LETTEREN EN KUNST Sproeten komen vioeg in hel INGEZONDEN. LANGS DE STRAAT. ONGEVALLEN DOOR ELECTRICITEIT HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 13 MAART 1929 HET TOONEEL. NIEUW NEDERLANDSCH TOONEEL. Nummer Zeventien of De noodlottige Gelijkenis. Het is wel zeker, dat Jn de door Heyer- mans uit het Dultsch „vrij bewerkte" blij spelen zooals Kok en Springer, De Gene rale Repetitie van Een kostbaar Leven en Nummer Zeventien heel veel van onzen Hollandschen schrijver zelf is. In Nummer Zeventien misschien nog wel het meest. Zoo'n kruier in het statiekleed van den koning, dat was precies wat voor Heyermans. Hij bracht den Haarlemmerdijk zoo regelrecht aan het Hof en gaf de Amsterdamsche gijn in alle uitbundigheid. Waarschijnlijk heeft Heyer mans zich bij deze bewerking nog geweld moeten aandoen aan het Hof. Deze spotter nij met de Koninklijke waardigheid is wel van de goedigste soort. Christlaan XVII is een vorst om mee uit visschen te gaan, een zoo brave, democratische koning, dat elk land hem zoo zou willen inhuren. Heyer mans was in den tijd, toen hij Nummer Ze ventien bewerkte, meer tooneeldlrecteur dan schrijver, hij moest aan zijn „zaak" denken en wist heel goed. dat je in Holland met een goedige, kluchtige spotternij veel meer succes behaalde dan met een vlijmscherpe satire. Het zal den sarcastischen Heyermans bij de bewerking van Nummer Zeventien wel eens moeite hebben gekost zich te bedwin gen en hij zal vele scherpe uitvallen in de pen hebben gehouden of later met het blauwe potlood hebben doorgeschrapt. Toen Ch: liaan XVII naar Holland werd gezonden om door Heyermans onder handen te worden genomen, was het te voorzien, dat hij hier heel wat Koninklijke veeren zou moeten laten. Men kan er wel op aan, dat zoo'n stuk in Duitschland een heel ander ca chet krijgt. Hier blijft van het koninklijke heelemaal niets meer over en wordt alles wel heel erg verburgerlijkt. Wij blijven ook met deze Majesteit voortdurend zeer dicht bij den Haarlemmerdijk. Ook door het spel van Bart Kreeft, die dezen operette-koning wel hoogst komisch, maar toch in een sterk burgerlijke sfeer speelt. Doch in deze Hollandsche opvatting is Kreeft de vijf en zeventig-jarige, die dit spel ook geleid heeft hoogst amusant en weet hij met fijne, sobere middelen dik wijls zeer veel te bereiken. Zijn spel in het tweede bedrijf, wanneer hij als kruier naast Marie, de vroedvrouw, zit is kostelijk van humor! Van Praag is als de kruier één en al uit bundigheid. Wij zitten in het derde bedrijf midden in de klucht. Het is alles zeer verma kelijk, maar toch ook wel wat grof en nu en dan denken wij: eigenlijk toch jammer, dat Heijermans in dien tijd meer zakenman dan schrijver was. Welk een stof voor een scher pe satire is hier eigenlijk verloren gegaan! Maar dan zou het I-Iollandsch publiek waar schijnlijk niet zoo onverdeeld van deze klucht hebben genoten. Natuurlijk zitten wij aan het Hof van dezen Christiaan midden in de carricatuur. Floor la Roche gaf met zijn hofmaarschalk ver rukkelijk die kop er den toon van aan. Iets fljners echter gaf Alex Frank als Hazerman, den kamerdienaar. Dat was voortreffelijk en stond in dit stuk van louter dwaasheid ge heel apart! Een met élan en jeugdige char me gespeelden kroonprins zagen wij van Lucius, een uitstekende „rooden" uitgever van Rien van Noppen. Nummer zeventien heeft het publiek giste ren weer buitengemeen vermaakt. Er is veel en luidkeels gelachen, zoowel om het stuk als om het spel. De meeste Hollanders prefereo- ren den gullen, onschuldigen lach boven den fijnen glimlach. J. B. SCHUIL. MUZIEK. WILLEM EN HENDRIK ANDRIESSEN In vorige seizoenen hebben de beide broe ders Willem en Hendrik Andriessen meer dan eens een avond van hun abonnement serie aan de litteratuur voor 2 pianos gewijd en daarbij blijken gegeven van uitmuntend samenspel, van een harmonie en gelijkheid van opvatting, zooals men ze tusschen leden van één familie niet volkomener zou kunnen wenschen; van een technisch vermogen, dat zich hoe langer hoe meer heeft geëquilibreerd zoodat de jongere broeder, in dat opzicht zich nu als volkomen gelijkwaardige van den oudere toont, en zelfs in uiterlijke rust en schijnbare gemakkelijkheid van uitvoering hem overtreft. Nu de abonnementseries Pel- tenburg-Andriessen door gebrek aan vol doende belangstelling van de zijde des pu blieks opgehouden hebben te bestaan, was het een goede gedachte van het bestuur van Kunst aan het Volk. de beide pianisten uit te noodigen om zich voor de leden te doen hooren en daardoor aan een betrekkelijk weinig beoefende tak van de samenspel-lite ratuur meer bekendheid te geven. Drie der voorgedragen werken hebben wij reeds vroeger door de Andriessens hooren vertolken: het Concert in c min. van Bach, en de suite „En blanc et noir" van Debussy op bun eerste gezamenlijk concert in den Stadsschouwburg; de Danses Andalouses van Man. Infante op een ledenconcert der H. O. Vwaar zij toen het Concert in c maj. van Bacli met orkestbegeleiding speelden. Bachs stoere kunst vond een krachtige, pittige ver tolking: toch hoor ik de concerten liever -met orkest, omdat anders de kieur steeds de zelfde blijft, wat aan het verstaan van veel stemmig weefsel niet ten goede komt: ook de andere twee werken speelden zij met vol komen begrip en beheersching, evenals vroe ger Of het werk van Debussy den hoorders volkomen duidelijk geworden zal zijn meen ik. ondanks de afgedrukte motto's en de toe lichting te mogen betwijfelen. De motto's werpen slechts weinig licht op den inhoud Zelfs dat het Luthersche koraal „een vaye burg Is onze God" in het tweede deel als symbool van den vijand optreedt, zullen niet alle hoorders begrepen hebben. In de dansen van Infante deden de spelers rhythme, sen timent en gratie in hun voordracht bewon deren het laatste deel moest zelfs gebis seerd worden. Nieuw waren de ..Passacaglia" van wijlen onzen stadgenoot Leander Schlegel en de „3 Valses romantiques" van Emm. Chabrier. Schlegels werk is dat van een voorname, te ruggetrokken muzikale natuur; er Is weinig, misschien te weinig uiterlijk effect in; het sleept den hoorder niet mee, doch wie zich tot aandachtig luisteren zet, vindt er me nige schoone wending in. Met Chabriers Walsen is het anders: luchtige Fi-ansche kunst. De eerste der drie is verreweg de aar digste, vol bevalligheid in een schitterend gewaad. Iets meer van dit genre was op een avond als deze misschien niet ondienstig ge weest: het programma in zijn geheel was tamelijk zwaar. Daarbij kwam dat de groote Gemeentelijke Concertzaal, hoewel goed be zet, op sommige plaatsen althans vrij sterk resoneerde en het machtige geluid der beide concertvleugels nog versterkte. De bijval was vooral aan het einde zeer groot; dat de spe lers van de derde der „Daxxses Andalouses' een herhaling gaven, heb ik boven al gemeld. KAREL DE JONG. LIB. SOC. GEM. KOOR „ZANG VEREDELT". Het blijft een verdienste van dit koor, dat het brak met de gewoonte, het programma te vullen met de overbekende producten van den liedertafelstijl. Die ik hier niet noemen zal, wijl ieder die de concerten bijwoont onzer zangvereenigixigen, deze zangstukken bij naam en toenaam kent. Het is alreeds voldoende, een regel uit den tekst te lichten, of zelfs een typisch woord, en de lezer zal weten met welk toonproduct hij te doen heeft. Een veel beteren indruk maakten op het programma van „Zang Veredelt" koorwer ken van den Engelschen Madrigalist John Dowland, van den Franschman A. Chapuis, en van Johannes Brahms, van wie de twee laatsten met meerdere koorwerken vertegen woordigd waren. Ook van Mendelssohn wa ren er een aantal aardige werkjes, die door de aanwezigen juist bijzonder op prijs werden gesteld om hun vlottende melodie en hun doorzichtige zetting. Dowland viel ook zeer in den smaak, allicht omdat men genoeg schijnt te krijgen van de harmonische brei onzer meeste Hollandsche toonzetters, en de zin voor gezonde polyfonie daarvoor in de plaats treedt. Dat er nu wordt gezongen in de Engelsche, de Duitsche, de Fransche taal, lijkt mij op zichzelf niet zoo een groot be zwaar als wel het feit, dat bij deze talen de uitspraak nog niet alleszins ongerept is, ja nog vele malen door in het oogloopende on volkomenheden wordt ontsierd. Het is een zaak van goed volgehouden studie, en ik heb In den leider Adolphe Kareisen het volste vertrouwen dat hij die studie in goede banen zal blijven leiden. Aanvankelijk scheen het, dat hij zijn mooie werk zou moeten overdra gen aan een opvolger, en het „afscheidsge- schenk" was reeds gekozen. Nu werd hem dit onder toejuiching van koor en aanwezigen, overhandigd „omdat hij bleef". Een alleszins prijzenswaardige oplossing. Wat de toonkwaliteit betreft van de uit gevoerde stukken, zij bleef ditmaal nog eenigszins beneden de verwachting „die ik terecht koesterde sinds de laatste uitvoering die ik mij van „Zang Vex-edelt" hex-inner. Ik houdt 't voor zoo goed als zeker, dat de voch tige atmosfeer van dezen dag geen goed deed aan 't klankgehalte van 't koor te meer omdat de uitvoering van al de werken zich ken merkte door een goed gehouden evenwicht in de stemmen, en hier dus niet de oorzaak kon liggen van de minder volkomen bevre diging. De Nobel's „Morgenrood" echter was me te tam van opvatting. In de „Marseil laise" miste ik het vuur, het meesleepende in woord en in melos. In-stijl-dirigeeren is een mooi ding, maar hij deze stukken was de directie slap exx dat leidt hier tot een fiasco. Wij zullen ze nog wel eens beter hooren van Z. V. Van Brahms heb ik recht veel genoten, en ook Mendelssohn maakte een alleszins prettigen Indruk. Medewerking verleende het dubbelman- nenkwartet „Euterpe", dat ondanks een tweemallg gesignaleerde mutatie toch kwam tot een opmerkelijk goede klankgeving. Het meest beviel me de uitvoering van „O Heil- gen", inzonderheid bij den regel „en troost den rouw van al wie treurt"; ook de slot strofe was heel mild van toonkwaliteit. Instrumentaalsolist was de heer A. v. d. Star, als musicus verbonden aan het Utreehtsch Stedelijk Orkest. In de sonate van Vivaldi zoomin als in de Romanze in F. van Beethoven kon zijn viool mij ontroeren, het spel was daartoe te onevenwichtig en mede door toedoen van den begeleider werd er ten opzichte van Beethoven gezondigd. Romanze andalouse van Sarasate hooren wij liever in ijlere klankgeving en met grootere agiliteit in de stokvoering. En de verwisse ling van Brahms (Hongaarsche dans) met Pugnani (Preludium en allegro) behoort even in de zaal te worden bekend gemaakt. Noch Sarasate. noch Pugnani gaven aanleiding, de loftrompet, te steken over de spelkwalitei- ten van den violist, die mij technisch zoomin als artistiek kon bevredigen. G. J. KALT. HET ORGAAN VAN „BLOEMBOLLENCULTUUR" MOET DE SECRETARIS REDACTEUR ZIJN? De afdeeling Haarlem der Algemeene Ver- eeniging voor Bloembollencultuur hield een ledenvergadering Dinsdagavond in hotel centraal, onder voorzitterschap van den heer J. M. C. Hoog. Tot leden der commissie tot nazien der rekening van den penningmeester werden benoemd de heeren Kuiper en De Wit. Het voorstel van het hoofdbestuur om aan de functie van algemeen secretaris-penning meester het redacteurschap van het orgaan te verbinden, vond geen instemming bij den heer De Wit. De voorzitter achtte het juist. De heer De Wit handhaafde een voorstel om in de statuten op te nemen een bepaling, dat de secretaris niet. is redacteur van het or gaan, maar dit kan zijn. Dit voorstel vond goedkeuring bij de vergadering, de afgevaar digde zal het punt ter sprake brengen op de 161e algemeene vergadering. Bij de verdere behandeling van den be schrijvingsbrief werd besloten voor te stellen -bij hoofdstuk II van het Huishoudelijk regle ment in art. 1. (de contributieregeling), te spreken van bloembollen of aanverwante artikelen in plaats van: en aanverwaxite ar tikelen. De vergadering werd daarop gesloten. INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN a 60 CU. per regoL voorjaar; koop tijdig een pot Sprutol. Bij alle Drogisten Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet v;nn wt ordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of nic- geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug gegeven. DE HEER TILLEMA OVER ZIJN REIS DOOR BORNEO. Geachte heer Hoofdredacteur, Wanneer u mij toe wilt staan te reageeren op het onderschrift van den heer Tillema, dan beloof ik u, dat ik u niet verder om ruimte zal vragen. En tevens beloof ik u, dat ik zoo kort mogelijk zal zijn, al zal ik het niet kunnen laten bij mijn eerste opmerking nadat ik het verweer van genoemden heer op mijn aanval gelezen had, n.L „onjuist!" Uw lezerskring heeft er recht op met meer ernst te worden behandeld dan de heer Tillema zich veroorlooft en ik wensch me van een belangrijke aangelegenheid niet af te maken met een „Jantje-van-Leiden". Hieruit volgt, dat dit artikel eenigszins heftiger zal zijn dan wat ik oorspronkelijk schreef, wat meer recht op het doel af. Moest ik het den eersten keer laten bij het uitspre ken van een bedekt vermoeden, omdat ik bet had over een reclame-campagne voor een te verschijnen werk over Indië. thaxxs weet ik en ieder die iets meer weet van het Indië van den laatsten tijd met zijn werkelijke problemen (niet een bevolkingsprobleem), v/aar hem eigenlijk de schoen wringt. Maar daarop kom ik zoo aanstonds wel. In een paar regels meent de heer Tillema zich af te kunnen maken van een ernstigen aanval op hetgeen hü, die zich toch aan ons voorstelt als een man van studie, als een voorlichter en publicist, ons opgedischt heeft. Hij doet dit door eenige bloote hex-halingen van hetgeen hij vroeger neerschreef en door er aan toe te voegen enkele tirades, welke even zoovele „blunders" zijn. In herhalingen wensch ik niet te vervallen en daarom laat ik de Indianen in Noord- Amerika rusten. De wereld bevindt zich ove rigens wèl bij de veranderingen, welke in den loop der tijden daar hebben plaats gevonden. Maar ik zal een ander voorbeeld van den heer Tillema aanhalerx, ook al heeft dat, even als de rest, niets te maken met den tegen- woordlgen toestand in Nederlandsch-Indië, waarover de heer T. toch aan het voorlichten is. En ik noem dan Tasmanië. Hier begrijp ik niet, dat alleen vermeld wordt dit betrek kelijk kleine eiland aan de Zuidpunt van het vasteland van Australië, en niet dit vasteland zelf, omdat die twee deelen, ook wat betreft hetgeen de heer T: bedoelt, niet te splitsen zijn. Ik heb Australië driemaal bezocht en heb er zelfs eenmaal een jaa" lang gewoond en weet er dus „practisch" mogelijk iets meer vaxi dan de heer T. En dan geef ik hem toe, dat er daar van de oorspronkelijke be volking weixxig, bitter weinig, over is. En ook, dat ik over hetgeen zich daar in vroegere tijden heeft afgespeeld, wel eens rare rxoten heb hoorexx kraken. Maar dan mag Ik toch zeker wel even in herinnering brengen, dat het eerste innige contact van dat land met Europa eigenlijk pas .begon toen Engeland, dat het na ons in bezit nam, het uitverkoos als ballingsoord voor zijn „convicts", voor zijn ergste xnisdadigers dus. die het in het eigen land niet verder wenschte te herbergexx. Wat daarvan de gevolgen oorspronkelijk waren voor de inheemsche bevolking, laat zich ge makkelijk denken. Maar nog eens, wat heeft dit te makexx met het hedendaagsch Indië? En dan nog een rechtstreeksche vraag. Wat hebben Livingstone en Stanley eigenlijk uit gehaald met die slaapziekte en die malaria? Hebben zij die daar in Midden-Afrika ge ïmporteerd? Kom, mijnheer Tillema, was u heusch ernstig toen u dit neerschreef? En waarvoor ziet u het Hollandsche publiek, voor zoover het in iets meer belang stelt dan uw levensgevaarlijke tochten in de wildernissen, eigenlijk aan? Welnu, ik eindigde mijn vorigen aanval met de rechtstreeksche beschuldiging, dat de heer Tillema afbraak leverde en ik zal mij nu nader op dat punt uitspreken. Het probleem van Indië is niet het bevol kingsvraagstuk, over het bestaan waarvan of het niet bestaan de Heer T. zich in eerste en tweede instantie tegenspreekt, maar het vraagstuk van „Al of niet los van Nederland". Wat de Heer Tillema schreef zal mogelijk teix gevolge hebben, dat défaitisten en heethoof dige jongelui, ook de Inlandsche volks,.lei ders" van zeker soort, zich zixllen beroepen op de uitspraken van mannen van gezag en studie als de Heer Tillema. Dat was het ge vaar dat ik zag, zonder het direct te durven uitspreken. Maar de enkele regels, welke de Heer T. mijn aanval waardig keurde, geven een dui delijk inzicht in zijn standpunt en bedoelin gen. Het daarin tweemaal gebruikte woord „Indonesië maakt het klaar voor ieder die Indië kent. En voor wien het niet kent. kan ik in een peixnestrijd met iemand, die het zoo weinig ernstig neemt als de Heer Tillema, moeilijk nader ingaan. .Indonesië", dat woord, waarschijnlijk ge makshalve voor het eerst gebezigd als ver zamelnaam door een ontdekkingsreiziger on geveer een eeuw geleden, thans gretig aan gegrepen door hen, die ik in mijn vorig ar tikel aanduidde als de ondermijners van het monument der Westersche beschaving in Nederlandsch Oost Indië, om te trachten een eenheidsfront te stellen tegenover dat Wes ten, „Indonesië", dat woord, slap als de ver dediging van den heer Tillema. Laat ze los, die „Indonesiërs", Iaat ze los, en er zullen in enkele dagen zijn Soendanee- zen, Javanen, Madoereezen, Maleiers, Baliërs, Amboineesen, Menadoneezen en tientallen andere volken en volkjes, welke zullen strij den om de macht en elkander lustig zullen uitroeien, voorzoover dat niet gedaan wordt door pest, cholera en malaria, om enkele vijanden te noemen die de „Indonesiërs" zich niet van het lijf zullen weten te houden zon der die Europeanen, bij wier komst volgens de Heer Tillema de oorspronkelijke rassen uitsterven. Dit is mijn laatste woord aan den heer Tillema. G. M. BAIS. Heemstede, 11 Maart 1929. Wij hebben den heer Tillema medegedeeld, dat de heer Bals ons dit t.weede ingezon den stuk had gestuurd, en hem in de gelegen heid willen stellen hierop te antwoorden. De heer Tillema wenschte dit echter niet te doen. Red. NAZORGFONDS VERBANDSCOMMÏSSIE. Nu de meeste ingezetenen van Haarlem en omgeving in het bezit zijn van het Na zorgboekje, blijkt het noodig er nog even op te wijzen, dat deze arbeid door alle leden der Verbandscommissie geheel belangeloos ver richt wordt, en er eensgezind getracht wordt NazorgfQndsen te vormen voor de meest hulpbehoevende zwakzinnigen, blinden en lichamelijk gebrekkigen. Ondanks de snerpende koude zijn we voortgegaan met het bezorgen en ophalen der boekjes en niet zonder succes. Op heden bedraagt het aantal contribuanten reeds meer dan duizend en alle wijken zijn nog lang niet „bewerkt". Wanneer we krachtig volhouden, dan kan er na verloop van jaren een afdoende verbe tering komen in het lot der geestelijk- en lichamelijk misdeelde medemenschen. Doch dan hebben we den steun noodig van alle lagen der bevolking, om in samenwerking met de Overheid een en ander te doen slagen. Laat men nu niet zeggen: „Het gaat toch niet". „Stop ze alle in gestichten". Het kan. dus het moet, want ook zij hebben recht op wat levensvreugde. Reeds voor een gering bedrag per jaar of per maand kan men van dit fonds lid worden en ontvangt men begin 1930 het jaarverslag met verantwoording der gelden. Als we nu eens allen in onze naaste omgeving propa ganda voor dit doel maakten? En wie ver rast er mij eens met een gift of jaarlijksche bijdrage? E. P. SCHUYT. Postrekening: 130448. Crayennestersingel 6, Heemstede. ZEEBADEN. Naar aanleiding van het verzoek van een badexploitant te Zandvoort inzake de ver lenging van zijn pachtcontract diene hei volgende. Voorop zij gesteld dat zeebaden van zeer groot belang zijn voor de volksgezondheid en derhalve ligt het op den weg van over heidsorganen, te zorgen dat eexi ieder daar toe in de gelegenheid worde gesteld. Bij een „prijzenpolitiek" zooals die in Zandvoox-t wordt toegepast, is dit geenszins het geval, integendeel, daar is het gebruik van badgelegeixheid slechts weggelegd voor enkelen. Wordt het nu niet eens tijd, om evenals b.v. in Scheveningen, eexx goedkoope badge legenheid te scheppen? Het Gemeentelijk Volkszeebad te Scheve ningen (waar mtusschen de Middenstand een druk gebruik van maakt) is schitterend geoutilleerd en kost slechts 20 ct. (fietsstal ling ad 5 ct.). Ook het z.g. „dure bad" kost b.v. 's Zondagsmorgens slechts 25 ct. Het baden op Zandvoort en aan het Bloe- mendaalsche strand is veel te duur en het wordt dan ook hoog tijd, dat de .prijzenpo litiek" eens wordt herzien. Waarschijnlijk zijn zelfs Haarlem, Amster dam en/of de provixxeie wel bereid tot subsi dies indien noodig. Elke politieke partij kan uit deze „prijzenpolitiek" op haar programma „politieke munt" slaan. Of anders is het ook een zeer dankbaar onderwerp voor de „Mid- denstandscentrale". „Zeebaden onder iedex*s bereik" zij de leu ze. Zandvoort neme een voorbeeld aan Sche veningen en het zal er wel bil varen. Haarlem, 12 Maart 1929. H. J. WIERS. De kijkers voor het hotel. 't Was elf uur. Eerst stond er één man. Toen kwam er een tweede. En een derde voegde zich tij hen, achter over-buigend het hoofd zooals de anderen deden en turend naar de kroonlijst van het hooge hotel, die Legen den zonnigen hemel donkerde. Een vierde begon ook naar boven te kijken, nummer vijf, nummer zes, volgden dra. De hotelportier die niets te doen had, ijs beerde op en neer door de hall, bij iederen pas neeg zijn breede borts vooruit en slingerde het gouden tres heen en weer. Hij remde, remde, bleef met zijn handen op den rug voor de deur staan en zag tegen een half dozijn onderkinnen aan van de merxschen die aan den overkant naar boven staarden. De piccolo wilde er txxsschen uit knijpen, had langs de breede gestalte van den Mach tige, de menschen gezien, hij werd afge snauwd. De portier ergerde zich, zoo'n op loopje voor z ij n hotel! Er schaarden zich meer menschen op hst zonnige trottoir. „Is-t-er wat an de hand?" mummelde een ouwe juffrouw. Ze kreeg geen antwoord. Ieder keek, keek naar boven. Een slagersjongen (natuurlijk) rammelde langs, staand op de trappers, geleund over de groote mand, hij grijnsde, joelde tegen een even critisch aangelegden collega: „Se stane sterretjes te kaake". Fietsers hielden stil, bogen zich achter over, keken, zooals ieder keek. „Ze zeggen, dat er brand is" zei iemand die een stijven nek kreeg tegen zijn buur man, hoewel nog niemand tegen hem had gezegd, dat er brand zou zijn. „Ze zeggeen dat ze daar-boven een schot hebben gelost", ox-eerde een ander, die te lang tegen de lichte lucht in had gekeken, hoewel ook tegen hem nog niemand iets gezegd had over een eventueele schietpartij. Nog meer ze-zeggen-geruchten in embryo- nalen toestand doken op en gingen als het traditioneele „loopend vuurtje" door de meenigte. Een menigte was het geworden, drie auto'3 stonden stil tegenover het hotel, de straat zag zwart van kijkende menschen. trams schoven langzaam en fel-bellend door de massa heen. De portier zag gróen. De liftboy en de piccolo had hadden alles onderzocht, er was geen brand, er waren geen schoten gelost, er was niets vreemds in het hotel voorgevallen. De portier zag paars. Hij mepte de dexxren open, beende tusschen de menschen, keek óók naar boven, ontdekte niets. Dan rende hij naar binnen, greep de telefoon, belde 11858 op. De portier zag wit. 'n Politiemotor ronkte nader, 't Ondex-zoek begon: wie had het eerste staan kijken. En eindelijk, na een kwartier vond men den derden kijker, den tweeden den eerstexi. Eexx lcleiix ventje, midden twintig. De groote politieman vroeg naar het waarom. „Ja, siet-u, me meisie is hier kamermeisie, siet-u, en se sou tusse elluf en twaaluf mefe een stofdoek wuive as-ze venavoxxd mee uit kon, siet u". De man werd niet gelyncht. C. G. B. Een belangrijke toeneming. Van het Cexxtraal verslag der Arbeidsin spectie over 1927 is als overdruk verschenen een rapport over de door electriciteit ver oorzaakte ongevallen. Daaruit blijkt, dat in 1927 het aantal ongevallen door electriciteit veroorzaakt is toegenomen. Een en ander is neergelegd in een statistisch overzicht en zoo ooit, dan is het deze statistiek, die deix leek wel de overtuiging moet bijbreixgen, dat er ter voorkoming van ongevallen door elec triciteit nog zeer veel te doen valt. Bedoelde statistiek ziet er als volgt rit: In 1909 kwamen bij lage spanning (tot erf met 300 volt) voor 8 ongelukken (gêen met doodelijken afloop) en met hooge spanning 2 ongelukken nxet doodelijkexx afloop. In 1914 waren die cijfers: lage spanning: 111 gewonden en 13 dooden; hooge span ning 38 gewonden en 3 dooden. De ongevallen gerangschikt naar de toe stellen, leidingen enz waardoor ze werden veroorzaakt bij lage spanniixg, zijn als volgt te verdeelen: 1) met schakelaars, 2) door ondeugdelijke montage vaxx een contactstop 3) met gloeilampen 4) met ondeugdelijke proeflampen 5) door ondeugdelijke of ont brekende aard verbindingen, deels met ver plaatsbare electrische toestellen 6) nxet ver plaatsbare electrische leidingen en 7) met buitenleidingen, terwijl de ongevallexx bij hooge spanning in hoofdzaak voorkomen ixx de installaties onzer electriciteitsbedrijven en dan meestal in die gevallen dat verzuimd is om bij het verrichten van werkzaamheden den stroom uit te schakelen. MOLLERUS. een deel van de vorige oplaag (Reeds in opgenomen). INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN a 60 Cts. per regel. -/o -li VJL VJ Ut VS /i -je Vf x, Jv -icujy Hieruit blijkt wel, dat het geenszins over bodig is, dat men groote zorg besteedt aan de samenstelling van veiligheidsvoorschriften en zich rekenschap geeft van de deugdelijk heid der huishoudelijke apparaten, die in in allerhande vormen in gebruik zijn. Wat p A"DTTTT TADTCCTD /-o toch is het geval. De bijeengebrachte gege- 1J->.r\.iX I JUL*I Ja.. 20/20 vexxs over door den electrischen stroom ver oorzaakte ongevallen wijzen uit, dat een groot gedeelte dezer ongevallen veroorzaakt wordt of door onwetendheid f door licht zinnigheid, terwijl blijkt dat het meerendeel is toe te schrijven aan het gebruik van min derwaardig electrotechnisch materiaaL Op welke wijzen kan men aan deze be zwaren tegemoetkomen? Ixx de eex-ste plaats zal onderwijs in de electrotechniek daartoe het zijne kunnen bijdragen. Dit dient niet beperkt te worden tot het geven van onder wijs aan hen, die in het electrotechnisch bedrijf opgenomen worden aan pei-soneel in dienst bij electrische centrales of aaix werk nemers bij electrotechuische ixxstallatie-bu- reaux, doch het zal ingevoerd moetexx wor den op de lagere school. In de tweede plaats zal zooveel mogelijk gewerkt moeten worden in de richting van het uitsluitend gebruik van deugdelijke toestellen. De pogingen in de laatste jaren daartoe aangewend door het V. E. H. I. (Verbond van Electrotechnische Handel exx Industrie) hebben reeds resulta ten op dat terrein afgeworpen. De Arbeids inspectie heeft nuttig werk verricht door in een brochure de toedracht der voornaamste ongevallen zoo volledig mogelijk te beschrij ven. Het is natuurlijk v.xn groot belang, dat de verspreiding dezer publicatie zoo groot mogelijk is en met nanxe ligt het op den weg van de directies der electriciteitsbedrijven om aan deze verspreiding mede te werken. DE ROOFOVERVAL TE OOSTZAAN. De beide Zaandammers, Th. K. en Jb. M. tegen wien ernstig vermoeden bestaat, dat zy de daders zijn van den in den nacht van Donderdag op Vrijdag j.l. gepleegden overval ten huize van het bejaarde echtpaar Taams te Oostzaan, zijn Maandag ter beschikking van den officier van justitie gesteld. Dinsdagmiddag heeft het parket uit Haar lem een onderzoek ter plaatse ingesteld en de beide oudjes omtrent de toedracht van den overval gehoord. Bij deze gelegenheid zijn de beide verdachten nogmaals nxet het echt paar Taams geconfronteerd. Het feit, dat Taams in den verdachte K. met stelligheid een vaix de indringers herkent wordt hierdoor verklaard, dat een hunner met een brandend lampje, waarachter een reflector zat, voor de bedstede van Taams heeft gestaan, waardoor hij, zonder dat de indringer zulks vermoedde, in staat was dezen nauwkeurig op te nemen, Bij zijn aanhouding is op K. een bedrag van f 42.50 gevonden, aldus de N.R.C,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10