HAARLEM'S DAGBLAD
FLITSEN
HET AUTOVERKEER TE PARIJS.
EMSER-ZOUT
FEUILLETON.
HET MEDAILLON VAN
LORD STAIR
ZATERDAG 30 MAART 1929 ZESDE BLAD
Het verkeersvraagstuk in de Fransche hoofdstad.
Contenant en contenn, De enorme toeneming van
de motortractie. 5000 auto's per uur over de voor
naamste pleinen. De sens unique. Lichtsignalen.
Opleiding van verkeersagenten. Onderaardsche
garages. Parkeeren in particuliere tuinen.
(Parijsche Brief).
eenige oplossing in het tot stand brengen van
wegen boven den beganen grond en onder
den grond. Hij had voor Parijs drie groote
ondergrondsche straten ontworpen. Om lang
durige onteigeningsprocedures te vermijden
had hij het tracee van deze wegen ontworpen
onder de bestaande hoofdverkeersaderen. De
eerste straat zou tusschen het Noorder- en
Oosterstation beginnen en naar de Quai des
Tuileries leiden, waarbij in de nabijheid van
de carrefours Drouot-Haussman, Italiens
Montmartre een groot onderaardsch plein
met cirkelverkeer en aansluitende wegen
naar boven zou worden gemaakt. Van daar
uit zou een tweede straat naar de Square
d' Anvers en een derde van de Place Clichy
naar de Quai des Tuileries leiden. Er zou be
halve een in tweeën gedeelde rijweg ook een
trottoir voor voetgangers komen.De straten
zouden van verlichting en ventilatie-inrlch-
tingen worden voorzien. Aan den ingang van
de tunnels waren dienstgebouwen met repa-
ratiewerkplaatsen, benzinestations enz. ge
projecteerd, alsmede de bouw van onder
aardsche garages. Uitgebreide liftinstallatles
zouden de automobilisten snel naar de opper
vlakte van de aarde kunnen brengen. En om
ook de voetgangers zooveel mogelijk van de
rijwegen te verwijderen, had Massard groote
onderaardsche- passages op de drukste pun
ten ontworpen, waarvan de voetgangers
verplicht hadden moeten worden, gebruik
te maken, opdat zij niet voor het grootste
deel ongebruikt zouden blijven, gelijk met
de kleine onderaardsche passage hij de Place
de 1' Opéra het geval is.
In een tweede voorstel proponeerde Mas
sard de volledige opheffing van de trams in
het centrum van Parijs, aanleg van onder
aardsche garages en parkeerplaatsen, invoe
ring van scherpere verkeersvoorschriften
voor alle weggebruikers, speciaal ook voor de
voetgangers. Verder beoogde het project
aanpassing van de bestaande straten aan de
eischen van het verkeer, waarbij Massrd niet
terugdeinsde voor verwijdering van boomen,
kiosken en terrassen in de boulevards, ver
plaatsing van de te zeer centraal gelegen
„hallen", de groote proviandeeringscentrale
van Parijs naar een meer aan den buiten
kant gelegen gebied.
Natuurlijk zouden deze plannen groote
financieele offers eischen, maar Massard
meende, dat deze uitgaven nuttig zouden
zijn, indien daarmede de verkeerscalamiteit
kon worden overwonnen. In het algemeen
toonde Massard zich een tegenstander van
kleine lapmiddelen, maar blijkens de mede-
deelingen van den heer Dallier zal er nog
heel wat water door de Seine moeten vloeien
alvorens de breed opgezette plannen van
Massard de verwezenlijking nabij zullen ko
men.
HET RIJKSBEZOLDIGINGS
BESLUIT EN DE
SPOORWEGAMBTENAREN.
BUITENGEWONE LEDENVERGADE
RING VAN DE B. A. N. S.
De afdeeling Haarlem van den Bond van
ambtenaren in dienst bij de Nederlandsche
Spoorwegen hield Donderdagavond in Hotel
„Lion dOr" een buitengewone ledenvergade
ring ter bespreking van het Rijksbezoldi
gingsbesluit,
De voorzitter, de heer L. J. W. A v e 1 i n g,
leidde de besprekingen in. Deze herinnerde
er aan, dat de Koningin op 9 Maart het be
kende Rijksbezoldigingsbesluit met Haar
naam heeft bekrachtigd, een gebeurtenis,
die zei'spreker -door de leden met ge
mengde gevoelens zal zijn vernomen. Hij fe
liciteerde de Rijksambtenaren met de door
hen verkregen verbetering van hun toestapd,
wat te danken is aan de door de organisa
ties gevoerde actie. De klaploopers onder de
Rijksambtenaren zullen nu wel begrepen
hebben, dat zij zich ook behooren aan te slui
ten. Spreker vermoedde, dat deze laatsten
wel niet een request aan den Minister zul
len sturen met verzoek om hen van de gel
delijke verbetering te willen uitsluiten; zij
zullen, zei spreker, de door hun georgani
seerde collega's bevochten voordeelen wel
met een schaamteloos gezicht in hun zak
hebben gestoken en in hun oncollegiale hou
ding blijven volharden.
De heer Aveling kon dus begrijpen, dat de
Rijksambtenaren verheugd zullen zijn ge
weest met het afgekondigde bezoldigingsbe
sluit. Maar, zei hij, wij spoorwegambtenaren
zijn ook maar een mensch. Wij misgunnen
den Rijksambtenaren hun succes niet, maar
ook de spoorwegambtenaren wenselien hun
toestand \erbeterd ie zien. Te lang hebben
zij met een te gering salaris moeten rondko
men; van 1914 tot 1918 hebben zij zelfs bit
tere armoede geleden. Tot nog toe hadden
VAN HAARLfc M'S DAGBI AD No 1417
DE MINUUT D!E FEN FEUW I IJKT
Als ie u:t het station gekomen je auto meent
te zien, het portier opendoet, „dag lieveling"
zegt en dan eerst bemerkt dat de auto wel
niet zoo is als j'e eigen, maar toch je eigen
niet is, evenmin als de vrouw aan het stuur.
(Nadruk verboden.)
zij gehoopt, dat ook zij bij het Bezoldigings
besluit zouden begrepen worden. De gelijk
heid met de Rijksambtenaren hebben de
spoorwegambtenaren nog steeds niet gekre
gen, want bij de salarisverhooging in 1921
verminderde de spoorwegdirectie het salaris
weer met vier a vijf procent, omdat de spoor
wegambtenaren premievrij pensioen hadden.
Maar ook dit laatste hebben zij niet lang
meer mogen behouden. En nóg was de maat
niet vol, want in 1923 schreef de Minister aan
de spoorwegdirectie, dat het salaris van de
spoorwegambtenaren verlaagd moest worden,
wat ook met het salaris van de Rijksambte
naren zou geschieden. De regeering trad toen
echter af, met het gevolg dat de Rijksamb
tenaren geen salarisverlaeine kregen, maai
de demissionaire minister heeft het toch nog
klaar gespeeld, een besluit van de spoorweg
directie, waarbij de salarissen van het spoor
wegpersoneel met tien procent verlaagd wer
den, goed te keuren. Men meende, dat dit
niet kon en kwam er dan ook tegen op, maar
het verzet mocht niet baten.
Ook de werktijd van de ambtenaren aan
de lijn is nog te lang. Een vrije Zondag is
volgens spreker geen vrije Zondag, als de
ambtenaren op Zaterdagavond twaalf uur
pas naar huls gaan en op Maandagmorgen
zes uur weer in dienst moeten komen.
De heer Aveling critiseerde ook het straf
stelsel, dat op militaire leest geschoeid is.
Voor elke fout werd een aparte straf opge
legd.
Nog vele grieven werden door hem be
sproken :o.a. keurde hij ook de klasslflcatie
der gemeenten af. Van alle kanten regent
het klachten, omdat dit onbillijke toestan
den schiep. De regeering moest toen zelf er
kennen dat er fouten aan die Massificatie
kleefden. Daarom werden honderd gemeen
ten in een voordeeliger klasse ingedeeld. Dit
geschiedde echter alleen voor..." de Rijks
ambtenaren, die van de spoor grepen er
weer naast. Elk protest van de spoorweg
ambtenaren bij de directie stuitte on haar
onverzetteüjken onwil af. Spreker meende
dat zulk een houding haat en verbittering
kweekt. Het lijkt wel. zei hij, of op de spoor
wegambtenaren een fatum rust. Altijd wor
den zij bij de Rijksambtenaren achtergesteld.
En toch hebben ook de mannen van de spoor
een groot gevoel voor plichtsbetrachting en
ijver. Bij verschillende natuurrampen werd
in de kranten altijd met lof gewaagd van
den grooten ijver van het spoorwegpersoneel.
Zelfs generaal Snijders heeft indertijd woor
den van lof aan het adres der sooormannen
gesproken en al mag het waar zijn, zei sore-
ker, dat we nu onverschillig staan tegenóver
loftuitingen van een generaal (we zijn de
laatste jaren wel wat wijzer geworden), in
dien tijd waren we er toch trotsch op. En
zoo is het dan ook, zei de heer Aveling; de
spoorwegmannen hebben altijd gezwoegd cn
hun best gedaan. Het publiek beseft niet,
wat ons land in den afgeloopen strengen
INGEZONDEN MEDE DEELINGEN a 60 Cts. por regel.
HET NATUURLIJK
IS ALLEEN VERKRIJGBAAR IN
VIERKANTE GLAZEN FLACONS
PRIJS PER FLACON11.20
INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN k 60 CeaU
oer re-el.
bTOFZUIGERHUIS MAERTLNS
BARTELJORlSSTR AAT 16
TELEF. No. 10756
Aoex K'oi-Vee'-^tofzmpers. f 175.
winter aan het spoorwegpersoneel te danken
heeft gehad. Toen de mannen door de
sneeuw en den striemenden vind moesten
sjouwen om hun nachtdienst te vervullen.
Spreker deelde hierop eenige bijzonderhe
den uit het Bezoldigingsbesluit mede. Hieruit
blijkt, zei hij, dat de spoorwegambtenaar al
tijd als stiefkind behandeld wordt. De win
keliers leveren toch hun waren ook niet goed-
kooper aan een spoorwegman, dan aan een
Rijksambtenaar.
Het spoorwegpersoneel heeft recht op
eenige tegemoetkoming van regeering en
spoorwegdirectie. Gelukkig ziet spreker al
eenige teekenen. dat die in de toekomst wel
zal komen, blijkens een rede, die de heer
Kalff eenigen tijd geleden te Delft in een
bijeenkomst van studenten heeft uitgespro
ken, en blijkens de dienstorder van de spoor
wegdirectie (die spreker begrijpt niet hoe
dat mogelijk was nog eerder in Haarlem's
Dagblad werd gepubliceerd, dan dat hij haar
in zijn bezit kreeg), waarin zij dank brengt
aan het personeel voor de groote plichtsbe
trachting in de koude wintermaanden en
waarin meegedeeld wordt, dat daarvoor gra
tificaties zullen worden uitbetaald. Toch
meende spreker, dat het dringend noodlg is,
dat de organisaties sterker moeten worden
gemaakt, niet alleen horizontaal, maar voor
al ook in de diepte.
De heer Aveling ontving voor zijn boeiende
rede een dankbaar applaus.
Een motie.
Na de pauze legde de voorzitter do volgen
de motie ter goedkeuring aan de vergade
ring voor:
„De afdeeling Haarlem van den ..Bond van
Ambtenaren in dienst bij de Nederl. Spoor
wegen;
in vergadering bijeen on Donderdag 28
Maart 1929 in Hotel „Lion d'Or" te Haarlem;
kennis genomen hebbende van de afkondi
ging van het bezoldigingsbesluit voor de
Rijks-Ambtenaren;
van meening zijnde dat er alleszins reden
is ook ten opzichte van het Spoorwegperso
neel zoo spoedig mogelijk over te gaan tot
herstel der vele verslechteringen, welke dit
personeel heeft moeten ondergaan;
dringt er bij het hoofdbestuur op aan, met
alle het ten dienste staande middelen, zoo
mogelijk in samenwerking met de andere
organisaties van spoorwegpersoneel, krach
tig te ijveren voor vermeerdering van inkom
sten van het spoorwegpersoneel en voor on
verwijlde invoering der verbeterde stand
plaats-indeeling. zooals die is vastgelegd in
het bezoldigingsbesluit voor de Rijksambte
naren".
Op voorstel van één der aanwezigen werd
besloten, deze motie, met verzoek om haar te
steunen, aan de andere al'deelingen toe te
sturen.
Na een korte bespreking, waaraan ook het
hoofdbestuurslid Lijfferlng deelnam, werd
de motie met algemeene stemmen aange
nomen.
Daarna werd de vergadering gesloten.
Het is bij de bestudeering van de verkeers-
vraagstukken van de stad Parijs buitenge
woon moeilijk gebleken, regelen vast te stel
len, die algemeene toepassing zouden kun
nen vinden. Vele plannen zijn in theorie wel
goed, maar de uitvoering er van wordt door
noodzakelijke overwegingen van economi-
schen, historischen of artistieken aard dik
wijls verhinderd. Om zich een voorstelling
van den omvang van het probleem te vor
men, is het voldoende, contenant en con-
tenu tegenover elkaar te stellen, dus de aan
wezige oppervlakte van het wegennet en de
oppervlakte, welke feitelijk noodig zou zijn
om het verkeer naar behooren te kunnen
opnemen. Terwijl het eerstgenoemde om zoo
te zeggen stabiel blijft, vertoont het laatste
een geweldige toeneming, gelijk uit eenige
getallen blijkt: terwijl in het departement de
la Seine in het jaar 1920 nog slechts 32.400
motorvoertuigen waren gedomicilieerd, zijn
er thans 200.000, niet medegerekend de groo
te menigte automobielen, die dagelijks uit de
omgeving en de provincie naar Parijs stroo
men. Over de vier» voornaamste pleinen van
de stad rijden dan ook tusschen 3 en 7 uur
des namiddags gemiddeld 75.000 automobie
len, per plein dus ongeveer 20.000! Er rijden
in het genoemde departement 18-000 taxis en
andere huurauto's, 1372 autobussen en 2708
tramwagens. Moet nu het contenant vergroot
en het contenu eventueel beperkt worden?
De Parijsche autoriteiten zijn zoowel van
het een als van het ander afkeerig: zij wij
zen fantastische nieuwbouw- en wijzigings
plannen van verkeerswegen even stellig van
de hand als zij het vanzelfsprekend oordee-
len dat het aantal openbare zoowel als par
ticuliere motorvoertuigen op geen enkele wij
ze kan worden beperkt.
Wat kan en zal er nu gebeuren? Het gaat
om de gematigde en verstandige uitvoering
van een aantal maatregelen, die tot dusver
in het algemeen effectief zijn gebleken. De
oudste daarvan is de inrichting van de sens-
unique, den weg met één baan, die te Parijs
sedert het jaar 1912 bekend is. Van onge
veer 4000 wegen waren in het jaar 1925 er
ongeveer 50 voor het verkeer langs één baan
bestemd, tegenwoordig zijn er reeds meer
dan 155. Terwijl vroeger het voorschrift van-
het verkeer in één richting alleen gold op
werkdagen en op bepaalde uren van den dag,
is het tegenwoordig onbeperkt ingevoerd met
uitzondering alleen van den tijd tusschen 1
uur en 6 uur des nachts. Een belangrijke
verlichting heeft het ceintuurverkeer op de
pleinen teweeg gebracht, dat geleidelijk op
alle pleinen van beteekenis is ingevoerd en
dat ook voor de trams toepasselijk is. Van
belang zijn verder, behalve het uitgebreide
.signalenstelsel van de verkeerspolitie de te
Parijs getroffen maatregelen tegen de lang
zaam rijdende voertuigen, gelijk verhuiswa
gens, transportwagens, handkarren enz., die
van verscheiden belangrijke verkeersstraten
geheel uitgesloten zijn. Een doeltreffende re-
-gclirig -isingevoerdvoor het statiönneeren
van de automobielen. Het stilhouden- aan
den rand .van het trottoir is'in de voornaam
ste verkeersstraten alleen geoorloofd voor
het in- eb uitstappen, 'terwijl het langere
statiönneeren moet gebeuren in het mid
den van de straat, in den as van den weg. In
straten van geringere breedte dan 12 M.
wordt het statiönneeren aan slechts één
kant toegestaan en wel bij afwisseling op
even kalenderdagen aan den kant van de
even huisnummers en op oneven dagen aan
de oneven zijde. Met de autobussen zijn dank
zij hun soepelheid in het verkeer goede er
varingen opgedaan; hun aantal zal ten deele
ter vervanging van de trams, nog worden
uitgebreid. In de verkeersregeling is natuur
lijk ook de voetganger opgenomen, die zich
aan de voorschriften van de politie even
nauwkeurig heeft te onderwerpen als de be
stuurders van motorvoertuigen. De straten
moeten bij kruispunten overschreden wor
den tusschen twee in het verlengde van de
trottoirs aangebrachte strepen, waarbij de
voetgangers aandacht hebben te schenken
aan de signalen van de verkeerspolitie. Door
bijzondere voorschriften is de bescherming
van de voetgangers bij halten van trams of
autobussen bereikt. Hoe doelmatig al deze
maatregelen zijn, toonen de ongevallensta
tistieken duidelijk aan, die de enorme toe
neming van het verkeer ten spijt, langen
tijd stabiel zijn gebleven en thans zelfs een
lichte neiging tot vermindering vertoonen.
Verdere maatregelen van de Parijsche
verkeerspolitie betreffen de verkeerseilan-
den, het aanbrengen van bijzondere spat
borden bij vrachtauto's, de bestrijding van
Naar het Engelsch van
CHARLOTTE M. BRAME.
19)
Verbijsterd las Marguérite daar, dat ze
becraven was in het familiegraf van de
Stairs, dat haar echtgenoot en haar vader
de plechtigheid hadden bijgewoond, dat de
koning een telegram van deelneming had
laten zenden.
Geen vrees nu meer voor een sensationeel
proces, geen vrees dat haar mooie liefde,
zoo kort en droef en innig, zou worden bloot
gesteld aan de bespotting van een volle
rechtszaal, geen vrees meer, dat Lady Perth
zou vertellen hoe Darcy Este haar gekust
had; hij zou nooit weten hoe iemand hen
had'bespied in het schoonste uur van hun
leven.
Op dit oogenblik deed Marguerite de plech
tige belofte dat iemand zou gewaar wor
den dat ze nog leefde, dat ze zelf ook zou
trachten haar verleden als dood te beschou
wen en dat ze alleen, volkomen alleen, op
nieuw zou beginnen.
HOOFDSTUK XXV.
Het was een Juni-morgen vol kleur en
licht. De eiken van Oakcliff stonden zwaar
in blad, de mooie breede rivier schitterde in
de zon, koele donkere schaduw lag over de
diepe Reigerpias. Zeventien jaar waren
voorbijgegaan sinds den dag dat het fa-
het rumoer door de bepaling dat het gebruik
van ciaxons tusschen half twee en vijf uur
des nachts is verboden. Talrijk zijn de ver
schillende verkeerssignalen, van den ver
keersagent met den witten staf tot de auto
matische lichtsignalen. De in Duitschland
vrij algemeen ingevoerde gele kleur voor het
signaal „Achturig" is te Parijs niet bekend,
men stelt zich tevreden met rood voor het
verbod en groen voor het verzoek, langzaam
te rijden. Verder werdt blauw voor de mede-
deeling van speciale voorschriften toegepast
Goede diensten bewijzen de flikkerlichten,
die meer en meer burgerrecht verkrijgen.
Verkeerstorens zijn te Parijs niet bekend. De
verkeersagent staat op den beganen grond,
op enkele van de voornaamste pleinen zit
hij te paard, hetgeen het voordeel heeft,
dat hij gemakkelijk van plaats kan veran
deren. De in vele steden gelijktijdig den weg
afsluitende, respectievelijk openstellende
automatische lichtsignalen zijn te Parijs
eveneens onbekend, daar de structuur van
de stad toepassing daarvan onmogelijk
maakt. In het algemeen onthoudt de Parij
sche verkeerspolitie zich angstvallig van
schabloniseering. Bijzonder interessant is de
opleiding en de uitrusting van de verkeers
politie. Niet alleen moet iedere verkeers
agent op een leerwagen met dubbel stuur
'zelf leeren rijden, maar de politie beschikt
tevens over een eigen, omvangrijken auto-
mobieldienst, die in het geheel 212 voertui
gen omvat, waarvan 12 personenwagen, 85
vrachtauto's, 75 kleine auto's of motorrij
wielen, benevens een aantal speciale voer
tuigen.
Als maatregelen voor de naaste toekomst
heeft de heer G. Dallier, sous-directeur a
1' administration centrale de la police muni
cipale onlangs gewezen op het vraagstuk der
onderaardsche garages, waaraan hij echter
geen groote waarde kon toekennen, in de
eerste plaats omdat reeds een druk gebruik
wordt gemaakt van de ruimte onder de
aarde, zoodat de beschikbare plaats zeer be
perkt is en bovendien omdat de glooiingen
voor het in- en uitrijden veel bruikbare
straatoppervlakte zouden wegnemen. On
danks deze moeilijkheden zal binnenkort een
proef in dezen geest worden genomen. De
particuliere tuinen, die bij de huizen be
hooren zouden parkeergelegenheid bieden
aan ongeveer 4000 automobielen, maar het
wordt uiterst moeilijk geoordeeld, de eigena
ren van dergelijke perceelen er toe te bewe-
wen, hun tuinen voor dit'doel beschikbaar te
stellen. Bovendien zouden de moeilijkheden,
die het in- en uitrijden van dergelijke par
keerplaatsen zou opleveren, deze bij de
automobilisten niet bijzonder populair ma
ken. Ter vermindering van het straatverkeer
zullen de groote magazijnen tot inrichting-
van parkeergelegenheden (eigen garages)
alsmede tot het maken van directe onder
aardsche toegangen naar de ondergrondsche
verplicht worden. Eén belangrijke verbete
ring verwacht men voor het overige van klei
ne wijzigingen in den werktijd van de groote
fabrieken en handelshuizen, óm het ver
keer op de spitsuren te verminderen en te
verdeelen over langere tijdvakken. Van de
handkarren hoopt men, dat ze binnen niet te
langen tijd geheel uit het stadsbeeld zullen
verdwijnen. Voor de snelheid van het verkeer
bestaan in de Fransche hoofdstad geen gren
zen, met uitzondering van het voorschrift,
dat de bestuurder aldus heeft te rijden, dat
hij te allen tijde zijn wagen blijft beheer-
schen. Voor vrachtauto's bedraagt de maxi
mumsnelheid 20 K.M.
De heer Dallier heeft alle vrienden en be
wonderaars van de stad aan de Seine de ver
zekering gegeven, dat zoo lang het maar
eenigszins mogelijk zal blijven, aan het
uiterlijk van de stad geen ingrijpende ver
anderingen zullen worden teweeg gebracht
naar aanleiding van de geweldige toeneming
van het verkeer.
Blijkbaar heeft deze laatste mededeeling
van den heer Dallier betrekking op het be
kende plan van het lid van den Parijschen
gemeenteraad Emile Massard. een be
kenden specialist op het gebied van ver-
keersvraagstukken, die van oordeel is, dat de
hulpmiddelen inzake de verkeersregeling
nog lang niet zijn uitgeput en deswege een
zeer kostbaar plan heeft uitgewerkt. Hij
heeft er de aandacht op gevestigd, dat alle
nieuwe parkeerplaatsen, die men op inge
nieuze wijze denkt te hebben gevonden, den
volgenden dag reeds door een stroom van
nieuwe voertuigen van allerlei aard worden
gebruikt. Massard ziet naar men weet de
miliegraf van de Stairs voor het laatst ge
opend en gesloten was geweest. Lady Perth
was hertrouwd; een man was daartoe dap
per genoeg geweest. In de zeven jaar, dat
Lord Stair buitenshuis vertoefde was de
koude, trotsche vrouw zich eenzaam gaan
voelen in het groote huis. Ze had den mar
kies van Holte ontmoet, tijdens een bezoek
aan Cowes. Hij was een weduwnaar met zes
dochters en dit feit, dat de meeste vrouwen
zou hebben afgeschrikt, scheen voor Lady
Perth juist een aansporing te zijn om het
aanzoek aan te nemen.
Men kan zich Lord Stair's verbazing voor
stellen, toen een brief van zijn zuster hem
naar huis riep omdat ze ging trouwen.
Ethel was toen bijna acht jaar en Lady Perth
liet haar door een uitstekend gouvernante
opvoeden.
Zoo begon vroeg in dat voorjaar een nieuw
leven op Oakcliff. Van dien dag af scheen de
kleine Et-hel als meesteres te heerschen.
Lord Stair verafgoodde haar en Ethel was
zijn liefde-waard. In gestalte leek ze op haar
moeder. Lang en tenger, maar het meisje had
de donkere schoonheid van de Stairs. Haar
haar was bijna zwart, ook baar oogen waren
heel donker en ze had een prachtige blanke
teint.
Ze was statiger dan Marguérite, maar ze
had het warme hart en den vurigen geest
van haar moeder.
Haar opvoeding was zorgvuldiger dan die
van de meeste meisjes uit haar stand.
Lord Stair nam haar mee naar Duitsch
land om haar de Duitsche muziek te leeren
kennen en later was ze langen tijd in Frank
rijk, zoodat Ethel Stair, toen ze zeventien
was, twee vreemde talen vloeiend sprak.
Toen werd ze gepresenteerd in Londen on
der de protectie van Lady Perth nu mar
kiezin van Holte en de groote wereld
dweepte met haar.
Ze had evenveel aanbidders als er dagen
waren in het jaar, maar deze gereserveerde
schoonheid scheen weinig gevoelig voor de
hulde, die haar werd gebracht.
De eenige bewonderaar waarom ze gaf, was
de jonge Hertog van Neath die, van het eer
ste oogenblik af, dat hij haar had gezien,
zijn hart aan haar had verloren. Van haar
moeder had Ethel een diepe liefde voor de
natuur geërfd en toen de tijd voor de ro
zen kwam, vroeg ze baar vader haar mee
te nemen naar Oakcliff.
En op dezen Junimorgen had ze hem
overgehaald buiten op het terras koffie te
drinken.
De zon scheen op de kleine tafel met het
fijne porcelein, het kostbare oude zilver, het
rijke fruit en de geurige koffie.
Lord Stair leunde achterover in zijn stoel,
om beter te kunnen genieten van zon en
bloemen. Een aardige rieten stoel was voor
zijn dochter neergezet en ze praatte vroolijk,
terwijl ze de honneurs waarnam.
Ik houd dol van vruchten! zei ze, deze
druiven zien er uit als gecondenseerde zon,
Lord Stair keek glimlachend naar Ethel en
zei: Een Junidag in Engeland is het
heerlijkste wat ik ken, maai' Ethel keek ver
weg over de boomen en schéén hem niet
te hooren. Plotseling keek ze naar hem op.
Papa, zei ze, ik wou dat ik me moe
der kon herinneren, ik zou haar zoo graag
gekend hebben.
Als altijd, wanneer ze over haar moeder
sprak, kwam er een schaduw op zijn gezicht.
Waarom hebt u geen enkel portret van
haar. papa? U hebt een heele collectie van
Lady's Stairs aan de wanden, maar van
moeder heeft u niets.
Ik weet het niet. We hadden nooit ge
dacht, dat ze zoo jong zou sterven. Ze was
nog geen negentien.
Nog geen negentien? herhaalde het
jonge meisje en ze was zoo mooi! Zelfs
tante Phamer zegt het. Ik wou dat ik me
haar kon voorstellen. Hield ze veel van me'1
Ontzaglijk, Ethel. „Zonnestraaltje",
noemde ze je altijd.
Het moet heerlijk zijn een echte, leven
de moeder te hebben, zei Ethel ernstig,
Ik zou van niemand meer kunnen hou
den dan van u, maar het zou zoo anders
zijn. Ik benijd alle meisjes die een moeder
hebben.
Ik heb mijn best gedaan je het verlies
zooveel mogelijk te vergoeden, zei hij zach:
en Ethel, die vreesde hem pijn gedaan te
hebben, kuste zijn donker gezicht.
U is voor mij vader, moeder en vriend,
alles tegelijk geweest. En toch. ging ze, voort.
ofschoon ik mij haar niet herinner, is
moeder een deel van mijn leven. Ik denk bij
na altijd aan haar en tracht me voor te stel
len hoe mijn leven geweest zou zijn, als ze bij
ons was.
Papa, ging ze bijna angstig voort, na
een paar minuten zwijgen, ik moet het u
vragen, ofschoon tante Phamer het me
streng verboden heeft. Waarom ging moe
der dien middag van het ongeluk toch alleen
naar Londen?
Het was de vraag, die ook hem geen rust
'iet na al die Jaren. Waarom was ze gegaan0
Hij geloofde In haar onschuld, zelfs tegen
haar eigen woorden in. Et-hel's donkere
oogen keken hem onderzoekend aan en h!j
wist niet wat hij antwoorden moest.
Ik weet het niet. Ik was niet thuis dien
middag en ze stond niet op zeer vertrouwe-
ij ken voet met je tante.
Arm moedertje! zuchtte het meisje.
Tante heeft me eens verteld, dat moeder
zooveel hield van de Relgerplas en nu vind
ik het ook heerlijk om daar heen te gaan.
Dan heb ik soms zoo'n vreemd gevoel, alsof
ik daar dichter bij haar ben dan ergens
anders.
Lord Stair stond op. De gcheele tragedie
rees weer voor hem op en om zijn ontroe
ring te verbergen boog hij zich over de ba
lustrade. Ethel bemerkte het niat, haar le
vendige gedachten waren afgedwaald naar
haar grootvader.
Heb ik u verteld papa, dat ik een brief
heb gehad uit Inlsfail en dat het nieuwe
oratorium de volgende maand wordt uitge
voerd? Is het niet grappig, papa, ging ze
lachend voort, dat hij zich maar nooit
schijnt te kunnen herinneren hoe ik heet?
Hij noemt mij altijd zijn derde Daisy.
En vroolijk lachend liep ze weg van het
terras om de duiven te voeren, terwij! haar
vader, een trek van pijn om zijn mond, zacht
jes den naam van Marguérite fluisterde.
HOOFDSTUK XXVI.
Ik zie niet in, zei de hertog van Neath,
wat onze leeftijd er mee te maken heeft
We houden van elkaar! Waarom zouden we
de beste jaren van ons leven doorbrengen
met op elkaar to wachten? U zegt. dat u
bezwaar hebt, omdat Ethei nas achttien is
Wees redelijk, Lord Stair. Waarom zouden
we wachten?
Jullie bent beiden nog zoo Jong was
het antwoord. Je kunt beiden nog zoo
veranderen.
Nooit riep do Jonge man. Denkt u dat
er voor mij ooit- iemand anders dan Elhel zal
bestaan?
(Wordt vervolgd.)