MI&HMSi&WOINIO
Het hemelsch verblijf van Sjiwa
Wellicht het allerschoonste van
alle monumenten op aarde
Hoe het uit de rotsen van
Ellora gehouwen werd
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 9 MAART 1929
VIJFDE BLAD
gjlwa's Hemelsch paleis, uitgehouwen fe de rotsen van. EBora,
De tempel is van binnen verdeeld in on
derscheidene zalen of tempelruimten, waar
onder een reusachtige zuilengang loopt; an
dere zalen springen uit de hoofdmassa voort
en worden ondersteund door kolossale olifan
ten. Het dakwerk, dat zich trotsch over de
zuilengangen uitstrekt, heeft onbegrijpelijke
sierlijkheid en schijnt, niettegenstaande de
groote afmetigen der détails, als in de lucht
te zweven, terwijl de bevalligheid er van nog
vermeerderd wordt door het daglicht, dat
door de versierselen en het loofwerk binnen
dringt. Boven de midden- of hoofdzaal van
den tempel verheft zich weder een zuilen
reeks, ter hoogte van 90 voeten; terwijl ook
den buitenhof wordt gekroond door een ko-
Massieve Zuilengang en met pilaren
lonnade, die om den geheelen tempel rond
loopt. Deze kolonnade bestaat uit een rij zui
len, van 12 voeten middellijn, die vier aan
vier naast elkander staan, waardoor de on
derscheidene tempelzalen gedragen worden
die de tweede en derde verdieping uitmaken;
deze zijn door een zwevende brug met het
middengebouw verbonden. De kaylas is met
ontelbare sieraden en beelden geheel en al
opgevuld, die echter noch te overvloedig ziin
noch iets aan den grootschen indruk van het
gebouw ontnemen, maar daarmede zoo vol
komen in harmonie zijn, dat zij er niet wel
in gemist zouden kunnen worden. Groote
naalden en obelisken rijzen in de zalen uit
den grond op en doen de hoogte der nlaats
waar zij staan, des te beter uitkomen; en dat
alles, zuilen en kolommen, beelden en an
dere sieraden, obelisken, de tempel zelf. alles
wat in, om en onder den kaylas staat, is uit
één en dezelfde rots gehouwen en maakt met
het terras, één granietberg uit, die zoo kun
stig en met zooveel bekwaamheid tot zijn
tegenwoordige gedaante is gebracht, dat de
afmetingen van elk onderdeel volkomen in
overeenstemming zijn met de reusachtige sa
menstelling van het geheel.
De groote zaal op de tweede verdieping
heet de langka; daarin alleen staan twee en
veertig -reusachtige beelden. Twee reusach
tige beelden, 26 voeten hoog, staan aan den
ingang der langka en schijnen den toegang
tot de overige goddelijke bewoners van dezen
Olympus te bewaken.
Wanneer men de onderscheidene afmetin
gen der deelen van den kaylas bij elkander
voegt, en daaruit tot de grootte van het ge
heel besluit, staat men verbaasd over dit
reuzenwerk en beseft licht welk een onbere-
kenbaren schat van tijd en arbeid het gekost
moet hebben om zulk een gevaarte, uit één
enkelen rotsklomp, te vervaardigen! Het is
een kunstgewrocht, dat in omvang, verhe
venheid van aanleg en sierlijkheid van uit
voering, met de prachtigste gebouwen der
oude en nieuwe wereld kan wedijveren.
Maar wie schetst de bewondering, de ver
bazing, de ontroering van den aanschouwer,
wanneer hij over hetgeen hem omringt het
oog laat weiden en ontdekt dat de kaylas
slechts het voorstuk is en een zeer gering ge
deelte uitmaakt van een tempelgroep, die
zich ongeveer twee uren gaans, uitstrekt;
van een tempelgroep, die ongeveer honderd
tempels telt, welke met den kaylas een en
hetzelfde stuk steen uitmaken, en waarvan
er negentien in pracht en grootte met den
kaylas zeiven wedijveren, terwijl alle even
zeer uitmunten door sierlijkheid van bouw
stijl en uitvoerigheid van bewerking! Een
berg van eeuwig graniet en die, zooals wij
zoo even reeds zeiden, zes Engelsche mijlen
in de lengte meet, is hier door menschen-
handen uitgehouwen en den goden tot één
enkele tempelgroep geheiligd!
Drie verdiepingen hoog doorboren reus
achtige zuilengangen den berg van het noor
den naar het zuiden, met het front naar het
westen gekeerd. Omstreeks in het midden
steekt de kaylas op zijn voetstuk boven allen
uit, als de meeste onder zijns gelijken!
57elke pen zou het durven wagen dat won*
Ollfantenfries van den KaUasa-tempel,
Op het stille plein van
Wellicht is het fraaiste, het schoonste en
het eerbiedwekkendste monument op
deze aarde dat wat oprijst uit den
grond te midden der rotsen van Ellora, ver
in de eenzame bergen van Hyderabad, in het
Zuiden van Engelsch-Indië. Het is de Kai-
lasa genoemd naar het Hemelsch paleis
van den god Sjiwa. De Kailasa verschilt ten
eenenmale van dergelijke wonderlijke ge
bouwen, omdat dit geen grottempel is, doch
geheel uit de massieve vervaarlijke rots
massa is gehouwen.
De Kailasa dateert uit de achtste eeuw
onzer jaartelling. Plusminus 757 bracht
Krishna I uit de dynastie der Rashtrakuta
de Chalukyaansche vorsten ten onder en
maakte zich meester van de hoogvlakten
van Dekan. Ter herinnering van dit feit be
sloot deze man een monument te stichten
dat zijn wedergade niet zou hebben.
Dan dient men te weten dat de Brahma
nen veronderstellen dat hun God Sjiwa
woont in een hemelsch palels, midden in het
onherbergzaamste deel van de Himalaya.
Krishna besloot dit Kalaisa der Himalaya
op de aarde, zijn aarde, te brengen. En wel bij
de hardste de onherbergzaamste, de onver-
murwbaarste rotsen van Dekan. Daar vormt
het schier onverzettelijke bazalt een immen-
sen muur boven een bloeiende vallei; daar
storten woedende stroomen in diepe dalen.
In dit oord woonden reeds gedurende hon
derden jaren de heilige monniken van
Boeddha. Hun kunstig bewerkte grotten
werden geëvenaard door de evensierlijk be
werkte pagoden en heiligdommen der „con-
curreerende" Brahmanen.
Hier besloot dus Krishna I, de Kailasa te
bouwen. Zijn bouwmeesters begonnen in te
genstelling met vroegre methoden, niet
van onderen aan den rotswant, doch van bo
ven, bij den top, en vandaar naar beneden.
In „Wonderen der Oudheid" lezen wij bij
voorbeeld: „Zij zetten boven op de grasvlak
ten, een rechthoek uit van ongeveer 90 bij
ongeveer 50 Meter. Langs dezen rechthoek
groeven zij tot op een diepte van ongeveer
50 Meter in de rots lange loopgraven uit,
daardoor scheidden zij een kolossale rots
massa van het overige bergcomplex. Uit deze
massa werd de Kailasa gehouwen. Men geve
zich eens een denkbeeld van de moeilijkheid
om zulk een temnel van boven af te ont
werpen, en van de kunde welke vereischt
wordt, om zulk een ontwerp zonder falen tot
in de kleinste détails ten uitvoer te brengen.
Wij weten niet, hoeveel jaren er gemoeid
waren met het uitgraven, eerst van het uit
wendige, toen van het inwendige en tenslot
te met het versieren. Krishna heeft waar
schijnlijk geen enkel deel van het werk vol
tooid gezien daar hij reeds in 783 stierf. Wij
zouden willen weten hoeveel werklieden zich
aan de groote taak gewijd hebben, hoeveel
olifanten er noodig waren, om de rotsblok
ken, die rondom het heiligdom werden uitge
houwen, te vervoeren. Na een tijd van stil-
Pilaren uit de Jaintempel in EUora.
stellende-Er zijn o.a. plaatsen welke de grootste
markten der Duitschc steden in uitgestrekt
heid meer dan dubbel overtreffen, In wier
midden men monsterachtige stukken rots
heeft gespaard, waaruit op de wonderlijkst©
wijze tempels zijn gebeiteld, die op zichzelf
geheel voltooid en met ontelbare gebeeld
houwde versierselen zijn bedekt, en toch
weder, tot het geheel behoorende, daaraan
moeilijk gemist zouden kunnen worden."
„Vele andere tempelgrotten geven den
kaylas in pracht en rijkdom der afbeeldin
gen weinig toe. De indra sabha bevat onder
anderen een pagoda of tempel van denzelf
den vorm als de kaylas. Even zoo merkwaar
dig is de doemar lehna en zijn onderschei
dene zalen en neventempels, met- gladde,
sneeuwwitte wanden. In andere tempels is
de samenstelling der plafonds of zolderingen
weder opmerkenswaardig, en worden de da
ken gedragen door lengte- en dwarsbalken,
die elkander kruisen, en waar zij elkander
raken op massieve zullen rusten, die den berg
in de hoogte schijnen te heffen en, evenals
al het andere, uit de rots zelve uitgehouwen
ziin. Op sommige plaatsen is de berg geheel
doorboord, zoodat drie doorgangen boven
elkander er door heen zichtbaar zijn. Alle
pilaren en kolommen zijn sierlijk met
verschillende figuren en voorstellingen
gebeeldhouwd en voorzien van kapltee-
len, hi verschelden bouwtrant uitgebeiteld.
„In het algemeen ziin alle figuren met een
verwonderlijke evenredigheid en gelijkma
tigheid uitgevoerd, en de overal heerschende
symmetrie bewijst, dat nergens het toeval bij
de samenstelling van dit gewrocht heeft
voorgezeten, maar alles volgens een vooraf
wel overdacht plan en naar strenge regelen
Is voltooid."
DE NIEUWE VATICAANSCHE
BIBLIOTHEEK.
Het nieuwe gebouw van de Vaticaansche
bibliotheek te Rome zal een der grootste en
kostbaarste verzamelingen van boeken en
handschriften ter wereld omvatten. 60-000
handschriften en meer dan 250-000 boeken
worden in het nieuwe gebouw onderge
bracht. Voor alles zullen hier de schatten
worden bewaard, die in den laatsten tijd
aan de verzameling zijn toegevoegd. O.a. de
beroemde Yemen-verzameling van Arabi
sche handschriften, die na een onderhande
ling van 12 jaar in 1922 door den Paus zijn
verworven. De Paus, die zoo langen tijd zelf
een groote bibliotheek, de „Ambrosiana" bij
Milaan heeft geleid en daarom veel belang
stelling heeft op dit gebied, heeft ook in
1922 over de verzameling van Vorst Chigi
de beschikking gekregen, zoodat de Vati
caansche bibliotheek weer 3000 manuscrip
ten» rijker is geworden. In 1926 kreeg het
Vaticaan de Ferrajotibibliotheek met 1200
zeldzame handschriften. De orientalische af-
deeling is onlangs 124 Armeensche ma
nuscripten rijker geworden, welke door Mon-
signor Korolewskl op zijn reis door het Oos
ten waren bijeengebracht. Een verzameling
van 8000 Grieksche werken kwam onlangs in
de Vaticaansche bibliotheek door een ge
schenk van den aartsbisschop van Athene
den Kailasa-tempel.
stand begon de arbeid aan den berg op
nieuw. De steenhouwers gingen nu de lood
rechte rotswanden bewerken die de drie zij
den van den Kailasa en den omringenden
hof omsloten. In deze wanden hieuwen zij
op geringe hoogte boven het pleinoppervlak
gebeeldhouwde zuilengangen uit. Nog wat
later werd in het midden van de Noordelijke
rots boven de zuilengang een groote kapel,
de Lankecvara gesticht.
D. C. Steyn Parvé uit zijn bewondering
aldus:
Maar welken naam wij zullen geven aan
het ontzaggelijke gevaarte, dat nu voor ons
oprijst, weten wij niet; of het een berg dan
wel een tempel is, die zijn tinnen ten he
mel verheft, durven wij in het eerste oogen-
blik niet beslissen. Wij bevinden ons aan den
voet van een rotsmassa, die zich ter rechter-
en ter linkerzij in het verschiet verliest, bij
een trap van honderd voeten hoog, welke ons
tot op een onmetelijk terras voert, dat uit
den berg schijnt voort te springen en werke
lijk daarin is uitgehouden. Wij staan op het
voetstuk van een der schoonste tempelge
bouwen, die immer door menschenhanden
werden gesticht'.
De Indra Sabha, een fragment van de
tempels in Ellora.
derwerk te schetsen, waarvan hem die het
gezien heeft, een herinnering bijblijft als van
een tooverachtlgen droom, zoodat men er
nauwelijks van zou durven verhalen indien
men zich niet tot staving der waarheid op
het getuigenis en de geschriften van de ge
loofwaardigste reizigers kon beroepen! Hoe
vele eeuwen en hoe vele millioenen en mil-
lioenen handen zijn niet vereischt geworden
om zulk een werk tot stand te brengen? Het
hoofd duizelt bij de overweging van deze
vraag, en bij de gedachte aan het geduld, de
bedrevenheid, de kracht, die noodig zijn ge
weest, uit een enkel rotsgevaarte een zoo
danig werk te voorschijn te brengen, dat te
gelijk uitmunt door massiviteit en uitvoerig-
,versierde zijbeuk van de LanJcecwara.
heid. Zoo grootsch en ontzagwekkend is de
aanblik van het geheel, dat, indien het niet
ware, dat de menschelijke hand overal in de
onnoemelijk vele sieraden als het ware haar
zegel op het werk had gedrukt, men geneigd
zou zijn om geloof te slaan aan de verkla
ring der Hindoes, die ondervraagd wordende
door wien en wanneer dit onbegrijpelijke
werk voortgebracht werd, antwoorden: „Het
is door niemand gebouwd; God zelf heeft
het voor 8000 jaren geschapen."
„Wie de wonderwerken van Ellora heeft
aanschouwd, zegt Richter, moet erkennen,
dat het hem onbegrijpelijk is hoe mensche
lijke kracht, ook zelfs wanneer haar een tijd
van vele eeuwen wordt toegestaan, die kon
ten uitvoer brengen. Het gold hier niet de
taak om gebouwen te stichten of uit steen
blokken zuilen te metselen, maar om in de
granietrots zelve ontzaggelijke holen en
doorgangen uit te houwen, en dit tegelijk met
de grootste behoedzaamheid en volgens een
algemeen en volmaakt grondplan te bewerk
stelligen, zóó, dat van de rots zelve alles zou
blijven staan, wat dienstig kon zijn om als
zuilen of beelden den tempel te versieren, of
om als bruggen en trappen het eene tempel
gevaarte met het andere en de onderste zol
dering met de bovenverdieping te verbin
den, en alléén dat te verwijderen wat over
tollig bleek te zijn."
„Alles", zegt de beroemde Heeren, „wat de
bouwkunst aan grootheid, pracht en sier
lijkheid boven de oppervlakte der aarde ver
mocht tot stand te brengen, ziet men hier
onder den grond: voorhoven, trappen, brug
gen, kapellen, zuilen en zuilengangen,, obe
lisken, reusachtige beelden en allerlei ver
sierselen aan den -.-and, de godheden, en ver
schillende episoden uit de godsdienstleer voor-