Frank-Heine zegt het Fransch-Belgisch
Verdrag van a-z vervalscht te hebben
Uitvoerige onthullingen omtrent Heine's doen en laten
NA DE TWEEDE PUBLICATIE VAN HET UTRECHTSCH
DAGBLAD.
HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 4 MAART 1929 TWEEDE BLAD
Hij zelf spreekt van een tweede Köpenickiade
Welke verrassende mededeelingen hij aan een redacteur van de „Soir" deed
BRUSSEL, 3 Maart. (V.D.) Hedennacht
hall één Is op het Zuiderstation na binnen
komst van den trein uit Nederland gearres
teerd Frank-Heine, die, zooals gemeld er
van verdacht werd de documenten over een
militair Fransch-Belgisch verdrag, zooals die
in het „Utrechtsch Dagblad" gepubliceerd
zijn, valschelijk te hebben vervaardigd. Het
bevel tot gevangenneming was uitgevaardigd
door den Procureur-generaal Graaf Haioit
de Térieourt, die ervan in kennis was gesteld
dat A. Frank-Heine in Nederland vertoefde
en vannacht in Brussel zou arriveeren. Poli
tiebeambten waren op het station aanwezig
en namen den verdachte onmiddellijk nadat
hij uit den trein was gestapt, in arrest. Ook
lijn echtgenoote, die Frank-Heine op het
station opwachtte werd door de politie aan
gehouden. Beiden zijn naar het Paleis van
Justitie overgebracht. Op Frank-Heine werd
bevonden het origineele document, dat hij
aan het „Utrechtsch Dagblad", naar hij zelf
bekend heeft, had verkocht. Bovendien werd
bij fouilleering een belangrijke som gelds
op hem bevonden.
De rechter van instructie Mr. Van Laeken
heeft Frank-Heine over het gebeurde onder
vraagd en hierbij heeft verdachte bekend
valsche documenten betreffende een
Fransch-Belgische militaire overeenkomst te
hebben gemaakt. Het eerste verhoor heeft
vier uren geduurd.
Hierbij teekent het Nieuws van den dag
aan:
De Belgische regeering had zijdelings ver
nomen, dat Frank-Heine, die zich uitgeeft
voor een kleinzoon van Helnrich Heine, een
gewezen journalist met een tamelijk wel
voorzien dossier bij de justitie, bij de zaak
der ver-valschte documenten betrokken was.
Zij verzocht de rechtbank, tusschenbeide te
komen.
Het blijkt, dat de documenten te Brussel
zijn getypt. Frank-Heine gaf ze met papier
van het departement van Landsverdediging
aan een typiste, met het verzoek, den haar
overhandigden tekst op dit papier over te
typen. Hierbij bevond zich behalve de later
door het „Utrechtsch Dagblad" gepubliceerde
documenten ook een stuk, dat tot dusver niet
het licht heeft gezien. Om de typiste gerust
te stellen omtrent het feit, dat hij haar zulk
een zonderlinge opdracht gaf, verklaarde
Frank-Heine, Belgisch officier te zijn en hij
liet haar een valsch identiteitsbewijs zien. Den
volgenden dag haalde Frank-Heine de stuk
ken terug. Toen nu de pers de onthullingen
van het „Utrechtsch Dagblad" bracht, deelde
de typiste een en ander mede aan een ambte
naar van het departement van Buitenland-
sche Zaken.
De politie deed daarop een huiszoeking in
de woning van Frank-Heine, waar zij ver
scheidene documenten in beslag nam, en
onderwierp diens echtgenoote aan een lang
durig verhoor. Zij deelde mede, dat haar man
zich in Holland bevond en nog denzelfden
nacht weer te Brussel zou arriveeren.
Inderdaad kwam Frank-Heine 's nachts om
12 uur 34 aan het Zuiderstation aan, waar
zijn vrouw, die natuurlijk door de politie in
het oog werd gehouden, hem opwachtte. Zij
had haar hond aan een ketting bij zich. Toen
het dier zijn baas zag naderen, rukte het zich
los en snelde zijn meester tegemoet, zoodat
de politie niet de minste moeite had, den ge
zochte te vinden en te arresteeren. Aanvan
kelijk scheen het, alsof hij zich wilde verzet
ten, doch toen hij besefte, dat dit hem niet
zou baten, ging hij gewillig mede.
Van AZ vervalscht.
Frank-Heine werd naar het politiebureau
Jn het stationsgebouw gebracht, waar de
rechter van instructie hem kwam ondervra
gen. Na een verhoor, dat vier uren duurde,
bekende Frank-Heine, dat alle documenten
van A tot Z vervalscht waren. Het document,
zoo zeide hij, is aan het „Utrechtsch Dagblad"
ter hand gesteld door een journalist, werk
zaam aan een extremistisch Vlaamsch blad
te Antwerpen. In den loop van het verhoor
vertelde Frank-Heine, hoe hij DIJ de verval-
schir-g te werk was gegaan. „Ik heb daartoe
een oud verdrag gebruikt,", zeide hij. „dat
lang voor den oorlog tusschcn twee landen
(noch België, noch Frankrijk) is gesloten.
Eenige wijzigingen waren voldoende om net
bij de speciale situatie van Frankrijk en
België aan te passen. De notulen der bespre
kingen tusschen de generale staven vend ik
eveneens in de bijlagen van een oud verdrag"
Ik geloof niet, zeide Frank-Heine, dat ik
een groot misdrijf begaan heb. Ik verried
België noch Frankrijk. Ik heb slechts mijn
kooper beet gehad, en dat is tenslotte slechts
gewone oplichting.
Frank-Heine overhandigde den officier van
justitie Louage spontaan het origineel van
het door hem vervalschte stuk.
Cijfers uit den duim gezogen.
De cijfers omtrent kanonnen, tanks enz.
had hij zoo maar uit zijn duim gezogen. De
namen van de officieren vond hij in het mi
litair jaarboekje. De handteekeningen
schreef hij onder het stuk; een studie van de
nabootsing had hij niet gemaakt.
Nadat het verhoor geruimen tijd geduurd
had, verklaarde Frank-Heine vermoeid te
zijn. Het verhoor werd daarop tot morgen
ochtend verdaagd.
Frank-Heine werd na afloop van zijn ver
hoor naar de gevangenis overgebracht. Zijn
echtgenoote, die ook gearresteerd werd, is
later weer vrijgelaten.
Frank-Heine is een zoon van een Belgi
schen vader en een Duitsche moeder. Hij
koos indertijd echter de Duitsche nationali
teit en heeft zelfs bij de Duitsche marine
gediend. Een jaar geleden was hij in dienst
van de Duitsche legatie e Brussel. In dien
tijd publiceerde hij ettelijke pamfletten ge
richt tegen vooraanstaande Belgische per
sonen.
Wie en wat is Heine?
Heine die in den Duitschen spionnage-
dienst werkzaam was, aldus de „Nation Beige"
kreeg bevel zich den tekst te verschaffen van
het Fransch-Belgische militaire accoord,
waarvoor hem een bedrag van 100.000 mark
werd toegezegd. Toen hij het desbetreffende
stuk niet in handen kon krijgen, kwam hij
op de gedachte een onecht document te ver
vaardigen, ten einde zijn Duitsche opdracht
gevers te bedriegen. Maar door een samen
loop van omstandigheden, we-ke het blad niet
kan nagaan, en ongetwijfeld ook op voorstel
van zijn medeplichtige, die aan de echtheid
van het stuk gelcuf sloeg, werd die aan een
groep Hollanders aangeboden.
Vervolgens publiceert het blad een uitvoe
rig artikel, waarin het veelbewogen leven van
Heine wordt beschreven, die, aldus de „Nation
Beige", te Schaerbeek bij Brussel geboren is
uit een Joodsch-Nederlandschen vader en een
Duitsche moeder.
Heine, zoo vertelt het blad verder, opteerde
voor België, maar nam niettemin voor 1914
dienst bij de Duitsche marine. Hij deserteer
de te Buenos Ayres Op 4 December 1915 werd
hij te Londen veroordeeld tot zes maanden
gevangenisstraf wegens diefstal. Later treft
men hem aan als onder-officier in het Bel
gische leger, doch toen hij als Duitscher werd
aangeklaagd werd hij te Ruchald geïnter
neerd. Weer wist hij in Engeland te komen,
waar hij op 15 October 1918 opnieuw drie
maanden gevangenisstraf uit te zitten kreeg,
daar hem het verblijf in Engeland was ont
zegd. Dan duikt hij weer in België op, en
weet te Brugge het vertrouwen der Benedic
tijnen te winnen, die hem apologetische
voordrachten voor de jeugd laten houden. Na
korten tijd werd van zijn diensten afgezien.
Te Leuven krijgt Heine bij de Jezuiëten een
plats als biblioth-caris. Hij werd hier echter
weggejaagd na. een verklaring onderteekend
te hebben, dat hij zeldzame boeken had ge
stolen.
In hét gerechtshof te Antwerpen, waar hij
vervolgens als bibliothecaris werd aangeno
men, werd hij om dezelfde reden ontslagen.
Na aan verschillende bladen en tijdschrif
ten verbonden te zijn geweesh wordt hij tolk
bij het Duitsche gezantschap te Brussel,
welken post hij verlaat om een blad op te
richten, waarin hij anti-Belgische propaganda
voerde en welk blad vooral in Eupen en
Malmedey werd verspreid.
Zijn strafregister, aldus de „Nation Beige"
vermeldt talrijke veroordeelingen, in Enge
land, Frankrijk en België wegens diefstal en
oplichting, valschheid in geschrifte e.d.
In een interview reeds bekend.
Met dezen Frank-Heine had de speciale
correspondent van de „Soir" te Amsterdam
een langdurig onderhoud, in den loop waar
van de vervailscher zijn euveldaad volmon
dig erkende.
„Het toeval", aldus de correspondent van
het Brusselsche blad, „bracht mij in gezel
schap van A. Frank-Heine, dien men ervan
verdacht, de stukken te hebben vervalscht,
v/elke door het „Utrechtsch Dagblad" zijn
gepubliceerd. Hij maakte geen enkel te-
zwaar, het vaderschap der vervalschingen
toe te geven. Hij vertelde het zelfs met een
zekere opgewektheid en veel humor.
Hoe zijt ge op het idee gekomen, zoo
vroeg de correspondent den man, deze ver
valschingen te plegen, die zulke ernstige
gevolgen hadden kunnen hebben.
Oh, het is zoo eenvoudig. Om redenen
van demografischem?) aard ben ik steeds
voorstander geweest van een nauwe Duit-
sche-Belgische vriendschap. Daarom besloot
ik tot oprichting van het blad „Nouveau
Jour". Ik ben nog steeds deze denkbeelden
toegedaan, al vind ik wel, dat hetgeen er
thans is voorgevallen, ernstige gevaren
heeft doen ontstaan waardoor de gewensch-
te toenadering in de waagschaal kan worden
gebracht. Toen in December 1927 zekere Kurt
B. aan de „Nouveau Jour" een subsidie van
Hugenberg voorstelde, ^en ik daarop niet
ingegaan. Toen ik vernam, dat tusschen de
beide Duitsche spionnen Unger en Reiser en
vooraanstaande frontisten als Ward Herre-
mans, M. en F. geheime besprekingen plaats
vonden, oordeelde ik, dat de correspondent
van „Der Tag" in België rijkelijk ver
ging. Er bestaat echter een diepe kloof tus
schen politieke propaganda, die in vredestijd
het recht heeft, zich naar alle zijden te ont
wikkelen, en spionnendiensten, die een
schending beteekenen van het recht.
Wanneer, zoo vroeg de correspondent
van de „Soir", hebben de Duitsche spionnen
contact met u gezocht?
Einde 1928 ontving ik een brief uit Keu
len van zekeren Konrad Hauser. Deze ver
zocht mij zoo spoedig mogelijk naar Keulen
te komen voor het organiseeren van een ac
tie „in het belang van ons gemeenschappe
lijk ideaal".
Over Duitsche actie in België.
Lichtelijk verwonderd ging ik er heen. Men
bood mij aan, in België en Frankrijk een
spionnagedienst in te richten. Dit gemis aan
psychologisch inzicht bracht mij van de
wijs! Dus omdat ik bekend stond als Duitsch
gezind journalist, meende men het recht te
I hebben, mij als een spion te beschouwen.
Men vergat dus blijkbaar, dat ik mij op het
standpunt stelde, dat Duitschland, al kon
het verschillende eischen stellen, blijk moest
geven van vredesgezindheid. Het deed mij
dan ook pijnlijk aan, te moeten constateeren,
dat geheime organisaties den revanche-oor
log voorbereiden.
En het officieele Duitschland? Wat was
zijn houding?
Duitschland mag, ingevolge het verdrag
van Versailles, geen spionnage van staats
wege doen verrichten. Het staat echter wel
willend tegenover particuliere organisaties
en koopt eventueel de vruchten van haar ar
beid. Herinner u de zaak-Lohmann!
In mijn geval was het de zaakgelastigde
van Duitschland te Brussel, die in '28 de
zoon was van maarschalk v. Mackensen, die
mij een pas-visum verstrekte bij elk van
mijn reizen. Maar met het oog op een even
tueel onderzoek aan de grens stonden op
het paspoort de woorden „Gebühr Fr. 225
Dus een kleine vervalsching? vroeg de
correspondent.
Wanneer u het zoo beschouwen wilt. Ik
moet erbij voegen, dat op de keerzijde van
den brief van den spion Hauser door den
heer Von Mackensen met potlood een paai
vriendelijke woorden waren geschreven,
waarbij mij het visum werd beloofd dat ik
noodig had voor het vervullen van het in
dien brief vervatte verzoek.
Nauwelijks was ik uit Keulen terug of ik
poogde inlichtingen in te winnen omtrent
het optreden en de vertakkingen van de
groep-Hauser. Wijlen Victor Charbonnel zei
de in 1921, dat ik een geboren journalist was.
Men kan dus begrijpen hoe het mij verheug
de dat ik thans stond oor reportage van de
mooiste soort, n L het opsporen van de Duit
sche spionnage. Het zou geen roman worden,
geen fantastisch verzinsel, doch iets werke
lijks, een greep uit het leven, aan welks be
studeering voor mij groot risico verbonden
zou zijn.
Hoezoo, was er dan gevaar? vroeg de
correspondent.
Ik behoef u slechts te vertellen, dat ik
in September 1928 werd ondervraagd door
vier personen in een een huis aan de Olpener
strassë 200 te Höhenberg bij Keulen. Dit was
het gevolg van een onhandigheid, door
iemand in Frankrijk begaan. Ik slaagde er
echter in, mij uit de verlegenheid te redden
en het verloren vertrouwen te herwinnen.
En dat was hoog tijd! Tot dat oogenblik had
ik slechts documenten van den tienden rang
die mij in handen waren gekomen, over den
Rijn gezonden. Het waren technische hand
boeken, schietinstructies voor speciale wape
nen enz. Het was alles van niet meer belang
dan het officieele militaire orgaan, of een
lijst met inlichtingen voor de reserve-oificie-
ren.
Het was dus niet ernstig?
Neen. Maar vergeet niet dat men op dit
gebied moet geven om te ontvangen. Hoe
het vertrouwen te winnen van den spionna
gedienst? Dat gaat niet door het verstrek
ken van kleedingtabellen van het leger. Ik
vroeg dus aan bevoegde personen of het mo
gelijk zou zijn documenten te vervaardigen
van belangwekkenden en ernstigen aard. Dit
werd betwijfeld, maar men liet doorscheme
ren, dat ik ze eventueel zelf zou kunnen ma
ken.
Hoe hij te Werk ging.
Met de inlichtingen, welke ik verkregen
had uit het officieel militair journaal, van
de bevoegde diensten, uit Belgische publica
ties op het gebied van militaire wetenschap
pen, en uit buitenlandsche militaire tijd
schriften, alsmede met behulp van de ver
dragen en protocollen der ontmoetingen van
de generale staven van vóór den oorlog, als
ook van kaarten, op schalen van 1:25.000,
1:40.000 en 1:50.000 naar gelang van ae be
langrijkheid van het land. en van de mili
taire atlassen uit de 17e en 18e eeuw (voor
de inundaties) slaagde ik erin, een verval
sching te vervaardigen van een uiteenzetting
van generaal Galet voor de gemengde com
missie in 1928. Van dit stuk verklaarden de
hooggeplaatste officieren, die het gedurende
een maand te Berlijn bestudeerden, in Ja
nuari 1929, dat het ongetwijfeld het werk
was van een groep officieren, die daaraan
jarenlang gewerkt hadden. Welnu: acht da
gen waren voldoende voor mij geweest.
Daarna leverde ik nog twee stukken van
hetzelfde kaliber aan de Duitschers, die het
verkochten aan het consortium van Hugen
berg.
De sensationeele voor
geschiedenis.
En de valsche documenten van Utrecht?
Dat komt nu. Ik had de „Nouveau Jour"
verlaten op 19 Maart 1928. Sindsdien had ik
H. niet meer ontmoet. Het is een brave
jongen, „deadly in earnest", een fantast, en
vol oude grieven tegen den Belgischen Staat.
In October 1928 kwam hij mij opzoeken en
ik vernam zoowel van hem als van de
Duitschers, dat hij herhaaldelijk reizen over
den Rijn maakte en nauwe betrekkingen on
derhield met de revanche-organisaties
Stahlhelm, Jonge Conservatieven. We"'
wolf enz. Hitler's nationaal-sociahsten had
den hem geld beloofd en matex*iaal voor zijn
kleine vliegende colonne, waarmede hij de
tentoonstelling van 1930 wilde saboteercr
Jarenlang maakte hij onder den naam H.
Kerlinga deel uit van de irredentïstische or
ganisatie van Robert Ernst, die te Straats
burg bij verstek tot 20 jaar dwangarbeid is
veroordeeld. Deze organisatie van Robert
Ernst echter is slechts een onderdeel van
den Ring, waarin Spahn, A. H. en Rosemayer
opereeren. De Ring zorgt voor de agitatie in
liet „niet-geannexeerde Duitschland". Oud
minister Von Keudell behonit er tce, even
als staatssecretaris Von Rhelnbaben. Ander
zijds heeft de Ring ook den spionnagedienst
onder zijn gezag, die geleid wordt door ar.
Wilhelm Stengel. Hagerfeld 80 te Mülheim
(Ruhr) en dr. Istert, p a. Ziekenhuis te Eber-
feld. Deze dienst, de tweede die bij ons heeft
geopereerd, heeft begin 1928 jonge frontisten
in zijn organisatie opgenomen, met het oog
op een gezamenlijke spionnage. H. en F.
staan in voortdurend contact met Istert,
Stengel en Rosemayer.
In de laatste dagen van November 1928
had H. toevallig bij mij het befaamde docu
ment-Galet gezien, dat eenige dagen te vo
ren naar Duitschland was gezonden. Hij had
reeds twee of drie weken voordien bij mij
aangedrongen op een afschrift van het mi
litair Fransch-Belgisch verdrag van 1920 of
van den brief, dien Vandervelde dienaan
gaande aan de Brouckère geschreven zou
hebben.
Is dat de brief, waarover „Der Tag" te
Berlijn dezer dagen gesproken heeft?
Ja. Doch laten wij niet afdwalen. H.
drong zoo sterk bij mij aan, dat ik, na eenig
advies te hebben ingewonnen, besloot, hem
ter wille te zijn. In de laatsten tien dagen
van Januari heb ik in allerijl de documenten,
welke te Utrecht zijn gepbuliceerd, in elkaar
gezet. Die documenten heb ik aan H. doen
toekomen op 29 Januari 1929 in het café
Theo te Mechelen. H. heeft daaraan niet
meer dan 5000 of 6000 francs verdiend. Hij
is dan ook een Idealist.
'n Afdruk van een 25 centime
ter stuk.
En de fameuze zegels?
Alleen het document-Galet is voorzien
van een z.g. droog regel van der. generalen
staf. Dit was trouwens -en echt zegel. Het
stuk, dat onlangs te Utrecht i~ gepubliceerd,
werd getypt op papier van het departement
van Landsverdediging en draagt geen enkel
zegel. Op een bijge-'oegd document echter
bracht ik met drukinkt een afdruk aan van
een 25-centimes stuk uit den oorlogstijd. Er
bevinden zich geen andere zegels op, tenzij
H. of de koopers ze er op hebben aange
bracht. Wat de handteekeningen betreft, zij
gelijken evenveel op de echte handteekenin
gen als dr. Ritter op een man met helder
inzicht. Neen. wat de waarde van die stuk
ken uitmaakt, dat is. zooals het met merk
waardig inzicht door den voormaligen chef
van den Nederlandschen generalen staf, ge
neraal Snijders. Donderdag jl. is verklaard;
van militair wetenschappelijk standpunt zijn
de ontwikkelde ..rojecten te beschouwen als
volkomen logisch en aanpassend bij het
strategisch doel. dat wordt beoogd. Ge ziet
het: ik wil eer bewijzen aan generaal Boem.
Wat het U. D. dreef
Onderzoek der rijks
recherche?
De Rotterdammer 'a.-r.) schrijft:
„Naar uit zeer betrouwbare bron wordt
meegedeeld, heeft de rijksrecherche een be
zoek afgelegd bij dr. Ritter, hoofdredacteur
van het Utrechtsch Dagblad.
Dit zal natuurlijk in verband staan met
de onthullingen, welke zijn krant heeft ge
geven".
Telegram van den Journalisten
kring aan Dr. P. H. Ritter Jr.
Het dagelijksch bestuur van den Neder
landschen Journalisten Kring heeft het vol
gende telegram gezonden aan dr. P. H. Rit
ter Jr., hoofdredacteur van het Utrechtsch
Dagblad en lid van den Kring:
„Het heeft zeer onze aandacht getrokken,
dat, blijkens de volledige publicatie der be
kende notulen inzake het geheim verdrag, de
indruk op meer dan één belangrijk punt aan
merkelijk anders moet zijn dan die van het
eerst gepubliceerde uittreksel. Waar bij deze
diep-ernstige aangelegenheid het belang en
het aanzien der Nederlandsche 'pers betrok
ken is, achten wij ons verplicht u te vragen
of u zich beschikbaar stelt voor elk onder
zoek door bevoegden naar de echtheid der
documenten en naar de wijze waarop de
eerst gepubliceerde samenvatting tot stand
is gekomen".
Prof. Gerretson kende den
Inhoud van het document.
De Utrechtsche correspondent van het
Handelsblad heeft een onderhoud gehad met
prof. Gerretson, wiens naam in verband met
de publicaties van het U. D. herhaaldelijk
is genoemd. Uit het relaas lichten wij de
volgende passages:
En hebt u dan niets te maken gehad
met de publicatie van het „Utrechtsch Dag
blad?"
Niets, hoegenaamd. Wel heb ik, en niet
slechts ik, den inhoud van het stuk vóór de
publicatie gekend".
„Acht u eenige waarheid gelegen ln het
verwijt van den heer Snoeck Henkemans,
dat het document, voor de publicatie ter
kennis van de Regeering behoorde te zijn ge
bracht?
De „Manchester Guardian", die gewoon
lijk buitengewoon goed is ingelicht, heeft
medegedeeld, dat minister Beelaerts kennis
droeg van den inhoud vóór de publicatie.
Acht u die mededeeling juist?
Ik geloof niet, dat zij voor tegenspraak
vatbaar is. Ik meen inderdaad, dat minister
Beelaerts in staat is gesteld voor de publi
catie van den inhoud van het document
kennis te nemen.
„Wat dunkt u overigens van de Utrecht
sche publicatie?
Slechts één ding: dat het geheele Ne
derlandsche volk alleen belang heeft bij het
kennen van de waarheid, de volle waarheid
en niets dan de waarheid, en da* de Neder
landsche Regeering in het zoeken naar die
waarheid niet tegenover, maar naast het
volk behoort te staan, zoodat zij verplicht is
den weg te bewandeJpn, die tot volledige op
heldering leiden kan.
De Regeering heeft dan ook al de mo
gelijke stappen tot opheldering reeds ge
daan
Meent u? Meent u waarlijk, dat de ge
dane stappen te Brussel en te Parijs tot op
heldering konden leiden? Ik zou zeggen: het
moet der Regeering bij voorbaat volkomen
duidelijk zijn geweest, dat opheldering door
deze staonen niet kon verkregen worden en
de opheldering op deze vijze eer bemoeilijkt
wordt. Niemand zal toch wel gelooven, dat
Parijs en Brussel op de .aag of de gepubli
ceerde tekst van 't geheime verdrag authen
tiek Is en of de notulen van 1927 juist zijn,
met Ja" zouden hebben kunnen antwoor-
Nu wil Ik bekennen, dat noch mijn relaties,
noch ik zelf in den aanvang vermoed heb
ben, dat de spionnenclique voornemens was,
het stuk te publiceeren.
Een humoristisch man?
Wat denkt ge van al het gerucht, dat
er om die publicaties is gemaakt?
Ik heb er geducht om gelachen. Stel u
voor: interpellaties in vier parlementen, kilo
meters artikelen, interviews met premiers,
diplomatieke demarches, oorlogsleuzen en
sabelgekletter, tandenknersende urgers, en
dat alles, omdat ik op een goeden dag de
grap heb uitgehaald, den Duitschers en Hol
landers zand 'n de oogen te strooien! Het is
waarliik een grap, den kapitein-schoenmaker
van Köpenick waardig.
Beschouwen wij echter de zaak ernstig,
dan heeft zij de uitwerking van een voetstap
in een mierennest. Wij hebben noch de Duit
schers noch de Hollanders gezocht, maar zij
zijn tot ons gekomen en het was waarlijk niet
uit sympathie voir België. Zoo kwam liet. dat
zij gevangen zijn ln hun eigen strik. Dank
zij de naïeve perfidie van deze personen kan
België thans de balans opmaken van zijn
vrienden en vijanden, openlijke zoowel als
verborgene".
Bij deze woorden stak Frank-Helno voor
de tiende maal zijn pijp op en wenschte den
correspondent „tot weerszie.ns".
De „Soir" voegt er aan toe: „Uit dit inter
view blijkt, dat Frank-Heine in de nxoonlng
verkeerde, een verdienstelijk werk te doen en
een heldendaad te verrichten, waardig, ln
de annalen der geschiedenis geboekstaafd te
worden. In hoeverre is zijn verhaal in on
derdeden juist? Wij weten het niet. Het Is
thans de justitie, die de zaak in handen
heeft".
Nog een arrestatie.
Het Belgisch telegraafagentschap meldt,
dat tegen Waard Herremans, den redacteur
van de „Schelde", die zijn tusschenkomst
verleende bij den verkoop van de documen
ten aan het „Utrechtsch Dagb'adeen bevel
tot arrestatie is uitgevaardigd. Hij is echter
nog niet in hechtenis genomen.
Inmiddels zijn verschillende getuigen door
den rechter van Instructie verhoerd.
Omtrent Frank-Heine verneemt het Pa-
rijsche „Journal" nader, dat hij te Parijs
driemaal veroordeeld is. Te \ntwerpen, waar
hij deel uitmaakte van de redactie der „Nep
tune", wist hij zich de gunst ven een on
langs overleden generaal te verwerven, van
wien hij papieren verkreeg, welke hem later
in staat stelden tot vervaardiging der vol-
sche documenten.
tot publicatie.
den, zelfs dan, wanneer „Ja" de waarheid
zou weergeven. Neen, de vragen te Brussel en
te 'Parijs zijn slechts schijnbewegingen, die
alleen het nadeel hebben, dat zij het ant
woord van de Regecring aan den heer Heems
kerk automatisch vastleggen.
Het is des te meer te beiammeren. dat de
Regeering dit doodloooend slop is ingesla
gen. omdat de koninklijke weg naar volledige
opheldering voor haar open ligt.
De weg naar Gcnêve.
Inderdaad".
,Doch u weet toch wel, dat te Genêve al
leen de mantel-nota is gedeponeerd!
Natuurlijk! Maar daarom gaat het nu
juist. Tot dusver had Nederland geen spe
ciale reden om aan te dringen op nakoming
door Frankrijk en Engeland van hun ver
plichting het geheim verdrag te publiceeren.
Nu is dat anders. Nu kan Nederland zeggen:
ziehier, in deze opschudding, het gevolg van
uwe verheimelijking in strijd met uw ver
dragsplicht: de rust in Europa vordert, dat
gij eindelijk uw plicht doet. het verdhag
openbaar maakt en daardoor „listige machi
naties" als de Utrechtsche publicaties onmo
gelijk maakt. Natuurlijk zal daarop een wei
gering volgen: en dan moet Nederland als
het waarlijk in het nieuwe Volkenrecht ge
looft, ook den strijd voor dat recht aandur
ven, en in bondgenootschap met de overige
neutralen doorzetten óf tot de pu
blicatie van het geheim verdrag óf
den Volkenbond tijdelijk verlaten. Thans
moet eens en voor al worden uitgemaakt of
de Volkenbond realiteit is en of de Bond in
staat is zijn leder te dwingen hun voornaam
ste verdragsverpllchten na te komen. Zoo
lang de Volkenbond, willens en wetens, het
bestaan van geheime verdragen tolereert,
ontbreekt de reëele basis voor de ontwikke
ling van een Europeesche statengemeen
schap".
Wat het U. D. dreef tot do
publicatie.
Het „Utrechtsch Dagblad" schreef Zater
dagavond:
„Wat dreef ons? De liefde tot Nederland,
ons vaderland, dat wij dienen willen met
heel ons hart en heel onze ziel. Er zijn nog
andere loopgraven, dan die, waarover de
granaten loeien, en waarin de stikgassen
mooróen. Er is de loopgraaf. Waarin men,
strijdt om den oorlog van zijn land af te
wenden. Wie schreeuwt het niet uit, wan
neer hij er achter komt, dat in een naburig
land het plan wordt opgemaakt, een stelsel
van vierlijnige spoorwegen te richten op
het hart van Nederland, en formules te
vinden, waardoor bij de meest vredelieven
de houding van Nederland, ons land ln een
oorlog zal worden meegesleept? Wij schreeuw
den niet, wij toornden niet, wij gaven feiten
wij beoogden alleen de openbare meening
hier te lande en elders wakker te maken bij
een bedreiging als nooit in de wereldge
schiedenis is vertoond. De gepantserde vuist
van 1914 verschijnt weer. nu is het niet
Duitschland, nu zijn het Frankrijk en Bel
gië die haar omhoog heffen. Heeft men in
veertien jaren niets geleerd?"
„Er is ondubbelzinnig aangetoond, dat er
een spel van geheime oorlogscam'.-rUla's te
gen vredelievende naties als Nederland wov.it
gedreven, in het duister^ in het geniep, on
danks Genève en Locarno en hot Keücgg-
pact".
„Deze publicatie gaat niet tegen het Bel
gische volk. Wij willen vrede en
met Ee'gië, en anders niets. Wij hopen dat
de Vlamingen in het bezit sullen gesteld
worden van de zoozeer door hen begeerde
bestuurlijke scheiding, maar dat s t
naast deze quaestle. Geen enkC. er-
landsch motief bewoog ons. Maar wat ens
telkens weer. in onze aanvallen tegen de Bel
gische politiek bezielt, is de innige won.wii,
dat de verhouding tusschen Nederland cn