BUITENLANDSCH OVERZICHT DE REACTIE IN BELGIë. WELKE IN OORLOGSTIJD BESTAAN ZOU HEBBEN. HET FRANSCH-BELGISCH MILITAIR VERDRAG. GRIEP ABDU5/R00P T HAARLEM'S DAGBLAD DERDE BLAD DINSDAG 5 MAART 1929 De „Soir" en de documenten over een vermeende entente cordiale tusschen Nederland en Duitschland. Doch het antwoord op deze beschul diging is afdoende. T BELANGRIJKSTE NIEUWS Maandagmorgen heeft de crimineele politie Van het Brusselsche parket een nieuwe huis zoeking gedaan ten huize van Frank Heine, op het bureau van het blad waarvan hij de redactie voerde en ten huize van zijn parti culier secretaresse. Men heeft een afschrift gevonden van de geruchtmakende documen ten geschreven in hetzelfde handschrift als de in het „Utrechtsch Dagblad" gepubliceer de documenten. Dit afschrift, een aantal boeken, en verschillende andere documenten zijn in beslag genomen. De ministerraad heeft Maandagmiddag kennis genomen van het rapport van minister Hymans inzake de Utrechtsche publicatie, en besloot alles in het werk te stellen ten einde de waarheid te doen zegevieren. De correspondent te Brussel der N.R.C. meldt: De meeste Brusselsche avondbladen publi ceeren met bijzonder welgevallen onder sen- Lationeele titels het in 1' Echo de Paris verschenen document, gedateerd 5 Juni 1913, waaruit zou blijken, dat de baanvakken Dal- heimRoermondHanraat en VenloRoer mond, in oorlogstijd door de Duitsche militaire autoriteiten werden gebruikt voor transporten van goederen bestemd voor de Duitsche troepenmacht. Een der couranten Le Soir, voegt eraan toe dat zij morgen do cumenten uit Duitsche bron zal publiceeren. waaruit op overtuigende wijze de „entente cordiale" blijkt, die tijdens den oorlog bestond tusschen de Duitsche en Nederlandsche auto riteiten, welke wel niet heelemaal vreemd zou zijn aan de beweging van haat, welke_ men thans komt ontketenen tegen België en Frankrijk. Wij zullen evenwel aldus Le Soir, verder, het voorbeeld van het Utrechtsch Dagblad niet volgen, maar de facsimilés van de origineele stukken publiceeren en tevens de bron aanduiden, die zonder twijfel door den Duitschen generalen staf niet zal kun nen worden verloochend. Voor de Nation Beige is de documentzaak niets anders dan het resultaat van een innige samenwerking van België hatende Nederlan ders, Vlaamsche nationalisten en Duitschers. Van het idealisme der Vlaamsche frontpartij blijft er na de ontmaskering van Ward Her mans niets meer over, beweert het annexio- nistische blad, dat tevens in vinnige bewoor dingen erop aandringt bij den minister-presi dent Jaspar en den minister van buitenland- sche zaken Hymans dat zij van Nederland opheldering, betuiging van spijt en excuses zullen eischen voor de beleediging, door den diplomatieken stap der vorige week de Bel gische nationale eer aangedaan. Niet alleen de rechtvaardigheid en het Belgisch prestige zijn het die zulks vergen, zegt de Nation Beige nog, maar de aard van onze betrekkingen met Nederland, die slechts uitstekend zullen zijn in de mate waarin de Nederlanders onze sterkte weten, eischt dit. Sommige bladen trachten ook nog minister Beelaerts van Blokland moreel verantwoordelijk te stellen voor het gebeurde en zijn van oordeel dat hij als minister van buitenlandsche zaken on mogelijk is geworden. Andere couranten sturen aan op uitzetting van een paar te Brussel verblijvende Duitsche journalisten die al te tendentieus geachte berichten zou den hebben doorgegeven Een antwoord op de aan tijging van de Soir. Naar aanleiding van hetgeen de „Echo de Paris" publiceerde over een in 1918 tusschen Duitschland en Nederland bestaand hebben de „militaire spoorweg-overeenkomst", zegt het Hbld. dat op 4 Mei 1918 de minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. Loudon, 'n mede- deeling aan den voorzitter der Tweede Kamer zond, waarvan dit de aanhef was: „Aangezien de Tweede Kamer heden noch Maandag vergadert en ik de gele genheid mis tot het afleggen eener mon delinge verklaring heb ik de eer de wel willende tusschenkomst van uw hoog edelgestrenge in te roepen, ten einde de bijgaande mededeeling der regeering nopens de tusschen Nederland en Duitschland in de laatste dagen gevoerde bcy -ekingen ter kennis van de leden de/' weede Kamer van de f ten-Gene raal en ter algemeene kennis te bren gen". Daar vindt men sub. 3o de volgende ver- klariner over de zaak. waarop de „Echo de Paris" blijkbaar doelt. „Herstel van het bij den aanvang van den oorlog docr de Duitsche regeering zelf gestaakt goederenverkeer per spoor weg tusschen België en Duitschland over Roermond. Tegen dat herstel kon van Neöerland- sche zijde geen bezwaar gemaakt worden, omdat Nederland krachtens het verdrag met Duitschland van 13 Nov. 1874 (Staats blad no. 18 van 1875) verplicht is het bedoeld spoorweg verkeer mogelijk te maken. De Duitsche regeering verlangde vrijen doorvoer ook .angs dien spoorweg van alle goederen, op drie uitzonderingen na, te weten: vliegtuigen, wapenen en munitie; van troepenvervoer was geen sprake. De Nederlandsche regëering mocht echter, op grond van bet volkenrechtelijke begin sel uitdrukkelijk neergelegd in art. 2 harer neu'raliteitsproclamat-ie geen door voer van legerproviand toelaten. Zij gaf derhalve aan de Duitsche regeering te kennen, dat de vierde uitzondering een besliste vereischte was vcor de toelaat baarheid van den verlangden doorvoer. De Duitsche regeering heeft thans verklaard met de aldus gestelde beper kingen van den doorvoer accoord te gaan Ook heeft zij te kennen gegeven zich te vereenigen met de door de Nederlandsche regeering gewenschte omschrijving van het begrip wapenen, als omvattende alle voorwerpen van wapening en uitrusting". Dat onze rezeerln<r f?"''- treffen, dat de gesloten overeenkomst oo" zou worden nagekomen, blijkt uit het slot der mededeelingen van onzen minister. „Tenslotte is de Duitsche regeering op aandringen dezerzijds teruggekomen van haar aanvankelijke bezwaren tegen de voorschriften door de Neaerlandsche re geering aan haar consulaire ambtenaren in België verstrekt, krachtens welke voor uit dat land in- of door te voeren goede ren de verklaring, dat deze niet zijn militaire voorraden, oorlogsbuit of ge- requlreerde goederen, niet mag worden afgegeven ten aanzien van goederen, die zijn onderworpen aan een regiem gelijk staande met requisitie; de Duitsche re geering erkent namelijk, dat deze voor schriften tot geen klachten aanleiding gaven". Wanneer dus de Duitsche regeering in Juni en Juli orders heeft uitgevaardigd, die strijdig zijn met deze overeenkomst, dan is dat niet enkel zonder onze medewerking of zonder ons medeweten, maar in flagranten strijd met de overeenkomst geschied, zegt het Hbld. Het mysterie Frank (Heine) en de correspondent van de Soir. In de Voorwaarts treffen we het volgende bericht aan: „Te Brussel doen allerlei geruchten de ronde. Zoo wordt verklaard ik geef dit verhaal onder het grootste voorbehoud dat Frank Heine en de berichtgever van de „Soir", die naar Amsterdam was gestuurd om een onderzoek in te stellen en die het eerst de bekentenis van Heine zou hebben vernomen, één en dezelfde persoon zijn. „Heine zou naar Amsterdam zijn gegaan onder een valschen naam en zou opdracht hebben gehad het document weer in han den te krijgen, wat hem dan ook gelukt is. Naar deze geruchten kan men oordeelen hoe droevig deze zaak is en hoe noodlottig de spionnagediensten van de verschillende landen zijn". In verband hiermede wordt het volgende interessant, dat wij in Het Vaderland van Zaterdag vonden: „Zooals men uit ons Ochtendblad gezien zal hebben, wordt te Brussel de naam ge noemd van den gewezen redacteur van het links-radicale blad Jours Nouveaux, F. H. als den maker van het stuk. H. zou thans in ons land ertoeven als correspondent van de Soir en als zoodanig toonen goed met den gang van zaken op de hoogte te zijn", De instructie tegen Frank. Wat Frank („Helne") betreft, dte te zijnen huize in beslag genomen papieren worden op het oogenblik aandacht gelezen door de leden van het parket en den rechter van instructie. Er zou echter volgens de laatste berichten van rechtsvervolging wegens spionnage of vervalschïng geen sprake meer zijn. Frank Heine zou alleen vervolgd wor den wegens vervalsching van het paspoort, waarvan hij zich voor zijn reizen in het bui tenland bediende, en waarvan hij zelf den geldigheidsduur zou hebben verlengd. De Li bre Belglque gewaagt zelfs in haar avond editie van een gerucht, volgens hetwelk aan deze zaak geen gevolg zou worden gegeven en Frank heel wat vroeger in vrijheid zou worden gesteld dan men algemeen eerwacht. Wat een familielid van Heine zegt. De toevallig dezer dagen in het hotel Coo- mans te Rotterdam vertoevende heer Jack Frank uit Berlijn, aldus de N. R. Ct., genatu raliseerd Duitscher, heeft ons naar aanlei ding van de mededeelingen van Belga om trent den zoogenaamden Albert Frank Hel ne, die de door het Utrechtsch Dagblad ge publiceerde documenten zou hebben ge maakt, verteld dat deze mededeelingen on juist zijn. De heer Jack Frank is een broeder van den 8 jaar geleden gestorven Frederik Frank, den vader van Albert. De beide broeders zijn in Winschoten ge boren. Frederik ging als jongen naar Keulen, waar hij werkzaam was bij de Kölnische Zei- tung. Hij is daar in den Dom gedoopt en werd een overtuigde katholiek. In het bezit van een patent voor de vervaardiging v gelatine, vestigde hij te Brussel een fabriek. Hij werd er een der vooraanstaande leden van de katholieke gemeente en huwde een Duitsche vrouw uit Keulen, bij wie hij zes kinderen kreeg. Na haar dood trad hij in het huweliik me' een Duitsche uit Hamburg, die de moeder werd van Albert, Frank. Na het overlijden van Frederik Frank, wiens fabriek en villa, naar onze zegsmar meende, nog te Brussel staan aan de Rue d'Anvers No. 7. werden moeder en zoon aan hun lot overgelaten. De vrouw leeft thans weer getrouwd in Duitschland. De jongen gir°r het slechte pad op. Albert. Frank is dus volgens zijn oom gebo ren te Brussel. Het is, zoo ze'de deze. moge- liik dat hii gehuwd is of geweest is met een vrouw die Heine heet, maar zijn naam is Albert Frank en verder niets. Hermans verdwenen. Naar de Brusselsche berichtgever van het Hbld. meldt schijnen de bladen daar ter ste de over Frank Heme en Ward Hermans uit gepraat te zijn. Huiszoekingen zijn gedaan in de particuliere woonplaatsen dezer heeren en de oude bureaux van „De Nieuwe Dag", op een aantal documenten en boeken heeft de rechter beslag gelegd, maar intusschen is Hermans uit den gezichtseinder verdwenen. De politie is hem op het spoor, doch reeds wordt verteld dat hij naar Nederland is ge vlucht. Alleen de „Nation Beige" heeft vanavond nog een uitvoerig stuk over Nederland. Na betoogd te hebben dat de Nederland sche bevolking zich achter de waterlinie van de Westersche beschaving heeft afgeschei den om den bijbel te hanteeren, waardoor zij andere Westersche volken niet meer kan begrijpen en deze zelfs haat als de Joden de Philistijnen, schrijft het nationalistische blad nog, dat België recht heeft, na den stap der Nederlandsche regeering ondanks alle démentis te Brussel en te Parijs van Den Haag uitleggingen van leedwezen cn veront schuldigingen te eischen voor de beleediging die de Nederlandsche regeering aan de eer van België heeft toegebracht. „Nation" ver wacht van Jasper en Hymans een daad van energie, waarbij aan de Nederlandsche be volking. die zich op het gebied van fle va derlandsliefde zoo prikkelbaar toont, zal blijken cfat de Beigen zich niet op de voeten l&ten treden. Niet alleen is dit een eisch van rechtvaardigheid, niet alleen eischt dit Bel- e'ë's prestige, maar de aard zelf van de be trekkingen met Nederland hangt er van af want naarmate de Nederlanders onze kracht voelen, zullen ook die betrekkingen hartelijk zijn. Duitschland zeer sceptisch gestemd. Zelfs „Tempo", het blad dat van den eer- sten dag af op het standpunt heeft gestaan, dat de Utrechtsche documenten valsch zijn, moest gisteravond erkennen „dat ook deze arrestatie ons niet reëel voorkomt. Reeds ver leden week Dinsdag zocht men te Brussel „den achterneef van een groot Duitsch dich ter", Frank-Heine, die zich te Amsterdam bevond. Hij wist, dus dat men hem op het spoor was enis regelrecht naar Brussel gereisd! De normale weg ware geweest, dat de Belgische regeering de Nederlandsche autoriteiten om arrestatie en uitlevering van Heine had gevraagd. Dit heeft Brussel listig lijk achterwege gelaten. Het heeft, naar het schijnt, veeleer een paar dagen met Frank- Heine onderhandeld, over de garanties en. over de schadeloosstelling als hij zich ter beschikking wilde stellen. En pas daarna is de vervalscher naar Brussel vertrokken De „BerUjnsche Börsen Cour." spreekt in een Headline van „de Brusselsche vervalscher Groteske", en merkt in zijn commentaar op de Belgische berichten o.a. op: ,Door de ar restatie van den vermeenden achterklein zoon van Heine, is de aangelegenheid der te Utrecht gepubliceerde documenten geenszins opgehelderd. Frank Heine kan geen nako meling van Heinrich Heine zijn, want deze was kinderloos. Hoe staat het met hun ove rige beweringen?" De „Berl. Börsen Zeitung" vindt het bijna merkwaardig, dat de Belgische regeering zoo lang heeft gewacht, alvorens een zoo voor de hand liggend hulpmiddeltje te baat te- nemen. Maar tevens vreest het blad, dat men de zaak te Brussel wel zoo handig zal heb ben geënsceneerd, dat het uiterst moeilijk te bewijzen zal zijn, dat de verklaringen van Heine op bestelling zijn geleverd. De „Voss. Zeitung" wijdt aan het geval een hoofdartikel, dat als volgt begint. „Er is veel merkwaardigs in de nieuwe wending, die in de uaestie der Utrechtsche documenten is ingetreden. Zoo merkwaardig, dat men niet kan zeggen: „God zij dank, de zaak is opge helderd!" Het spreekt vanzelf, dat te Brus sel en Parijs een persstorm is losgebroken, maar deze storm is natuurlijk ock slechts een middel der poHtiek en dient a!s zoodanig beschouwd te worden. In den chaos, die het gevolg is van de arrestatie van Frank Heine, dient men de basis vast te houden, waarop deze geheele affaire zich afspeelt: de feite lijke basis, die niet te loochenen valt. En deze basis is dezelfde gebleven. Het Fransch- Belgische geheime verdrag bestaat. Het is bij den Volkenbond wel aangekondigd, maar niet geregistreerd of gepubliceerd. Vast staat ook, dat er in den zomer van 1927 in tensieve onderhandelingen tusscnen Fran- sche en Belgische stafofficieren hebben plaats gehad". Het blad somt dan nog eens alle bijzon derheden omtrent de Fransche militaire po litiek van de laatste jaren op, die het dezer dagen reeds in een hoofdartikel in chrono logische volgorde samen vatte en komt dan tot de slotsom: „Dit alles blijft bestaan. Dit Is de basis. En daaraan is niets veranderd. Alleen van deze basis kan men den storm van verontwaardi ging, die op het oogenblik te Brussel en Pa rijs woedt, beschouwen en taxeeren. Doet men dit, dan wordt men sceptisch gestemd. De aanval is altijd de beste verde diging geweest. En een aanval was noodza kelijk, omdat de dementis van Brussel en Parijs slechts te weinig geloof hadden ge vonden. Hoe is het nu met de nieuwe wending ge steld? Vriendelijk lachend stapt te Brussel een man uit den Amsterdamschen trein en laat zich in hechtenis nemen. Rustig gaat hij in de gevangenis en bekent er op los, vertelt van Duitsche spionnage-organisaties, van personen, van opdrachten en van complotten. Dat kan nog dagen lang zoo verder gaan. Hij heeft niet-s te verüezen en doet voor geld al les. Is de bekentenis van dezen man geloof waardig? Hij zal voor den rechter van in structie nog meer onthullingen doen, van iedere soort, al naar men van hem verlangt. Kan men dezen man echter beschouwen als een kroongetuige tegen de feitelijke basis, die nu eenmaal bestaat en die niet valt weg te praten? Moeilijk Het gaat er immers hee lemaal niet om, of de Utrechtsche documen ten echt waren of niet, het gaat er om of hun strekking echt is. En dat is zij, helaas, ondanks alle dementis en ondanks de arres tatie van Frank Heine". Het eenige blad, dat waarde aan de ver klaringen van Heine hecht, is de „Vor- warts". Het sociaal-democratisch blad publi ceert met ingenomenheid het geheele inter view, dat Heine te Amsterdam aan de Bel gische „Soir" heeft gegeven en zet er met koelen van letters boven: „de falsificatie van Utrecht. Bekentenis van den oplichter, sa menwerking met Duitsche nationalisten". Verder commentaar acht het blad terecht overbodig, want tusschen de regels van deze opschriften leest men de verzuchting: „God dank, Vandervelde en de andere ministe- jieele Genossen in België zijn uit den brand!" De openbare Raadszitting. GENèVE, 4 Maart (V. D.) Na beëindiging van de geheime zitting, die slechts korten tijd duurde, ging de Raad in openbare zit ting over. Be gonnen werd met het voorle zen van een schrijven van de Hongaarsche en een van de Roemeensche regeering, welke beide voorstelden, met het oog op de loopen- de onderhandelingen, de behandeling van de optantenkwestie tot de volgende Raadszit ting uit te stellen. De Raad besloot in dien zin. Daarna bracht de Finsche Minister van Buitenlandsche Zaken Procope verslag uit over de werkzaamheden van de mandaat commissie. it het omvangrijke verslag valt o.a. te melden, dat de onlusten in het gebied van Oost-Samoa, die daar in 1926 zijn uitge broken nog steeds niet geëindigd zijn. De mandaatvoerende regeeringen werden aan gemaand de noodige maatregelen te nemen om de normale verhoudingen in het man daatgebied te herstellen. Naar aanleiding van een klacht der Zio nistische organisaties in verbahd met inci denten bij den Klaagmuur te Jeruzalem kreeg de mandaatcommissie opdracht zich met de Zionistische en Arabische organisa ties in verbinding te stellen ten einde te trachten overeenstemming tusschen beide partijen te verkrijgen. Sir Austen Chamberlain verklaarde dat de onderhandelingen tusschen Groot Brittan- nië en de regeerin^ van Irak inzake de rati ficatie van de militaire en financieele be palingen in de overeenkomst van 1928 nog niet beëindigd zijn. De Engelsche regeering verzocht den Raad daarom deze zaak te wil len uitstellen tot zij in de gele genheid is om den Raad van den Volkenbond den volledigen tekst van het Verdrag en van de bepalingen tsuschen En geland en Irak voor te leggen. In een kort overzicht adviseerde dr. Stre- semann den Raad om de adviseerende Eco nomische Commissie van den Volkenbond op zes Mei a.s. bijeen te roepen en bracht ver der een uitvoerig verslag uit van de in het afgeloopen najaar gehouden Internationale Conferentie voor de statistiek te Genève. Tenslotte deed de voorzitter, de Italiaan Scialoja, mededeeling van de ratificaties van overeenkomsten die bij den Volkenbond zijn geregistreerd gedurende de afgeloopen pe riode. De minderhedenkwestie in Genève. GENèVE, 4 Maart (VX>.) In Volken- bondskringen wordt het vraagstuk van de toelating van staten, welke minderheden omvatten, tot de Raadszitting, toe te laten met het oog op een betere minaerhedenoe- scherming, druk besproken. De Joego-Slavi- sche en Tschecho-Slowaaksche regeertngen hebben aan den Raad nota's gericht, waar in zij weliswaar geen toelating tot de ge noemde beraadslagingen verlangen, doch de hoop en verwachting uitspreken, dat de Raad niet zonder hunne voorkennis eenige wijziging in de mlnderhedenprocedure zal aanbrengen. Het verzoek van Lltauen tot deelname heeft weinig kans door de hier voor geschapen commissie behandeld te wor den. In dit verband moeten ook de verschil lende onofficieele besprekingen bezien wor den, zooals die tusschen Chamberlain en Briand, alsmede tusschen laatstgenoemde en den Finschen minister van buitenland sche zaken. De algemeene toestand moet als zeer critiek worden beschouwd, daar men zich wel bewust is van het feit. dat de toe komst van de minderhedenkwestie ten nauwste samenhangt met het gansche be staan van den Volkenbond. Zijn positie als beschermheer der minderheden Is destijds goed tot uiting gekomen in het rapport van 1920 van de hand van den Itallaanschen mi nister-president Tittoni en in den bekenden brief van Clemenceau aan Padcrcwskl in zake de minderheidskwestie van Polen in het Jaar 1919. De tegenstelling der laa+ste jaren tusschen de staten en hun minder heidsbevolking vormt een ernstig gevaar voor den Europeeschen vrede. Andere vervalschers. De president van politie te Berlijn deelt over de arrestat'e der vervalschers van Rus sische documenten mede, dat de medeplich tige van Wladlmir Orlof de vroegere amb tenaar bi] de Gepeoe Peter Pawlonofsky is. Beiden zijn reeds het yorlg jaar verhoord, omdat zij verdacht werden documenten, die van de derde internationale afkomstig heet ten, te hebben vervalscht. De bescheiden, die zij ditmaal aan den Amerikaanschen Journalist Knickerbocker trachtten te verkoopen, zijn in 1926 door Or lof vervaardigd. Misschien zijn zij identiek met die, welke indertijd to Parijs zijn opge doken en compromitteerend heetten voor de Amerikaansche senatoren Borah en Norris. Dit ls nog niet uitgemaakt, doch er zal een onderzoek naar worden Ingesteld. Of Orlof en Pawlonofsky ook de verval schers zijn van den „brief van Zinowjef", me van Invloed ls geweest op het afbreken der betrekkingen tusschen Engeland en Sovjet- Rusland, ls bij hun verhoor te Berlijn niet gebleken. Een Amerikaansch blad had ge meld, dat zij zulks hadden erkend, doch dit ls niet juist aldus de N. R. C. Een verklaring van het Utrechtsch Dagblad. DE HEER D. G. VAN BEUNINGEN TE ROTTERDAM BEZIT DE STUKKEN, HIJ TWIJFELT NIET AAN DE ECHTHEID DE ECHTHEID DER PUBLICATIE WORDT GEWAARBORGD DOOR EEN TEN VOLLE BEVOEGD ORGAAN ONZER OVERHEID. Zooals wij gisterenavond per bulletin reeds bekend maakten, publiceerde het Utrechtsch Dagblad gisterenavond de vol gende verklaring: „De hoofdredacteur van het Utrechtsch Dagblad heeft, ten aanzien van het docu ment, in zijn geheel afgedrukt in het num mer van Donderdag 28 Februari, op Zaterdag 2 Maart d.a.v. verklaard dat dit kwam „uit onverdachte bron". Naar aanleiding van de z.g. „bekentenis sen" die, volgens Brusselsche berichten, door een individu, zich noemende Frank of Heine, zouden zijn afgelegd, en welke zouden inhou den dat het document door hem was ver valscht, en/of door zijn vrienden aan het Utrechtsch Dagblad verkocht, verklaart de hoofdredacteur, in aansluiting aan 't formee- le démenti in 't ochtendblad van heden (Maandag) het volgende: De hoofdredacteur van het Utrechtsch Dagblad heeft besloten tot de publicatie van genoemd document naar aanleiding van een opening, haar gedaan door een hoogstaande Nederlandsche persoonlijkheid, die wegens zijn persoonlijk karakter en wegens zijn offi- ciëele positie recht had op onvoorwaardelijk vertrouwen. De hoofdredacteur heeft, gelijk reeds door hem op 26 Februari jJ. is medege deeld, het bedoelde document met eigen oogen gezien en bestudeerd, teneinde zich „in eigen geweten" van de authenticiteit te overtuigen. Hij heeft, alvorens tot publicatie over te gaan, omtrent de echtheid der op het document voorkomende handteekening ad vies ingewonnen van een handschriftkundige van erkende vakkennis, en zich bovendien er van verzekerd dat de echtheid van 't docu ment door hoogstaande collega's van onge- repten naam in zoo hooge mate waarschijn lijk werd geacht dat zij, werd het document onder hunne berusting gebracht, niet zouden aarzelen tot publicatie over te gaan. De hoofdredacteur achtte voorts de publi catie gerechtvaardigd door de wetenschap: a. dat de bevoegde Nederlandsche overheid vóór de publicatie in de gelegenheid is gesteld om zich desgewenscht van de authenticiteit van het document te vergewissen of te doen ver gewissen; b- dat aan de verwerving van dit INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL Dat !s Scjli I Griep I» vooral gevaarlijk f I om de complicaties, die gc- makkelijk ten gevolge van haar verzwakkenden in vloed op het algemeene gestel kunnen optreden. Wncht dan ook niet langer en occta vandaag nog dc versterkende AKKER'S Voorde Borst document van zeer hoogstaande officlceïé zijde groote waarde werd gehecht; c. dat betrouwbare organen der overheid, die ten deze ten volle bevoegd moeten worden ge acht, de juistheid van den inhoud als zeer waarschijnlijk aanmerken, en dat één dier organen de volstrekte authenticiteit van het document vóór de publiciteit gewaar borgd heeft en ook, zoowel na de buiten landsche démentis als na het bekend worden der z.g. „bekentenis", als volstrekt onaantast baar op de stelligste wijze tegenover hem heeft gehandhaafd" De heer Van Beunlngen heeft de regeering van den inhoud der stukken in kennis gesteld. Hij heeft niets te maken gehad met de publicaties van het U. D. De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft Maandag een onderhoud gehad met den heer D. G. van Beunlngen te Rotterdam, wiens naam genoemd was in verband met het mi litaire verdrag tusschen Frankrijk «n Belgic. In genoemd blad lezen wij: „Hebt u met de publicatie te doen gehad? Ik kan u ten stelligste verklaren, dat üe noch direct, noch indirect iets te maken heb gehad met de publicatie In het Utrecht-sch Dagblad, noch ook met eenlg artikel of eenige mededeeling, die in deze aangelegen heid in andere bladen is verschenen. Ik heb er part noch deel aan. Weet u dan niets van de zaak af? Er is mij een en ander van bekend. Mij zijn stukken aangeboden, waarvan de be langrijkheid voor Nederland mij aanstonds bleek. Ik heb den inhoud ter kennis gebracht van degene, die naar mijn meening daarvan behoorde te weten, namelijk dfe Nederland sche regeering. Was er maar één stuk, te weten datgene dat het Utrechtsch Dagblad in extenso heeft gepubliceerd? Neen, er waren meer stukken. Wat was de aard dier stukken? Daarover laat ik mij niet uit. Hebt u niet getwijfeld aan de echtheid der stukken? Voor twijfel aan de echtheid dier stuk ken was helaas niet de allergeringste twijfel overgelaten. Ik heb mij daarvan nog verge wist. Dat ls dan ook de reden, waarom ik de mij toegezonden stukken niet afgewezen heb. Koe verklaart u de publicatie? Daar heb ik geen verklaring voor. Maar wat met de stukken gebeurd of verricht is vóórdat ze in mijn bezit kwamen, is mij uit den aard der zaak onbekend. ZIJ zijn voor eenige publicatie niet meer uit mijn handen geweest. Zou de echtheid te constateeren zijn? Zeer zeker. Indien de betrokkenen dit zouden wenschen, zou er mijnerzijds geen enkel bezwaar gemaakt worden tegen welk onpartijdig onderzoek ook. Ik zou daarover wel overleg moeten plegen met de regeering. Zijn de handteekeningen juist? Er kan voor het door het U, D. gepubli ceerde stuk slechts sprake zijn van één hand teekening: die van Michem, welke Belgische officier voor conform heeft geteekend. Er zijn klaarblijkelijk nog andere stuk ken. Staan daar de handteekeningen op van de andere door het U. D. genoemde Fransche of Belgische officieren? Fransche eigen handteekeningen komen op de stukken niet voor, wel nog de eigen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9