijd gezegd, dat zij
gemoedelijk zijn, maar dat gaat in dit ge
val niet op. De zeer korte woordenwisseling
met den man-met-den-hond had blijkbaar
al zijn ouden haat doen oplaaien. Hij volgde
„in het spoor" van zijn ouden vijand. Deze
ging weer naar den winkel van zijn vrouw
en bond den hond achter de deur
in den winkel vast; zijn vrouw
maakte intusschen aanstalten om de deur
op het nachtslot te doen. Dan, plotseling:
een gil die de avondlucht doorsnijdt. De
niet-gemoedelijke dikkerd had zijn vuist
door de opening van de nog niet geheel ge
sloten deur gestoken en in de hoop, dat hij
den-man-met-den-hond zou raken, sloeg hij
de niets kwaads vermoedende vrouw, die den
winkel hield, een ongemakkelijk blauw oog.
Deze vrouw die de klappen kreeg, liet het
gezegde blauwe oog niet op zich zitten en
zocht en kreeg verhaal bij den Politie
rechter.
Zulke drama's kunnen in de groote stad
het gevolg zijn van het vreedzaam uitlaten
van een hondje!
E.
Er zijn heel wat insecten, die als de vijan
den van den mensch beschouwd kunnen
worden.
Nog onlangs Is gemeld dat sprlnkhanen-
sswermen ergens in het Oosten de geheele
oogst vernield hadden.
In Zuid-Afrlka heeft de regeering getracht
met behulp van de vlammenwerpers, die in
den oorlog gebruikt werden, de sprinkhanen
plaag te bestrijden, die daar dikwijls zulke ge
weldige verwoestingen In de te velde staande
oogst aanricht. Er is niets wat de boeren in
deze streken meer vreezen dan een sprinkha
nen-aanval. Een paar duizend sprinkhanen
verschijnen plotseling. Er wordt weinig aan
dacht aan geschonken. Maar eenige weken
later Is het land zwart van de sprinkhanen:
dan zijn de eieren uit en de jonge sprinkha
nen hebben vleugels gekregen.
Elk wijfje legt ongeveer honderd eieren en
men zegt dat in een oppervlakte van een vier
kanten meter wel 75.000 eieren gedeponeerd
worden. Nemen we ln aanmerking dat 30
pet. van de eieren verloren raken dan kunnen
nog 55.000 oogstvernielers voortkomen uit een
vlerkanten meter grond. Een beter denkbeeld
van hun geweldig aantal krijgt men uit een
officieele mededeeling van de Zuid-Afrikaan-
sche regeering dat gedurende één enkel „be
zoek" 2650 zwermen werden vernietigd, te
zamen 29.500.000 zakken. Iedere zak bevatte
30.000 sprinkhanen!
Terwijl de sprinkhanen nog ln den poptoe
stand verkeeren, waarin hun vleugels slechts
ten deele ontwikkeld zijn, zoodat zij nog niet
kunnen vliegen, worden zij op een zeer ver
nuftige wijze gevangen. In den weg dien zfj
volgen wordt een bodemlooze doos In een uit
gegraven deel van den grond gezet, zóó dat
het bovengedeelte gelijk is met den grond. De
doos is van binnen bekleed met glimmend tin,
waar de Insecten niet langs oi tegenop kun
nen kruipen. Aan béide kanten Is een vleugel
aangebracht, op dezelfde wijze voorzien van
een gladde, metalen oppervlakte, met het doel
den Insecten den weg naar de coos te wijzen.
De „sprinkhanenjagers" drijven de sprinkha
nen naar de doos door te wuiven met groote,
zwarte vlaggen. Deze werpen een schaduw op
Een sprinkhanenzwerm, gezien
ln de buurt van Jeruzalem
den grond en maken dat de sprinkhanen
voortschuifelen in de richting van den val.
In Nederland komt alleen de groene sprink
haan voor. Men ziet hem zelden, maar des
zomers zingen de mannetjes van den middag
tot den avond en bevinden zich dan in de
wilgen en elzenstruiken langs welden en
bouwlanden. Dit „zingen" is niet zeer wellui
dend; de mannetjes halixlvoortakAoFe-Ben
ter-voorvleugel een vliezige plek, waarmede
zij een schel en doordringend geluid maken.
Grooter dan de groene is de treksprinkhaan
't Is deze sprinkhaan die zoo'n geweldige plaag
is in Azië, Zuid-Afrika en het Oosten van
Europa. Waar een zwerm van deze dieren
neerstrijkt, worden onverbiddelijk alle plan
ten vernietigd.
Juist nog dezer dagen zijn in de streek ten
Zuiden van Mogador eenige vluchten sprink
hanen gesignaleerd. Alle autoriteiten hebben
onmiddellijk den strijd tegen de plaag geor
ganiseerd. Gemeld werd dat de sprinkhanen
naar het Noorden trókken, langs de kust van
den Atlantischen Oceaan.
Jan: Kijk 'es Kees, daar heb je non
depressie uit IJsland, waar zy het in. het i
bericht altijd over hebben.
LUCHTSPOORWEGEN.
Eerlang zal men kunnen reizen met een
spoorweg door de lucht van Kaapstad, in
Zuid-Afrika. naar sen ongeveer 3600 voet
hoog gelegen plaats, vlak bij den top van
den Tafelberg. Dit klinkt ongelooflijk maar
het is toch uitvoerbaar. De baan zal worden
gevormd door 4000 voet lange kabels die
langs de helling van den berg loopen en op
verschillende plaatsen worden ondersteund
door hooge stalen of betonnen torens. De
op een tramrijtuig gelijkende wagens han
gen, aan de kabels en loopen er op wielen
langs. Er zijn twee banen naast elkaar en
als de eene „menschenkooi" naar boven
gaat, gaat de andere naar beneden; de be
weging wordt aan een der stations géregeld
door een soort van riem-zonder-eind-inrich-
tlng.
Dit zal Zuid-Afrika's eerste bergspoorweg
zijn. Het is bekend dat zulke spoorwegen in
de Europeesche berglanden talrijk zijn. Een
is er juist gereed gekomen in Pfander, in
Oostenrijk. Hij is 2 mijl lang en heeft 240000
gulden gekost. Er is twee jaar over gewerkt.
Twee jaar geleden werd een geweldig
groote bergspoorweg aangelegd in Frankrijk,
naar een punt van den Mont Blanc, slechts
3000 voet lager dan de top van dezen berg.
Deze „luchtlijn" loopt nL van Chamonix
naar den 12.608 voet hoogen Aiguille du
Midi. Zeventien jaar is ever dezen spoorweg
gewerkt.
DE KAUW.
De kauwen beginnen nu een plaats uit te
zoeken voor het bouwen van hun nesten ln
gaten van ruïnes, in kerktorens en in gaten
van oude boomstammen.
De kauw of kerkkraai is een der vermake-
lijkste vogels en een van de intelligentste le
den der kraaienfamilie. Hij is een meester
in het vliegen en houdt er van „bokke-
sprongen" in de lucht te maken, zich te la
ten drijven op den wind, nu eens plotseling
te „duiken" om een oogenblik later weer
hoog op te stijgen of andere vogels achterna
te jagen onder het uitstooten van harde,
schrille geluiden.
Wanneer hij op een boomtak wil gaan zit
ten heeft hij de gewoonte plotseling, als een
vallend blad, naar beneden te komen dwar
relen.
De boeren staan wantrouwend tegenover
den kauw daar hij1 dol is op eieren; maar
over 't algemeen is de kauw veler gunste
ling: hij is een gezellige vogel, praatgraag,
brutaal en levendig. Hij loopt parmantig
rond tusschen zijn vrienden, de roeken, op
een zorgelooze, zwierige manier en het doet
prettig aan zijn schel geluid te hooren tus
schen het dieper gekras der kraaien.
De kauw, zoo wordt gezegd," blijft de eens
door hem gekozen echtgenoote voor het ge
heel leven trouw. En* dat beteekent heel wat
als men weet dat deze vogel soms wel hon
derd jaar oud wordt.
WERELDKAMPIOENEN.
Je kunt tegenwoordig wereldkampioen zijn
op velerlei gebied.
Vele eigenaardige records werden In het
afgeloopen jaar behaald.
In een winkel in Parijs staat een geweldig
groote bokaal, waarin de namen gegrift
staan van hen, die dien bokaal, gevuld met
bier, in den kortst mogelijken tijd hebben
leeggedronken. De inhoud is negen Liter en
de eerste die den bokaal leeg dronk deed dit
in één minuut en zeven seconden. Dit record
werd 12 keer verbeterd; de laatste kampioen
leegde den beker In 23 1/5 seconde.
Fritz Söhner, een Berlijner. wekte in 1928
ieders of neen, dat is toch te veel gezegd:
sommiger bewondering door een varken van
300 pond in tien dagen op te eten; een an
dere Berlijner verorberde in iets meer dan
een half uur 61/2 M. worst. Ware Holle-
Bolle-Gijzen. deze wereldkampioenen!
Francisco Marini, een Italiaan, deed 4 K.M.
Spaghetti (dunne macaroni) achter elkaar
in zijn maag verdwijnen.
Een geheel ander record was dat van den
heer Price, te Manchester, die een zeker mu
ziekstuk duizend maal achtereen op de piano
speelde, zonder één keer te aarzelen. Een
Poolsche jazz-band speelde 33 uur aan één
stuk door en Pietro Lucci speelde zes uur en
20 minuten zonder ophouden trombone.
Een zekere Juffrouw Kitty Charley sloeg
een record op praat gebied: drie en veertig
uur. zonder pauze. Van een vrouw is dit te
begrijpen, zullen kwade tongen misschien
zeggen, maar dat een man, de Duitscher
Horaz. het nog langer volhield: 48 uur, is
wel een wonder!
MODE-GRILLEN.
Natuurlijk uit Hollywood!
Die arme filmsterren daar weten maar al
te dikwijls van dwaasheid niet wat zij doen
zullen om. behalve door haar prestaties op
filmgebied, bovendien nog de aandacht te
trekken en op zich gevestigd te houden.
Zij dragen nu als avondtoilet japonnen,
waarvan de rug zeer laag uitgesneden is,
zoodat er ruimte is om op de huid geschil
derde figuren te laten bewonderen. Ver
schillende kunstenaars maken hiervan spe
ciaal hun werk. De figuren worden ook wel
op de huid van den rug gedrukt door middel
van doordrukpapier.
Volgens een andere dwaze mode worden
de nagels bedekt met een soort fosforescee-
rende pasta, zoodat de nagels glinsteren in
de duisternis. Ook worden de nagels wel be
schilderd met een kleur, die overeenkomt
met de kleur van de japon. Eén schoon
heidsinstituut heeft een jonge dame in zijn
dienst, wier speciale taak het is. op de na
gels van de vrouwelijke bezoeksters van het
instituut miniatuur-schiderstukjes te schil
deren.
VRIENDSCHAP TUSSCHEN
DIEREN.
Vriendschap bestaat niet alleen onder de
menschen, maar ook onder de dieren.
Een Engeisch natuuronderzoeker doet
daaromtrent interessante mededeelingen,
waarvan wij er hier eenige laten volgen.
„De gewone huiskat wordt in 't algemeen
niet beschouwd als een dier, dat buitenge
woon emotioneel is, maar eenigen tijd ge
leden", zoo vertelt H. Mortimer Batten, de
bedoelde natuuronderzoeker, „ondervond ik
van 'n kat toch iets zeer bijzonders. Wij had
den een kat die een vriend in de buurt had,
waarmede hij vaak in onzen tuin stoeide,
maar wij joegen dezen vriend altijd weg en
gooiden zelfs projectielen naar hem foe, ais
hij zich vertoonde, omdat wij hem van kui
ken-moord verdachten. De speelkameraad
was dus voor mij en mijn huisgenooten
bang. Wanneer wij ons in den tuin vertoon
den, maakte hij dat hij weg kwam. Maar
toen onze kat gestorven was, overwon de
achtergebleven vriend, die zich blijkbaar
zeer eenzaam voelde, alle vrees. Hij kwam in
onzen tuin zoeken en volgde mij overal, kla
gelijk mauwende, alsof hij vroeg, waar zijn
kameraad toch was. En in den tuin zocht hij
de plaatsen op waar hij met zijn vriend
plachten te stoeien. Dit duurde zoo ver
scheidene dagen. Toen kwam hij niet meer
terug."
Het kan voorkomen dat twee rammen ge
durende de lente en den zomer in trouwe
vriendschap leven, ofschoon zij in den herfst
misschien als doodsvijanden tegenover el
kaar staan.
Eens leefden twee rammen op een afge
sloten eiland. Zij waren altijd zij aan zij.
Eens werd de eene ram voor eenigen tijd
weggehaald. De andere liep toen droevig
blatend rond, overal zoekend naar zijn met
gezel. Na een poos nam hij zelfs af in
ilchaamsgewicht. Toen zijn vriend terug
was, veranderde hij dadelijk geheel. Van een
droevige stemming was geen sprake meer en
de twee kameraden hervatten dadelijk hun
dagelijksche wandelingen.
Merkwaardige staaltjes van vriendschap
worden ook gevonden onder de herten in de
Schotsche heuvelen en onder de schapen in
de Rocky Mountains.
In de Schotsche Hooglanden ziet men vaak
een oud en een jong hert als onafscheide
lijke vrienden tezamen.
Eens was Mortimer Batten getuige van
een roerende vriendschap tusschen twee
herten. Toen de eene van koude en uitput
ting was neergevallen en niet verder kon,
bleef de ander zoo lang bij zijn kameraad
staan tot deze gestorven was en vele dagen
lang bezocht het trouwe dier nog telkens de
plaats waar zijn overleden vriend lag.
Het bestrijden van de sprinkhanenplaag in Zuid-Afrlka met vlocibuar vuur.
Olifanten kunnen niet tegen zeereizen
verklaart, een ontdekkingsreiziger.
Het lijkt ons niet ongevaarlijk wanneer
de olifanten aan boord allen tegelijk naar
dezelfde verschansing loopen.
Man: Ik lee# hier dat van de honderd perj
ionen die bekeurd worden omdat zij zonder kaartjes
reizen, 85 vrouwen zyn.
Vrouw: Dat bewijst maar eens weer, hoe
veel economischer vrouwen zijn aangelegd.
(Passing Show).
Hofmeester tot zeezieken passagier:
Kan ik ook iets voor u halen, meneer?
Passagier: Ja, een heel klein eilandje,
alsjeblieft.
In Engeland gebeurde het onlangs dat een
vrouw in den trein aan de noodrem trok,
kort nadat de trein het station verlaten had.
Toen de conducteur haar vroeg waarom zij
dat gedaan had zeide zij dat zij nog een
stuiver terug moest hebben van den jongen
op het perron van wien zij een appel had
gekocht,
Onlangs brachten Inbrekers een onge-
wenscht nachtelijk bezoek aan het atelier
van een schilder. Zij namen eenig geld mee.
De schilderijen lieten zij evenwel onaange
roerd.
Onbarmhartiger critiek is niet denkbaar!
Kantoorjongen (tot bezoeker)Het spijt me
meneer, maar meneer Muller heeft het heel
druk.
Bezoeker: Wat kan mij dat schelen? Ik
vroeg naar meneer Smit!
Kantoorjongen: Dat is 't hem juist me
neer. Meneer Muller is ln conferentie met
meneer Smit!
Mevrouw A.: Doe jij al het huishoudelijk
werk zelf of heb je een dienstbode?
Mevrouw B.: Allebei ik heb een dienstbode
en doe al het werk zelf!
Moeder: Kom Karei, ga nu mee naar den
kapper; Je haar moet geknipt worden!
Karei: Waarom? Ik ben toch geen meisje!
Mevrouw: Kijk, daar gaat mevrouw Meijer.
Ze heeft die japon vast op afbetaling ge
kocht!
Meneer: Ja en nu draagt ze den eersten
termijn!
Een antiquair zette vijf uit hout gesneden
beeldjes in zijn etalage en noemde ze: ,De
vijf zinnen". Hij verkocht er één van en
noemde de vier overblijvende: „De vier jaar
getijden". Toen verkocht hij er nog een en
noemde de resteerende drie: „De drie gra
tiën". Toen hij er weer een aan den man
had gebracht, bleven er twee over; „Adam en
Eva". En toen Adam ook verkocht was zette
de antiquair bij Eva een >^".rt, waarop
stond: „Verlaten".
In Amerika werd onlangs een baby per
luchtpost vervoerd.
We venvachten nu spoedig een protest-
meeting van ooievaars.
JAN Hl' YGEN VAN LINSCKOTEN
1563—1611
Jan Huygen (Hugo) van LInschoten, da
instigator van de roemrijke Indië-reizen
der 17e eeuwsche Hollanders werd in 1563 te
Haarlem geboren, maar opgevoed te Enkhui
zen. Zijn liefde voor verhalen van reizen en
avonturen openbaarde zich al vroeg, en een
zijner liefste wenschen ging in vervulling,
toen hij als 16-jarige jongen op 6 December
1879 naar Spanje zeilde om zich in Sevilla
te vestigen tot liet leeren van de Spaansche
taal die van zooveel belang was voor den
handel. Ook hier bleef hij niet lang op een
zelfde plaats, het volgend jaar vinden wij
hem te Lissabon, de hoofdstad van een na
tie van wereldhandelaars en wereldbeheer-
schers, destijds.
De Portugeezen benoemden een Dominica
ner Monnik, Vincente da Fonseca tot aarts
bisschop van het eiland Goa, het middel
punt van hun bezittingen, in voor-Indië. Bij
dezen geestelijke wist Jan Huygen een be
trekking te krijgen als klerk, en zoo tegelijk
tegemoet te komen aan zijn verlangen om de
wijde wereld te zien. De aartsbisschop stak
op Goeden Vrijdag, 8 April. 1583 in zee met
een vloot van 40 schepen. Na een reis van bYt
maand, die niet arm was aan avonturen,
en waarop 30 personen stierven, kwam men
ter plaatse van bestemming. Linschoteu
heeft op die reis nauwkeurig opgeteekend,
wat hij zag en in de vijf of zes Jaren, dat hij
in Indië bleef heeft hij zich rijke kennis
vergaard van de streken, waarmee de Portu
geezen handelsbetrekkingen hadden, waar
bij de archieven van zijn beschermer hera
uitstekende diensten bewezen. Hij legde er
den grondslag voor zijn beroemdste werk,
de vraagbaak en gids voor de zeevaarders,
die na hem kwamen, de „Itinerario. Voyage
ofte Scheepvaart naar Oost, ofte Portugaels
Indiën".
De plotselinge dood van den aartsbisschop
en de dood van zijn vader en zijn halfbroe
der noopten Linschoten tot den terugkeer.
De in Januari 1589 begonnen terugreis zou
hem leeren, hoe weinig kennis van de zee
vaart de Portugeezen hadden. Toen na tal
van wederwaardigheden de Portugeesche
vloot, waarop Linschoten zich bevond de
Azoren naderde, stonden de schepen aan
aanvallen der Engelschen bloot, weshalve
zij dekking zochten onder het fort van het
eiland Terceira. Een storm stak op en een
der schepen ging met de kostbare lading, die
bij aanspoelen aan de strandvonderij ver
viel, verloren. Jan Huygen bleef nu twee
jaar op Terceira om voor de belangen der
benadeelde kooplieden te zorgen.
In 1592 kwam Linschoten terug In Enk
huizen, waar hij de betrekking van thesau
rier kreeg. Niet alleen in geschriften, maar
ook daadwerkelijk bleef hij, met zijn groote
kennis en ervaring ,de zeevaart, het zoeken
van nieuwe zeewegen aanmoedigen. Van zijn
„Itinerario" verscheen een tweede deel, het
„Reysgeschrift", dat een opgave bevat van
de zeewegen naar Indië, de Oostersche zeeën
en de Amerikaansche kusten. Houtman
heeft er op zijn befaamden tocht om de
Kaap veel profijt van getrokken. Het derde
deel van de Itinerario is een „Beschrijving
van de gantsche Custe van Guinea". Het
denkbeeld van de Noord-Oostelijke door
vaart vond instemming bij Jan Huygen.
Vóór den mislukten tocht van Heemskerk en
Barentz heeft hij een verkenningstocht ge
maakt onder Corn. Cornelisz. Ney naar de
Noordelijke IJszee om den weg naar Indië
te vinden. Een jaar later herhaalde hij den
tocht, echter evenmin met resultaat.
Van Linschoten overleed 8 Februari 1611.
Naar hem genoemd is de „Linschotèrveree-
niging", die hetzelfde doel beoogt als hij
deed, het bevorderen van de zeevaart. I>- is
ln Haarlem een Linschotenstraat en een Jan
Huygenstraat,
WAT IS GILSONIET?
Gilsoniet is een glanzende, zwarte, on as
phalt gelijkende stof. die alleen in Utah
(Vereenigde Staten) wordt gevonden. Het is
een zeer eigenaardig mineraal. In 1862 werd
het ontdekt, maar het kon eerst in 1904 be
hoorlijk aan de markt gebracht worden, ha-
dat een spoorweg naar de vindplaats was
aange^gd. Nu is er zeer veel vraag naar in
de geheele wereld; het wordt gebruikt bij
het fabriceeren van verf. vernis en inkt en
hoorns van telefoons worden er van ge
maakt.
Vroeger, toen het pas ontdekt was, werd
gilsoniet beschouwd als een stpenkool-varië
teit maar toen men 'rachtte het te verbran
den gaf het een dikken, zwarten rook en
een zeer eigenaardigen geur af In plaats van
tot asch te verbranden, smolt de kof waar
na zij in draden kon worden uitgetrokken.
Het mineraal is zeer bros en moeilijk uit
te graven, daar er bii het bewerken groote,
choco^dekleurige -volken stof uit opstijgen.
Dit stof wordt zacht onder den invloed van
de lichaamswarmte en dringt in de huid.
Door wasschen kan het er niet uit verwij
derd worden: een zeker soort olie. of anders
alcohol of terpentijn moeten er aan te pas
komen.
j Wij lezen van een jongen man. die een
I erfenis kreeg, wanneer hij zich verbindt in
I geen enkele loterij te spelen.
Hetwelk dus vermoedelijk ook inhoudt dat
hij vrijgezel moet blijven.