PETERSEN JLl* Jüweelen-Vervalscfier van Hollywood, H. D. VERTELLING De man, die do- zijnen Kohinoors in zijn brandkast heeft. - Van Ko penhagen naar Hollywood. Zeldzame siera den voor enkele dollars. Arm toen hü „echt" maakte, rijk nu hü „valsch" fabriceert. Dolore# del Rio met een Ruasisch hoofdsieraad, fabriekaat Petersen. In San Fernando Valley, vlak bij Holly wood woont Willy Petersen, de man die scbe juweelen maakt en er niet voor opge sloten wordt, de man die toen hij werkte aan echte diamanten in een Kopenhager slij perij, armoe leed en nu een eigen Rolls- Royce en een schitterend buiten bezit, om dat hij thans met valsche steenen werkt en koper gebruikt inplaats van goud. Willy Petersen's werkplaats is nog net zoo groot, als toen hij in Filmland begon, hij en Gussy, z'n vrouw, werken er slechts en meer personeel heelt hij niet noodig. Want hij is een artiest en zijn werk kan niet door ge wone mensclien gemaakt worden. Hij heeft In zijn brandkast een paar dozijnen Kohi noors en Cullinans, Russische kroonjuweelen bengelen aan een touwtje aan een spijker, sieraden van Cleopatra, zwerven in het stof tusschen hangers uit, Napoleon's tijd. En toch is de electrlsche hanglamp boven de werk tafel niet die van Aladin. Dc meesterlijke imitator was eerst dia mantslijper 'in de Deensche hoofdstad, werd goudsmid en kreeg zoo'n liefhebberij in het vak, dat hij de musea in Scandinavië en la ter ook in Londen, Parijs en Weenen ging bezoeken om er studie te maken va.n edel smeedkunst in vroeger eeuwen. Hij trok zoo- als zoo-velen naar den anderen kant van den Oceaan, liet zijn verloofde overkomen, trouwde, maar na een'gen tijd raakte Peter sen zonder werk. En zonder geld. Dus: naar het beloofde land, naar California waar de Filmartiesten geld te veel hebben. Te voet togen Willy en Gussy naar het Westen, in Chicago werd hij ziek, na eenigen tijd ging het weer een beetje en besloten ze verder te gaan. Maar Willy kon niet meer tegen het wandelen-over-grooten-afstand, het wei- nigje geld dat ze nog hadden werd besteed aan een spoorkaartje voor Willy en Gussy zou op d'r eentje verder trekken. En waarlijk, Calif ornië was het beloof de land, Willy kreeg werk, Gussy arriveerde na bijna drie maanden, en kort daarop kreeg Willy dc kans die ieder eens in zijn leven krijgt. Een regisseur van Paramount moest namelijk een flinke hoeveelheid sieraden hebben voor een „Costuumfilm", die van ko perdraad en glas vervaardigd moesten wor den. Petersen kon nu zijn in vele musea op gedane ervaring te gelde maken en begon lustig valsche juweelen te fabrieken. Hij werkte drie dagen en nachten, Gussy verzil verde en poetste en toen de film uitkwam publiceerde de pressmanager zonder gewe tenswroeging, dat al de hangers en oorbel len, de diademen en ringen en armbanden origineel waren en geleend, door een der Parijsche musea. t Kon Petersen niets schelen, want hij verdiende, verdiende geld als water. Hij prutste de juweelenschatten van de koningin van Sheba en koning Salomo in weinige weken in elkaar, toen Josephine de Beauharnais m een film voorkwam schonk hij haar paarlen en diamanten inplaats van Napoleon, hij leverde Dolores del Rio voor enkele tientallen dollars een hoofdsieraad zooals vóór hem slechts een tsaar aller Rus sen van voor 1914 het had kunnen doen. Maar dat komt ook omdat 't niet al goud is, wat er blinkt en hij slechts koperdraad en glas, halfedelsteenen en blik gebruikt. Hij werkt voor de vijf grootste filmonder nemingen van de Westkust, voor Paramount, Metro, Fox, Warner en Universal en bijna alle actrices die de laatste jaren in de stu dio's van Hollywood of Culver-city speelden droegen Petersen's fabrikaat. Want behalve nagemaakte oude sieraden, fantaseert hij ook moderne broches en spelden, arm banden en ringen en zelfs enkel-ban- deii in elkaar. En 't is de vraag of al het moois dat de Hollywoodsche film- dames bulten de studio dragen, ook niet uit Petersen's werkplaatsje af komstig is. Thans bouwt hij in Hollywood een groot magazijn, want inplaats van verkoopen, verhuurt hij thans zijn sieraden en juweelen. En als Cecil B. de Mille weer eens een grootsch werk gaat maken, dan stuurt Petersen twee vrachtauto's vol nage maakte sieraden naar de Mille's studio's. Zooals overal en met alles in Amerika: in 't groot. En de wereld wordt hier ook in t groot bedrogen, im mers dat wil zij toch? C. Cr. B. Willy Petersen aan rijn vrerktafeL V er wisseling en van LINDEUN De toestand was belachelijk, en hij kon met bet grootste gemak een opheldering ge ven. Maar Einar Borg voelde op dat oogen- blik niet de minste lust om een opheldering te geven. Om de waarheid te zeggen amu seerde hij zich al te kostelijk. Toen Paul Hoger hem zijn eigen private huissleutel gegeven had en hem verteld had dat er een koud souper voor hem klaar stond in de eetkamer, had hij hem tegelijkertijd verzocht om toch vooral geen leven te ma ken en de huisgenooten te wekken als hij laat op het buitentje aan zou komen, daar zijn vrouw eenige vrienden uitgenoodigd had die om rust te hebben naar buiten geko men waren. Dat hij niettegenstaande zijn voorzichtig heid toch iemand in het huis gewekt had was duidelijk genoeg. Het jonge meisje dat daar in de open deur van de eetkamer stond met een revolver in de hand; was bewijs ge noeg hiervan. „Blijf zitten doodstil of ik schiet!" kommandeerde het jonge meisje. Einar, die juist op 't punt stond om een stuk koud vleesch in zijn mond te steken, liet zijn vork halverwege staken en lachte half luid. „Wel verduiveld! Dat u me zoo op hee- terdaad zou betrappen!" riep hij uit vol «be wondering, „en vóórdat ik nog tijd heb ge had om me te verzadigen!" Het jonge meisje staarde hem verbluft aan. „U schijnt een koelbloedig mensch te zijn", zeide zij. „Hoe komt het dat u zoo diep gezonken bent. om zulke dingen te doen als u nu van plan bent?" ,Jk vermoed dat ik als misdadiger geboren ben!" antwoordde Einar vroolijk. „Ik kan er niets tegen doen. Van toen ik een kleine jongen was waren alle tantes en ooms hot er over eens dat het nog eens slecht, met mij at' zou loopen". Hij stond op, nadat hij dit gezegd had, en keek onderzoekend in het buffet. „En niet eens een fleschje bier is er te vinden!" zuchtte hij. „Je moet toch maar een ongeluksvogel zijn!" Het jonge meisje keek meer en meer ver ward. Dat ze moedig en mooi was, had Einar dadelijk gezien. Natuurlijk zou hij straks dadelijk het. misverstand ophelderen; maar als hij dat deed zou de heele pikante rie van het geval af zijn. Ze zou al hare be langstelling voor hem verliezen. „Vermoeit 't u niet, om die zware revolver in uw hand te houden?" vroeg hij glim lachend. „Ja", bekende het jonge meisje. „Waarom legt u haar dan niet weg?" zei Einar animeerend- „U kunt haar op het ta feltje naast u leggen dan hebt u haar vlak bij de hand als ik soms tot geweldda digheden zou kunnen overgaan". „Wel bedankt voor uw goeden raad maar ik hou haar maar liever in mijn hand" voegde zij er achterdochtig aan toe. En nu moet ik u verzoeken om het huis te verlaten oogenblikkelijk!" „Wabliefl zonder Iets van hier mee te nemen?" „Natuurlijk! Zonder een stuk mee te ne men. Dat is de conditie waarop ik u laat gaan". Einar glimlachte, en keek haar vol be wondering aan. „Waarom laat u er mij zoo goedkoop af komen? Waarom schiet u niet? of roept om hulp?" vroeg hij nieuwsgierig. Het mooie welgevormde mondje beefde. „Omdat. omdat ik geen lust heb om u de gevangenis in te sturen. Ik.ik geloof niet dat u zoo slecht bent als u zelf zegt", antwoordde zy langzaam. Einar schudde zijn hoofd. „U kent mij niet", zei hij bijna plechtig. In werkelijkheid ben ik een heel gevaarlijk individu. IkIk heb eens een mensch ge dood". „Ik geloof u niet". Einar keek teleurgesteld over haar twijfel „En., ik zou het weer kunnen doen!" zei hij uitdagend. Het jonge meisje was doodsbleek gewor den en haar hand beefde. Einar Borg be greep dat hij ziin grap te ver gedreven had Het oogenblik van een duidelijke verkla ring was nu gekomen. „Het isnatuurlijk maar een grapje! haastte hij zich om te zeggen, hartelijk ladier.d. .Ik ben heusch geen Inbreker, maar 1 een goedaardig, eerlijk mensch en de vriend van Paul Hogers. Ik trof hem van morgen in de stad en hij Inviteerde mij om een paar dagen bij hem bulten te komen, ofschoon hij zelf pas Zaterdag komt. Ik ben een oude vriend van hem. hij gaf mij zijn huls- sleutel, zoodat ik mijzelf binnen kon laten als zijn vrouw en haar gasten al naar bed waren gegaan en -ik vermoed dat u een van hare gasten bent!" Toen hij haar ongeloovige uitdrukking zag, voegde hij er aan toe: „Nee, zeg eens.. U geloofi me toch?" „Nee, dat doe ik niet!" Nu was het de beurt van Einar ora ver wonderd te kijken. „Gelooft u dan heusch dat ik een inbre ker ben?" vroeg hij verbluft. „Ja". Einar Borg zette zich gemakkelijker in zijn leuningstoel, nam een sigaret uit zijn étui, stak die op en zeide toen op een bijna vaderlijken toon: „Maar m'n lieve kind, kunt u nu heusch denken dat ik als ik een inbreker was hier rustig zcu zitten eten van het souper, dat voor den heer des huizes, die verhin derd is om thuis te komen, was klaargezet?" „Ja waarom niet?" antwoordde zij. „Zooiets leest men zoo dikwijls in detective romans". Einar Borg glimlachte vergenoegd. De toestand werd heusch nog pikanter dan die in 't begin al geweest was. Dat men hem niet zou willen gelooven. als hij de waarheid aan haar vertelde was hem geen oogenblik ingevallen. Hij zag onmid dellijk nieuwe mogelijkheden in dit komische avontuur. „Maar u. lieve jongedame, hebt mij nog niet duidelijk gemaakt hoe het komt dat, u hier om twaalf uur 's avonds met oen re volver in de hand voor mij staat, terwijl al de overige huisgenooten boven rustig in hun bed liggen" zei hJJ. „Wat bedoelt u?" „Niets anders danhmdat ik zoo'n gevoel heb, dat u eeai van die sluwe vrouwe lijke wezens bent, waar men zoo nu en dan van leest in de couranten om hun minder wettig optreden te beschrijven! „Uw fantasie is bewonderenswaardig", ant woordde zij ironisch, „maar u bent toch op een verkeerd spoor. Zoodra u sprak var. mevrouw HÖjer en haar gasten die boven t:- bed lagen om sliepen, had ik het bewijs in handen dat u een vreemden man was die hier binnengedrongen was en natuurlijk met oneerlijke oogmerken. Als u een geïnviteerdp gast en een „vriend des huizes" was, dan zou u ook geweten hebben dat de heele familie met alle gasten naar het bal in het Kurhau; waren.'De dienstboden slapen, maar...." Einar glimlachte cynisch. „En u als u een gast bent waarom bent u dan ook niet naar het bal gegaan?' vroeg hij. „Omdat ik hoofdpijn had en liever thuis wilde blijven". Einar lachte. „Ja maar, ik wil nu liever denken dat u een vrouwelijke inbreker bent. dat u op de een of andere manier te weten bent geko men dat de heele familie naar het Kurhaus i,s gegaan, en dat u besloten hebt ora in dien tijd het huis te plunderen. Ik twijfel er vol strekt niet aan, dat u zeer geroutineerd bent in uwhmvak, en dat u ergens een tasch hebt staan volgepakt met al het zilver uit het huis hier. en dat er ergens op den weg een auto op u wacht". Hij lachte. Het jonge meisje stampte boos met haar voet op den grond. „Ik dacht een oogenblik dat n zelfs al bent u een dief toch een gentleman war. zei zij scherp. Maar ik zie dat ik mij ver gist heb. En nu heb ik een ander besluit ge nomen Ik wil u hier gevangen houden tot mevrouw Höjer een haar gasten waaronder ook een paar heeren thuis komen". Zij mikte met haar revolver op hem. „Wilt u die deur daar achter u openen!" „Dat is Paul's studeerkamer", zei Einar Borg. „Dat doet er niets toe, open de deur!" commandeerde het meisje. Schaterlachend in zichzelf gehoorzaamd? Einar. „Ga er indadelijk!" „Maar ..Doe zooals ik zeg, of ik schiet". Ze was opgewonden nu. Twee roode plekken brandden op haar wangen, en haar mooie oogen schoten vlammen. Einar Borg keek haar met een bewon- derenden blik aan. Maar hij wilde haar nu haar gang laten gaan. Morgen zouden ze samen over dit misverstand lachen. Hij ging dc kamer van zijn vriend binnen en sloot de deur achter zich. Hij glimlachte topn hij baar de sleutel In het slot hoorde omdraaien. Toen liep hij zachtjes door de studeerkamer, opende, een andere deux daar, ging heel zachtjes door een gang. en een trap op naar het klein-"- logeerkamertje waar hij altijd sliep onder zfjn veelvuldige bezoeken. Een paar minuten later stepte een jong meisje met rooJblond haar in een auto die op een kleinen afstand van het huis op den weg stond. „Goddank dat ik ontsnapte", mompelde zij terwijl zij een tasch naast zich op dc zit plaats zette. Ik dacht heusch een oogenblik dat hij me ontdekt had, en dat 't spel ver loren was. Een aardige kerel maar 't was een akelige shock die hij me gaf!" EEN NIEUWE METHODE. Ook in Engeland staan verkiezingen voor de deur, evenals in ons dierbaar vaderland. Laat ons hopen dat ons niet. boven het hoofd hangt wat een vurig jong candidaat in Engeland van plan is te doen. Het ligt n.l. in zijn bedoeling pronaganda voor zichzelf te makenper telefoon. Hij vindt Zondagmiddag, zoo tegen twee uur (dan zijn de meeste menschen thuis) een geschikt oogenblik om do kiezers op te bellen. HU zal hun dan zeggen: „U spreekt met Die en Die" en daarna vriendelijk vra gen: „Wilt u op mij steramen?" Hij zal al zijn vriendelijkheid noodig heb- beu en in vele gevalleu verstandig doen da delijk na zijn vraag de hoorn op te hangen, want wie op deze wijze iu zijn Zondagmid- dagdutje wordt gestoord zal waarschijnlijk op de vriendelijke vraag niet al te vriende lijk reageer en. WU hopen nog eens iets te vernemen van de antwoorden die deze al te ijverige candi daat zal ontvangen! DE DOODENDANS VAN DEN WEZEL. In vele bosschen zal iemand die geduld heeft om te wachten tenslotte wel eens een wezel zien. En als hij dan gelukkig is zal hij ge tuige kunnen zijn van den doodendans van het. kleine, bloeddorstige dier. waarmede hij de vogels onder zijn betoovcring brengt. De vogels weten heel goed hoe gevearl"k de wezel voor hen is. De waakzame, kleine winterkoning maakt, alarm als hij den wezel het spoor van een konijn ziet volgen tn ook de andere vogels doen waarschuwende ge luiden hooren als er een wezel in de buurt is. Maar als de wezel danst wint de nieuws gierigheid het bij dc vogels van de angst- Hij ziet er zoo speelsch en onschuldig uit. het kleine, slangachtige diertje, nauwelijks grooter dan de muizen waarmede hU zich voedt en zijn sprongen en capriolen zijn aar dig om aan te zien. Maar hij heeft dc wUd- heid van den tijger in zich. Hij amuseert de vogels met zijn vroolijkc bokkesprongen. Hij kruipt rioor het gras en rolt zich om en om. Maar èldoor nadert het slimme dier de vogels dichter en dichter en als hij plotseling zijn onfeilbaren sprong go- nomen heeft is er één vogel minder in het land der. levenden. Moeder: Jantje, ik Leb je hobbelpaard gegeven aan een arm jongetje, dat n?en vader meer heeft. Jantje: Hè, badt u niet liever vader aan bem kunnen geven en bet hobbelpaard houden? HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Het was op een avond toen het hard woei en regende. Mijn boek boeide mij niet, in brie_ ven schrijven had ik geen lust, iets anders was er niet te doen, dus ging ik maar naar bed. Niet omdat ik slaperig was, maar alleen om mijn bewustzijn voor een uur of wat den rug toe te draaien. Dit was te opzettelijk. Dat bewustzijn wou mij niet verlaten. Integendeel, terwijl ik daar zoo rustig in mijn bed lag werd ik hoe langer hoe wakkerder en merkte alles op wat er om mij heen gebeurde. De gordijntjes voor de ra men woeien door den storm heen en weer, de linnenkast kraakte, de regen kletterde op de ruiten. Voor mijn huis staat een gaslantaren. Hij voerde strijd met den wind. Nu en dan, wanneer de storm met al zijn felheid op hem aanviel, flakkerde de gasvlam hoog op, schoot dan weer neer, bevend en trillend totdat het scheen of zij geheel uitdooven zou; zoover kwam het toch niet, want opeens schoot dp vlam weer op. maakte gebruik van een tijde lijke windstilte om zich te herstellen en had daarmee kracht genoeg vergaard om de eerst volgende windvlaag ai te slaan. Nu ik toch niet slapen kon was dit gevecht tusschen de ze twee groote machten, licht en lucht, een heele afleiding. Het gieren van den wind hin derde mij. Dus hoopte lk, dat de lantaren het winnen zou. Maar juist toen ik verdiept was in een bijzonder felle worsteling tusschen die twee hoorde ik plotseling in de gang langs de slaapkamer een zachten voetstap. Neen, ik zeg het verkeerd, want als de storm om het huis giert, alle ruiten rammelen en al het houtwerk kraakt, dan kun je een. zach ten voetstap in de gang niet hooren. Ik voelde dien stap. Hii was er en hij kon er niet wezen, hij moest er niet wezen. Want ik was alleen in huis en niemand dan ik had den sleutel. Het moest dus iemand wezen die in mijn huis niet thuis hoorde: een dief, een inbreker. Ik vroeg mij af: waarom blijft hij niet beneden. Waarom is hij de tr?p opge komen. Ook dacht ik: waarom komt hij zoo vroeg! Want ergens in huis sloeg een klok juist, elf uur en inbrekers komen gewoonlijk pas na middernacht voor den dag. Toen ik dit dacht moest ik even glimlachen omdat je toch redelijkerwijs niet zeggen kunt. dat iemand na middernacht voor den DAG komt. Te voorschijn komt zou beter wezen. Het is moei lijk, je in alle omstandigheden juist uit te drukken. Ik wensch niet te bluffen, maar dit mag ik toch vrijuit zeggen: bang was ik niet. Ook niet, toen ik door een zevende zintuig voel- d e. dat de inbreker (want het kon toch miets anders zijn) voor de deur van mijn slaapka mer stilstond. Ik dacht: „zal hij aankloppen? En moet ik dan roepen binnen?" Natuurlijk niet, want ik wil hem niet binnen hebben. Maar als ik niets zeg, zal hij toch wel binnen komen, want de deur is niet op slot. In het portaaltje voor de deur hoorde ik schuife len. Ik keek naar de deurknop, maar die was niet te onderscheiden ze was in 't donker. Elk oogenblik kon de knop omgedraaid worden. Dan zal de inbreker binnenkomen. Mijn hart had op dit oogenblik in mijn keel moeten bonzen, maar dat deed het niet en dat leek mij vreemd toe. Jrn'st op dat oogen blik leverde de wind weer strijd met den lan taren: de gasvlam flikkerde op, het licht viel juist, door het dunne gordijntje heen, op den donkeren deurhoek en toen zag ik, dat de knop in beweging was. 2e draaide. Heel lang zaam draalde ze, onder de hand van iemand die kraken wil vermijden heel langzaam draaide de knop rond, maar ik zag het. toch duidelijk. De knop knarste even. Een groote kerel keek om den hoek.... Ik moet wel zeggen, dat de wind (natuur lijk uit het Zuid-Westen, want andere wind streken schijnen er in onze polders zoo goed als niet te bestaan) de wind, zeg ik, iets on gewoons was, want het heeft den heelen win ter nagenoeg niet gewaald en geregend heel weinig maar dat kraken van houtwerk in den nacht was niets bijzonders. Dat kwam van de centrale verwarming en van het door de langdurige vrieskou uitgedroogde huis. Het kan gebeuren, dat er irt een centraal ver warmd huis opeens een geluid klinkt als van een pistoolschot, even fel en kortaf. Als straks de winter voorgoed voorbij is (en de schoonmaak, want die is begonnen, zoodra het vriezen uitraakte, volgens de zinspreuk dat een ramp nauwelijks voorbij is of een andere ramp staat alweer klaar) als dus de winter en de schoonmaak, die twee natuurrampen, voorbij zijn, dan stuur ik een boodschap naar den timmerman en een boodschap naar den schilder en wanneer die gekomen zyn (wan neer? herhaal ik) dan laat ik de barsten tim- memiannisch herstellen en daarna schilderis- tisch verbergen en wacht den volgenden win ter af. Want dit is, eerlijk gezegd, de scha duwzijde van centrale verwarming. Dat bar sten van houtwerk. Namelijk als 't lang en fel vriest en je wel gedwongen bent hard te stoken, om geen kou te liiden. Het tweede be zwaar is dat je veel geld besteedt aan kolen. Ze vliegen om zoo te zeggen door den schoor steen. Wanneer je alle kamers in je huls met een kachel verwarmde, zou dat natuurlijk óók heel duur wezen, maar dat doe je nu eenmaal niet. Je verwarmt gewoonlijk alleen de huis kamer en de keuken en lijdt dan maar kou in de andere kamers. Er zijn een heeleboel menschen, die dat pre cies vinden zooals het hoort. Warmte in alle kamers vinden ze overdreven, onnoodig en ongepast. Ze praten daarbij van de Sybarie- ten, die geen hanengekraai konden dulden, net als de Hagenaars en daarom alle hanen uit de stad verbannen hadden, wat de Hage naars niet kunnen doen omdat er geen muren meer om de steden heen gebouwd zijn. De stomme dieren zouden van zelf weer terug fladderen. Ook konden ze niet slapen, wan neer er een rozeblaadje op hun legerstede scheef lag, de Sybatleten bedoel lk. want als de Hagenaars slapen op rozen is dat alleen maar figuurlijk in de werkelijkheid slapen ze op een gezondheidsmatras, die wij kennen uit de mooie prentjes in de advertenties van een juffrouw, die verheugd rondkijkt, net of zij aanstonds een lekker ontbijt klaar zal vin den met havermout, als ze dat lust en versch brood met koek en kaas en boterhammen- worst. Van dat versche brood is maar fanta sie, want dat mag niet vóór tien uur worden afgeleverd en zóó laat staat zelfs een Haag- sche juffrouw, die op een gezondheidsmatras kan slapen, als regel niet op. De rest, de kaas, de koek en de jam is waar. Maar het moet volstrekt niet verstandig wezen, in een ijskoude kamer te slapen en niet eens gezond ook, zooals de mensclien zon_ der centrale verwarming denken. Eigenlijk komt het hierop neer, dat vele menschen zon der het zelf te weten, zoo'n beetje zelfkastij ding wel goed vinden, vooral kloek en krach tig. Als de dood ^oo bang zijn ze voor alles wat ze verwijfdheid noemen. Raar woord in deze dagen, terwijl de vrouwen ons mannen in alles probeeren te evenaren, wat zeg ik, te overtreffen. Probeeren? Zij hebben het al lang klaar gespeeld. Dat zegt. ten minste een juffrouw- in „de Groene". Éditb Werkendam, een pseu doniem denk ik, want vroeger heb ik nog nooit van haar gehoord. Maar eenmaal moet de eerste keer wezen en ik hoop maar, dat zij nog vaak in de Groene zal schrijven, want zij kan het zoo goed en zoo frisch zeggen. Op deze manier; „Er zijn tallooze voorbeelden, van de laagste tot de hoogste klasse: de schoonmaakster, wier man overdag boodschappen loopt, vindt na haar vermoeiende uren nog kracht en tijd haar boeltje thuis schoon te houden, haar waschje te doen en haar man's sokken te stopper), zij is nog druk in de weer als de man reeds over zijn krantje in slaap Is ge vallen en 's morgens is zij het, die hem zijn koffie klaar zetDe bankbeambte, wiens meehelpend vrouwtje, die vindt, dat men sa men opmoet tegen de bestrijding van den le vensstandaard, een drukken kantoordag als steno-tvpiste achter den rug heeft, vindt de vitaliteit zonder morren of met morren, maar zij doet het toch, niet omdat ze moet, maar omdat ze w i 1 het eten gereed te ma. ken, een japonnetje in elkaar te zetten, 's mans ondergoed te verstellen en als de echtgenoot tegen 11 uur zit te knipoogen en zuchtend vertelt van zijn drukke bankuren, glimlacht de vrouw voor zich heen heeft ooit een man begrepen hoeveel Ironie en of minachting in dien glimlach Is? en gaat de naald drukker heen en weerDe dokter, advokaat of zakenman die trouwen met een vrouw die iets beteekent, die een meer dan ge wone intellectueele hoogte bereikt heeft en iedere man, niet uit waardeering maar uit pronkzucht, heeft dat graag moeten zien hoe hun respectievelijke ega's hun huishoude lijke en maatschappelijke gaven gelijktijdig weten op te voeren tot een harmonie, die hun verwondering en afgunst wekt. Want hij kan na moeilijke dag-uren geen kleiner werk doen, en met dit bedoel ik werk dat afwijkt van zijn gewone bezigheden de vrouw daaren tegen staan tientallen dingen te wachten van minder beteekenls dan haar hoofdwerk en dat zij met even veel frischheid van geest en lichaam weet aan te pakken. Er kan dus geen kwestie van physiek overwicht van den man meer bestaan want de getrainde vrouw toont hem gelijk te zijn. Lichamelijk 6terker is hij alleen oogenblikkelijk, lichamelijk taaier op den langen duur is zijn levenspartnerin". Tot zoover Juffrouw Werkendam, die niet veel goeds aan ons mannen overlaat. Als wij nu ook heel eenzijdig waren en zoo'n beetje aan vrouwenhaat deden, (mannenhaat is een verschijnsel dat bij heel jonge meisjes wel meer voorkomt, maar later vaiêself overgaat) dan zouden wij rri zoo'n grappig tafreeltje van de vrouw kunnen opnhagen. Dat zullen we niet doen! Liever kom ik nog even op do quaestie: kachel of centrale verwar ming terug. Dezer dagen zei mij een man van de brandverzekering: „wanneer het Lcidsche Stadhuis verzekerd was geweest bij een groo_ te maatschappij en niet op beurspolls in concurrentie, dan zou het waarschijnlijk niet afgebrand zijn". Ik vroeg: „hoe meen je dat?" en hij zei: „Gemeentegebouwen worden tegenwoordig gezamenlijk verzekerd voor een premie, die veel te laag is. Voor het Leidsche Stadhuis werd een kwartje per 1000 gulden betaald. Dat doet de concurrentie, 't Kan ook nog lager, als je maar hoo»t dat er nooit iets gebeurt. Niet waar? een gemeentegebouw brandt zoo gauw niet af. Daarom neem je het zoo maar, zonder voorafgaande inspectie, aan. Als je te veel moeite maakt, met onderzoek van het risico en zoo, dan gaat de gemeente voor een halven stuiver per mille, misschien naar een ander. Een groote maatschappij zou gezegd hebben: „een goedkoopo premie wil ik wel geven, zoo goedkoop mogelijk, maar dan moet de gemeente eerst bijznpder brandge vaarlijke dingep in het stadhuis wegnemen of verbeteren- Had de gemeente dat gedaan, dan was het stadhuis misschien niet ver brand". Zoo kun je door redenoermg tot onver wachte conclusies komen. Maar ik hoor iemand vragen: „hoe staat het nu eigenlijk met den inbreker? We zijn er bij gebleven, dat de knop van de deur langzaam, heel langzaam, werd omgedraaid en dat een groote kerel om den hoek keek. Wat gebeurde er toen?" Och. heeft de lezer dat niet begrepen? Na tuurlijk heb lk dat gedroomd. Niet waar? zulke dingen droom je. als Je zonder het te merken, in slaap bent gesukkeld. Op hetzelf de oogenblik, toen de man zijn leelljke tronie om den hoek van de deur stak, werd lk wak ker, was hij verdwenen, keek lk op mijn hor loge en zag dat het vier uur was, waarna ik mij omkeerde en voor de volgende drie en een half uur genoegelljk weer insliep. Intusschen was de wind verminderd en de regen opgehouden. Maar de lantaren had het opgegeven. Die brandde niet meer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 17