BIJVOEGSEL
VRIJDAG 15 FEBRUARI 1929
No. 113
AAN ALLEN!
't Doet me genoegen, dat ik ln
zooveel briefjes lees dat er zoo goed
vóór de vogeltjes gezorgd wordt. De
tweevoeters hebben het in dezen
barren, kouden winter ook heel hard.
Op den steenharden grond is niets
'te vinden, boomen en heggen zijn
kaal. Een druppel water om den
dorst te lesschen is zelfs niet te krij
gen. Als de menschen niet helpen,
moeten de vogeltjes omkomen van
koude en gebrek.
Eerder van gebrek dan van kou.
Een vogel, die tenminste 's winters
hier overblijft, kan heel wat koude
verdragen. Het veerenpak is 's win
ters op zijn dikst. Toch komt het
voor, dat musschen b.v. dood vriezen.
Weet je, wie het nu ook kwaad heb
ben? De meeuwen. In groote drom
men scheren ze over onze singels.
Gelukkig, dat er ook heel wat mede
lijdende menschen zijn, die mais,
rijst, vogeltjeszaad, broodkruim en
aardappelkruim tusschen hen uit
strooien. De honger doet hen alle
voorzichtigheid vergeten. Vlak bij
de menschelijke woning strijken ze
neer om in een ommezien het voed
sel te verorberen.
Als je eens zoo'n meeuwenschaar
telt, zul je verbaasd zijn over het
aantal. Soms zie je er wel een 50 bij
elkaar.
Heb je er wel eens opgelet, hoe
sierlijk zoo'n meeuwenvlucht zich
voortbeweegt? Welk een mooie boch
ten beschrijven ze over 't water! Een
meeuw is eigenlijk een prachtvoeei.
Hoe helderrood zijn de pootjes, hoe
fijn wit is het lichaam. En dan de
snavel weer in de kleur van de poo-
ten.
Ik heb hier meeuwen zien vliegen
met zuiver witten staart en met een
witten staart met zwarten dwars-
band. De jonge meeuwen hebben
donkere strepen op de vleugels. Als
ze vliegen, kun je 't heel duidelijk
zien. Eigenlijk zijn die oude meeuwen
mooier dan de jonge. Rood als lak
zijn snavels en pooten, schitterend
wit zijn kop en staart en een deel
van de vleugels. De vleugelpunten
zijn schitterend zwart met mooie
witte «tippen. Bij helder weer is 't,
of de borst rozerood getint is. Oude
en jonge meeuwen hebben even ach
ter 't oog een zwart plekje. Neem 't
zelf maar eens waar. En weet je wat
nu 25oo aardig is? Tegen 't voorjaar
wordt dat vlekje steeds grooter, tot
eindelijk 't heele achterhoofd don
ker gekleurd is. Als straks de sneeuw
klokjes boven den grond komen dan
is 't meeuwenkopje net een choco
lade-kleurig bolletje geworden. Deze
kleurverandering is een van de tal
loos vele natuurwonderen. Van ruien
is geen sprake, de veeren blijven,
waar ze zijn, maar worden alleen
doortrokken van een donkerbruine
kleurstof.
Als 't weer zachter gaat worden,
trekken de meeuwen naar de wei
den. Slakken en wormen worden dan
in groot aantal verorberd. In onze
polders en meren gaan ze dan nes
telen bij honderden en honderden.
W. B.—Z.
DE ARRESLEDE.
„Honderd jaren zijn voorbij,
Ach, hoe anders is 't gerij!
Zag men vroeger vroolijk arren,
Tegenwoordig niets dan karren.
Nauw'lijks viel de eerste sneeuw
(In 't begin der voor'ge eeuw)
Of men haalde paard en slee
En reed vroolijk weg er meel
Ach, de ar keert nimmer weer!
Weggejaagd door 't druk verkeer!
Nu slechts modder, waar men ziet!
En de sneeuw geeft onsverdriet!
MET Z'N ACHTEN.
door W. B.—Z.
,,'t Is nog zoo kwaad niet be
dacht," zei de freule en op ernsti-
gen toon vervolgde ze: „Als jij een
knappe kamenier wordt, dan kan ik
je in ieder geval een heel goede be-
betrekking bezorgen."
„Maar ik moet er nog met moeder
over spreken."
„Dat doe je dan vanavond maar.
Dag kleine muis."
„Dag freule!"
Met een. gezichtje glanzend van
plezier kwam Margje weer in de
keuken terug. Zelfs aan Bet durfde
ze alles te vertellen.
Bet was er niet zoo verrukt over.
„Waf heb je aan die malle fratsen?
Leer liever koken, inmaken, strijken.
Dan kan er een flinke dienstbode uit
je groeien."
„Er zijn dienstboden genoeg,"
bracht Christien in 't midden.
„Maar weinig goede," mopperde
Bet.
Margje hielp nu aan 't zilverpoet-
sen. 't Leek haar het verstandigst er
verder niet over te praten. In haar
hart was toch een groote blijdschao.
Anders gingen de uurtjes op de
Hoeve zoo gauw voorbij. Nu duurde
het Margje eigenlijk te lang. Ze was
blij, dat ze naar huis kon gaan en
hoopte maar, dat moeder haar plan
zou toejuichen.
De volgende week wou ze wel naar
de Huishoudschool gaan.
't Liep Margje dien avond mee. De
kleintjes waren al diep in de rust,
alleen Piet zat nog bij mosder de
schoenen te poetsen.
Moeder Houber had een mand met
kapotte kousen voor zich. Ze was blij
dat Margje er was. Nu konden ze sa
men gauw de kaootte knieën en tee-
nen dicht stoppen.
„De daagjes zijn nu voor je ge
teld," zei moeder, toen Marg zich aan
de tafel schikte.
„Ja," zei Marg. „Ik heb de freule
ook nog gesproken," liet ze er dade
lijk op volgen."
„Dat was een buitenkansje
voor je".
„Dat was 't moeder. En ik heb aai?
de freule verteld, dat ik wat worden
mocht."
Moeder lachte.
Marg ging vroolijk voort: „En u
raadt nooit, wat ik nu worden wil."
„Zeg 't dan maar dadelijk."
„Kamenier heet het, geloof ik."
„Kamenier? Hoe kom je daarbij?"
Margje vertelde nu uitvoerig, hos
ze eigenlijk door Christien op 't idee
was gekomen, maar dat de freule
haar toch ook er in gesteund had.
Moeder Houber luisterde aandach
tig tos. Toen Margje uitverteld had,
was Moeder zoo in haar stop ver
diept, dat Margje niet nalaten kon
te vragen: „Zeg er nu eens wat over,
moeder."
„Daar moet ik eerst eens een
nachtje over slapen en dan zal ik
het eens met vader bspraten."
't Viel Marg een beetje tegen. Zê
had zoo gehoopt, dat alles nu maar
heel vlug voor mekaar zou komen.
Moeder sprak er dien avond niet
meer over. Maar toen Margie allang
naar bed was, zat mosder aan tafel
haar berekeningen te maken. Achter
uit het hoekkastje had ze een wit
steenen kommetje gehaald, waarin
nieuwe geldstukken la°en. Centen,
twee en halve centstukken, stuiver
tjes, dubbeltjes, kwartjes, ja zelfs
ook een enkele gulden.
Nieuw geld werd door vrouw Hou
ber altijd aan den kant geleid. Dat
nieuwe geld mocht nu gebruikt wor
den voor Margje.
„Om onze dochter te lat^n leeren.
lachte moeder in zichzelf. Toen alles
geteld was. viel 't bedrag eigenlijk
niet mee. Nog geen tien gulden met
elkaar. Toch ging vrouw Houber op
gewekt naar bed. Als 't kind dan zoo*
graag wou, zou de zaak zeker in orde
komen. Al zou ze haar spaaroennln-
gen ervoor moeten offeren. God zal
wel voor ons zorgen, zei vrouw Hou
ber berustend.
Margje hoorde moeder 's morgens
vroolijk zingen toen zij haar ooien
bsgon uit te wrijven, 't Zou alle
maal in orde komen. Dat voslde
Margje en moeders blijdschap sloeg
op haar over. In 't kleine bosch-
wach tershuis ie heerschte dien mor
gen de vroolijkste stemming.
VOOR DE KLEINTJES.
Deze knipplaat moet eerst netjes
op karton worden geplakt en daarna
stukje voor stukje zorgvuldig worden
uitgeknipt. Daarna komt het moel
ij ke werk. De stukjes moeten zoo bij
elkaar worden gezocht, dat zij pas
sen en langzamerhand een beeld
vormen vanJa, waarvan?
Het is een dier! Met een lange
smalle snuit. Zijn tong hangt vrijwel
altijd uit zijn muil, of hij jong is of
oud. Zijn gang is wiegend en on
hoorbaar. Ook zeer elegant, zooais
men dat noemt. Hij houdt veel van
de menschen en is het liefste bin
nenshuis, althans geeft er niet veel
om naar buiten te gaan. Bijzonder
trouw is hij niet en waakzaam zelfs
heelemaal niet. Het is dan ook geen
dier dat men voor zijn nut houdt,
maar alleen uit plezier.
Weet jullie nu, welk dier het ls?
Neen? Welnu, het is een hazewind
hond! Mooi om te zien, maar verder
van weinig nut. Zijn naam heeft hij
gekregen omdat hij zoo razend snel
loopen kan. Dat is inderdaad iets
bijzonders, want over het algemeen
zijn honden nu niet zoo buitenge
woon snel. Herten en antilopen b.v.
kunnen heel wat vlugger uit de voe
ten. Een hazewind echter, doet voor
een hert niet onder en kan rennen,
dat men er versteld van staat. Zijn
lichaam is daar geheel op gebouwd;
het golft als hij loopt en daardoor
geeft hij zichzelf hoe langer hoo
meer snelheid.
Nu, probeert maar eens zijn por
tret samen te stellen. Het ls niet zoo
gemakkelijk als het lijkt, hoor, en je
moet dan ook niet te spoedig je ge
duld verliezen.
OM TE ONTHOUDEN.
Londen is groot, dat weten jullie
wel, hè! Maar wist je ook, dat er
:n die stad meer menschen wonen
dan in het werelddeel Australië, dat
I och niet zoo heel veel kleiner is
(Wordt vervolgd.) 1 dan Europa? Toch is het zoo hoorl