ren-
(Korte inhond vau het voorafgaande).
De held van dit verhaal. St. Ives, bijge
naamd de Spion van Napoleon, was ir
M?i 1813 als krijgsgevangene ln hander.
der Engetechen gevallen. Met lc'.genooten
zat hU opgesloten in het kasteel Edinburg
dat tot gevangenis was Ingericht. Dcondo*
St. Ives van geboorte een edelman
maar ln het gevangenenkamp sleohts een
gewoon soldaat de Engelsche taal
machtig was. werd hU door de bewakers
meerma'en als tolk gebruikt, waardoor h'.
verschillende voordeden boven de andere
gevangenen genoot.
De gevangenen mochten voorwerpen
van huisvlijt maken die door de bevol
king gekcoht werden. Onder de koopsters
was een meisje van 18 of 19 Jaar, die de
aandacht van St. Ives trok. Het meisje
Flora genaamd, betoonde haar deelneming
in zlln lot.
Van een zaakwaarnemer ontvangt St.
Ives een pakje bankbiljetten, hem doo:
een bloedverwant geschenken, om zijn ont
vluchting mogelijk te maken.
Met andere gevangenen heeft hU een
tunnel gegraven en met behulp van eer,
touw weten St. Ives en enkele vrienden
uit de vesting te ontsnappen.
Inderdaad gelukt het. hem zich schul'
tc houden ln het kippenhok van Flora
Later helpt het meisje hem by zyn vlucht.
Als veedrijver vermomd trekt hi) weg. na
een hartelijk afscheid van Flora genomen
te hebben.
Iiy kwam, na veel moeliyicheden over
wonnen te hebben, by zyn oom, die hem
tot erfgenaam maakte. Toen moest St. Ive.
evenwel weer vluchten, omdat zyn neef
hem weer- aan de gerechtsdienaren, wilde
overleveren, om daardoor wraak te nemen
over zyn onterving.
Nu woidt St. Ives weer opnieuw voort
gedreven door zyn achter voiseis.
Die methode heb tk al sinds vijftig Jaar
in praktijk gebracht, zeide Romaine lachend.
Een zwart pak en een helder wit overhemd,
dat is mijn recept.
Ik sta verbaasd over u. zelde lk. Ik
dacht niet, dat u zoo kortzichtig waart. Heeft
mün uiterlijk eenige overeenkomst met het
uwe? Hebt u ln een postkoets en met een
knecht gereisd?
Neen, zeide hij.
Ziet u, dat verandert de heele zaak. Ik
moet mij zoo kleeden, dat lk pas bij een
defligen knecht en een Russisch lederen
re.stasch'.
Dit zeggende wierp ik een blik op mijn
geldtasch.
Ja, hervatte ik aarzelend, die reis-
tasch.
Dat is eigenlijk wel wat gevaarlijk. Weliswaar
maakt zij een zeer goeden indruk, maar lk
wenschte, dat er minder geld in zat. De ver
antwoordelijkheid is te groot. Zou lk niet
verstandig doen, indien ik vijfhonderd pond
er uit nam en het overige aan u te bewaren
gaf?
Indien ge zeker zijt het geld niet noo-
dig te hebben? zeide Romaine.
Zeker ben ik heelemaal niet! riep ik
uit. Ik ben voor het eerst van mijn leven in
het bezit van zuik een groote som en het
zou daarom zeer goed kunnen zijn dat ik
het geld zou verbrassen. Maar ik ben een
vluchteling, wie weet of ik het niet zal noo-
dig hebben. Al dat geld is lastig; ik kan al
tijd om meer schrijven.
U schijnt mij niet begrepen te hebben
zelde Romaine. Ik breek alle verbinding met
u af. U moet mü vanavond een volmacht ge
ven. opdat ik hier uw zaken In orde kan
brengen en dan moeten wij afbreken totdat
betere dagen komen.
lk gclouf dat ik trachtte Iets daartegen in
te brengen.
Maar denk dan toch eens een enkelen
keer aan mijn positie, zeide Romaine. Ik
moot toch voorgeven u vóór vanavond nooit
gezien te hebben. Vanavond hebben wij ons
eerste, eenige onderhoud gehad, u hebt mij
bij deze gelegenheid uw volmacht gegeven
en daarna moet het heeten dat ik u weer
geheel uit het oog heb verloren. Ik word ver
ondersteld niet te weten, waarheen ge u be
geven hebt, het lag niet op mijn weg u dat
te vragen. En mijn onwetendheid omtrent
alles wat u betreft is voor u van veel meer
belang dan voor mü.
- En mag ik niet eens aan u schrijven?
vroeg ik verwonderd.
Natuurlijk niet. Dat moet uw gezond
verstand u toch ook zeggen! Zelfs nie.
schrijven moogt ge, en indien ge het deed
zou ik u niet antwoorden.
Een brief zoubegon lk.
Luister, viel Romaine mij in de rede.
Zoodra uw neef de courant heeft gelezen, zal
hij de politie opdragen mijn correspondentie
in het oog te houden. Zoodra ge aan mij
schïjft zijt ge in de val. Maar als ge een
raad van mU wilt aannemen, schrijf dan uit
Frankrijk.
Drommels, zeide lk, want ik begon te
begrijpen, dat mij deze geheimzinnigheid
een streep door mijn rekening zou kunnen
brengen.
Wat Is er? vroeg hij.
We zullen dan nog veel te verhandelen
hebben, zoodat wij scheiden, zeide lk.
Ik ben den geheelen nacht tot uw
dienst, mits ge zorgt voor het aanbreken van
den dag weg te zijn, antwoordde hij.
Manheer Romaine, lk ben u zoo dank
baar vcor uw goeden raad en voor de mü
dcor u bewezen diensten, dat ik zeer ongaar
ne tien band, die mij aan u bindt, verbreek.
Ik richt daarom nog een dringend verzoek
tot u. verschaf mij iemand, die uw plaats bij
mij vervangt, geef mij een aanbevelings
brief mede voor een vriend van u in Edin
burg, een bejaard man met veel ondervin
ding. zeer in aanzien en die goed kan zwij
gen. Zoudt u mij zulk een brief kunnen
meegeven?
Neen, antwoordde hU. Stellig en zeker
ni— U zoudt mij zulk een grooten dienst
daarmee, bewijzen, smeekte ik.
Neen, het zou een onvcrgeefeüjke dom
heid zijn, antwoordde hij. U een aanbeve
lingsbrief meegeven? En indien ge in handen
van de politie valt, verwacht ge zeker, da
ik cl oen zal of lk van dien brief niets weet,'
N en neen, spreek daarover niet meer.
u schijnt aitija gelijk te hebben, zeide
ik De brief ls inderdaad buiten kwestie.
Maar de naam van dien vriend, van dien
notaris zou u toch wel toevallig in den loop
ven het gesprek kunnen zyn ontvallen. Daar
ik' hem dan even toevallig zou hebben kun
nen onthouden, zou ik er bü gelegenheid ge
bruik van kunnen maken, en ik zou dan mijn
zaak zoo heel eenvoudig In orde kunnen
brengen.
Wat is dat voor een zaak?
Ik heb geen byzondere zaak op t oog
Ik bedoel slechts dat er een zaak zou kun
nen zijn. Ik moet rekening houden met aüt
mogelijkheden.
Welnu, zeide hij, een ongeduldige be
weging makende, ik laat mij den naam Rob
bie ontvallen daarmee uit! Of neen, wach;
eens! Hier is iets dat u als introductie die
nen en mij niet compromitteeren kan.
Hij schreef zijn naam en dien van den no
taris in Edinburg op een papiertje en wierp
het mij toe.
HOOFDSTUK XXI,
Ik kom in het bezit van een kerskleurige
kalés.
Het was met inpakken, papieren in orde
brengen en soupeeren de notaris had vooi
een uitsteken koud souper op zijn kamer ge
zorgd twee uur in den morgen geworden,
voordat ik op reis ging. Romaine zelf liet ons
uit een raam, dat door Rowley als zeer veilig
was aangewezen. Het bleek als uitgang te
dienen voor het dienstpersoneel, dat van de
ze geheime poort gebruik maakte, wanneer
het eens een nacht vrijaf wenschte te ne
men. Ik zie nog het zuurzoete gezicht van
den notaris toen hij dat vernam, hoe hij
den bovenlip optrok en de wenkbrauwen
fronste en verscheiden keeren achter elkaar
zeide: „Dat moet uit zijn, dat moet uit zijn;
morgen zal ik het laten dichtspijkeren". Deze
zaak hield hem zoo bezig, dat hij afscheid
van mij nam zonder het zich bewust te zün.
Hij reikte ons de bagage door het venster en
wy hoorden het achter ons dichtslaan.
Oogenblikkelijk daarna bevonden wü ons in
een afschuwelijke ondoordringbare duister
nis. onder zware boomen.
Een natte sneeuw viel, nu en dan hield hel
op, om dan weer te beginnen met sneeuwen.
Het was een voortdurend beginnen en ophou
den, en het was zoo donker, dat wij geen
hand voor oogen konden zien.
Soms liepen wij tegen een boom aan, dan
weer stieten wij op een tuinhek of bevonden
ons plotseling midden in een dicht struikge
was. Rowley had lucifers bij zich, maar hU
wilde geen licht maken, hij kende geen angst
of medelijden.
Neen, neen, mijnheer Anne, zelde hij. U
weet wel, dat hij me op het hart gedrukt
heeft te wachten totdat we aan den anderen
kant van den heuvel zijn. We moeten er nu
bijna zün. 't Kan niet lang meer duren. En
lk heb gedacht dat u een soldaat waart.
Ik was een zeer dankbaar soldaat. toen
mijn knecht er eindelijk in toestemde een
lucifer aan te steken. Daarmede ontstaken
wü het licht in onze lantaarn en deze stel
de ons in staat de smalle boschpaden te vol
gen. Wü droegen beiden hooge laarzen, groo
te wijde overjassen en groote hoeden en wa
ren beoakt met een leeren tasch, een paai
pistolen en twee valiezen. We moeten er uit
hebben gezien als twee broeders die zich ln
Amersham Place eens te goed hadden ge
daan.
Wü kwamen ten laatste uit op een landweg
en konden nu, zonder angst ergens tegen aar»
te loonen. voortwandelen. We moesten ne
gen mijlen afleggen om Aylesbury te berei
ken. Ik had een horloge bij me, dat tot mün
nieuw uitzet behoorde, en zag daarop dat
het half vier tn den morgen was. Daar wij
't niet wenschelijk achtten vóór 't aanbreken
van den dag aan te komen, hadden wü geen
haast en gaf ik bevel langzaam te marchee-
Tot nu toe ging alles goed, Rowley. Ge
hebt mij op de meest welwillende manier
vergezeld om mijn valiezen te dragen, maar
thans is de vraag: wat nu? Wat zullen we
in Aylesbury doen. of beter gezegd: wat zult.
gij doen? Ik begeef mij vandaar op reis, op
een lange reis. Wilt ge mij begeleiden?
Hij lachte.
—Dat is alles al uitgemaakt, mijnheer
Anne. Ik heb mijn relsbenoodigdheden in
dit valles, een half dozijn hemden en nog
een paar kleinigheden. Ik ben op alles voor
bereid. Ik volg u.
Drommelsche jongen, ge schijnt er dan
wel erg zeker van te zijn, dat lk je wil mee
nemen. zeide ik.
Jawel, mijnheer; tot uw dienst, mijn
heer, zeide Rowley.
Hy keek mü aan bij het licht van onze
lantaarn, met zulk een trouwhartige uitdruk
king op zijn jongensgelaat, dat mijn gewe
ten begon te kloppen. Ik mocht dit kind niet
meeslepen in de gevaren en moeilükheden
welke ik tegemoet ging, zonder hem eerst te
hebben gewaarschuwd. Dat nu was niet ge
makkelijk: ik moest duidelük en toch ook
weer niet al te duidelük zün.
Neen, neen, zeide ik; dat ls nog niet In
orde. Ge hebt weliswaar gekozen, maar dat
was blindelings, en ge moet nogmaals kiezen.
Ge hebt bü den graaf een goeden dienst.
Waarom zoudt ge dien verlaten? Ge werpt
het zekere voor het onzekere weg. Neen.
antwoord mij nog niet. Ge verbeeldt u, dat
ik een rijk edelman ben, de erfgenaam van
mijn rijken oom, dat ik mü op den drempel
van het geluk bevind, en dat ik voor een
knecht een juweel van een meester ben en
daarom wilt ge bij mij blijven, niet waar?
Welnu, mijn jongen, dat ben ik alles niet.
niets van dat alles!
Toen ik dit gezegd had zweeg ik plotse
ling en hield de lantaren in de hoogte om
hem in 't gelaat te zien. Hij stond voor mü-
schitterend verlicht, op den achtergrond on
doordringbare duisternis en zacht neerda
lende sneeuwvlokken, als versteend tusschen
zijn dubbelen last, gelijk een ezel tusschen
de manden aan weerszijden van zijn rug; en
liij staarde mü aan als een donderbus. Ik
had nooit in mün leven een gelaat gezien,
dat zoo sterk de gewaarwording van verwon
dering en verbazing kon weergeven, en het
bracht mij in de verzoeking als de geopende
piano een pianist.
Ik ben niets van dat alles, Rowley, ver
volgde ik met een grafstem. Alles schijn,
niets dan schijn. Ik verkeer in groot gevaar,
ik heb geen dak, geen thuis, ik word ach
tervolgd. Ik geloof niet, dat ik in geheel
Engeland een enkelen vriend bezit. Ik moet
van dit oogenblik af mijn naam, mijn titel
afleggen. Mün vryheid en mijn leven hangen
aan een zijden draad. Het lot dat u wacht,
indien ge u by mij aansluit, is ver van be
nijdenswaardig, ge zult door spionnen ver
volgd worden, ge zult u moeten schuilhouden
onder een aangenomen naam en misschien
het lot deelen van een moordenaar op wiens
hoofd een prijs staat.
De uitdrukking van zijn gelaat was merk
waardig geweest, iedere trap van tragische
verwondering was er op afgespiegeld, inder
daad de moeite waard om te zien, maar bü
mijn laatste woorden verhelderden zich op
eens zijn trekken en hij zeide, in lachen uit
barstend:
O, ik ben heelemaal niet bang! Ik heb
alles al lang doorzien!
Ik zou hem hebben kunnen slaan. Maar
ik had zoover over mün mikpunt heen ge
schoten dat ik gedurende twee mijlen van
den weg niet anders te doen had dan te
trachten hem te overtuigen, dat ik niet ge
schetst had. By de beschrijving der mij drei
gende gevaren geraakte ik zelf zoo in vuur,
dat ik al mijn veiligheid uit het oog verloor
en hem niet alleen de geschiedenis van Go-
guelat vertelde, maar ook dat avontuur met
de veedrijvers en ten laatste zelfs de beken
tenis uitstiet, dat Ik een soldaat van Napo
leon en krijgsgevangene was.
Dat was nu in het geheel niet mijn bedoe
ling geweest, toen ik begon, en mjjn oude
kwaal, mijn te lange tong had mij weer dien
poets gespeeld.
Wie van u, bedachtzame lieden, zou zulk
een dwaze onvoorzichtigheid en toch zoo
verstandige daad hebben begaan om een
knaap, die nog sterk aan de kinderkamer
herinnerde, in zijn vertrouwen te nemen? En
wanneer had ik reden het te berouwen? Nie
mand is beter in staat om moeilükheden,
zooals de mijne, te begrijpen, en daarin raad
Ite geven, als een knaap. Hij bezit de eerste
symptomen van het mannelijk verstand en
bovendien nog de overblijfselen van de ver
beelding van een kind; en hü ls in staat zich
op een zaak te werpen met een ernst die
eigenlük nog bij het spel behoort. En Rowley
was als voor mij geschapen. Hy had zeer vee
gevoel voor het romantische en een geheim^
neiging voor soldaten en misdadigers. Zijn
reislectuur bestond uit de Levensgeschiede
nis van Wallace en eenige schellings-uitga-
ven van „Uittreksels uit de Zittingen van het
Gerechtshof" door Gurney, den stenograaf
En deze keus karakteriseerde hem geheel en
al. Ge kimt u voorstellen welk een heerlijk
heid het voor zulk een knaap was, knecht en
kameraad te mogen zün van een vluchteling
een soldaat en een moordenaar, te reizen
'angs omwegen, vermomd en onder een aan
genomen naam, te leven in een atmosfeer
van middernachtelijke geheimzinnigheid
ja, ik geloof dat hij zoo verrukt was over da*,
vooruitzicht, dat hij er zyn eten voor zou
iaten staan, ofschoon hij flink kon toetasten
enjnelgingen had van een gulzigaard. Mij
beschouwde hy als de spil, waarom al deze
heerlijkheden draaiden en daarom veraf
goodde hy mij van dat oogenblik af, en lie
ver zou hij zün hand hebben laten afhakken
dan het voorrecht mij te mogen bedienen,
zich te laten ontnemen.
Wij overlegden nu te zamen onzen veld
tocht, terwyl wü naast elkander door de
sneeuw stapten, die nu in dichte vlokken be
gon neer te vallen. Ik koos den naam, Ra-
raornie, waarsehünlük omdat hü op Romaine
geleek. Rowley doopte ik Gammon. Zyn te
leurstelling was inderdaad om te lachen.
Hij had zoo gehoopt zich Claude Duval te
mogen noemen! Wy spraken af, hoe wij ons
zouden gedragen in de herbergen, overhoor
den elkander en repeteerden onze rollen als
voor een comediestuk en het scheen onmo
gelijk dat men ons in verwarring zou kunnen
brengen. En wy vergaten de geldtasch niet,
daarvan kunt ge verzekerd wezen! Wij over
legden wie haar zou opnemen, wie haar
neerzetten, wie er naast zou blyven staan of
zitten, wie er mee zou slapen, geen enkele
omstandigheid werd vergeten, wij gingen
alles na, bekeken ieder geval van alle kan
ten met de grondigheid van een onderoffi
cier, die de recruten drilt, en van een kind,
dat een nieuw stuk speelgoed heeft.
Gelooft u niet, dat het in het oog zal
vallen, wanneer wij met al die bagage aan de
post komen? vroeg Rowley.
Ja, zeker, antwoordde ik, maar wat kun
nen we doen?
Ik zou zeggen, hernam Rowley, dat het
er natuurlüker zou uitzien, indiën u alleen in
de post aankwma, met niets in uw hand,
meer als een meneer, begrüpt u? En u zoudt
kunnen zeggen, dat uw knecht met de ba
gage op den weg op u is blyven wachten. Ik
geloof dat ik den heelen boel wel zou kun
nen dragen, indien u mij een handje wilt
helpen met opladen.
Je behoeft niet te denken, meneer Row
ley, dat ik zoo dom zal wezen, antwoordde lk
Je zoudt geheel en al weerloos zyn. Een kind
zou je kunnen aanvallen! En waarschijnhjk
zou ik, voorbü rijdend, je met afgesneden
hals in een sloot zien liggen. Maar er is toch
iets goed in je voorstel, en ik sla voor het
ten uitvoer te brengen, maar niet langer dan
tot aan den hoek van de eerstvolgende laan.
In plaats van den weg naar Aylesbury
voort te zetten, richtten wij ons meer noor
delijk, naar een afgelegen zijweg, waar ik
Rowley de bagage zou kunnen laten opladen
en hem dan laten wachten, totdat ik in een
gehuurde sjees voorbü kwam.
In plaats van den weg naar Aylesbury
voort te zetten, richtten wij ons meer noor-
delyk, naar een afgelegen zyweg, waar ik
Rowley de bagage zou kunnen laten opladen
en hem dan laten wachten, totdat ik in een
gehuurde sjees voorbü kwam.
Het sneeuwde nu geducht. Alles was wit en
het kistte ons moeite vooruit te komen. Ein
delijk 'zagen wy bij de eerste stralen der
morgenschemering een herberg aan den
grooten weg. Op korten afstand daarvan, on
der dekking van een hoek en een groep boo
men, laadde ik al onze bezittingen op Row
ley en zond hem naar den Groenen Draak
zoo stond op het uithangbord te lezen. Ik
hield hem in het oog. totdat ik hem in de
deur zag verdwijnen. Toen wandelde ik met
groote schreden naar Aylesbury, mij in mijn
vryheid verheugend en in een opgewekte
stemming, die de vallende sneeuw in den
morgen, geheel ongemotiveerd, pleegt te ver
oorzaken. Doch lang voordat ik Aylesbury be
reikt had, had het reeds weer opgehouden
met sneeuwen en de daken blaakten in de
zon. Op het voorplein wemelde het van twee-
en vierwielige voertuigen en in de koffieka
mer heerschte veel leven. Ik vreesde reeds
dat het onmogelijk zou zyn hier paard en
wagen te krijgen en ik gedwongen zou we
zen mü te lang in de gevaarlijke nabijheid
van mijn neef op te houden. Ofschoon ik
grooten honger had, begaf ik my eerst naar
den postmeester, een grooten, gespierden, op
een paard gely kenden man, die in een hoek
van het plein op een sleutel stond te blazen.
Op mijn bescheiden vraag, scheen hij plot
seling uit zijn onverschilligheid te ontwaken
en in toorn uit te barsten.
Paard en wagen! riep hij uit. Zie lk er
uit alsof ik paard en wagen te verhuren
heb? Ik mag vervloekt wezen, indien ik iets
bezit wat er op gelijkt. Ik maak geen paarden
en wagens ik kan alleen verhuren wat ik
heb.
Op eens veranderde hij zijn toon. 't Was of
hü mij nu pas zag, en hij vervolgde fluiste
rend:
Nu ik u beter bekijk, zie ik, dat u een
meneer bent. Ik zal u eens wat zeggen, In
diën u lust hebt te koopen, heb ik juist iets
voor u. Een kalés, tweede hand, van Lycett
in Londen. Prachtig, zoo goed als nieuw
Kostbaar gepolsterd, overdekt, gelegenheid
voor de bagage, pistolenholfter, kortom alles,
de mooiste kalés, die ik ooit gezien heb. En
dat voor vijf en zeventig pond 't is zoo
goed als cadeau.
Ge denkt zeker, dat lk het ding zelf zal
trekken of op mijn rug dragen, antwoordde
ik. Wel, mijn goede vriehd, indien ik van
plan was hier te blüven, zou ik mij liever een
huis met tuin koopen.
Bekyk het ding tenminste eens. riep
hij uit en tegelyk haakte hy zün arm in den
müne en trok mij mee naar den stal waar
de kalés stond.
Het was inderdaad juist de kalés zooals ik
haar voor mijn doel noodig had, zeer rijk ge
stoffeerd, niet opvallend, en keurig elegant.
Ofschoon ik den postmeester niet voor een
autoriteit hield, moest ik het toch met hem
eens zün. Het rijtuig zelf was donker rose
geschilderd en de wielen bescheiden groen.
De lantarens en de vensters schitterden als
zilver en de geheele equipage maakte den
indruk van fijne bescheidenheid en rijkdom,
van het tegendeel van blufferigheid, zij wek
te niet de nieuwsgierigheid en ontwapende
ieder opwelling van wantrouwen. Met een
knecht als Rowley en zulk een kalés zou ik
door het heele land kunnen reizen en overa!
zou men buigen als knipmessen. Ik vermoed
dat mijn houding de verzoeking verried, die
de aanbieding op mü uitoefende.
Komaan, riep de postmeester. Ik geef
haar u voor zeventig! Men moet wat over
hebben voor een vriend.
Maar de paarden, dat is de moeilijk
heid, zeide ik.
Wel, hernam hij, zijn horloge voor den
dag halende. Het is nu over half negen. Om
hoe laat zal ik haar laten voor komen?
Met paarden en al? vroeg ik.
Met paarden en al, antwoordde hü- Do
eene goede dienst is den andere waard; u
geeft' mü zeventig pond voor den wagen en
ik zal zorgen, dat u er paarden voor krijgt.
Ik heb wel gezegd, dat ik geen paarden kan
maken, maar voor ccn vriend maak ik ze.
Wat moest ik doen? Weliswaar was het
niet verstandig een rijtuig te koopen op een
plaats nog geen twaalf mijlen verwijderd van
het huis van mijn oom, maar ik kreeg daar
door ten minste paarden, die m\j naar de
eerstvolgende post pleisterplaats zouden
brengen. En kocht ik het rijtuig niet, dan
zou ik zeker moeten wachten. Ik betaalde
dus de verlangde som, misschien twintig
pond te duur, maar het was inderdaad een
degelyk gemaakt, mooi voertuig, bestelde het
binnen een half uur vóór en liet mij een
flink ontbijt komen.
De tafel, waaraan ik zat, stond in een
koepelvormigen uitbouw en van daar overzag
men het voorplein. Ik amuseerde mü met
het gadeslaan der vertrekkende reizigers, de
eene maakte veel beweging, de ander was
koel, de een was royaal, de ander gierig bü
het afscheid, ieder toonde op dit oogenblik
van scheiden zijn karakter; sommigen wer
den begeleid tot aan den stügbeugel af het
portier door den stalknecht, het kamermeis
je en den kellner, anderen verdwenen als
onder een wolk, die hen voor ieder onzicht
baar maakte. Opeens werd mün aandacht
gevestigd op iemand voor wien de vriend
schapsbetuigingen de afmetingen van een
triomftocht begonnen aan te nemen. Niet
alleen de stalknecht, de ondergeschikte be
dienden, maar de buffetjuffrouw, de vrouw
van den postmeester en deze waardige per
soon zelf omringden hem, om hem behulp
zaam te zijn. Tegelijkertüd bemerkte ik dat
er algemeene vroolükheid heerschte, alsof
de reiziger grappen maakte en hij het niet
beneden zyn waardigheid achtte zijn aar
digheden hier ten beste te geven. Ik boog
mij, nieuwsgierig, voorover, maar het volgen
de oogenblik had ik mij achter de theepot
verborgen. De populaire reiziger had zich
omgewend om zyn bewonderaars een laatst
vaarwel toe te wuiven en ziet, hij was nie
mand anders dan mijn neef Alain. Hü was
geheel een ander man, dan de toornige,
wraakgierige persoon, die ik in Amersham
Place had ontmoet. Blozend, met een krans
op de lokken, een Bacchus gelijk, stond hij
daar, volkomen meester over zichzelf, glim
lachend, genietend van de hem bewezen eer
betuigingen en met een onuitstaanbaar air
van nederbuigende welwillendheid. Hy her
innerde mij aan een hertog of aan een oud
geworden acteur, aan een grootsprekerigen
nietsdoener, die zich uitgaf voor den onech-
ten zoon van een landedelman. Een oogen
blik later bevond hij zich op weg naar Lon
den. Ik haalde weer adem. Ik was onuit
sprekelijk dankbaar dat ik door de achter
deur was binnengetreden, inplaats van door
den hoofdingang, en welk een schoone gele
genheid om mijn neef te ontmoeten ik had
verzuimd door mijn onderhandelingen met
den postmeester. Het volgende oogenblik
herinnerde ik mij dat er een kellner in het
vertrek was. Hij moest mü ongetwyfeld ach
ter den trekpot en het ontbijt hebben zien
wegduiken, en zeker zou hij zijn eigen ge
volgtrekkingen hebben gemaakt. Ik moest
dus iets doen om den onwaardigen indruk,
dien mijn gedrag had gemaakt, uit te wis-
schen.
Kellner, was dat niet de neef van graaf
Carwell? zeide ik, den naam van mijn oom
zoo Engelsch mogelijk uitsprekend.
Ja, mijnheer, het was de vicomte.
Juist, dan heb ik mü niet vergist, her
nam ik. Naar den duivel met al die Fran-
zosen!
Ja, dat vind ik ook mijnheer, zeide de
kellner. Ze kunnen met onzen echten Engel-
schen adel niet vergeleken worden.
Onaangenaam humeur, hè? vroeg ik,
Meer dan erg, mijnheer, antwoordde cle
kellner. De vicomte is een driftkop. Van
morgen nog, terwyl hü aan het ontbijt zat,
en de courant las, gedroeg hij zich alsof hij
dol was. Waarschijnlijk was het iets over de
politiek, of over paarden; hij sloeg met de
vuist op de tafel en riep om een curagao. Ik
ben geweldig geschrikt, want ik was er niet
op bedacht. Nu, 't. is mogelijk, dat zulke ma
nieren in Frankryk tot den goeden toon be-
hooren, maar ik kan alleen maar zeggen, dat
ik er niet aan gewend ben.
Hij had de courant zitten lezen zegt ge?,
vroeg ik. Wat voor een courant?
Hier is ze nog, mijnheer, riep de kellner
uit. Hij schijnt ze ook nog op den grond te
hebben laten vallen!
En het papier opnemende, overhandigde
hij het mij.
Ik was weliswaar voorbereid op hetgeen
mijn neef had gelezen, maar toch deed het
gezicht van het gedrukte papier het bloed in
mün aderen stollen. Romaine's voorspelling
was uitgekomen, Alain had de bekentenis
van Clausel gelezen. Ik had een gevoel, als
of ik zelf een curacao noodig had, maar bij
nader overleg bestelde ik mij liever een
cognacje. Deze hartversterking was boog-
noodig. Ik zag dat de kellner mij had gade
geslagen en dat er op eens een licht voor
hem scheen te zyn opgegaan: hij had de
gelijkenis tusschen Alain en mü ontdekt en
begreep plotseling als een openbaring
de rol die ik had gespeeld. Ik had nu een
duidelijk spoor gemaakt, waarvan mün neef
Alain, indien het hem beliefde, gemakkelyk
gebruik zou kunnen maken. En indien het
nog niet genoeg ware, dat hij in Aylesbury
bericht omtrent mij kon inwinnen, had ik
boyendien nog zeventig pond uitgegeven, om
hem in de gelegenheid te stellen mü door
heel Engeland te volgen. Die smaakvolle
equipage (die ik begon te beschouwen als
niet veel beter dan een rood gestoffeerd
voorvertrek van den beulswagen) kwam
thans voor de deur. Ik liet mün ontbüt in
den steek en vertrok, mijn reis in noor-
deüjke richting voortzettend, terwijl mijn
neef even snel naar het zuiden ging. Ik
bouwde en vertrouwde op de snelheid der
paarden.
HOOFDSTUK XXII.
Rowley.
Ik weet niet zeker of ik tot op dat oogen
blik wel den geheelen omvang van het ge
vaar besefte, waarin ik op het punt was mij
te begeven. Ik kwam pas tot de overtuiging
van den ernst van het avontuur, dat ik ging
ondernemen, toen ik mijn neef had gezien,
de uitdrukking van zyn gelaat, die zoo vroo-
lijk en aantrekkelük was geweest om later
van zooveel boosaardigheid te getuigen, zün
gekrulde haren, zün keurig gestrikte das,
welke deden vermoeden, dat hü op een lief
desavontuur uit was en toen de zeker
heid dat hij mij detectives zou achterna zen
den, dat hij door heel Engeland mij zou la
ten zoeken, mij by verstek zou laten veroor-
deelen!
(Wordt vervolgd.)