Het geheime Fransch-Belgische Militaire Verdrag
HAARLKM'S DAG3LAD
VRIJDAG 1 MAART 1929
DERDE BLAD
De Notulen van de beraadslaging der Generale Staven van
Frankrijk en België in September 1927
Publicatie van den geheelen tekst
In het „Utrechtsch Dagblad" van Donder
dagavond lezen wij:
„Verleden Zaterdag publiceerden wij den
tekst van het Fransch-Belgisch militair ver
drag, benevens de uitlegging, die bij de be
spreking in den zomer van 1927 aan dat ver
drag gegeven is door de Belgische en Fran
sch e Generale Staven.
„Daar onze publicatie de binnenlandsche
en buitenlandsche belangstelling in hooge
mate heeft gaande gemaakt, meenden wij,
uit hoofde van dezelfde bedoelingen die ons
bij de publicatie van het eerste artikel heb
ben geleid, het levensbelang van Nederland
en van den internationalen vrede, thans tot
de volledige openbaarmaking der besprekin
gen tusschen de Generale Staven te moeten
overgaan.
MINISTERIE VAN
LANDSVERDEDIGING
„Ook hier verwachten wij démenti's. De
démenti's der verschillende Regeeringen op
onze eerste publicatie zijn buitengewoon
wankel geweest, gelijk niet alleen wij, maar
de geheele Nederlandsche pers heeft aange
toond. Men heeft kunnen zien hoe geringe
waarde aan zulke démenti's kan worden toe
gekend.
„Afgezien daarvan echter publiceeren wij
het hier volgende met gerustheid, omdat wij
dezelfde waarborgen die wij omtrent de echt
heid van het geheime verdrag en de reeds
openbaar gemaakte gedeelten van de „inter-
prétation" bezitten ook hebben omtrent de
volledige publicatie".
Hier volgt de vertaling van de Fransche
tekst, zooals het U. D. die geeft:
BRUSSEL, 20 September 1921.
STRIKT VERTROUWELIJK
GENERALE STAF.
3de AFDEELING.
No CB. 17.442 GEHEIM.
BESPREKINGEN DER FRANSCHE EN BELGISCHE
GENERALE STAVEN VAN 7-12 SEPTEMBER 1927
NOTULEN.
In toepassing van het Fransch-Belgfsch militair accoord van 7 September 1920, de
„Overeenkomst van Brussel" genoemd, artikel VI, hebben te Brussel op 7. 8, 9, 11 en 12
September 1927 besprekingen plaats gehad, waaraan de volgende afgevaardigden deel
genomen hebben:
Voor Frankrijk: generaal DEBENEY, chef van den Generalen Staf:'
generaal BINEAU, onder chef van den Generalen Staf:
generaal BLAVIER, militair attaché aan het Fransch Gezantschap
te Brussel:
Voor België: generaal GALET, chef van den Generalen Staf:
Kolonel MICHEM, chef van, de derde afdeeling van den Generalen
Staf, waarnemend onderchef van den Generalen Staf;
Kolonel VAN DEN BERGEN, chef van de eerste afdeeling van den
Generalen Staf.
Het ambji van secretaris is toevertrouwd geweest aan
pommandant van het regiment Grenadiers te Brussel.
Kolonel B. M. ESTTENNE,
Op het voorstel van Generaal Blavier, 1
kwamen de afgevaardigden overeen, op de
zelfde wijze te werk te gaan als bij de voor
gaande besprekingen (19211926), en dus
den tekst van het accoord van 7 September
1920 te volgen om er 'de vereischte juistheid
en verbeteringen aan te brengen.
Art. 1.
„Indien Frankrijk in staat van oorlog is
met Duitschland of met eenige andere mo
gendheid, die op de een ol' andere wijze, hoe
dan ook door Duitschland ondersteund
wordt, zal België geheel zijn beschikbare
macht ter beschikking van Frankrijk stellen.
„Indien 'België in staat van oorlog is met
Duitschland of met eenige andere mogend
heid, die op de een of andere wijze, hoe dan
ook, door Duitschland ondersteund wordt,
zal Frankrijk geheel zijn beschikbare macht
ter beschikking van België stellen."
De afgevaardigden zijn overeengekomen
dat dit artikel vatbaar is voor een interpre
tatie, waarbij met alle militaire en politieke
eventualiteiten rekening wordt gehouden.
De internationale toestand en de verhou
dingen der krachten, in 1927 zoo zeer ver
schillend van wat ze waren in 1913 en zelfs
in 1919 maken het onmogelijk ach met
strakke of stereotype formules tevreden t.e
houden. Zoo maakt de Engelsch-Belgische
overeenkomst, gesloten den 7 Juli 1927, het
mogelijk, naar alle waarschijnlijkheid, de
eventueele tegenstanders van België tot twee
te beperken, t.w. Duitschland en Nederland,
en die van Frankrijk tot drie. t.w. Duitsch
land. Italië en wellicht Spanje.
Frankrijk en België hebben maar één ge
meenschappelijk front. Deze principieele
grondslag van het accoord van 1920 blijft
onaangetast. Welke de tegenstander, tegen
wien het een of andere land te strijden krijgt
ook zij, de. deelgenoot zal tusschenbeide
komen.
Het spreekt vanzelf, dat de verdediging
van het wederzijdsch eigen grondgebied het
voornaamste doelwit blijven moet. Frankrijk
zal dan ook in een conflict tusschen Neder
land en België slechts tusschenbeide komen
door het zenden van een evr.°d'tiecorps, dat
in 1922 on twee legerkornsen is bepaald.
On dezelfde wlize zal België, in geval van
oorlog tusschen Frankrijk en Italië, twe~
Ir.fanterie-divisies ter beschikking van den
Fransch en generalen staf stellen.
Deze voorzieningen zijn evenwel ten allen
tijde voor herziening vatbaar. Het grondbe
ginsel van het accoord, in de allereerste
plaats Duitschland beoogende, legt belde
staten de verplichting op, vóór alles te zor
gen voor de Inrichting van het front tegen
Duitschiand on hun eigen gebied. Indien de
oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk
uitsluitend op de Fransch -Duitsche grens
gevoerd werd, zou België het equivalent van
een Fransch legerkorps ter beschikking van
Frankrijk stellen. Evenzoo, indien het con
flict zich u'tbreidde tot de Belgisch-Duitsche
grens, zou Frankrijk een minimum van 30
lègerkorosen (15 actieve en 15 reserve) on
het Belgisch grondgebied zenden, om het
Belgische leger in zijn strijd tegen den ge-
m'ensfhanoelij^en vijand te steunen.
Het is ook dienstig, de beteekenis der
woorden ,.ïn staat van oorlog is" nader te
omschrijven. Noch Frankrijk noch Belcië
koesteren vijandige bedoelingen tegen wel
ken staat ook. Toch kan het noütlek defen
sief in de verplichting tot militair offensief
gejaagd worden. Het tractaat van Versailles
en de accoorden van Locamo beoalen de fei
telijke toestanden die ipso facto een „casus
foederis" uitmaken: tegenover de verwezen
lijking van eene dezer mogelijkheden staan
de, zijn Frankrijk en België gerechtigd zich
als de aangevallene te beschouwen en te
voorzien in hun verdediging door met een
onmiddellijken tegenaanval te antwoorden.
£ijn evenzeer als wettig te beschouwen, de
dwangmaatregelen die in de gegeven onder
stellingen dienen getroffen te worden tegen
elke derde mogendheid, die zou weigeren de
clausule van het „transitus innocuus" ten
voordeele der Belgische of Fransche legers
te laten gelden.
In het kort: moet de voornaamste inspan
ning van elk der beide landen op zijn eigen
grenzen gericht zijn; de leiding der krijgs
verrichtingen moet flink offensief zijn; ten
slotte en in elk geval moeten de generale
staven der beide landen opeischen, en des
noods met geweld van wapenen het „transi
tus innocuus", dat het verdrag van den Vol
kenbond toestaat, opleggen.
Art. H.
„Deze overeenkomst slaat niet alleen op de
Rijngrens; zij is toepasselijk <*p iedere agres
sie, op welke grens deze zich ook voordoet".
De beteekenis van het woord „agressie" is
nauwkeurig omschreven bij art. I. De En
gelsch-Belgische overeenkomst van 7 Juli
1927 heeft aan den anderen kant het getal
der te verdedigen grenzen tot twee beperkt.
Kolonel Micbem stelt bet geval van een
conflict tusschen Holland en België, waaraan
Duitschland vreemd zou blijven, en vraagt
of in dat geval het Fransch-Belgisch ac
coord zou gelden ten gunste van België. Ge
neraal Blavier antwoordt dat de oplossing
van dit vraagstuk afhangt van twee facto
ren: 1. de houding van Duitschland op diplo
matisch gebied; 2. den oorsprong van den
aanval.
Krachtens art. 1 van dc „Convention de
Bruxelles", zegt hij, is België zeker van
Frankrijks hulp tegen eiken tegenstander,
„die op de een of andere wijze, hoe dan ook,
door Duitschland ondersteund wordt". Deze
hulp kan maar van tweeërlei aard zijn, een
diplomatieke of een militaire. Aan den an
deren kant hebben dc onderhandelingen
sedert acht jaren tusschen Nederland en
België gevoerd, vanwege Nederland uitge
lokt, en zullen nog uitlokken, maatregelen
op het gebied der waterwegen, die eventueel
als onvriendelijk en zelfs als agressief kun
nen worden beschouwd.
Daarop doet generaal Debeney opmerken,
dat, in het belang van België zelf de hulp
van Frankrijk in geval van een Hollandsch-
Belgisch conflict veeleer diplomatisch en in
dustrieel, dan wel militair zou moeten zijn.
Generaal Galet beschouwt de tusschen-
komst der Fransche troepen in een dergelijk
conflict als symbolisch en als zeer belangrijk
met het oog op het moreel der legers. Gene
raal Debeney antwoordt, dat Frankrijk er
nooit aan gedacht heeft zich aan zijn ver
plichtingen te onttrekken, maar dat de ver
scheidenheid der diplomatische vraagstuk
ken, die het op te lossen heeft, het tot een
plicht maken zich niet met alle macht noch
met alle haast in een actie van onderge
schikt belang te begeven, waarbij de gering
ste vergissing een terugslag hebben zou op
een veel gewichtiger terrein en zelfs op le
venskwesties. Het is noodig het grootste ge
deelte onzer krachten tegen den voornaam-
sten vijand te reserveeren.
Art. Hl.
„Frankrijk en België mobiliseeren onmid
dellijk en vanzelf, zonder dat vooraf over
leg dient gepleegd, zoodra een andere mo
gendheid, die op de een of andere wijze,
hoe aan ook, door Duitschland ondersteund
wordt, zou gaan mobiliseeren.
Zij mobiliseeren tegen Duitschland, zoo-
dra het „casus foederis" is geconstateerd,
zooals dit bepaald is door de verdragen en
de overeenkomsten, die thans de internatio
nale betrekkingen tusschen Frankrijk en
België aan de eene zijde en Duitschland aan
de andere zijde, regelen. De mobilisatie
brengt ipso fact*» concentratie met zich",
Wat de tweede alinea betreft, vraagt gene
raal Debeney hoe de Belgische generale staf,
na de Engelsch-Belgische overeenkomst van
7 Juli 1.1. zich de mobilisatie en de concen
tratie voorstelt. Aangaande het eerste punt,
legt generaal Galet op het bureau der con
ferentie de hierbij gevoegde tabel der mo
bilisatie-centra over. Aangaande de concen
tratie wordt voorgelezen een uiteenzetting,
gesteld door kolonel Michem, die voorstelt te
opereeren als volgt:
Het Belgische leger maakt den linkervleu
gel uit van de Fransche opstelling en wordt
zelf aan haar uiterste linkerzijde gesteund
door de Britsche troepen.
De tweede infanterie divisie wordt gecon
centreerd in den sector Bree-Opoeteren; sta
ven te Peer, Bree, Gruitrode en Neerglab-
beek.
Reisroute no. 1: Spoorweg Herenthals-
Moll-Hammont; stoomtram Hammont Bree.
Reisroute no. 2: spoorweg Herenthals-Moll;
stoomtram Leopo'.dsbrug naar Bree.
Verdeeling der troepen per stoomtram
Hammont-Maaseeyck.
De eerste I. D. wordt geconcentreerd in
den sector Opoeteren-Lanaeken; staven te
Genck, Opglabbeek, Asch. en Munsterbilsen.
Reisroute no. 1: spoorweg Dendermonde-
Antwerp en-Lier-Diest: Hasselt-Opoeteren,
Hasselt-Genck en Hasselt-Bilsen.
Reisroute no. 2: spoorweg Dendermonde-
Mechelen; stoomtram Mechelen-Aarschot;
spoorweg Aarscbot-Bilsen.
Verdeeling der troepen per stoomtram:
Maaseyck-Maastricht.
De 6e I. D. wordt geconcentreerd in den
sector Lanaeken-Haccourt; staven te Bilsen,
Bassenge, Glons en Wihogne.
Reisroute no. 1: spoorweg Thienen-Dries-
llnter-St. Truyen-Loos-Tongeren stoomtram
Tongeren-Maastricht en Bilsen-Slins.
Reisroute no. 2: spoorweg Landen-Borg
worm-Ans-Liers; stoomtram als bij no. 1 en
straatweg Glons.
Verdeeling der troepen per stoomtram van
de Geer.
De derde I. D. wordt geconcentreerd te
Luik: haar sector strekt van Visé tot Batti-
ce. Zij beschikt over twee r.oofdwegen en
over 6 bijwegen; staven te Luik of Rocourt,
Vivegnis, Micheroux en Jupilie.
De vierde I. D. wordt geconcentreerd in
den sector BatticePepinster; staven te
Angleur, Nessonvaux, Olne en Soumange.
Reisroute no. 1: spoorweg Huy—Luik-
Verviers.
Reisroute no. 2: spoorweg Luik—Bleyberg
tot Battice.
Verdeeüng der troepen langs de twee
straatwegen parallel met de stoomtram Bat
ticeHodimont.
De 5de I. D. wordt geconcentreerd in den
sector Pepinster—Aywaille; staven te Beau-
faysSprimontEsneux en Louveigné.
Reisroute no. 1: spoorweg CharleroiNa-
mur—Huy; stoomtram Huy—Strée—Warzée
Ouffet—Anthisnes—Comblain-au-Pont.
Reisroute no. 2: spoorweg Manage—Luttre
Fleurus—Namur—Seraing; stoomtram Na-
rnurBoncelles en spoorweg langs de Our-
the (naar .Jemelle).
Verdeeling der troepen per spoorweg Luik
Pepinster, straatweg Embourg naar Ay
waille. stoomtram Poulseur—SprimontLou
veigné—Andomont—Trooz, te Poulseur aan
sluitende op de Ourthe-lijn.
De eerste en de tweede Cavalerie divisie
waarvan de motorisatie in 1932 geheel zal
voltrokken zijn, worden geconcentreerd ln
de sectoren Opglabbeek—Asch en Eykenbil-
senWaltwilder.
De concentratie der 6 actieve legerdivisies
samen 300.000 man, is voltrokken met het
eind van den T. I. der mobolisatie. De con
centratie der 6 reserve-legerdivisies, nog
maals 300.000 man, is voleindigd aan het eind
de van den T. 2.
Langs dezelfde reisroutes als de actieve
divisies worden de reserve-divisies geconcen
treerd in de volgende sectoren:
7de I. D. sector HasseltLumraenBerin
genHelchteren.
8ste I. D., sector HerenthalsLichtaert
CasterleGheel.
9de I. D. sector HollogneJemappeSt.
GeorgeRolloux.
10de I. D„ sector Angleur—Seraing—Thein
Plainevaux.
11de I. D., sector TerwagneOuffet—Hody
Fraiture.
12de I. D., sector TongerenBorgworm
LimontMomalle.
De twee reserve-cavalerie divisies: sector
FloneEngisChokierJemappe.
De Fransche stellingen slu'uen aan bij de
Belgische in de streek Theux—Polleur—Spa
La Reid. Het Britsche expeditie-corps wordt
geconcentreerd in den sector Tongerloo—
MaaseyckKessenichKinroy.
Ondervraagd over den aarf dezer' uiteen
zetting, antwoordt kolonel Michem dat ze
slechts een voorontwerp is voor een verslag
dat door de derde afdeeling van den ge
neralen staf werd voorbereid ten dienste
van Z. M. den Koning der Belgen en van den
minister van Oorlog, Generaal Debeney geeft
zijn instemming te kennen met de groote
lijnen van deze uiteenzetting. Evenwel maakt
bij de definitieve goedkeuring van den Fran-
schen generalen staf afhankelijk van den
uitslag eener grondige studie van dit thema.
Art. IV.
„België verbindt zich een minimum van
600.000 man te mobiliseeren, voor de eene
helft actieve-, voor de andere reserve-troe
pen. Aan zijn kant verbindt Frankrijk zich
België ter hulp te komen met een troepen
macht van minstens 1.200.000 man, werken
de op Belgisch gebied, voor de eene helft
actieve-, voor de andere reserve-troepen".
Tot antwoord op een vraag van Generaal
Galet, verklaart Generaal Bineau dat de
Fransche troepenmacht, in België opereeren-
de, volgens de tegenwoordige gegevens van
den Franschen sraf in 1927, beschikken zou
over 2160 stukken veldgeschut, 2S30 zwaar
geschut van alle kaliber, 10 650 mitrailleuses
en 1800 tanks.
Generaal Galet zet op zijn beurt nader uit
een, dat het Belgische leger op dit oogen-
blik in geval van oorlog zou beschikken over
576 stukken veldgeschut en 1848 mitrailleu
ses. Het zwaar geschut maakt een onafhan
kelijke groep uit van 108 stukken, geconcen
treerd te Antwerpen. België kan slechts 76
vliegmachines en 49 tanks met goed gevolg
in het veld brengen.
Generaal Bineau vraagt, hoe de samenstel
ling van het Be.gische leger op voet van
oorlog zijn zal. als zijn herinrichting geheel
zal zijn voltrokken.
Kolonel Van den Bergen antwoordt dat
zij zou bestaan uit zes legerkorpsen, de vol
gende gevechtseenheden omvattende:
12 infanterie-divisies, elk bestaande uit
drie regimenten, elk regiment uit 5 batallons
samen 180 baiaillons infanter.e
4 ruiterij-divisies, elke divisie bestaande
uit drie regimenten, elk regiment bestaande
uit zes groepeen, samen 72 groepen ruiterij,
gesteund door 12 groepen ruiterij-mitrail
leurs.
54 regimenten artillerie, elk regiment be
staande uit twee groepen, samen 108 groe
pen artillerie.
4 regimenten wielrijders, elk regiment be
staande uit twee batalllons.
8 genieregimenten, 1 regiment genie-wiel
rijders.
12 bataillons mitrailleurs, elk bataillon be
staande uit 12 compagnies, samen 144 com
pagnies mitrailleurs, gesteund door 8 com
pagnies wieirijde.-smitrallleurs.
6 luchtvaartregimenten, elk regiment be
staande uit 6 eskaders.
4 compagnie^ strijdwagens.
2 groepen A. C. M.
Kolonel Michem doet opmerken dat het
tenminste tot 1934 of 1935 duren zal, voor
men kan oordeelen over de uitwerking der
militaire reorganisatie die uitgewerkt wordt.
Generaal Galet voègt erbij, dat rekening
dient gehouden met de wijzigingen die aan
het ontwerp van den generalen staf zullen
aangebracht worden als gevolg van de open
bare meening en van het parlement. Gene
raal Bineau verzoekt, dat de Belgische gene
rale staf in dit opzicht voet bij stuk zou hou
den.
Generaal Debeney zet dan uiteen, welke
de wenschen en behoeften van den Fran
schen generalen staf zijn op het stuk van
vervoer. Duitschland beschikt over 25.353
locomotieven, Engeland over 23.395, Frank
rijk over 17.665, Nederland over 1.348. België
over 4.645. waarvan er 1719 als algemeene
reserve dienen; maar zij bchooren tot 56
verschillende types, wat niet zonder bezwaren
gaat voor een regelmatige uitvoering der
mobilisatie.
Kolonel Van den Bergen antwoordt da'
deze verscheidenheid het gevolg is van het
terugkrijgen van Duitsche locomotieven, en
dat in den loop van het jaar 1928 die loco
motieven zulleu verminderd zijn t-ot 3.763
eenheden en de types tot 38. De generale staf
zou op dit oogenbiik beschikken over 9.240
rijtuigen en 1.567 bagagewagens (daaronder
1.394 "wagens en 250 bagagewagens als reser
ve), alles samen 421.932 zitplaatsen.
Generaal Bineau doet opmerken, dat, om
normaal te zijn, het getal plaatsen moet
overeenstemmen met het vijfde gedeelte van
het getal nuttig gemobiliseerde manschap
pen. Zoo beschikt Frankrijk over 1.715.950
plaatsen. De aigebeele omvang der gealli
eerde troepen in België bedt aagt ongeveer
400.000 plaatsen, maar er dient rekening ge
houden met het vervoer van de paarden en
van het materiaal.
Kolonel Van den Bergen antwoordt, dat
men vergeten heeft 120.164 goederenwagens
mee te tellen, in het geheel metende 1.958.135
ton, alsook dat de ruiterij zijn kan concern
treeren met haar eigen middelen in de pro
vincie Luxemburg. Hoe het ook zij, met het
voorhanden materiaal, zoowel Belgisch als
Fransch, is het mogelijk gemiddeld 650.000
manschappen per dag bij de hand te bren-
gen.
Op verzoek van generaal Debeney zet ge
neraal Michem de strategische herinrich
ting van het Belgische spoorwegnet als volgt
uiteen:
A. spoorlijnen thans in aanleg:
1. Lijn Schaarbeek—Hal, bestemd om de
lijn Brussel—Anwerpen te verbinden met
de lijnen van Luxemburg, Charleroi—Mau-
beuge en Mons—Valenciennes. Geheel in
dienst van 1929 af.
2. Lijn van Kinkempois naar Fexe Haut
Clocher, bestemd om de lijn BrusselLuik te
verbinden met de lijnen van de Vesdre en
van de Om-the. zonder te moeten passeerer.
over Luik—Guillemins noch over de helling
van Ans, Geheel voleindigd ln 1930.
3. Lijn Brussel-Z-uïd naar Denderleeuw, be
stemd om de streek Valenciennes—Maubeu-
ge met Vlaanderen en met de Belgische
kust ln betrekking te brengen. Wordt in ge
bruik genomen in 1931.
4. De lijn AntwerpenEsschen wordt op
gehoogd en op 4 sporen gebracht; wordt in
dienst genomen einde 1929.
5. De lijn Antwerpen—Roermond wordt
tot Hammont op 4 sporen gebracht.
6. De lijn Antwerpen—Hasselt wordt op 4
sporen gebracht en doorgetrokken, aan den
eenen kant naar Maaseyck, aan den ande
ren naar Lanaeken. De afdeeling Hasselt-
Maaseyck is reeds gevorderd tot Winterslag.
7. De lijn Luttre—Charleroi—Namur wordt
op 4 sporen gebracht. Reeds begonnen tus
schen Luttre en Monceau. Deze lijn is be
stemd om belangrijke Fransche troepen
transporten te leiden, buiten de zeer heuvel
achtige secties Dinant-Ermeton-Tamines en
Dinant—Ermeton Walcourt—La Sambre, die
men nu zou moeten gebruiken, om, naar de
lijnen van de Maas en van de Neder-Sam-
bre. Ongelukkig is de voltrekking dezer
werken pas tegen 1941 te verwachten.
8. De lijn Luik—Chenée wordt op 4 sporén
gebracht.
9. De lijn Vielsalm—Gouvy wordt op 4 spo
ren gebracht.
10. Aanleg van lijnen met dubbel spoor
HouthalenSwartberg—Waterslag—Bilsen,
TongerenFexhe le Haut Clocher.
11. Inrichting van groote opstellings-
stations te Latour zij Virton en te Stiekem
bij Arlon, zulks Ingevolge de besluiten geno
men door de Fransch—Belgische conferentie
van 1923,
B. Op dit oogenbiik ontworpen lijnen:
1. De lijnen Hasselt—St. Truiden, Tonge
ren—St. Trr.iden en Micheroux—Plombières
worden op vier sporen gebracht.
2. De lijnen HerenthalsAerschot, Hout-
haelenNeerpelt, WaterscheiEysden en
Moil—Leopoldsburg—Diest worden van dub
bel spoor voorzien.
3. Idem voor de lijnen Battice—Verviers,
SpaStavelot, Weyerts naar TroisPonts,
Lommersweiler naar TroisVlerges.
4. Omzetting der stoomtramlijnen Hasselt
Tongeren, TongerenTournebride, Luik—
Fouron le Comte, LeopoldsburgMaeseyck,
Lanaeken—Maeseyck, BilsenBassenge en
LuikSt. Truiden in spoorwegen met dub
bel spoor.
5. Aanleg van lijnen met dubbel spoor
WychmaelRothera en LeopoldsburgWa
terslagTournebride.
Generaal Bineau doet opmerken dat de
Fransche concentratie in België tlians
ernstig vertraagd wordt door de ontoerei
kendheid van het spoorwegnet in Belgisch
Luxemburg, zoodat het inrichten yan spoor
wegstations te Latour en te Stockcm bijna
overbodig wordt. Het is volstrekt onmisbaar
reeds nu de volgende werken in studie te
nemen:
De sectics Longuy—Arlon—Libramont
I uik; Montmedy—Virton—Bertrix—Namur;
Bertrix—Libramont—Gouvy—Trois Pout.
Virton—Marbehan Bertrix—Carlgnau
Doische—Momignies; Longuyon—Virton—
Mezières—Florenvllle; Mezières— Bertrix en
MezlèrcsGedinne behooren op 4 sporen
gebracht te worden.
De sectie HouyetJeraclle—Marlole op
dubbel spoor te brengen.
Verbouwing tot spoorwegen met dubbel
spoor der siroomtramlijneu BastogueArlon,
Bastogne—Marloie; Bastogne—Paliseul en
FlorenvllleMarbehan.
Aanleggen van lijnen met dubbel spoor
LibramontAmberloupLa RocheManbay
RivageMariembourg—Vireux—Molhain—
BertrixMaubeugeWalcourtMarbehan—
Martelange: MarloieGouvy: Vielsaum-Mlr-
wartGedinne en LibramontMartelange.
Generaal Galet doet opmerken, dat het
België zeer bezwaarlijk vallen zou. zoowel
van trchnisch als van financieel standpunt,
om een dergelijk programma te verwezen
lijken. Bezwaai-lijk of niet, antwoordt Gene
raal Debeney, de Fransch-Belgische samen
werking is alleen dan mogelijk Indien men
bet verwezenlijkt. Het is een dringende en
essentieele noodwendigheid, de geheele Fran
sche concentratie in België wordt- gemiddeld
13 uren vertraagd ten gevolge van het Bel
gisch spoorwegnet, dat in de provincie
Luxemburg volstrekt ontoereikend is.
Indien' het zoover moest komen, dat Bel
gië sl:?hts een leger, dat niet talrijk genoeg
of niet genoeg geïnstrueerd is, een naar hoe
danigheid en naar hoeveelheid ontoereikend
materieel en zulke onvoldoende vervoermid
delen als die in Luxemburg in het veld kon
brengen, zou Frankrijk zich moeten afvra
gen, of de zorg voor zijn eigen behoud het
hem wellicht niet tot plicht zou maken, zijn
verdediging tot eigen grenzen te beperken.
Art. V.
„De beschikbare troepen der beide landen
zullen tegelijkertijd en r«:et allen bekwamen
spoed een krachtig offensief Inzetten, en
wel op zulk een wijze, dat Duitschland tege
lijk moet strijden ten noorden en ten zui
den van de gemeenschappelijke opstelling."
De besluiten genomen ln 1922 en sedert
elk jaar bevestigd, werden gehandhaafd
wat V treft de actie der Fransche troepen,
aan den eenen kant in de richting van Can-
stat, aan den anderen kant in die van
Heidelberg. Hetzelfde geldt de bepaling der
Fransche positie in België (eerste lijn Spa—
VielsalmBastogneMartelangeLa Clerf;
tweede lijn HouffallzeNeufchateauFlo-
reuville). Daarentegen verplicht de En
gelsch-Belgische overeenkomst van 7 Juli U.
tot het weer in studie nemen van het Bel
gisch offensief in de richting van de Roer.
Het ontwerp van een Engelsch-Belgisch
zijdelingschen aanval in Zeeuwsch-Vlaan-
deren, in Augustus 1927 door luitenant-kolo
nel Daubeney, militaire attaché van Groot-
Brittannie te Brussel, voorgesteld, heel't. de
instemming van geen der drie belanghebben
de generale staven kunnen verkrijgen; diens
volgens zijn de afgevaardigden het er over
eens geworden, dat men zich tot nader or
der kan en moet houden aan het ontwerp
Maglinse van 1920, dit aanpassende aan den
nieuwen toestand die uit de Britsche mede
werking is voortgesproten. Generaal Galet
onderwerpt dan ook aan de goedkeuring der
conferentie de volgende aanpassing, reeds
geformuleerd in het voor-ontwerp van Mi-
chem's verslag aan den Koning.
Dank zij het aanleggen van vier sporen op
de lijn MicherouxPlombières en van dubbel
spoor op de lijn BatticeVerviers, zou een
eerste groep, bestaande uit Fransche en Bel
gische troepen, onder Fransch bevel, de
Ruhr binnenrukken, langs den weg gevolgd
in 1923.
Een tweede groep bestaande uit Belgische
en Britsche troepen, onder Belgisch bevel,
zou tot doelwit nemen Heinsbergen en Gei-
lenkirchen en Nederlandsch Limburg door
trekken, nl. langs:
1. IterenMeerssenValkenburgBocholt
2. ElslooSittardWehr (variant: Obbicht
SittardHongen)
3. VisserweertSusterenHavert.
Met het oog daarop, worden zes nieuwe
wegen aangelegd, om de samentrekking der
Belgische troepen te vergemakkelijken, t.w.:
A. Verlenging van den weg van Opoeteren
naar Dilsen. door het bosch van Dilsen en
de weide van Mechelen, tot den weg van
Sutendael naar Lanaeken, tusschen de grens
palen 6 en 7.
B. Van de redoute te Mechelen (op te wer
pen bij de derde grenspaal van den weg van
Asch naar Mechelen) door de Groote Helde
tot Wimmismaal.
C. Daalgrimby—Molenberg grenspaal 5
van den weg Sutendael naar Lanaeken.
D. SpauwenBassenge. in aanleg.
E. Van den Donderslag tot het Katte Ven.
F. Van den Donderslag naar grenspaal 26
op den weg BreeBilsen.
Generaal Blavier vraagt of er geen reden
is, bij deze onderstelling, om te vreezen dat
de Hollandsche troepen den spoorweg Val
kenburgRichterich en Elsloo Sittard alsook
de straatwegen IttersenMeerssen, Visser-
weert-Haven, Elsloo—Sittard, enz. zullen on
bruikbaar maken.
Kolonel Michem doet opmerken dat de
medewerking der Britsche troepen het mo
gelijk maken zou, een ernstlgen zijdeling
schen aanval te ondernemen op den spoor
weg Weert-Dalheim of op de lijn Maasbracht
Posterholt. Trouwens, de Nederl. generale
staf zal slechts een gering cordon obser
vatietroepen aan deze zijde van de water
linie laten. De 2de sectie van den Belgischen
generalen staf verklaart bij machte te zijn
dit punt te waarborgen.
Onder deze omstandigheden, en zelfs als
men er rekening mee houdt dat het Brit
sche contingent, sterk gemotoriseerd en een
zeer talrijke ruiterij bevattende, over dc ge
heele lengte van het front als manoeuvres
massa zal dienen gebruikt te worden, stelt
kolonel Michem voor de zijdelingsche aan
vallen in het noorden van Nederlandsch
Limburg aan de Engelsche ruiterij toe te ver
trouwen.
Generaal Debeney stelt voor, deze sugges
ties op te nemen in het voor-ontwerp van
het verslag aan der koning, waarvan hij
verzoekt dat hem bijtijds 6 ex. zouden wor
den toeg/xmden. Hij bedankt generaal Ga
let te hebben bestudeerd en te hebben doen
bestudeeren, door de eerste en de derde af-
deelingen, met zulke verregaande nauwkeu
righeid de uiterst netelige maar onmisbare
operatie die den doortocht der Engelsch-
Fransch-Belgische troepen door Neder
landsch Limburg uitmaken.
Art. VI.
„De staven der beide legers zullen te al
len tijde het contact, dat noodig is ter voor
bereiding van de hierboven vermelde maat-.