BUITENLANDSCH OVERZICHT
DE REACTIE IN BELGIë.
WELKE IN OORLOGSTIJD BESTAAN ZOU HEBBEN.
HET FRANSCH-BELGISCH MILITAIR VERDRAG.
GRIEP
ABDU5/R00P T
HAARLEM'S DAGBLAD
DERDE BLAD
DINSDAG 5 MAART 1929
De „Soir" en de documenten over een
vermeende entente cordiale tusschen
Nederland en Duitschland.
Doch het antwoord op deze beschul
diging is afdoende.
T BELANGRIJKSTE NIEUWS
Maandagmorgen heeft de crimineele politie
Van het Brusselsche parket een nieuwe huis
zoeking gedaan ten huize van Frank Heine,
op het bureau van het blad waarvan hij de
redactie voerde en ten huize van zijn parti
culier secretaresse. Men heeft een afschrift
gevonden van de geruchtmakende documen
ten geschreven in hetzelfde handschrift als
de in het „Utrechtsch Dagblad" gepubliceer
de documenten. Dit afschrift, een aantal
boeken, en verschillende andere documenten
zijn in beslag genomen.
De ministerraad heeft Maandagmiddag
kennis genomen van het rapport van minister
Hymans inzake de Utrechtsche publicatie, en
besloot alles in het werk te stellen ten einde
de waarheid te doen zegevieren.
De correspondent te Brussel der N.R.C.
meldt:
De meeste Brusselsche avondbladen publi
ceeren met bijzonder welgevallen onder sen-
Lationeele titels het in 1' Echo de Paris
verschenen document, gedateerd 5 Juni 1913,
waaruit zou blijken, dat de baanvakken Dal-
heimRoermondHanraat en VenloRoer
mond, in oorlogstijd door de Duitsche
militaire autoriteiten werden gebruikt voor
transporten van goederen bestemd voor de
Duitsche troepenmacht. Een der couranten
Le Soir, voegt eraan toe dat zij morgen do
cumenten uit Duitsche bron zal publiceeren.
waaruit op overtuigende wijze de „entente
cordiale" blijkt, die tijdens den oorlog bestond
tusschen de Duitsche en Nederlandsche auto
riteiten, welke wel niet heelemaal vreemd zou
zijn aan de beweging van haat, welke_ men
thans komt ontketenen tegen België en
Frankrijk. Wij zullen evenwel aldus Le Soir,
verder, het voorbeeld van het Utrechtsch
Dagblad niet volgen, maar de facsimilés van
de origineele stukken publiceeren en tevens
de bron aanduiden, die zonder twijfel door
den Duitschen generalen staf niet zal kun
nen worden verloochend.
Voor de Nation Beige is de documentzaak
niets anders dan het resultaat van een innige
samenwerking van België hatende Nederlan
ders, Vlaamsche nationalisten en Duitschers.
Van het idealisme der Vlaamsche frontpartij
blijft er na de ontmaskering van Ward Her
mans niets meer over, beweert het annexio-
nistische blad, dat tevens in vinnige bewoor
dingen erop aandringt bij den minister-presi
dent Jaspar en den minister van buitenland-
sche zaken Hymans dat zij van Nederland
opheldering, betuiging van spijt en excuses
zullen eischen voor de beleediging, door den
diplomatieken stap der vorige week de Bel
gische nationale eer aangedaan. Niet alleen
de rechtvaardigheid en het Belgisch prestige
zijn het die zulks vergen, zegt de Nation Beige
nog, maar de aard van onze betrekkingen
met Nederland, die slechts uitstekend zullen
zijn in de mate waarin de Nederlanders onze
sterkte weten, eischt dit. Sommige bladen
trachten ook nog minister Beelaerts van
Blokland moreel verantwoordelijk te stellen
voor het gebeurde en zijn van oordeel dat hij
als minister van buitenlandsche zaken on
mogelijk is geworden. Andere couranten
sturen aan op uitzetting van een paar te
Brussel verblijvende Duitsche journalisten
die al te tendentieus geachte berichten zou
den hebben doorgegeven
Een antwoord op de aan
tijging van de Soir.
Naar aanleiding van hetgeen de „Echo de
Paris" publiceerde over een in 1918 tusschen
Duitschland en Nederland bestaand hebben
de „militaire spoorweg-overeenkomst", zegt
het Hbld. dat op 4 Mei 1918 de minister van
Buitenlandsche Zaken, jhr. Loudon, 'n mede-
deeling aan den voorzitter der Tweede Kamer
zond, waarvan dit de aanhef was:
„Aangezien de Tweede Kamer heden
noch Maandag vergadert en ik de gele
genheid mis tot het afleggen eener mon
delinge verklaring heb ik de eer de wel
willende tusschenkomst van uw hoog
edelgestrenge in te roepen, ten einde
de bijgaande mededeeling der regeering
nopens de tusschen Nederland en
Duitschland in de laatste dagen gevoerde
bcy -ekingen ter kennis van de leden
de/' weede Kamer van de f ten-Gene
raal en ter algemeene kennis te bren
gen".
Daar vindt men sub. 3o de volgende ver-
klariner over de zaak. waarop de „Echo de
Paris" blijkbaar doelt.
„Herstel van het bij den aanvang van
den oorlog docr de Duitsche regeering
zelf gestaakt goederenverkeer per spoor
weg tusschen België en Duitschland over
Roermond.
Tegen dat herstel kon van Neöerland-
sche zijde geen bezwaar gemaakt worden,
omdat Nederland krachtens het verdrag
met Duitschland van 13 Nov. 1874 (Staats
blad no. 18 van 1875) verplicht is het
bedoeld spoorweg verkeer mogelijk te
maken.
De Duitsche regeering verlangde vrijen
doorvoer ook .angs dien spoorweg van alle
goederen, op drie uitzonderingen na, te
weten: vliegtuigen, wapenen en munitie;
van troepenvervoer was geen sprake. De
Nederlandsche regëering mocht echter,
op grond van bet volkenrechtelijke begin
sel uitdrukkelijk neergelegd in art. 2
harer neu'raliteitsproclamat-ie geen door
voer van legerproviand toelaten. Zij gaf
derhalve aan de Duitsche regeering te
kennen, dat de vierde uitzondering een
besliste vereischte was vcor de toelaat
baarheid van den verlangden doorvoer.
De Duitsche regeering heeft thans
verklaard met de aldus gestelde beper
kingen van den doorvoer accoord te gaan
Ook heeft zij te kennen gegeven zich te
vereenigen met de door de Nederlandsche
regeering gewenschte omschrijving van
het begrip wapenen, als omvattende alle
voorwerpen van wapening en uitrusting".
Dat onze rezeerln<r f?"''-
treffen, dat de gesloten overeenkomst oo"
zou worden nagekomen, blijkt uit het slot
der mededeelingen van onzen minister.
„Tenslotte is de Duitsche regeering op
aandringen dezerzijds teruggekomen van
haar aanvankelijke bezwaren tegen de
voorschriften door de Neaerlandsche re
geering aan haar consulaire ambtenaren
in België verstrekt, krachtens welke voor
uit dat land in- of door te voeren goede
ren de verklaring, dat deze niet zijn
militaire voorraden, oorlogsbuit of ge-
requlreerde goederen, niet mag worden
afgegeven ten aanzien van goederen, die
zijn onderworpen aan een regiem gelijk
staande met requisitie; de Duitsche re
geering erkent namelijk, dat deze voor
schriften tot geen klachten aanleiding
gaven".
Wanneer dus de Duitsche regeering in
Juni en Juli orders heeft uitgevaardigd, die
strijdig zijn met deze overeenkomst, dan is
dat niet enkel zonder onze medewerking of
zonder ons medeweten, maar in flagranten
strijd met de overeenkomst geschied, zegt
het Hbld.
Het mysterie Frank (Heine) en
de correspondent van de Soir.
In de Voorwaarts treffen we het volgende
bericht aan:
„Te Brussel doen allerlei geruchten de
ronde. Zoo wordt verklaard ik geef dit
verhaal onder het grootste voorbehoud
dat Frank Heine en de berichtgever van de
„Soir", die naar Amsterdam was gestuurd
om een onderzoek in te stellen en die het
eerst de bekentenis van Heine zou hebben
vernomen, één en dezelfde persoon zijn.
„Heine zou naar Amsterdam zijn gegaan
onder een valschen naam en zou opdracht
hebben gehad het document weer in han
den te krijgen, wat hem dan ook gelukt is.
Naar deze geruchten kan men oordeelen hoe
droevig deze zaak is en hoe noodlottig de
spionnagediensten van de verschillende
landen zijn".
In verband hiermede wordt het volgende
interessant, dat wij in Het Vaderland van
Zaterdag vonden:
„Zooals men uit ons Ochtendblad gezien
zal hebben, wordt te Brussel de naam ge
noemd van den gewezen redacteur van het
links-radicale blad Jours Nouveaux, F. H. als
den maker van het stuk. H. zou thans in ons
land ertoeven als correspondent van de Soir
en als zoodanig toonen goed met den gang
van zaken op de hoogte te zijn",
De instructie tegen Frank.
Wat Frank („Helne") betreft, dte te zijnen
huize in beslag genomen papieren worden
op het oogenblik aandacht gelezen door de
leden van het parket en den rechter van
instructie. Er zou echter volgens de laatste
berichten van rechtsvervolging wegens
spionnage of vervalschïng geen sprake meer
zijn. Frank Heine zou alleen vervolgd wor
den wegens vervalsching van het paspoort,
waarvan hij zich voor zijn reizen in het bui
tenland bediende, en waarvan hij zelf den
geldigheidsduur zou hebben verlengd. De Li
bre Belglque gewaagt zelfs in haar avond
editie van een gerucht, volgens hetwelk aan
deze zaak geen gevolg zou worden gegeven
en Frank heel wat vroeger in vrijheid zou
worden gesteld dan men algemeen eerwacht.
Wat een familielid van
Heine zegt.
De toevallig dezer dagen in het hotel Coo-
mans te Rotterdam vertoevende heer Jack
Frank uit Berlijn, aldus de N. R. Ct., genatu
raliseerd Duitscher, heeft ons naar aanlei
ding van de mededeelingen van Belga om
trent den zoogenaamden Albert Frank Hel
ne, die de door het Utrechtsch Dagblad ge
publiceerde documenten zou hebben ge
maakt, verteld dat deze mededeelingen on
juist zijn.
De heer Jack Frank is een broeder van den
8 jaar geleden gestorven Frederik Frank, den
vader van Albert.
De beide broeders zijn in Winschoten ge
boren. Frederik ging als jongen naar Keulen,
waar hij werkzaam was bij de Kölnische Zei-
tung. Hij is daar in den Dom gedoopt en
werd een overtuigde katholiek. In het bezit
van een patent voor de vervaardiging v
gelatine, vestigde hij te Brussel een fabriek.
Hij werd er een der vooraanstaande leden
van de katholieke gemeente en huwde een
Duitsche vrouw uit Keulen, bij wie hij zes
kinderen kreeg.
Na haar dood trad hij in het huweliik me'
een Duitsche uit Hamburg, die de moeder
werd van Albert, Frank.
Na het overlijden van Frederik Frank,
wiens fabriek en villa, naar onze zegsmar
meende, nog te Brussel staan aan de Rue
d'Anvers No. 7. werden moeder en zoon aan
hun lot overgelaten. De vrouw leeft thans
weer getrouwd in Duitschland. De jongen
gir°r het slechte pad op.
Albert. Frank is dus volgens zijn oom gebo
ren te Brussel. Het is, zoo ze'de deze. moge-
liik dat hii gehuwd is of geweest is met een
vrouw die Heine heet, maar zijn naam is
Albert Frank en verder niets.
Hermans verdwenen.
Naar de Brusselsche berichtgever van het
Hbld. meldt schijnen de bladen daar ter ste
de over Frank Heme en Ward Hermans uit
gepraat te zijn. Huiszoekingen zijn gedaan
in de particuliere woonplaatsen dezer heeren
en de oude bureaux van „De Nieuwe Dag",
op een aantal documenten en boeken heeft
de rechter beslag gelegd, maar intusschen is
Hermans uit den gezichtseinder verdwenen.
De politie is hem op het spoor, doch reeds
wordt verteld dat hij naar Nederland is ge
vlucht.
Alleen de „Nation Beige" heeft vanavond
nog een uitvoerig stuk over Nederland.
Na betoogd te hebben dat de Nederland
sche bevolking zich achter de waterlinie van
de Westersche beschaving heeft afgeschei
den om den bijbel te hanteeren, waardoor
zij andere Westersche volken niet meer kan
begrijpen en deze zelfs haat als de Joden de
Philistijnen, schrijft het nationalistische
blad nog, dat België recht heeft, na den stap
der Nederlandsche regeering ondanks alle
démentis te Brussel en te Parijs van Den
Haag uitleggingen van leedwezen cn veront
schuldigingen te eischen voor de beleediging
die de Nederlandsche regeering aan de eer
van België heeft toegebracht. „Nation" ver
wacht van Jasper en Hymans een daad van
energie, waarbij aan de Nederlandsche be
volking. die zich op het gebied van fle va
derlandsliefde zoo prikkelbaar toont, zal
blijken cfat de Beigen zich niet op de voeten
l&ten treden. Niet alleen is dit een eisch van
rechtvaardigheid, niet alleen eischt dit Bel-
e'ë's prestige, maar de aard zelf van de be
trekkingen met Nederland hangt er van af
want naarmate de Nederlanders onze kracht
voelen, zullen ook die betrekkingen hartelijk
zijn.
Duitschland zeer sceptisch
gestemd.
Zelfs „Tempo", het blad dat van den eer-
sten dag af op het standpunt heeft gestaan,
dat de Utrechtsche documenten valsch zijn,
moest gisteravond erkennen „dat ook deze
arrestatie ons niet reëel voorkomt. Reeds ver
leden week Dinsdag zocht men te Brussel
„den achterneef van een groot Duitsch dich
ter", Frank-Heine, die zich te Amsterdam
bevond. Hij wist, dus dat men hem op het
spoor was enis regelrecht naar Brussel
gereisd! De normale weg ware geweest, dat
de Belgische regeering de Nederlandsche
autoriteiten om arrestatie en uitlevering van
Heine had gevraagd. Dit heeft Brussel listig
lijk achterwege gelaten. Het heeft, naar het
schijnt, veeleer een paar dagen met Frank-
Heine onderhandeld, over de garanties en.
over de schadeloosstelling als hij zich ter
beschikking wilde stellen. En pas daarna is
de vervalscher naar Brussel vertrokken
De „BerUjnsche Börsen Cour." spreekt in
een Headline van „de Brusselsche vervalscher
Groteske", en merkt in zijn commentaar op
de Belgische berichten o.a. op: ,Door de ar
restatie van den vermeenden achterklein
zoon van Heine, is de aangelegenheid der te
Utrecht gepubliceerde documenten geenszins
opgehelderd. Frank Heine kan geen nako
meling van Heinrich Heine zijn, want deze
was kinderloos. Hoe staat het met hun ove
rige beweringen?"
De „Berl. Börsen Zeitung" vindt het bijna
merkwaardig, dat de Belgische regeering zoo
lang heeft gewacht, alvorens een zoo voor
de hand liggend hulpmiddeltje te baat te-
nemen. Maar tevens vreest het blad, dat men
de zaak te Brussel wel zoo handig zal heb
ben geënsceneerd, dat het uiterst moeilijk te
bewijzen zal zijn, dat de verklaringen van
Heine op bestelling zijn geleverd.
De „Voss. Zeitung" wijdt aan het geval een
hoofdartikel, dat als volgt begint. „Er is veel
merkwaardigs in de nieuwe wending, die in
de uaestie der Utrechtsche documenten is
ingetreden. Zoo merkwaardig, dat men niet
kan zeggen: „God zij dank, de zaak is opge
helderd!" Het spreekt vanzelf, dat te Brus
sel en Parijs een persstorm is losgebroken,
maar deze storm is natuurlijk ock slechts
een middel der poHtiek en dient a!s zoodanig
beschouwd te worden. In den chaos, die het
gevolg is van de arrestatie van Frank Heine,
dient men de basis vast te houden, waarop
deze geheele affaire zich afspeelt: de feite
lijke basis, die niet te loochenen valt. En
deze basis is dezelfde gebleven. Het Fransch-
Belgische geheime verdrag bestaat. Het is bij
den Volkenbond wel aangekondigd, maar
niet geregistreerd of gepubliceerd. Vast
staat ook, dat er in den zomer van 1927 in
tensieve onderhandelingen tusscnen Fran-
sche en Belgische stafofficieren hebben
plaats gehad".
Het blad somt dan nog eens alle bijzon
derheden omtrent de Fransche militaire po
litiek van de laatste jaren op, die het dezer
dagen reeds in een hoofdartikel in chrono
logische volgorde samen vatte en komt dan
tot de slotsom:
„Dit alles blijft bestaan. Dit Is de basis. En
daaraan is niets veranderd. Alleen van deze
basis kan men den storm van verontwaardi
ging, die op het oogenblik te Brussel en Pa
rijs woedt, beschouwen en taxeeren.
Doet men dit, dan wordt men sceptisch
gestemd. De aanval is altijd de beste verde
diging geweest. En een aanval was noodza
kelijk, omdat de dementis van Brussel en
Parijs slechts te weinig geloof hadden ge
vonden.
Hoe is het nu met de nieuwe wending ge
steld? Vriendelijk lachend stapt te Brussel
een man uit den Amsterdamschen trein en
laat zich in hechtenis nemen. Rustig gaat hij
in de gevangenis en bekent er op los, vertelt
van Duitsche spionnage-organisaties, van
personen, van opdrachten en van complotten.
Dat kan nog dagen lang zoo verder gaan. Hij
heeft niet-s te verüezen en doet voor geld al
les. Is de bekentenis van dezen man geloof
waardig? Hij zal voor den rechter van in
structie nog meer onthullingen doen, van
iedere soort, al naar men van hem verlangt.
Kan men dezen man echter beschouwen als
een kroongetuige tegen de feitelijke basis,
die nu eenmaal bestaat en die niet valt weg
te praten? Moeilijk Het gaat er immers hee
lemaal niet om, of de Utrechtsche documen
ten echt waren of niet, het gaat er om of
hun strekking echt is. En dat is zij, helaas,
ondanks alle dementis en ondanks de arres
tatie van Frank Heine".
Het eenige blad, dat waarde aan de ver
klaringen van Heine hecht, is de „Vor-
warts". Het sociaal-democratisch blad publi
ceert met ingenomenheid het geheele inter
view, dat Heine te Amsterdam aan de Bel
gische „Soir" heeft gegeven en zet er met
koelen van letters boven: „de falsificatie van
Utrecht. Bekentenis van den oplichter, sa
menwerking met Duitsche nationalisten".
Verder commentaar acht het blad terecht
overbodig, want tusschen de regels van deze
opschriften leest men de verzuchting: „God
dank, Vandervelde en de andere ministe-
jieele Genossen in België zijn uit den brand!"
De openbare Raadszitting.
GENèVE, 4 Maart (V. D.) Na beëindiging
van de geheime zitting, die slechts korten
tijd duurde, ging de Raad in openbare zit
ting over. Be gonnen werd met het voorle
zen van een schrijven van de Hongaarsche
en een van de Roemeensche regeering, welke
beide voorstelden, met het oog op de loopen-
de onderhandelingen, de behandeling van de
optantenkwestie tot de volgende Raadszit
ting uit te stellen. De Raad besloot in dien
zin. Daarna bracht de Finsche Minister van
Buitenlandsche Zaken Procope verslag uit
over de werkzaamheden van de mandaat
commissie. it het omvangrijke verslag valt
o.a. te melden, dat de onlusten in het gebied
van Oost-Samoa, die daar in 1926 zijn uitge
broken nog steeds niet geëindigd zijn. De
mandaatvoerende regeeringen werden aan
gemaand de noodige maatregelen te nemen
om de normale verhoudingen in het man
daatgebied te herstellen.
Naar aanleiding van een klacht der Zio
nistische organisaties in verbahd met inci
denten bij den Klaagmuur te Jeruzalem
kreeg de mandaatcommissie opdracht zich
met de Zionistische en Arabische organisa
ties in verbinding te stellen ten einde te
trachten overeenstemming tusschen beide
partijen te verkrijgen.
Sir Austen Chamberlain verklaarde dat de
onderhandelingen tusschen Groot Brittan-
nië en de regeerin^ van Irak inzake de rati
ficatie van de militaire en financieele be
palingen in de overeenkomst van 1928 nog
niet beëindigd zijn. De Engelsche regeering
verzocht den Raad daarom deze zaak te wil
len uitstellen tot zij in de gele
genheid is om den Raad van den
Volkenbond den volledigen tekst van het
Verdrag en van de bepalingen tsuschen En
geland en Irak voor te leggen.
In een kort overzicht adviseerde dr. Stre-
semann den Raad om de adviseerende Eco
nomische Commissie van den Volkenbond op
zes Mei a.s. bijeen te roepen en bracht ver
der een uitvoerig verslag uit van de in het
afgeloopen najaar gehouden Internationale
Conferentie voor de statistiek te Genève.
Tenslotte deed de voorzitter, de Italiaan
Scialoja, mededeeling van de ratificaties van
overeenkomsten die bij den Volkenbond zijn
geregistreerd gedurende de afgeloopen pe
riode.
De minderhedenkwestie
in Genève.
GENèVE, 4 Maart (VX>.) In Volken-
bondskringen wordt het vraagstuk van de
toelating van staten, welke minderheden
omvatten, tot de Raadszitting, toe te laten
met het oog op een betere minaerhedenoe-
scherming, druk besproken. De Joego-Slavi-
sche en Tschecho-Slowaaksche regeertngen
hebben aan den Raad nota's gericht, waar
in zij weliswaar geen toelating tot de ge
noemde beraadslagingen verlangen, doch de
hoop en verwachting uitspreken, dat de
Raad niet zonder hunne voorkennis eenige
wijziging in de mlnderhedenprocedure zal
aanbrengen. Het verzoek van Lltauen tot
deelname heeft weinig kans door de hier
voor geschapen commissie behandeld te wor
den. In dit verband moeten ook de verschil
lende onofficieele besprekingen bezien wor
den, zooals die tusschen Chamberlain en
Briand, alsmede tusschen laatstgenoemde
en den Finschen minister van buitenland
sche zaken. De algemeene toestand moet als
zeer critiek worden beschouwd, daar men
zich wel bewust is van het feit. dat de toe
komst van de minderhedenkwestie ten
nauwste samenhangt met het gansche be
staan van den Volkenbond. Zijn positie als
beschermheer der minderheden Is destijds
goed tot uiting gekomen in het rapport van
1920 van de hand van den Itallaanschen mi
nister-president Tittoni en in den bekenden
brief van Clemenceau aan Padcrcwskl in
zake de minderheidskwestie van Polen in
het Jaar 1919. De tegenstelling der laa+ste
jaren tusschen de staten en hun minder
heidsbevolking vormt een ernstig gevaar
voor den Europeeschen vrede.
Andere vervalschers.
De president van politie te Berlijn deelt
over de arrestat'e der vervalschers van Rus
sische documenten mede, dat de medeplich
tige van Wladlmir Orlof de vroegere amb
tenaar bi] de Gepeoe Peter Pawlonofsky is.
Beiden zijn reeds het yorlg jaar verhoord,
omdat zij verdacht werden documenten, die
van de derde internationale afkomstig heet
ten, te hebben vervalscht.
De bescheiden, die zij ditmaal aan den
Amerikaanschen Journalist Knickerbocker
trachtten te verkoopen, zijn in 1926 door Or
lof vervaardigd. Misschien zijn zij identiek
met die, welke indertijd to Parijs zijn opge
doken en compromitteerend heetten voor de
Amerikaansche senatoren Borah en Norris.
Dit ls nog niet uitgemaakt, doch er zal een
onderzoek naar worden Ingesteld.
Of Orlof en Pawlonofsky ook de verval
schers zijn van den „brief van Zinowjef", me
van Invloed ls geweest op het afbreken der
betrekkingen tusschen Engeland en Sovjet-
Rusland, ls bij hun verhoor te Berlijn niet
gebleken. Een Amerikaansch blad had ge
meld, dat zij zulks hadden erkend, doch dit
ls niet juist aldus de N. R. C.
Een verklaring van het Utrechtsch Dagblad.
DE HEER D. G. VAN BEUNINGEN TE ROTTERDAM BEZIT DE STUKKEN,
HIJ TWIJFELT NIET AAN DE ECHTHEID
DE ECHTHEID DER PUBLICATIE WORDT GEWAARBORGD DOOR EEN TEN
VOLLE BEVOEGD ORGAAN ONZER OVERHEID.
Zooals wij gisterenavond per bulletin
reeds bekend maakten, publiceerde het
Utrechtsch Dagblad gisterenavond de vol
gende verklaring:
„De hoofdredacteur van het Utrechtsch
Dagblad heeft, ten aanzien van het docu
ment, in zijn geheel afgedrukt in het num
mer van Donderdag 28 Februari, op Zaterdag
2 Maart d.a.v. verklaard dat dit kwam „uit
onverdachte bron".
Naar aanleiding van de z.g. „bekentenis
sen" die, volgens Brusselsche berichten, door
een individu, zich noemende Frank of Heine,
zouden zijn afgelegd, en welke zouden inhou
den dat het document door hem was ver
valscht, en/of door zijn vrienden aan het
Utrechtsch Dagblad verkocht, verklaart de
hoofdredacteur, in aansluiting aan 't formee-
le démenti in 't ochtendblad van heden
(Maandag) het volgende:
De hoofdredacteur van het Utrechtsch
Dagblad heeft besloten tot de publicatie van
genoemd document naar aanleiding van een
opening, haar gedaan door een hoogstaande
Nederlandsche persoonlijkheid, die wegens
zijn persoonlijk karakter en wegens zijn offi-
ciëele positie recht had op onvoorwaardelijk
vertrouwen. De hoofdredacteur heeft, gelijk
reeds door hem op 26 Februari jJ. is medege
deeld, het bedoelde document met eigen
oogen gezien en bestudeerd, teneinde zich
„in eigen geweten" van de authenticiteit te
overtuigen. Hij heeft, alvorens tot publicatie
over te gaan, omtrent de echtheid der op het
document voorkomende handteekening ad
vies ingewonnen van een handschriftkundige
van erkende vakkennis, en zich bovendien er
van verzekerd dat de echtheid van 't docu
ment door hoogstaande collega's van onge-
repten naam in zoo hooge mate waarschijn
lijk werd geacht dat zij, werd het document
onder hunne berusting gebracht, niet zouden
aarzelen tot publicatie over te gaan.
De hoofdredacteur achtte voorts de publi
catie gerechtvaardigd door de wetenschap: a.
dat de bevoegde Nederlandsche overheid vóór
de publicatie in de gelegenheid is gesteld om
zich desgewenscht van de authenticiteit van
het document te vergewissen of te doen ver
gewissen; b- dat aan de verwerving van dit
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
Dat !s
Scjli I Griep I» vooral gevaarlijk
f I om de complicaties, die gc-
makkelijk ten gevolge van
haar verzwakkenden in
vloed op het algemeene
gestel kunnen optreden.
Wncht dan ook niet langer en
occta vandaag nog dc versterkende
AKKER'S
Voorde Borst
document van zeer hoogstaande officlceïé
zijde groote waarde werd gehecht; c. dat
betrouwbare organen der overheid, die ten
deze ten volle bevoegd moeten worden ge
acht, de juistheid van den inhoud als zeer
waarschijnlijk aanmerken, en dat één dier
organen de volstrekte authenticiteit van
het document vóór de publiciteit gewaar
borgd heeft en ook, zoowel na de buiten
landsche démentis als na het bekend worden
der z.g. „bekentenis", als volstrekt onaantast
baar op de stelligste wijze tegenover hem
heeft gehandhaafd"
De heer Van Beunlngen heeft de
regeering van den inhoud der
stukken in kennis gesteld. Hij
heeft niets te maken gehad met
de publicaties van het U. D.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft
Maandag een onderhoud gehad met den heer
D. G. van Beunlngen te Rotterdam, wiens
naam genoemd was in verband met het mi
litaire verdrag tusschen Frankrijk «n Belgic.
In genoemd blad lezen wij:
„Hebt u met de publicatie te doen gehad?
Ik kan u ten stelligste verklaren, dat üe
noch direct, noch indirect iets te maken heb
gehad met de publicatie In het Utrecht-sch
Dagblad, noch ook met eenlg artikel of
eenige mededeeling, die in deze aangelegen
heid in andere bladen is verschenen. Ik heb
er part noch deel aan.
Weet u dan niets van de zaak af?
Er is mij een en ander van bekend. Mij
zijn stukken aangeboden, waarvan de be
langrijkheid voor Nederland mij aanstonds
bleek. Ik heb den inhoud ter kennis gebracht
van degene, die naar mijn meening daarvan
behoorde te weten, namelijk dfe Nederland
sche regeering.
Was er maar één stuk, te weten datgene
dat het Utrechtsch Dagblad in extenso heeft
gepubliceerd?
Neen, er waren meer stukken.
Wat was de aard dier stukken?
Daarover laat ik mij niet uit.
Hebt u niet getwijfeld aan de echtheid der
stukken?
Voor twijfel aan de echtheid dier stuk
ken was helaas niet de allergeringste twijfel
overgelaten. Ik heb mij daarvan nog verge
wist. Dat ls dan ook de reden, waarom ik de
mij toegezonden stukken niet afgewezen heb.
Koe verklaart u de publicatie?
Daar heb ik geen verklaring voor. Maar
wat met de stukken gebeurd of verricht is
vóórdat ze in mijn bezit kwamen, is mij uit
den aard der zaak onbekend. ZIJ zijn voor
eenige publicatie niet meer uit mijn handen
geweest.
Zou de echtheid te constateeren zijn?
Zeer zeker. Indien de betrokkenen dit
zouden wenschen, zou er mijnerzijds geen
enkel bezwaar gemaakt worden tegen welk
onpartijdig onderzoek ook. Ik zou daarover
wel overleg moeten plegen met de regeering.
Zijn de handteekeningen juist?
Er kan voor het door het U, D. gepubli
ceerde stuk slechts sprake zijn van één hand
teekening: die van Michem, welke Belgische
officier voor conform heeft geteekend.
Er zijn klaarblijkelijk nog andere stuk
ken. Staan daar de handteekeningen op van
de andere door het U. D. genoemde Fransche
of Belgische officieren?
Fransche eigen handteekeningen komen
op de stukken niet voor, wel nog de eigen