D
VOND
DER
ZOELOES
ZATERDAG 16 FEBRUARI 1929
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Een „Vaderlandsche
Geschiedenis" van
bloedige feiten
schouwt van zekere onafhan
kelijkheid bij laatstgenoemde,
haar te vermoorden vindt er
vrij algemeen afkeuring. En
Tsjaka, hoe onbeperkt zijn
macht ook was, vreesde de pu
blieke opinie en meende zich te
moeten voordoen, alsof hij zich
het sterf geval verschrikkelijk
aantrok. Daarom liet hij niet
alleen op den sterfdag 1000
menschen ombrengen, maar
zelfs een gelijk aantal koeien
dooden, dit laatste alleen om
dat de kalveren daarvan ook
eens zouden gevoelen wat het
voor een liefhebbend kind is,
zijn moeder te verliezen.
Hiermede nog niet tevreden,
zond hij eenige regimenten
door het land, om allen die
nkt tot de begrafenis der dier
bare afgestorvene waren opge
komen, té dooden, terwijl hij
reeds twaalf van de mooiste
meisjes van zijn kraal met
Mande's lijk had laten begra
ven.
Eens, toen twee regimenten,
zeer gedund, maar zonder den
overmachtigen vijand te heb
ben kunnen verslaan, tot Tsja
ka terugkeerden, liet hij al de
daartoe behoorende krijgslie
den, benevens hun vrouwen en
kinderen, ten getale van 6000
tezamen ombrengen.
Doch ook aan Tsjaka's bloe
dige dictatuur kwam een ein
de. Hij werd door zijn broers
Dingaan en Umalgani ver
moord.
En nog leeft hij vóórt als de Napoleon
onder de Zoeloes. Zijn graf is een heilige
plaats. Natuurlijk konden er na zijn dood
niet twee heeren aan het bod blijven en
daarom vermoorde Dingaan Umalgani omdat
Cetchwayo.
deze Dingaan niet bijtijds uit het veld
had geruimd. Dir.gaan hield twee broeders
over. De een werd door den ander vermoord....
Het was Dingaan die in contact kwam met de
boeren. Piet Retief vroeg Dingaan of de
gronden tusschen de Tugela. de Umzinkulu
en de Drakens-bergen te koop waren.
Dingaan ontving het boerengezantschap
met groote minzaamheid in zijn kraal Um-
gungundlovie (de plaats waai de olifanten
trompetten), aan de Witte Umvolosi. en be
loofde hen zelfs krijgers te zullen afzenden
tegen den beruchten Moselekatze, een bijna
geheel onafhankelijk geworden vazal, van
■%;ien de boeren veel te lijden hadden gehad.
O var den afstand van Natal beweerde hij
echter niet te kunnen spreken, alvorens hem
de ossen waren teruggegeven, die hem eeni-
gen tijd geleden door als boeren gekleede
roovers ontstolen waren. Retief trok daarop
uit. ontdekte de dader van den roof, zekere
Mantatee-opperhoofd Sikonic-lla en bracht
Dingaan het gestolen vee terug. Thans was
deze zeer gewillig om aan het verzoek der
boeren te voldoen, doch zooals hij zeide, de
blijdschap zulke aangename gasten te heb
ben, noopte hem eenige feesten te geven.
Hierop werden drie dagen dansende door de
van alle kanten toegestroomde Zoeloes door
gebracht. Zoo werden er krijgsdansen gehou
den, waarbij eenige honderden gedresseerde
ossen tusschen de fantastisch opgesmukte
krijgslieden een soort van polonaise uitvoer
den, en eindelijk toekende Dingaan het door
den zendeling Owen opgesteld verkoopcon
tract, waarbij Natal in eigendom aan de
boeren werd afgestaan. Doch nog steeds
mochten deze niet vertrekken, eerst zou nog
een kolossaal afscheidsfeest gehouden wor
den. Op dit feest, juist op het oogenblik, dat
de krijgsdans het toppunt van woestheid be
reikt had, gaf Dingaan het teeken tot den
algemeenen moord van de wecrlooze blanken,
die op zijn verzoek hun wapenen hadden
achtergelaten, en ender het geschreeuw van
..bulalani amatakati", d.i. doodt de toove-
naars. werden zij allen, ten getale van 70
man, met nog een 30 gekleurde, achterrijders
of bagagevoerders, omgebracht.
Later kregen de boeren gelegenheid om
lic'n te wreken, met behulp van den dikken
Engelschen onderhandelend met Tsjaka.
broeder van Dingaan, Panda die er Inder
daad in slaagde Tingaan te verdrijven. De
laatste stierf een vreeselijken dood. Men ver
telt dat hij half geroosterd, dcch nog levend
in een mierenhoop werd gastoken.
Manda was een goedhartig man. Hij liet
al zijn kinderen leven (en dat waren er zeer
velen) en slachtte nooit meer dan ongeveer
een dozijn menschen per maand. Van zijn
zoonen Cetchwayo en Umbalozi werd de eer
ste beroemd. Zij leverden elkander slag aan
de Tugela rivier. De arme Umbalazi sneuvelde
waarop Cetchwayo alle bloedverwanten en
medestanders van zijn tegenpartij liet dooden
Bij deze moordpartij .lieten volgens de over
levering 100.000 mannen, vrouwen en kinde
ren het leven. Dagen lang was de Tugela
roodgekleurd door het bloed Panda, de goed
hartige, was wanhopig en hij wendde zich
in zijn angst tot Shepstone. lid van het
Natalsch gouvernement. Deze laatste wist te
bewerken dat Cetchwayo heerscher werd en
daarmee waren de onlusten ten einde. Panda
stierf in 1872. De heer Tromp schreef over
de zonderlinge kronigsplechtigheid van
Cetchwayo onder anderen:
De koning had met potsierlijke plechtigheid
plaats op den lsten September 1873.
Bij genoemde plechtigheid liet men Cetch
wayo zoo wat half en half allerlei zaken be
loven. Het niet geheel opvolgen dezer zoo
genaamde beloften werd een der voornaam
ste redenen of beter gezegd voorwendsels
tot het aanvangen van den door
Engeland tegen hem gevoerden oorlog.
Ik gebruikte hier met opzet het woord
voorwendsels, en wil dit verantwoorden, zegt
de schrijver.
Het hinderde den Engelschen, steeds een
groote macht naast zich te hebben, waarvan
zij, bij het nemen van die arbitraire maat
regelen. waaraan hun koloniale politiek zoo
rijk is, wel eens last zouden kunnen krijgen,
en nog meer hinderde het hun, dat, terwijl
thans eeheel O.Z. Afrika middellijk of on
middellijk aan hun gezag oncerworpen was,
er nog een onafhankelijk rijk overgebleven
was. waarop zij geen ander gezag, dan dat
van een indirecten invloed konden uitoefenen
Bij de kroning nu had men Cetchwayo een
soort toestemming afgeperst op den uitge-
drukten wensch, dat hij voortaan zou af
zien van 't vermoorden van zijn onderdan~~
En voor zooverre het houden van. zulk een
belofte mogelijk is aan een vorst, die een
maal een 100.000 menschen te gelijk om
brengen liet. en wien het vermoorden zijner
onderzaten niet slechts een hoogst onschul
dig tijdverdrijf, maar bovendien een der
schoonste en dierbaarste prerogatieven van
zijn waardigheid toeschijnt, hield Cetchwayo
zijn woord. Maar enkele misdrijven, die, vol
gens de zeden der Zoeloes, niet meer of min
der inhielden dan een openlijke bespotting
van het vostelijk gezag, kon Cetchwayo niet
ongewroken laten en zoo moest er wel nu
en dan bloed vloeien. Hetgeen men hem dus
beloven liet ging boven zijn krachten; dit
wist men! welnu, waarom eischte men het
dan?
Het zoo nauw opvatten van die gelofte, is
dan ook slechts het handelen volgens een
vooral pasklaar gemaakte politiek, die. uit
gebrek aan eenig beginsel, gerechtvaardigd
moest worden docr schijnredenen.
Deze Zoeloe-oortog leeft nog bij vele der
oudere lezers in de herinnering voort. Be
voegde beoordeelaars schuiven Engeland voor
zoover het dezen corlog betreft geen fraaie
politiek in de schoenen. Zij weten deze krijg
hoofdzakelijk aan Albion's hebzucht. De
Engelsche vertegenwoordigers lieten Cetch
wayo beloften doen die deze nooit zou kun
nen houden omdat zij nu eenmaal totaal in
strijd waren met de psyché dei Zoeloe's. De
heer Tromp schreef indertijd dienaangaande:
Maar nog een andere oorzaak dan het
schenden door de Zoeloe's van genoemden
beloften, kon voer den oorlog worden op
gegeven.
Cetchwayo namelijk maakte aanspraak op
een deel van het Transvaalsche grondgebied.
Zoolang nu de Republiek nog bestond, wer
den de vermeende rechten van den koning
bijna openlijk door het Britsc'n
Gouvernement erkend; ja,
toen de Engelschen zich ge
reed maakten tot een nieuwen
tocht, ditmaal tegen een vrij
Gemeenebest, bood Cetchwayo
Shepstone, zeer naïef, zijn
hulp ter verdeeling van den
vetten buit, aan. Na de beruch
te annexatie, gingen Trans
vaal's rechten op Engeland
over, e» werd de Zoeloevorsi
op zekeren dag gewaar, dat
zijn vriend Shepstone van
bondgenoot tegenstander was
geworden, en nu afkeerig bleek
van den afstand van het land,
waarop hij vroeger de aanspra
ken der Zoeloe's zoo goed als
direct erkend had.
Deze gedaanteverwisseling
van den sluwen commissaris
viel Cetchwayo zelfs zoo spoe
dig in het oog, dat hij er den
beteekenenden naam isi-bonea
van „doorgronder der huiche
laars" door verkreeg.
Shepstone, begrijpende, dat
hij zich in dezen meer dan
ooit voor de publieke opinie
had te wachten, stelde den be
leed igd en Cetchwayo een
schikking voor, en zond een
commissie, om met de Zoeloe-
af ge vaardigden over de zaak te
onderhandelen.
Een Zoeloe nu is nog meer
dan een kaffer een geboren en
onvergelijkelijk handig di
plomaat, die nooit meer los
laat, dan hij in het belang van
zijn zaak denkt te kunnen
doen en met een onbeweeglijk en onnoozel
gezicht zijn tegenstander met schijnbaar
hoogst onschuldige vragen weef uit te hooren
om hem daarna met een enkele, handige op
merking te noodzaken, zich in de war te
praten. En met defce diplomatieke gevatheid
heeft hij verstand genoeg oir te begrijpen
dat, al mag hij ook steeds de bovenhand
houden in eenig dispuut, hij. ten opzichte
van de kennis van akten en officieele stuk
ken. tegenover blanken in de minderheid
blijft.
Zoo liet dan Cetchwayo zich op de bectoel-
de samenkomst wijselijk niet vertegenwoor
digen, en bleef het aan de Engelsche al
leen, de. uitspraak te bepalendie zij al
voor hun komst letterlijk in het hoofd had
den.
Bij uitnemendheid handig was echter de
keuze dezer beslissing, die aan de Zoeloes
een gedeelte van het door hen in aanspraak
genomene toekende. De philantropen in het
Parlement en daarbuiten waren schaak ge
zet en eer deze uit hun verbazing konden
ontwaken, zou Shepstone de kroon wel scha
deloos stellen voor de schijnbaar zoo be-
langelooze uitspraak, inzake het betwist ge
bied. Een paar maanden latei gebeurde dit
ook en werd het bericht der algeheele ont
kenning van de Zoeloe-aanspraken naar
Londen opgezonden, toegelicht en verdedigd,
door de krachtige verklaring van Shepstone
„dat hij de quaestie nu eerst van het stand
punt der Transvaal had beschouwd, en daar
door had leeren inzien dat hij in zijn eerste
beslissing had gefaald".
Wanneer men zich nu na al het voren
staande eenlgszins een begrip kan vormen
van den aard der Zoeloekoningen en de po
sitie, waarin de arme Cetchwayo door de
gewetenlooze weerhanenpolitiek van zijn
vijanden gebracht werd, dan kan men ge
makkelijk nagaan, dat hij van toen af aan
sterk begon over te hellen tot de onstuimige
wensch van zijn eer- en huwelljkszuchtige
jongelieden „om de assegaaien eens te gaan
wasschen". Oogluikend liet hij daarom de
strooptochten toe. die zijn indoenas met hun
impi's (detachementen) maakten en openlijk
nam hij de houding van beleedigd en bedro
gen bondgenoot tegenover de Engelschen
aan.
De Engelschen vonden volgens den heer
Tromp makkelijk den stok om de hond te
slaan. Daarop begon dan ook de geweldige
oorlog van meer dan 1600G Engelschen tegen
tienduizenden in het vechten zeer bekwame
Zoeloe's.
Zoeloes het „Lager" (gevormd door
Een Zoeloe.
Ik geloof in 1875, zegt de heer Tromp,
vaardigde Cetchwayo het bevel uit, dat zijn
krijgslieden zich van geweren moesten
voorzien, en blr.ntn een Jaar tijds was hot
geheele Zoeloe-leger, dank zij der welwil
lende bemiddelir.a van Manchester- en Lon-
densche kooplieden, van Westley-Richard's
en Martini-Henrys (andere systemen werden
geweigerd) die over Delgoabuai, doch voor
namelijk over Natal. Zoeloeland werden bin
nengevoerd, voorzien. Dageli'ksche oefening
maakte de daartoe aangewezen krijgers tot
scherpschutters die niet te minachten wa
ren en zoo kregen de Britten hun lood ln
buitensporige hoeveelheden terug. Volgens
officieuse opgaven, waren 10 regimenten in
het voeren van vuurwapenen geoefend en
daarmede uitgerust.
Naar het plan van Chelmsford, zou
den de twee cemrum-afdeehr.gen elkander
bij Rourke's Drift ontmoeten, doch den dag
waarop deze vereeniglng zou plaats hebben
werd de Zuidelijke divisie, onder ko
lonel Dunford, aoor de Zoeloe's over
vallen, teruggedreven tot aan den zoom van
het Qudinèwoud (tij Isandula en daar geheel
vermoord. Een aanval van de 20.000 man
sterken vijand op het kamp van de rest. der
afdeeling werd center gelukkig afgeslagen.
Behalve dat 900 blanken en 690 gekleurde
bondgenooten in dezen slag sneuvelden vie
len 102 wagens, 1000 ossen, 2 kanonnen i 00
geweren, 400 granaten en kogels, 250.000
patronen en 6Ö.Q00 pond levensmiddelen in
handen van de Zoeloes, die, van hun kant
echter 2QOO man verloren.
Toen eenige uren na den slag de linker
cent.rumafcieeling onder Chelmsford zeiven
en kolonel Glynn op de plaa's van het onge
val aankwam, von.i zij den vijand reeds weg
getrokken en de lijken der verslagen kame
raden ten prooi aan de aasvogels.
Op 22 Januari 1879 werden de Britsche
troepen bijna geheel door de Zoeloe's ver
nietigd bij Isan.ihlwana. Eeuigen tijd later
wisten de Engelschen zich te rehahillteeren
en zij versloegen bij Ginglnhiovoe de Zoeloes
voor goed.
Louis Napoleon
Zoo eindigde de groote Zoeloe-oorlog
(18781879 nu juist een halve eeuw ge
leden) eindelijk in Engeland's voordeel.
Cchetchwayo wörd gevangen genomen en
verbannen. Hij mocht in 1883 terugkeeren en
stierf in 1884.
En dit zij nog vermeld: Met de verster
kingen die in 1879 uit Engeland werden ge
zonden, kwam ook, als vrijwilliger Prins
Louis Napoleon mee. De zoon \an Bonaparte.
Kort na zijn aankomst werd hij op een ver
kenningstocht door de Zoeloes vermoord.
Romantisch was zijn dood. Men weefde er
allerlei verhalen om. Een proces was er het
gevolg van.
En nog leeft de sage rondom dezen telg
van den Cors kaar. voort, en werd weer
actueel onlangs aoor Maui ice Rostand's
jongste stuk waarvan Louis Napoleon de
tragische held is.
aaneengeschakelde wagens) heetormevd.
Van Tsjaka tot
Cetchwayo
Tsjaka-.
Dingaan,
Zoeloeland is het Noordelijk gedeelte
van de Britsche kolonie Natal. En
het is naar dit gebied dat wij onze
geuachten, door een bijna magische aan
trekkingskracht getrokken, laten afdwalen.
Men neemt aan dat het in het begin van
de negentiende eeuw bewoon J werd door een
stam der Fetcannés, roovers die voortdurend
onderling oorlog voerden. In 1790 regeerde
koning Jobé over de Amatetwa. Deze Jobé
had twee zonen Tana en Godengwana die naar
de gebruiken der landen besloten hun vader
aan hun assegaaien te rijgen, maar Jobé
kwam er achter en alle oproerigen werden..
geslacht. Alleen Godengwana ontkwam. Later
wist hij toch nog aan het bewind te komen
en men vertelt van hem dat hij niet
zeer bloeddorstig was. Hij at bijvoorbeeld
geen opperhoofden. In 1810 werd hij ver
moord. Na hem kwam „vuur en vlam" in de
taal des lands Tsjaka geheeten. Deze ver
bond alle Fetcanné tot één stam, die der
Ama-Zoeloe, hetgeen wil zeggen „volk des
hemels". Tsjaka was. de uitvinder van de
oorlogsmethoden, die de Zoeloe's zoo buiten
gewoon veel gezag verleenden, Hij vormde
de regimenten der getrouwde mannen en der
jonge lieden. In zijn boekje vertelt Theod.
M. Tromp hieromtrent:
De regimenten, waarvan Tsjaka er 20
onder de wapenen hield en in tijd van oorlog
40 in het veld kon brenger, waren in 26
militaire kraals gelegerd, bestonden uit 1500
man elk, en waren onderverdeeld in linker
en rechtervleugel. De vleugels, door vleugel-
officieren gecommandeerd, waren weder ver
deeld in 8 of 10 compagnieën, elk met een
kapitein en drie lagere officieren tot aan
voerders.
In dp plaats van de ïnkoesa of oemkonto
d.i. assegaaien (of werpsperen) en van den
knopkierie (een ongeveer 3 voet langen stok
van zwaar hout assegaai of ijzerhout
voorzien van een zwaren knop, waarmede de
Zoeloe niet alleen batonneert en slaat,
maar zelfs op grooten afstand dieren, ja
zelfs vogels in de vlucht, kan doodgooien),
voerde hij de irua of stootspeer, een korte
spies met zware, ijzeren punt. in.
In stede nu van welda al hun assegaaien
ln den aanval te hebben weggeworpen, kon
den zijn krijgers den vijand thans man tegen
man bevechten, een wijze van strijden, die
den herkulischen Zoeloe het meest kans op
de overwinning moest verschaffen.
De krijgslieden kregen in den oorlog voor
5 dagen mondkost mede en moesten voor de
rest op den vijand leven.
En "door deze organisatie èn door hun
■ongeloofelijk snelle troepenbewegingen waren
de Zoeloes nu onoverwinnelijk geworden en
Tsjaka, die zich had voorgenomen alle stam
men tusschen Delgoabaai en de Umzinkulu-
rivier aan zich te onderwerpen, trok als een
tweede Dinghis-Khan of Attilla door Oost-
Afrika rond, moordende wat hij op zijn
tocht ontmoette ei- alleen de mannen spa
rende, die zich bij zijn troepen wilden laten
inlijven. Op die wijze vernietigde hij 60
omliggende stammen.
Zbo werd Natal bijna geheel ontvolkt.
Tsjaka bracht net in het moorden verder
dan ooit een zijner voorgangers Hij versloeg,
volgens opgave van de meeste geschiedschrij
vers 1.000.000 vij.mden en 50.000 personen
van zijn eigen stam. daaronder vrouwen,
bloedverwanten en kinderen.
Tsjaka's moeder genaamd Mande. d.i. de
beminnelijke, die in de geschiedenis staat op-
geteekend als een hoogst onbeminnelijk wezen
dat. steeds handgemeen zijnde met de ancfaje
vrouwen, reeds weggejaagd was uit de kraai
van wijlen haar echtgenoot, werd op eenmaal
ziek en stierf, en er bestond geen twijfel
aan, of Tsjaka was hiervan de oorzaak.
Wordt nu al door de Zoeloes het slaan van
een moeder door haar zoon. als bewijs be-