LETTEREN EN KUNST
Sproeten komen vioeg in hel
INGEZONDEN.
LANGS DE STRAAT.
ONGEVALLEN DOOR ELECTRICITEIT
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 13 MAART 1929
HET TOONEEL.
NIEUW NEDERLANDSCH TOONEEL.
Nummer Zeventien of
De noodlottige Gelijkenis.
Het is wel zeker, dat Jn de door Heyer-
mans uit het Dultsch „vrij bewerkte" blij
spelen zooals Kok en Springer, De Gene
rale Repetitie van Een kostbaar Leven en
Nummer Zeventien heel veel van onzen
Hollandschen schrijver zelf is. In Nummer
Zeventien misschien nog wel het meest. Zoo'n
kruier in het statiekleed van den koning, dat
was precies wat voor Heyermans. Hij bracht
den Haarlemmerdijk zoo regelrecht aan het
Hof en gaf de Amsterdamsche gijn in alle
uitbundigheid. Waarschijnlijk heeft Heyer
mans zich bij deze bewerking nog geweld
moeten aandoen aan het Hof. Deze spotter
nij met de Koninklijke waardigheid is wel
van de goedigste soort. Christlaan XVII is
een vorst om mee uit visschen te gaan, een
zoo brave, democratische koning, dat elk
land hem zoo zou willen inhuren. Heyer
mans was in den tijd, toen hij Nummer Ze
ventien bewerkte, meer tooneeldlrecteur dan
schrijver, hij moest aan zijn „zaak" denken
en wist heel goed. dat je in Holland met
een goedige, kluchtige spotternij veel meer
succes behaalde dan met een vlijmscherpe
satire. Het zal den sarcastischen Heyermans
bij de bewerking van Nummer Zeventien wel
eens moeite hebben gekost zich te bedwin
gen en hij zal vele scherpe uitvallen in de
pen hebben gehouden of later met het
blauwe potlood hebben doorgeschrapt.
Toen Ch: liaan XVII naar Holland werd
gezonden om door Heyermans onder handen
te worden genomen, was het te voorzien, dat
hij hier heel wat Koninklijke veeren zou
moeten laten. Men kan er wel op aan, dat
zoo'n stuk in Duitschland een heel ander ca
chet krijgt. Hier blijft van het koninklijke
heelemaal niets meer over en wordt alles wel
heel erg verburgerlijkt. Wij blijven ook met
deze Majesteit voortdurend zeer dicht bij den
Haarlemmerdijk.
Ook door het spel van Bart Kreeft, die
dezen operette-koning wel hoogst komisch,
maar toch in een sterk burgerlijke sfeer
speelt. Doch in deze Hollandsche opvatting
is Kreeft de vijf en zeventig-jarige, die
dit spel ook geleid heeft hoogst amusant
en weet hij met fijne, sobere middelen dik
wijls zeer veel te bereiken. Zijn spel in het
tweede bedrijf, wanneer hij als kruier naast
Marie, de vroedvrouw, zit is kostelijk van
humor!
Van Praag is als de kruier één en al uit
bundigheid. Wij zitten in het derde bedrijf
midden in de klucht. Het is alles zeer verma
kelijk, maar toch ook wel wat grof en nu en
dan denken wij: eigenlijk toch jammer, dat
Heijermans in dien tijd meer zakenman dan
schrijver was. Welk een stof voor een scher
pe satire is hier eigenlijk verloren gegaan!
Maar dan zou het I-Iollandsch publiek waar
schijnlijk niet zoo onverdeeld van deze
klucht hebben genoten.
Natuurlijk zitten wij aan het Hof van dezen
Christiaan midden in de carricatuur. Floor
la Roche gaf met zijn hofmaarschalk ver
rukkelijk die kop er den toon van aan. Iets
fljners echter gaf Alex Frank als Hazerman,
den kamerdienaar. Dat was voortreffelijk en
stond in dit stuk van louter dwaasheid ge
heel apart! Een met élan en jeugdige char
me gespeelden kroonprins zagen wij van
Lucius, een uitstekende „rooden" uitgever
van Rien van Noppen.
Nummer zeventien heeft het publiek giste
ren weer buitengemeen vermaakt. Er is veel
en luidkeels gelachen, zoowel om het stuk als
om het spel. De meeste Hollanders prefereo-
ren den gullen, onschuldigen lach boven den
fijnen glimlach.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
WILLEM EN HENDRIK ANDRIESSEN
In vorige seizoenen hebben de beide broe
ders Willem en Hendrik Andriessen meer
dan eens een avond van hun abonnement
serie aan de litteratuur voor 2 pianos gewijd
en daarbij blijken gegeven van uitmuntend
samenspel, van een harmonie en gelijkheid
van opvatting, zooals men ze tusschen leden
van één familie niet volkomener zou kunnen
wenschen; van een technisch vermogen, dat
zich hoe langer hoe meer heeft geëquilibreerd
zoodat de jongere broeder, in dat opzicht
zich nu als volkomen gelijkwaardige van den
oudere toont, en zelfs in uiterlijke rust en
schijnbare gemakkelijkheid van uitvoering
hem overtreft. Nu de abonnementseries Pel-
tenburg-Andriessen door gebrek aan vol
doende belangstelling van de zijde des pu
blieks opgehouden hebben te bestaan, was
het een goede gedachte van het bestuur van
Kunst aan het Volk. de beide pianisten uit
te noodigen om zich voor de leden te doen
hooren en daardoor aan een betrekkelijk
weinig beoefende tak van de samenspel-lite
ratuur meer bekendheid te geven.
Drie der voorgedragen werken hebben wij
reeds vroeger door de Andriessens hooren
vertolken: het Concert in c min. van Bach,
en de suite „En blanc et noir" van Debussy
op bun eerste gezamenlijk concert in den
Stadsschouwburg; de Danses Andalouses van
Man. Infante op een ledenconcert der H. O.
Vwaar zij toen het Concert in c maj. van
Bacli met orkestbegeleiding speelden. Bachs
stoere kunst vond een krachtige, pittige ver
tolking: toch hoor ik de concerten liever
-met orkest, omdat anders de kieur steeds de
zelfde blijft, wat aan het verstaan van veel
stemmig weefsel niet ten goede komt: ook
de andere twee werken speelden zij met vol
komen begrip en beheersching, evenals vroe
ger Of het werk van Debussy den hoorders
volkomen duidelijk geworden zal zijn meen
ik. ondanks de afgedrukte motto's en de toe
lichting te mogen betwijfelen. De motto's
werpen slechts weinig licht op den inhoud
Zelfs dat het Luthersche koraal „een vaye
burg Is onze God" in het tweede deel als
symbool van den vijand optreedt, zullen niet
alle hoorders begrepen hebben. In de dansen
van Infante deden de spelers rhythme, sen
timent en gratie in hun voordracht bewon
deren het laatste deel moest zelfs gebis
seerd worden.
Nieuw waren de ..Passacaglia" van wijlen
onzen stadgenoot Leander Schlegel en de „3
Valses romantiques" van Emm. Chabrier.
Schlegels werk is dat van een voorname, te
ruggetrokken muzikale natuur; er Is weinig,
misschien te weinig uiterlijk effect in; het
sleept den hoorder niet mee, doch wie zich
tot aandachtig luisteren zet, vindt er me
nige schoone wending in. Met Chabriers
Walsen is het anders: luchtige Fi-ansche
kunst. De eerste der drie is verreweg de aar
digste, vol bevalligheid in een schitterend
gewaad. Iets meer van dit genre was op een
avond als deze misschien niet ondienstig ge
weest: het programma in zijn geheel was
tamelijk zwaar. Daarbij kwam dat de groote
Gemeentelijke Concertzaal, hoewel goed be
zet, op sommige plaatsen althans vrij sterk
resoneerde en het machtige geluid der beide
concertvleugels nog versterkte. De bijval was
vooral aan het einde zeer groot; dat de spe
lers van de derde der „Daxxses Andalouses'
een herhaling gaven, heb ik boven al gemeld.
KAREL DE JONG.
LIB. SOC. GEM. KOOR „ZANG VEREDELT".
Het blijft een verdienste van dit koor, dat
het brak met de gewoonte, het programma te
vullen met de overbekende producten van
den liedertafelstijl. Die ik hier niet noemen
zal, wijl ieder die de concerten bijwoont
onzer zangvereenigixigen, deze zangstukken
bij naam en toenaam kent. Het is alreeds
voldoende, een regel uit den tekst te lichten,
of zelfs een typisch woord, en de lezer zal
weten met welk toonproduct hij te doen
heeft.
Een veel beteren indruk maakten op het
programma van „Zang Veredelt" koorwer
ken van den Engelschen Madrigalist John
Dowland, van den Franschman A. Chapuis,
en van Johannes Brahms, van wie de twee
laatsten met meerdere koorwerken vertegen
woordigd waren. Ook van Mendelssohn wa
ren er een aantal aardige werkjes, die door de
aanwezigen juist bijzonder op prijs werden
gesteld om hun vlottende melodie en hun
doorzichtige zetting. Dowland viel ook zeer
in den smaak, allicht omdat men genoeg
schijnt te krijgen van de harmonische brei
onzer meeste Hollandsche toonzetters, en de
zin voor gezonde polyfonie daarvoor in de
plaats treedt. Dat er nu wordt gezongen in
de Engelsche, de Duitsche, de Fransche taal,
lijkt mij op zichzelf niet zoo een groot be
zwaar als wel het feit, dat bij deze talen de
uitspraak nog niet alleszins ongerept is, ja
nog vele malen door in het oogloopende on
volkomenheden wordt ontsierd. Het is een
zaak van goed volgehouden studie, en ik heb
In den leider Adolphe Kareisen het volste
vertrouwen dat hij die studie in goede banen
zal blijven leiden. Aanvankelijk scheen het,
dat hij zijn mooie werk zou moeten overdra
gen aan een opvolger, en het „afscheidsge-
schenk" was reeds gekozen. Nu werd hem dit
onder toejuiching van koor en aanwezigen,
overhandigd „omdat hij bleef". Een alleszins
prijzenswaardige oplossing.
Wat de toonkwaliteit betreft van de uit
gevoerde stukken, zij bleef ditmaal nog
eenigszins beneden de verwachting „die ik
terecht koesterde sinds de laatste uitvoering
die ik mij van „Zang Vex-edelt" hex-inner. Ik
houdt 't voor zoo goed als zeker, dat de voch
tige atmosfeer van dezen dag geen goed deed
aan 't klankgehalte van 't koor te meer omdat
de uitvoering van al de werken zich ken
merkte door een goed gehouden evenwicht
in de stemmen, en hier dus niet de oorzaak
kon liggen van de minder volkomen bevre
diging. De Nobel's „Morgenrood" echter was
me te tam van opvatting. In de „Marseil
laise" miste ik het vuur, het meesleepende
in woord en in melos. In-stijl-dirigeeren is
een mooi ding, maar hij deze stukken was de
directie slap exx dat leidt hier tot een fiasco.
Wij zullen ze nog wel eens beter hooren van
Z. V. Van Brahms heb ik recht veel genoten,
en ook Mendelssohn maakte een alleszins
prettigen Indruk.
Medewerking verleende het dubbelman-
nenkwartet „Euterpe", dat ondanks een
tweemallg gesignaleerde mutatie toch kwam
tot een opmerkelijk goede klankgeving. Het
meest beviel me de uitvoering van „O Heil-
gen", inzonderheid bij den regel „en troost
den rouw van al wie treurt"; ook de slot
strofe was heel mild van toonkwaliteit.
Instrumentaalsolist was de heer A. v. d.
Star, als musicus verbonden aan het
Utreehtsch Stedelijk Orkest. In de sonate
van Vivaldi zoomin als in de Romanze in F.
van Beethoven kon zijn viool mij ontroeren,
het spel was daartoe te onevenwichtig en
mede door toedoen van den begeleider werd
er ten opzichte van Beethoven gezondigd.
Romanze andalouse van Sarasate hooren wij
liever in ijlere klankgeving en met grootere
agiliteit in de stokvoering. En de verwisse
ling van Brahms (Hongaarsche dans) met
Pugnani (Preludium en allegro) behoort even
in de zaal te worden bekend gemaakt. Noch
Sarasate. noch Pugnani gaven aanleiding, de
loftrompet, te steken over de spelkwalitei-
ten van den violist, die mij technisch zoomin
als artistiek kon bevredigen.
G. J. KALT.
HET ORGAAN VAN
„BLOEMBOLLENCULTUUR"
MOET DE SECRETARIS
REDACTEUR ZIJN?
De afdeeling Haarlem der Algemeene Ver-
eeniging voor Bloembollencultuur hield een
ledenvergadering Dinsdagavond in hotel
centraal, onder voorzitterschap van den heer
J. M. C. Hoog.
Tot leden der commissie tot nazien der
rekening van den penningmeester werden
benoemd de heeren Kuiper en De Wit.
Het voorstel van het hoofdbestuur om aan
de functie van algemeen secretaris-penning
meester het redacteurschap van het orgaan
te verbinden, vond geen instemming bij den
heer De Wit. De voorzitter achtte het juist.
De heer De Wit handhaafde een voorstel om
in de statuten op te nemen een bepaling, dat
de secretaris niet. is redacteur van het or
gaan, maar dit kan zijn. Dit voorstel vond
goedkeuring bij de vergadering, de afgevaar
digde zal het punt ter sprake brengen op de
161e algemeene vergadering.
Bij de verdere behandeling van den be
schrijvingsbrief werd besloten voor te stellen
-bij hoofdstuk II van het Huishoudelijk regle
ment in art. 1. (de contributieregeling), te
spreken van bloembollen of aanverwante
artikelen in plaats van: en aanverwaxite ar
tikelen.
De vergadering werd daarop gesloten.
INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN
a 60 CU. per regoL
voorjaar; koop tijdig een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie
zich niet v;nn wt ordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of nic-
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug
gegeven.
DE HEER TILLEMA OVER ZIJN REIS DOOR
BORNEO.
Geachte heer Hoofdredacteur,
Wanneer u mij toe wilt staan te reageeren
op het onderschrift van den heer Tillema,
dan beloof ik u, dat ik u niet verder om
ruimte zal vragen. En tevens beloof ik u, dat
ik zoo kort mogelijk zal zijn, al zal ik het niet
kunnen laten bij mijn eerste opmerking nadat
ik het verweer van genoemden heer op mijn
aanval gelezen had, n.L „onjuist!"
Uw lezerskring heeft er recht op met meer
ernst te worden behandeld dan de heer
Tillema zich veroorlooft en ik wensch me
van een belangrijke aangelegenheid niet af
te maken met een „Jantje-van-Leiden".
Hieruit volgt, dat dit artikel eenigszins
heftiger zal zijn dan wat ik oorspronkelijk
schreef, wat meer recht op het doel af. Moest
ik het den eersten keer laten bij het uitspre
ken van een bedekt vermoeden, omdat ik bet
had over een reclame-campagne voor een te
verschijnen werk over Indië. thaxxs weet ik
en ieder die iets meer weet van het Indië
van den laatsten tijd met zijn werkelijke
problemen (niet een bevolkingsprobleem),
v/aar hem eigenlijk de schoen wringt. Maar
daarop kom ik zoo aanstonds wel.
In een paar regels meent de heer Tillema
zich af te kunnen maken van een ernstigen
aanval op hetgeen hü, die zich toch aan ons
voorstelt als een man van studie, als een
voorlichter en publicist, ons opgedischt heeft.
Hij doet dit door eenige bloote hex-halingen
van hetgeen hij vroeger neerschreef en door
er aan toe te voegen enkele tirades, welke
even zoovele „blunders" zijn.
In herhalingen wensch ik niet te vervallen
en daarom laat ik de Indianen in Noord-
Amerika rusten. De wereld bevindt zich ove
rigens wèl bij de veranderingen, welke in den
loop der tijden daar hebben plaats gevonden.
Maar ik zal een ander voorbeeld van den
heer Tillema aanhalerx, ook al heeft dat, even
als de rest, niets te maken met den tegen-
woordlgen toestand in Nederlandsch-Indië,
waarover de heer T. toch aan het voorlichten
is. En ik noem dan Tasmanië. Hier begrijp
ik niet, dat alleen vermeld wordt dit betrek
kelijk kleine eiland aan de Zuidpunt van het
vasteland van Australië, en niet dit vasteland
zelf, omdat die twee deelen, ook wat betreft
hetgeen de heer T: bedoelt, niet te splitsen
zijn. Ik heb Australië driemaal bezocht en
heb er zelfs eenmaal een jaa" lang gewoond
en weet er dus „practisch" mogelijk iets meer
vaxi dan de heer T. En dan geef ik hem
toe, dat er daar van de oorspronkelijke be
volking weixxig, bitter weinig, over is. En ook,
dat ik over hetgeen zich daar in vroegere
tijden heeft afgespeeld, wel eens rare rxoten
heb hoorexx kraken. Maar dan mag Ik toch
zeker wel even in herinnering brengen, dat
het eerste innige contact van dat land met
Europa eigenlijk pas .begon toen Engeland,
dat het na ons in bezit nam, het uitverkoos
als ballingsoord voor zijn „convicts", voor zijn
ergste xnisdadigers dus. die het in het eigen
land niet verder wenschte te herbergexx. Wat
daarvan de gevolgen oorspronkelijk waren
voor de inheemsche bevolking, laat zich ge
makkelijk denken. Maar nog eens, wat heeft
dit te makexx met het hedendaagsch Indië?
En dan nog een rechtstreeksche vraag. Wat
hebben Livingstone en Stanley eigenlijk uit
gehaald met die slaapziekte en die malaria?
Hebben zij die daar in Midden-Afrika ge
ïmporteerd? Kom, mijnheer Tillema, was u
heusch ernstig toen u dit neerschreef? En
waarvoor ziet u het Hollandsche publiek, voor
zoover het in iets meer belang stelt dan uw
levensgevaarlijke tochten in de wildernissen,
eigenlijk aan?
Welnu, ik eindigde mijn vorigen aanval
met de rechtstreeksche beschuldiging, dat de
heer Tillema afbraak leverde en ik zal mij
nu nader op dat punt uitspreken.
Het probleem van Indië is niet het bevol
kingsvraagstuk, over het bestaan waarvan of
het niet bestaan de Heer T. zich in eerste en
tweede instantie tegenspreekt, maar het
vraagstuk van „Al of niet los van Nederland".
Wat de Heer Tillema schreef zal mogelijk teix
gevolge hebben, dat défaitisten en heethoof
dige jongelui, ook de Inlandsche volks,.lei
ders" van zeker soort, zich zixllen beroepen
op de uitspraken van mannen van gezag en
studie als de Heer Tillema. Dat was het ge
vaar dat ik zag, zonder het direct te durven
uitspreken.
Maar de enkele regels, welke de Heer T.
mijn aanval waardig keurde, geven een dui
delijk inzicht in zijn standpunt en bedoelin
gen. Het daarin tweemaal gebruikte woord
„Indonesië maakt het klaar voor ieder die
Indië kent. En voor wien het niet kent. kan
ik in een peixnestrijd met iemand, die het zoo
weinig ernstig neemt als de Heer Tillema,
moeilijk nader ingaan.
.Indonesië", dat woord, waarschijnlijk ge
makshalve voor het eerst gebezigd als ver
zamelnaam door een ontdekkingsreiziger on
geveer een eeuw geleden, thans gretig aan
gegrepen door hen, die ik in mijn vorig ar
tikel aanduidde als de ondermijners van het
monument der Westersche beschaving in
Nederlandsch Oost Indië, om te trachten een
eenheidsfront te stellen tegenover dat Wes
ten, „Indonesië", dat woord, slap als de ver
dediging van den heer Tillema.
Laat ze los, die „Indonesiërs", Iaat ze los,
en er zullen in enkele dagen zijn Soendanee-
zen, Javanen, Madoereezen, Maleiers, Baliërs,
Amboineesen, Menadoneezen en tientallen
andere volken en volkjes, welke zullen strij
den om de macht en elkander lustig zullen
uitroeien, voorzoover dat niet gedaan wordt
door pest, cholera en malaria, om enkele
vijanden te noemen die de „Indonesiërs" zich
niet van het lijf zullen weten te houden zon
der die Europeanen, bij wier komst volgens
de Heer Tillema de oorspronkelijke rassen
uitsterven.
Dit is mijn laatste woord aan den heer
Tillema.
G. M. BAIS.
Heemstede, 11 Maart 1929.
Wij hebben den heer Tillema medegedeeld,
dat de heer Bals ons dit t.weede ingezon
den stuk had gestuurd, en hem in de gelegen
heid willen stellen hierop te antwoorden. De
heer Tillema wenschte dit echter niet te
doen. Red.
NAZORGFONDS VERBANDSCOMMÏSSIE.
Nu de meeste ingezetenen van Haarlem
en omgeving in het bezit zijn van het Na
zorgboekje, blijkt het noodig er nog even op
te wijzen, dat deze arbeid door alle leden der
Verbandscommissie geheel belangeloos ver
richt wordt, en er eensgezind getracht wordt
NazorgfQndsen te vormen voor de meest
hulpbehoevende zwakzinnigen, blinden en
lichamelijk gebrekkigen.
Ondanks de snerpende koude zijn we
voortgegaan met het bezorgen en ophalen
der boekjes en niet zonder succes. Op heden
bedraagt het aantal contribuanten reeds
meer dan duizend en alle wijken zijn nog
lang niet „bewerkt".
Wanneer we krachtig volhouden, dan kan
er na verloop van jaren een afdoende verbe
tering komen in het lot der geestelijk- en
lichamelijk misdeelde medemenschen. Doch
dan hebben we den steun noodig van alle
lagen der bevolking, om in samenwerking
met de Overheid een en ander te doen
slagen.
Laat men nu niet zeggen: „Het gaat toch
niet". „Stop ze alle in gestichten". Het kan.
dus het moet, want ook zij hebben recht op
wat levensvreugde.
Reeds voor een gering bedrag per jaar of
per maand kan men van dit fonds lid worden
en ontvangt men begin 1930 het jaarverslag
met verantwoording der gelden. Als we nu
eens allen in onze naaste omgeving propa
ganda voor dit doel maakten? En wie ver
rast er mij eens met een gift of jaarlijksche
bijdrage?
E. P. SCHUYT.
Postrekening: 130448.
Crayennestersingel 6, Heemstede.
ZEEBADEN.
Naar aanleiding van het verzoek van een
badexploitant te Zandvoort inzake de ver
lenging van zijn pachtcontract diene hei
volgende.
Voorop zij gesteld dat zeebaden van zeer
groot belang zijn voor de volksgezondheid
en derhalve ligt het op den weg van over
heidsorganen, te zorgen dat eexi ieder daar
toe in de gelegenheid worde gesteld.
Bij een „prijzenpolitiek" zooals die in
Zandvoox-t wordt toegepast, is dit geenszins
het geval, integendeel, daar is het gebruik
van badgelegeixheid slechts weggelegd voor
enkelen.
Wordt het nu niet eens tijd, om evenals
b.v. in Scheveningen, eexx goedkoope badge
legenheid te scheppen?
Het Gemeentelijk Volkszeebad te Scheve
ningen (waar mtusschen de Middenstand
een druk gebruik van maakt) is schitterend
geoutilleerd en kost slechts 20 ct. (fietsstal
ling ad 5 ct.). Ook het z.g. „dure bad" kost
b.v. 's Zondagsmorgens slechts 25 ct.
Het baden op Zandvoort en aan het Bloe-
mendaalsche strand is veel te duur en het
wordt dan ook hoog tijd, dat de .prijzenpo
litiek" eens wordt herzien.
Waarschijnlijk zijn zelfs Haarlem, Amster
dam en/of de provixxeie wel bereid tot subsi
dies indien noodig. Elke politieke partij kan
uit deze „prijzenpolitiek" op haar programma
„politieke munt" slaan. Of anders is het ook
een zeer dankbaar onderwerp voor de „Mid-
denstandscentrale".
„Zeebaden onder iedex*s bereik" zij de leu
ze. Zandvoort neme een voorbeeld aan Sche
veningen en het zal er wel bil varen.
Haarlem, 12 Maart 1929.
H. J. WIERS.
De kijkers voor
het hotel.
't Was elf uur.
Eerst stond er één man.
Toen kwam er een tweede.
En een derde voegde zich tij hen, achter
over-buigend het hoofd zooals de anderen
deden en turend naar de kroonlijst van het
hooge hotel, die Legen den zonnigen hemel
donkerde.
Een vierde begon ook naar boven te kijken,
nummer vijf, nummer zes, volgden dra.
De hotelportier die niets te doen had, ijs
beerde op en neer door de hall, bij iederen
pas neeg zijn breede borts vooruit en slingerde
het gouden tres heen en weer. Hij remde,
remde, bleef met zijn handen op den rug
voor de deur staan en zag tegen een half
dozijn onderkinnen aan van de merxschen
die aan den overkant naar boven staarden.
De piccolo wilde er txxsschen uit knijpen,
had langs de breede gestalte van den Mach
tige, de menschen gezien, hij werd afge
snauwd. De portier ergerde zich, zoo'n op
loopje voor z ij n hotel!
Er schaarden zich meer menschen op hst
zonnige trottoir. „Is-t-er wat an de hand?"
mummelde een ouwe juffrouw. Ze kreeg geen
antwoord. Ieder keek, keek naar boven.
Een slagersjongen (natuurlijk) rammelde
langs, staand op de trappers, geleund over
de groote mand, hij grijnsde, joelde tegen een
even critisch aangelegden collega: „Se stane
sterretjes te kaake".
Fietsers hielden stil, bogen zich achter
over, keken, zooals ieder keek.
„Ze zeggen, dat er brand is" zei iemand
die een stijven nek kreeg tegen zijn buur
man, hoewel nog niemand tegen hem had
gezegd, dat er brand zou zijn. „Ze zeggeen
dat ze daar-boven een schot hebben gelost",
ox-eerde een ander, die te lang tegen de lichte
lucht in had gekeken, hoewel ook tegen
hem nog niemand iets gezegd had over een
eventueele schietpartij.
Nog meer ze-zeggen-geruchten in embryo-
nalen toestand doken op en gingen als het
traditioneele „loopend vuurtje" door de
meenigte.
Een menigte was het geworden, drie auto'3
stonden stil tegenover het hotel, de straat
zag zwart van kijkende menschen. trams
schoven langzaam en fel-bellend door de
massa heen.
De portier zag gróen.
De liftboy en de piccolo had hadden alles
onderzocht, er was geen brand, er waren
geen schoten gelost, er was niets vreemds in
het hotel voorgevallen.
De portier zag paars. Hij mepte de dexxren
open, beende tusschen de menschen, keek
óók naar boven, ontdekte niets. Dan rende
hij naar binnen, greep de telefoon, belde
11858 op.
De portier zag wit. 'n Politiemotor ronkte
nader, 't Ondex-zoek begon: wie had het eerste
staan kijken. En eindelijk, na een kwartier
vond men den derden kijker, den tweeden
den eerstexi. Eexx lcleiix ventje, midden
twintig. De groote politieman vroeg naar het
waarom.
„Ja, siet-u, me meisie is hier kamermeisie,
siet-u, en se sou tusse elluf en twaaluf mefe
een stofdoek wuive as-ze venavoxxd mee uit
kon, siet u".
De man werd niet gelyncht.
C. G. B.
Een belangrijke toeneming.
Van het Cexxtraal verslag der Arbeidsin
spectie over 1927 is als overdruk verschenen
een rapport over de door electriciteit ver
oorzaakte ongevallen. Daaruit blijkt, dat in
1927 het aantal ongevallen door electriciteit
veroorzaakt is toegenomen. Een en ander is
neergelegd in een statistisch overzicht en
zoo ooit, dan is het deze statistiek, die deix
leek wel de overtuiging moet bijbreixgen, dat
er ter voorkoming van ongevallen door elec
triciteit nog zeer veel te doen valt. Bedoelde
statistiek ziet er als volgt rit:
In 1909 kwamen bij lage spanning (tot erf
met 300 volt) voor 8 ongelukken (gêen met
doodelijken afloop) en met hooge spanning
2 ongelukken nxet doodelijkexx afloop.
In 1914 waren die cijfers: lage spanning:
111 gewonden en 13 dooden; hooge span
ning 38 gewonden en 3 dooden.
De ongevallen gerangschikt naar de toe
stellen, leidingen enz waardoor ze werden
veroorzaakt bij lage spanniixg, zijn als volgt
te verdeelen: 1) met schakelaars, 2) door
ondeugdelijke montage vaxx een contactstop
3) met gloeilampen 4) met ondeugdelijke
proeflampen 5) door ondeugdelijke of ont
brekende aard verbindingen, deels met ver
plaatsbare electrische toestellen 6) nxet ver
plaatsbare electrische leidingen en 7) met
buitenleidingen, terwijl de ongevallexx bij
hooge spanning in hoofdzaak voorkomen ixx
de installaties onzer electriciteitsbedrijven en
dan meestal in die gevallen dat verzuimd is
om bij het verrichten van werkzaamheden
den stroom uit te schakelen.
MOLLERUS.
een deel van de vorige oplaag
(Reeds in
opgenomen).
INGEZONDEN MEDEDEELÏNGEN
a 60 Cts. per regel.
-/o -li VJL VJ Ut VS /i -je Vf x, Jv -icujy
Hieruit blijkt wel, dat het geenszins over
bodig is, dat men groote zorg besteedt aan
de samenstelling van veiligheidsvoorschriften
en zich rekenschap geeft van de deugdelijk
heid der huishoudelijke apparaten, die in
in allerhande vormen in gebruik zijn. Wat p A"DTTTT TADTCCTD /-o
toch is het geval. De bijeengebrachte gege- 1J->.r\.iX I JUL*I Ja.. 20/20
vexxs over door den electrischen stroom ver
oorzaakte ongevallen wijzen uit, dat een
groot gedeelte dezer ongevallen veroorzaakt
wordt of door onwetendheid f door licht
zinnigheid, terwijl blijkt dat het meerendeel
is toe te schrijven aan het gebruik van min
derwaardig electrotechnisch materiaaL
Op welke wijzen kan men aan deze be
zwaren tegemoetkomen? Ixx de eex-ste plaats
zal onderwijs in de electrotechniek daartoe
het zijne kunnen bijdragen. Dit dient niet
beperkt te worden tot het geven van onder
wijs aan hen, die in het electrotechnisch
bedrijf opgenomen worden aan pei-soneel in
dienst bij electrische centrales of aaix werk
nemers bij electrotechuische ixxstallatie-bu-
reaux, doch het zal ingevoerd moetexx wor
den op de lagere school. In de tweede plaats
zal zooveel mogelijk gewerkt moeten worden
in de richting van het uitsluitend gebruik
van deugdelijke toestellen. De pogingen in
de laatste jaren daartoe aangewend door het
V. E. H. I. (Verbond van Electrotechnische
Handel exx Industrie) hebben reeds resulta
ten op dat terrein afgeworpen. De Arbeids
inspectie heeft nuttig werk verricht door in
een brochure de toedracht der voornaamste
ongevallen zoo volledig mogelijk te beschrij
ven. Het is natuurlijk v.xn groot belang, dat
de verspreiding dezer publicatie zoo groot
mogelijk is en met nanxe ligt het op den weg
van de directies der electriciteitsbedrijven
om aan deze verspreiding mede te werken.
DE ROOFOVERVAL TE OOSTZAAN.
De beide Zaandammers, Th. K. en Jb. M.
tegen wien ernstig vermoeden bestaat, dat
zy de daders zijn van den in den nacht van
Donderdag op Vrijdag j.l. gepleegden overval
ten huize van het bejaarde echtpaar Taams
te Oostzaan, zijn Maandag ter beschikking
van den officier van justitie gesteld.
Dinsdagmiddag heeft het parket uit Haar
lem een onderzoek ter plaatse ingesteld en de
beide oudjes omtrent de toedracht van den
overval gehoord. Bij deze gelegenheid zijn
de beide verdachten nogmaals nxet het echt
paar Taams geconfronteerd.
Het feit, dat Taams in den verdachte K.
met stelligheid een vaix de indringers herkent
wordt hierdoor verklaard, dat een hunner
met een brandend lampje, waarachter een
reflector zat, voor de bedstede van Taams
heeft gestaan, waardoor hij, zonder dat de
indringer zulks vermoedde, in staat was dezen
nauwkeurig op te nemen,
Bij zijn aanhouding is op K. een bedrag
van f 42.50 gevonden, aldus de N.R.C,