IT IVK.tl ÏPlï)^ VAI*( ^AECBJLcW
CCCI^ L.^.ifEVE|<{IC^
VERWAAID DCOI* ^EVC^WALyHE^-HELlEI^.
(Korte Inhoud van het voorafgaande).
De held van dit verhaal, St. Ives. bUge-
mamd de Spion van Napoleon, was in
Mel 1813 als krijgsgevangene in handen
der Engelschen gevallen. Met lotgenooten
zat hü opgesloten m het kasteel Edinburg
dat tot gevangenis was ingericht. Doorda'
St. Ives van geboorte een edelman
maar in het gevangenenkamp sleohits een
gewoon soldaat de Engelsche taal
machtig was. werd hü dcor de bewakers
mecrma'en als tolk gebruikt, waardoor hü
verschillende voordeelen boven de andere
gevangenen genoot.
De gevangenen mochten voorwerpen
van huisvlijt maken die door de bevol
king gekocht werden. Onder de koopsters
was een meisje van 18 of 19 jaar, die de
aandacht van St. Ives trok. Het meisje.
Flora genaamd, betoonde haar deelneming
in zijn lot.
Van een zaakwaarnemer ontvangt St.
Ives een pakje bankbiljetten, hem door
een bloedverwant geschonken, om zijn ont-
vluohting mogelijk te maken.
Met andere gevangenen heeft hü een
timnel gegraven en met behulp van een
touw weten St. Ives en enkele vrienden
uit de vesting te ontsnappen.
Inderdaad gelukt het hem zich schuil
te houden in het kippenhok van Flora
Later helpt het meisje hem bij zün vlucht.
Als veedrijver vermomd trekt hij weg, na
een hartelijk afscheid van Flora genomen
te hebben.
Hij kwam, na veel moeilijkheden over
wonnen te hebben, bij zü'n oom, die hem
tot erfgenaam'maakte. Toen moest St. Ives
evenwel weer vluchten, omdat zün neef
hem weer aan de gerechtsdienaren, wilde
overleveren, om daardoor wraak te nemen
over zün onterving.
Nu wordt St. Ives weer opnieuw voort
gedreven door zijn achtervolgers.
Ik had namelijk de vlam van Ronald ont
dekt, de dame die op de partij van den heer
Robbie in het rose gekleed was geweest. Zij
droeg thans een appelgroene japon.
Miss Mc. Bean, meent u? Met genoegen.
Een goeden smaak hebt u, mijnheer. Wees
zoo goed mij te volgen.
Ik werd voorgesteld. Miss Mc. Bean beant
woordde mijn buiging, waarbij zij zeer met
schouders en oogen werkte en stelde mij op
haar beurt voor aan hare moeder, een dame
in stijve, krakende zwarte zijde, met een met
klaprozen gegarneerd zwart kanten kapje
op haar hoofd.
Een vriend van den heer Robbie zeker,
zeide mevrouw Mc. Bean buigend. Kijk eens,
lieve Camilla (tot hare dochter) is dat niet
Sir William en Lady Frazer wat staat haar
die diamanten diadeem goed! Ze zijn van
avond vroeg. Wat ik zeggen wilde, myn
heer.
Ducie.
Juist, mijnheer Ducie. u bent zeker een
vriend van den heer Robbie? Hij is een mij
ner qudste vrienden en het zou me zulk een
plezier doen, indien u hem kondet bewegen
een vrouw te zoeken. Blijft u nog lang in
Edinburg?
Neen, mevrouw, ik vrees, dat ik morgen
reeds zal moeten vertrekken.
U hebt zeker reeds kennis gemaakt met
al de bezienswaardigheden der stad. Bent u
op de Vesting geweest? Ja, u geeft de voor
keur aan Londensche vermakelijkheden? O,
schud uw hoofd niet, mijnheer Ducie! Ik
verzeker u dat ik iemand onmiddellijk aanzie
of hij uit Londen komt!Maar Edinburg
gaat met reuzenschreden vooruitLieve
Camilla, die juffrouw Schrymgeour heeft
haar japon afgezet met hetzelfde lint dat wij
gisteren in dien nieuwen winkel in Princess
Street hebben zien liggen, zwart satijn met
grijzen rand; op den rok de breedte van
vijftig cent de meter en op het lijfje die van
drie en een halven stuiver. Misschien kunt u
ons vertellen, mijnheer Ducie, of het waar is,
dat dat lint in Londen de allerlaatste mode
is?
De muzikanten begonnen te spelen en ik
zweefde met Camilla naar het andete einde
der zaal.
Na den dans waren de dames zoo vrien
delijk zich door mij naar het buffet te laten
brengen, nadat zij mij haar compliment over
mijn danskunst hadden gemaakt. De gasten
stroomden thans binnen. Ik stond naast de
theetafel en hoorde de namen door den def-
tigen knecht de balzaal inroepen. Tevergeefs
wachtte ik op den naam, welke in mijn
ooren als muziek klonk. Flora zou zeker ko
men, want geen harcr bewakers vermoedde
natuurlijk in de verste'verte mij op het bal
te zullen aantreffen. Maar minuten verlie
pen, en ik moest mevrouw Mc. Bean en haar
dochter naar haar plaatsen terugbrengen.
Mevrouw Gilchrist! juffrouw Flora!
Gilchrist! Mijnheer Ronald Gilchrist!
Mijnheer Robbie! Majoor Arthur Chevenix!
k'onk het opeens met lulde stem uit den
mond van den aandienenden knecht.
De eerste naam drong als een schot in
mijn hei: ens en deed mij opspringen
doch slechts een seconde duurde mijn ver
bijstering. Voordat de knecht zijn mond nog
had dichtgedaan, verliet ik de Mc. Beans en
was ik regelrecht op weg naar de vijandelij
ke gelederen. De uitdrukking van hun ge
laat, toen zij mij zagen, was de moeite waard
voor een fotograaf. Flora bloosde en uitte
een zachte kreet van verbazing. Mijnheer
Robbie nam een snuifje, Ronald werd vuur
rood en majoor Chevenix doodsbleek. Alleen
de moedige tante Gilchrist vertrok geen
spier, knipte zelfs niet met de oogen.
Wat beteekent dit? vroeg zij. stilstaan
de en mij door haar gouden lorgnet bekij
kend.
Mevrouw, zeide Ik met een blik op
Chevenix, u zoudt dit een „jacht op de
buit" kunnen noemen.
u zult toch niet dulden, mevrouw....
b-cn Chevenix.
Maar ik liet hem niet uitspreken en viel
hem ln de rede;
Sinds wanneer ls majoor Chevenix in
plaats van den heer Robbie, de raadgever
uwer familie?
Hm. bromde de tante en wendde zich
tot den heer Robbie.
Mevrouw, zeide deze, dit zeer onvoor
zichtige jonge mensch schijnt zijn schepen
te hebben verbrand en hij zelf kan er zeer
weinig bij verliezen, indien hij ons onze
vingers laat branden. Als raadsman uwer
familie (hij legde zooveel nadruk op deze
woorden dat ik oogenblikkelijk voelde, dat
hij Chevenix niet vriendschappelijk gezind
was) neem ik de vrijheid op te merken dat
het ons geen voordeel kan aanbrengen, in
dien wij hier ten aanschouwe van alle gas
ten een scène maken. Wenscht u kaart te
spelen, mevrouw?
Zij nam den aangeboden arm en zij verlie
ten ons. Ronald bleef staan, rood en opge
blazen, de majoor nog steeds zeer bleek.
Zes min vier is twee, zeide ik, nam zon
der plichtplegingen Flora's arm en zocht
met haar een rustig hoekje op.
Zie zoo lieve, zeide ik, maak Je waaier
open en doe alsof je mij voor het eerst ont
moet. Nu luister: Mijn neef Alain is in
Edinburg, logeert in Dumbreclc's hotel....
neen, neen, houd je waaier op.
Zij hield den waaier voor haar gelaat, of
schoon haar hand zeer beefde.
Ja, en nog erger, hij heeft de politie
meegebracht en waarschijnlijk zoeken zij op
dit oogenblik naar mij.
En ge blijft in Edinburg en komt op
dit bal! Anne, hoe kunt ge zoo lichtzinnig
zijn! O, waarom heb je dit gewaagd?
Om de eenvoudige reden, dat ik niet
anders kon, lieve! Ik ben zoo dwaas geweest
geld te bewaren te geven bij een bankier en
die bank wordt bewaakt. Geld moet ik heb
ben, anders kan ik niet weg. Daarom moest
ik u opzoeken en van u het geld.vragen, dat
ge zoo vriendelijk waart voor mij te bewa
st. Ives ontmoet
ren. Ik ben met dat doel naar Swanston
Cottage gegaan, maar kwam tot de ontdek
king, dat gij werd bewaakt door Chevenix
en een dier, genaamd Towser. 't Is mogelijk
dat ik Towzer heb gedood.
Maar zij liet den waaier vallen, hare han
den beefden in haar schoot en zij keek mij
aan, vol deernis, vol zelfverwijt in haar
prachtige oogen.
En ik heb vanavond het geld thuis ge
laten. weggesloten in mijn kast, toon ik mij
voor het bal aankleeddevoor het eerst
sinds ge het mij hebt gegeven! O, hoe kon
ik zoo lichtvaardig handelen!
Kom, lieveling, 't is zoo erg niet. We
zullen wel een middel vinden. Als ge van
avond thuis komt zult ge misschien gelegen
heid vinden om het geld ergens neer te leg
gen, waar ik het dan kan komen halen, bij
voorbeeld op den muur van den tuin
Wacht eens! Laat mij even nadenken.
Zij nam haar waaier weer in de hand en
ik zag een donkere schaduw in hare oogen,
terwijl zij nadacht,
Ge kent den heuvel, waar men voorbij
komt, voordat men Swanston Cottage be
reikt? Ik geloof niet dat hij een naam heeft
maar Ronald en ik noemen hem den Visch-
rug. Toen we klein waren vonden wij dat
hij daarop geleek. In de oostelijke helling
bevindt zich een steengroeve. Indien ge mor
genochtend om 8 uur daar kunt wezen, zal
ik je het geld brengen.
Maar waarom wilt ge uzclven aan het
gevaar blootstellen?
O, Anne ik smeek je sta mij toe ten
minste iets voor je te doen. Indien ge wist
hoe vreeseüjk het is, kalm thuis te moeten
zitten, terwijl het liefste wat men bezit
Vicomte de Saint Ivesl klonk het luid
ln de zaal.
Deze naam, door den knecht met duidelijk
verstaanbare stem aangekondigd, werkte op
mijn zenuwen als een alarmklok. Ik zag Ro
nald naast juffrouw Mc. Bean staan, zich
omwenden en mij vol ontsteltenis aanstaren.
Ik had geen tijd meer om mij te verbergen.
Om de eetzaal of de speelzaal te bereiken,
moest ik dwars door den danszaal, een af
stand van minstens twaalf meter. Wij zaten
tegenover den ingang en zagen mijn neef op
den drempel verschijnen. Ook hij bemerkte
ons onmiddellijk, keerde zich om, sprak met
iemand achter hem in de vestibule, keerde
zich weer om en kwam regelrecht op ons af.
met een stralend gelaat waarop men de
vreugde over zijn triomf duidelijk kon lezen.
Flora hield den adem in, toen ik opstond
om hem tegemoet te gaan.
Goeden avond, neef, zeide ik. Ik heb in
de courant gelezen dat ge deze stad met een
bezoek vereert.
Ja. Ik logeer in Dumbreck's hotel, en
het spijt mij dat ge mij nog niet hebt opge
zocht, neef, antwoordde hij.
Ik dacht dat ge erop gesteld zoudt we
zen eerst bij mij te komen, antwoordde ik.
Onze ontmoeting hier is dus geheel onver
wacht?
O neen. Om u de waarheid te zeggen
heb ik vanmiddag bij den Commissaris der
Vereeniging den lijst der genoodigden door
gezien, want ik weet altijd graag van te vo
ren in welk gezelschap ik kom. Ik ben eenigs-
zins kieskeurig in dat opzicht.
Uil die ik was! Aan dat gevaar had ik in
het geheel niet gedacht!
Me dunkt, dat ik onlangs een uwer in
tieme vrienden op straat ben tegengekomen,
zeide ik.
Hij keek mij aan en antwoordde met een
lach:
Ge hebt ons de jacht niet gemakkelijk
gemaakt, neef! Waarachtig, ge verstaat de
Flora op het baL
kunst den jager het spoor bijster te doen
worden! Nu ik zie waar ge zijt aangeland,
verwondert het mij niet, dat ge zulken haast
hebt gemaakt, eindigde hij met een onbe
schaamd bewonderenden blik op Flora.
(Zijn spoor zou gemakkelijk te volgen zijn
geweest, want allerlei welriekende geuren
stroomden van hem uit).
Stel mij voor, mon brave.
Ik liet mij liever doodschieten, zeide ik.
Ik geloof, dat zulk een voorrecht alleen
soldaten toekomt, zeide hij.
In ieder geval is het een gunst die niet
bewezen wordt aan
Ik sprak het woord niet uit. Hij had de
beste kaarten in de hand, maar ik kon het
spel nog uitspelen.
Kom, neef, zeide ik, de volgende dans is
een quadrille. Zoek een dame en wees onze
vis-ó.-vis.
Ge zijt koelbloedig, neef Anne, zeide hij,
boog en begaf zich naar den ceremoniemees
ter om zich aan een dame te laten voor
stellen. Flora gaf mij een arm.
Hoe vind ge mijn neef? vroeg ik.
Een knap man, antwoordde ze. Indien
uw oom hem anders had opgevoed, zou hij.
Ik geloof, dat een vrouw nooit een
gentleman van een dansmeester zal kun
nen onderscheiden! Als hij maar een paar
mooie buigingen maakt, zijn de vrouwen met
hem ingenomen. Die man! Als je eens wist.
Zij zweeg. Thans weet ik waarom. Later
heeft ze mij verteld dat Chevenix precies
dezelfde opmerking over mij en mijn buigin
gen had gemaakt.
We stonden dicht bij de deur. Ik wierp een
blik in de vestibule, en jawel, boven aan de
trap stond de agent van politie in gesprek
verdiept met een bondgenoot en collega, een
roodharigen, krombeenigen man in een grij
ze overjas.
Ik bevond mij dus ln den val. Mij omkee-
rend ontdekte ik Alain, die mij gevolgd was
en zag ik zijn grijnzenden glimlach. Hij bad
een dame aan den arm en wel niemand an
ders dan lady Frazer met den diamanten
diadeem.
Onverklaarbaar was het, maar toch waar,
dat het dreigende gevaar opeens al mijn
veerkracht weer deed ontwaken. Ik bracht
Flora naar het midden der zaal en plaatste
mij met haar tegenover mijn vls-a-vis, in
zulk een vroolijke stemming, die misschien
onnatuurlijk maar in geen geval gemaakt
was. De muzikanten speelden en ik danste
en mijn neef sloeg mij met bewondering
gade. In de quadrille komt een figuur voor,
dat heet La pastourelle. Zooals de lezer weet
neemt de heer een dame aan iedere hand,
sleept haar mee voorwaarts en achterwaarts,
als bevond hij zich op de markt van Smith-
field om de vrouwen te koop aan te bieden
De andere heer danst dan voor- en achter
uit. met slappe armen en een verlegen ge
zicht hij stelt den schuchteren kooper
voor. Ik keek Alain met uitdagenden glim
lach aan, terwijl hij voor ons boog. Nauwe-
lijk was de dans ten einde of ik zag dat hij
onder een haastig uitgesproken veront
schuldiging, lady Frazer verliet en zich naar
de deur begaf om zich te overtuigen dat zijn
liedeh op hun hoede waren. Lachend viel ik
neer op een stoel naast Flora.
Anne, zeide ze fluisterend, wat zijn dat
voor mannen op de trap?
Twee politie-agenten.
Hebt ge wel eens een duif gezien, die in
een strik gevangen was?
De keukentrappenfluisterde ze.
Ik trad op een der bedienden toe en
vroeg of hij mij kon zeggen of de achter
deur bewaakt werd. Hij antwoordde dat hij
het niet wist. Ik vroeg of hij het tegen be
looning van een guinje, wilde gaan onder
zoeken. Hij verdween en keerde binnen wei
nige minuten terug met de mededeeling, dat
een agent van politie voor de achterdeur was
geposteerd. Ik vertelde hem dat zich onder
het gezelschap een jongmensch bevond dat
voor schulden achter slot en grendel ge
bracht moest worden.
Dat gaat mij niets aan, antwoordde de
man.
Ik zocht Flora weer op en zag tot mijn
ergernis dat Chevenix mijn plaats naast
haar had ingenomen.
Miss Flora, ge voelt u niet wel! riep ik
uit.
Het arme kind zag doodsbleek en beefde
over alle leden.
Majoor, ziet u dan niet dat ze in zwijm
dreigt te vallen? Breng haar snel naar de
eetzaalik zal intusschen de tante halen.
Zij moet zoo spoedig mogelijk naar huis.
O, neen, het heeft niets te beteekenen,
zeide ze met zwakke stemNeen, neen,
heusch niet! 't Zal wel weer overgaan.
Toen zij mij aanzag, ontmoette zij mijn
blik en begreep onmiddellijk wat ik in het
schild voerde.
Jaja t is toch beter dat ik naar
huis ga, zeide ze.
Zij nam den arm van den majoor, terwijl
ik naar de speelzaal snelde. Het geluk wilde,
dat de oude dame juist was opgestaan, om
plaats te maken. De heer Robie was haar
partner geweest en ik zag aan het geld dat
naast haar lag, dat zij goede zaken had ge
maakt.
Flora is flauw gevallen! fluisterde ik
haar in 't oor. Waarschijnlijk de warmte
Ik heb niets van die groote warmte ge
merkt, antwoordde ze. De ventilatie is hier
uitstekend.
Ze wenscht naar huis te gaan.
Met groote kalmte nam zij het geld en liet
het in haar reticule glijden.
Twaalf shillings en zes pence. Een aar
dige winst, mijnheer Robbie. Welnu, laten
we dan eens gaan kijken wat Flora scheelt.
Ik bracht haar naar de eetzaal. De heer
Robbie volgde ons. Flora zat op de canapé,
bleek als een doode, nauwelijks in staat het
hoofd omhoog te houden. De majoor stond
voor haar met een kop thee-
Ik heb Ronald het rijtuig laten bestel
len, zeide hij.
Hm, bromde de tante hem aanziende.
Geef mij dien kop thee en haal onze man
tels en doeken uit de kleedkamer, majoor
Chevenix. Wacht op ons bij de trap.
Nauwelijks was de majoor heengegaan, of
deze onverstoorbaar kalme dame roerde de
thee om en dronk het,kopje tot op den bo
dem toe leeg. Terwijl zij dat deed, stond zij
met den rug naar den heer Robbie en ik zag,
dat haar gelaat zich verwrong. Verslikte zij
zich? Neen; ik geloof ofschoon ik nooit
durfde en nooit zal durven vragen of ik
goed had gezien ik geloof dat zij haar best
deed om mij een knipoogje te geven.
Ronald kwam met de mededeeling dat het
rijtuig vóór stond. Ik keek onderzoekend de
zaal in. Er was juist een dans begonnen en
mijn neef maakte, zijn mooiste buigingen
met den rug naar óns toe. Flora leunde op
Ronald's arm. Wij drukten ons zooveel mo
gelijk tegen den muur en verlieten bijna on
opgemerkt de zaal. In de vestibule stond
Chevenix met mantels en doeken.
Gij en Ronald kunt nog blijven, zeide de
oude dame. Als ge ons in het rijtuig hebt
geholpen, hebben we u niet meer noodig. Ge
zult wel een huurrijtuig vinden om u naar
huis te brengen.
Haar blik rustte op de twee politie-agen
ten die achter den majoor met elkander
spraken. Met een stijve buiging voor mij, zei
de ze;
Goeden nacht, mijnheer. Ik dank u nog
wel voor uw hulpof neen, wees zoo goed
ons nog te helpen instappen. Majoor, geef
aan dien mijnheer hoe heet hij ook weer
een deel der doeken.
Ik durfde haar geen blik van innige dank
baarheid toewerpen. We daalden de trap af,
voorop de tante, dan Flora ondersteund door
Ronald en den heer Robbie, de majoor en ik
vormden de achterhoede. Toen ik de eerste
trede afdaalde, deed de roodharige politie
agent een stap voorwaarts. Ofschoon ik de
oogen strak gericht hield op het patroon
van de Perzische sjaal der tante, zag ik dat
hij met twee vingers mijn arm aanraakte
en ik voelde de aanraking, ik voelde haar als
een gloeiend ijzer door mijn mouw heen. De
andere man trok hem bij den arm, ze fluis
terden. Ze zagen, dat ik blootshoofds was,
zonder overjas. Zij overlegden waarschijnlijk
met elkander, dat ik niet vermoedde, dat zij
mij in het oog hielden, dat ik de dames naar
haar rijtuig wilde geleiden en natuurlijk zou
terugkomen. En zij lieten mij voorbijgaan.
Nauwelijks was ik op straat of ik snelde
naar den anderen kant van het rijtuig. Ro
nald riep tot den koetsier:
Miss Flora is niet wel. Rijd zoo hard als
ge kunt naar huis!
En hij sprong' achteruit.
Ik had in den koetsier den tuinman Robie
herkend.
I-lier is een guinje, als je nog harder
rijdt! riep ik den man van de andere zijde
toe en drukte hem het geldstuk in de hand.
Wat drommel! riep hij, keek naar ach
teren, maar ik had mij vlak tegen het rijtuig
aangedrukt. Het portier werd dichtgeworpen.
Vooruit!
Op dat oogenblik verbeeldde ik mij Alain's
luide stem boven aan de trap te hooren. Toen
Robie de zweep over de paarden legde, open
de ik het andere portier, sprong in het rij
tuig en kwam terecht op den schoot der
tante.
Flora uitte een onderdrukten kreet. ïk i
lichtte mij op en zette mij op een stapel doe
ken en mantels, op de bank tegenover de bel
de dames en trok het portier weer dicht.
Diepe stilte. Natuurlijk moest ik mij ver
ontschuldigen, een verklaring geven vorjr
mijn gedrag. Ratelend rolden de wielen over
de keisteenen van Edinburg. De raampjes
rinkelden, het geraas was groot. We re^en
voorbij een lantaren, maar ik kon het gelaat
der gevreesde dame niet onderscheiden. Eén
oogenblik zag ik het profiel zich afteehenen
tegen den gelen glans, maar toen verdween
alles weer in diepe duisternis.
Mevrouw, u zult niet begrijpenik
moet u tenminste zeggen., vreemd gedrag..
Hop, hop, het rijtuig schokte. Het was een
ontzettend pijnlijke toestand. Robie sloeg op
de paarden, die in razenden vaart den weg
over vlogen en weldra bevonden we ons bui
ten de stad
Ik geloof, mevrouw, dat ik u niet langer
dan vijf minuten nog
Ik strekte mijn hand uit om 't portier te
openen en ontmoette die van Flora in de
duisternis. Onze handen rustten in eikan
der, vijf, tien seconden lang klopten onze
polsen tegen elkaar en zongen: „Ik heb u
lief, ik heb u lief".
Monsieur Sint Ives, klonk eindelijk de
vaste stem der oude dame (Flora trok haar
hand terug) voor zoover ik kan nagaan en
ik moet zeggen dat ik uw doen en laten niet
begrijp heb ik u een dienst bewezen en
dat is de tweede.
Ja, mevrouw, en het is een dienst dien
ik mijn leven lang niet zal vergeten.
Ik ben bereid u te gelooven, indien u de
goedheid wilt hebben u naar behooren te ge
dragen.
Wederom diepe stilte. Nadat we ongeveer
een mijl of twee hadden afgelegd, liet de
oude dame opeens een der portierraampjes
naar beneden, stak haar hoofd naar buiten
en riep:
Robie!
Robie bracht de paarden tot staan.
Deze heer wenscht uit te stijgen.
Dat was heel verstandig van haar gehan
deld, want wij bevonden ons vlak bij
Swanston Cottage.
Ik stond op.
U bent een zeer goede vrouw, zeide ik,
en de verstandigste dame die ik ooit heb
ontmoet.
Oef! zeide ze.
Terwijl ik uitstapte, drukte ik verstolen
voor het laatst Flora's hand. Mijn voet ge
raakte verward in een der sjaals en sleepte
die mee. Ik bukte mij om haar op te rapen
en op 't zelfde oogenblik werd het portier
dicht geslagen.
Mevrouw! Uw sjaal!
Maar het rijtuig' rolde weg. De wielen be
spatten mij met slijk en ik stond alleen op
den weg.
Terwijl ik met de oogen het licht der zich
verwijderende lantarens volgde, drong het
geluid van andere, naderende wielen tot mij
door en ik zag twee paar gele oogen komen.
Ik had nog juist den tijd, om op zij te sprin
gen en mij in een van regen doorweekten
greppel te werpen. Hier hurkte ik neer; het
water liep in mijn dansschoenen en op
eens joegen twee koetsen in galop voorbij.
HOOFDSTUK XXXII
Vrijdag: Dc Gordiaansche knoop wordt
doorgehakt
Ik haalde mijn horloge uit mijn vestzak.
Een bleeke straal, een zwak schijnsel van
maanlicht viel op de wijzerplaat. Veertien
minuten over éénen. Ik zou dus zeven lange
uren moeten wachten, daar Flora vóór acht
uur in den morgen niet op de afgesproken
plaats kon wezen indien zij er tenminste
in slaagde het huis te verlaten ondanks de
haar bewakende spionnen. Maar wat moest
ik intusschen beginnen? Naar de stad terug
kon ik niet. Ik wist in den omtrek geen enkel
huis behalve Jager's rust waar ik onder
dak zou kunnen komen. Maar de mist was
zeer dik en indien ik ook hetgeen niet
waarschijnlijk was die herberg zou terug
vinden, zou dan de waard wel lust hebben om
een reiziger op te nemen, die geen andere
bagage meebracht dan een Perzische sjaal?
Hij zou kunnen denken dat ik hem had ge
stolen. Ik had hem gedragen, terwijl ik ae
trap van het gebouw afging en de politie
agenten hadden hem gezien. Zulk een sjaal
droeg niet iedereen en was zeker bekend.
Bovendien paste hij niet bij mijn toilet, ik
kon ook niet beweren dat het een „gage
d'amour" was. Wel is waar werd de herberg
„Jager's rust" door excentrieke jagers be
zocht, bijvoorbeeld door de zesvoeters, maar
een jager in een zwarten rok en een wit vest
met vergeet-mlj-nietjes is toch wat al te bui
tengewoons. En misschien werd het huis be
waakt. Ieder huis in den omtrek werd zeker
Het einde van mijn overpeinzingen was,
dat ik de uren buiten doorbracht, gehuld in
de sjaal der Spartaansche dame, gezeten op
een steen, terwijl de regen op mijn bloot
hoofd kletterde, langs mijn gezicht stroomde,
in mijn schoenen en in mijn hals, waar hij
met een straal langs mijn ruggegraat gleed.
Eenmaal hief ik den arm dreigend ten he
mel. 't Was alsof ik aan den ketting van
een douche had getrokken, want de hemel
overgoot den dwaas met een stroom van
tranen en de dwaas zat in den plas en wist
dat hij een dwaas was. Maar de hemel was
tevens goedertierend en dekte den dwaas
met duisternis, en ik wil slechts een punt van
den sluier oplichten.
De wind gierde, het water gutste de helling
af datduurde zoo den ganschen nacht.
Ongeveer vijftig meter van mij af bevond
zich de groote weg. Het was iets over twee
uur, toen ik lantarens zag naderen. Twee
sjeezen kwamen langzaam aan en ik hoorde
een der koetsiers vloeken en vernam dat
mijn gulle neef het slechte weer had ge
schuwd en zich ter ruste had gelegd in Dum-
beck's Hotel, de jacht op mij overlatende aan
zijn twee handlangers.
Daarna viel ilc in slaap en ontwaakte
weer, ik sloeg de maan gade, die door den
mist scheen en zag dan weer het roode ge
laat en den dreigenden vinger van den heer
Romaine en ik droomde dat ik aan hem en
den heer Robbie uitlegde dat hun voorstel
om mijn erfenis in te ruilen tegen een vlie
genden bezemsteel, mij niets kon helpen,
daar de geheele vesting en de rots waarop zij
stond, met een ketting aan mijn been was
vastgesmeed. Dan weer vloog ik met Rowley
in de kersroode sjees dwars door een menigte
roodborstjes en toen ontwaakte ik en
hoorde inderdaad de voge's tjilpen en zag
dat achter de heuvelen de morgenscheme
ring doorbrak.
(Wordt vervolgd.)