HAARLEM'S DAGBLAD De reclameteekenaar Jac. Köper te Heemstede, daartoe geïnspireerd door het artikel „Vechten tegen Oorlog" in ons nummer van 30 Maart, schiep bovenstaande tcckenlng, waarin hij de funeste beteckenis van het stelsel der geheime verdragen, dat nog steeds overal voortwoekert, symboliseerde. WOENSDAG 10 APRIL 1329 VIERDE BLAD rondweg verklaard dat leder beroepsofficier ten allen tijde vóór uitbreiding van bewa pening zal zijn. En dat spreekt vanzelf. En de anti-oorlogsactie moet de volkomen ontaarding van den modernen oorlog, zijn laagheid en gemeenheid en onridderlijkheid voortdurend belichten. Naast het groote feit, dat er niets meer mee te winnen is. Geen enkel land dat er in deelneemt kan er meer werkelijke winst mee behalen. Dat is een groot ding, een geweldig argument voor de bestrijders van den oorlog. Vooral bij de za kenwereld, die zich niet assureert tegen haar zwaarste risico. Wie ten oorlog trekt, weet dat alles verloren is of hij nu Amerikaan, Engelschman, Franschman, Duitscher of Hollander is. Was dat in vroeger tijden ook zoo? Neen. Toen kon een groote oorlog wel degelijk groots voordeelen voor de overwinnaars af werpen. Nu doet hij het niet meer. Dat heeft de laatste oorlog bewezen. De waanzin van oorlog heeft een climax bereikt. En daarop is mijn grootste hpop gevestigd voor het succes der anti-oorloesactie: Zy moet aan- toonen met de duidelijke feiten, dat de oor log zichzelf vernietigd heeft, dat hij tot een reöuctio ad absurdum is geworden, dat ro mantiek en heldenmoed zoowel als winstbe jag als drijfveeren zijn uitgeschakeld, en alleen zelfmoord-in-massa is overgebleven. Als een scepticus mij zegt: „Het is al ze venduizend jaar zoo geweest, en het zal dus altijd zoo blijven dan antwoord ik: „Neen, want in al die eeuwen heeft een proces zich ontwikkeld, dat leidt tot zelfvernietiging van den oorlog". Den geachtep inzender heeft heb wat vreemd aangedaan, te ontdekken dat hij een pacifist is, terwijl hij zoodanige lieden als omverwerpers van het gezag placht te beschouwen. Hij is het eens met mijn ver klaring, dat ik, als oorlog eenmaal uitbrak, mee zou uitrukken omdat ik de andere ke rels niet fn den steek zou willen laten, maar in het bewustzijn dat nu alles verloren was. En hij zegt: dat is gekkenwerk, maar toch zou ik mij ook niet tegen de wetten onzer samenleving willen verzetten. Welnu: millioenen onzer zijn pacifisten zooals hij en ik, die ons niet tegen de wetten der samenleving willen verzetten, maar die moeten strijden om ze langs legalen weg te verbeteren. Tegenover degenen die ons lief zijn, tegenover onszelf zijn wij verplicht om te handelen nu het nog tijd is, om te pro- pageeren tegen het Monster Oorlog, om te voorkomen dat wij, op het moment dat het gekkenwerk zou losbarsten en wij er ons niet meer aan zouden bunnen onttrekken, het verschrikkelijke zelfverwijt zouden voelèn: „Ik heb niets gedaan, ik ben inert en scep tisch geweest toen het nog tijd was om te handelen, en nu is alles verloren". Ook in het Vechten tegen Oorlog moeten wij, als altijd, vechten tegen onszelf. Ik wil besluiten met dat al vaker geciteer de groote woord van den Franschen dichter Edmond Rostand, in „La Princesse Loin- taine": „L'inertie est le seul vice. Et la seule vertuc'est l'enthousiasme". Geestdrift kan alles doen slagen, al het groote en schoone doen bereiken ook de overwinning in het Vechten tegen Oorlog, R. P. LETTEREN EN KUNST HET TOONEEL. R.-K. REISVEREENIGING. R.-K. AMSTERDAMSCH TOONEEL- GEZELSCHAP DE GEBROEDERS KALKOEN VAN GERARD NIELEN Gerard Nielen is „en vogue" bij onze Haarlemsche dilettanten; het was gisteren reeds de derde maal in dit seizoen, dat ilc een stuk van hem zag spelen en nu wachten ons nog opvoeringen van D. I. U. en Jacob van Lennep, waarop eveneens blijspelen van Nielen zullen worden gegeven. Het succes van Nielen "bij het liefhebberij-tooneel is zeer verklaarbaar. Zijn tooneelstukken, abso luut zonder eenige pretentie geschreven, doen zeker niet onder voor de vele Duitsche kluchten, welke altijd nog op het repertoire van ons diiettanten-tooneel voorkomen; ze zijn altijd doodonschuldig, gemakkelijk te spelen en wat een der grootste deugden is ze zijn „tooneel". Zijn „Gebroeders Kal koen" is nog steeds Nielen's „coup de maitre" en het verwonderde mij niets, toen ik hoor de, dat dit blijspel reeds honderden malen door dilettanten gespeeld is geworden. Gisteren zagen wij de bekende „Kalkoen tjes" weer eens op een feestavond van R.-K. Reisvereeniging in den Schouwburg aan den Janéweg. 't R.K. Amsterdamsch Tooneelgezel- schap gaf er een over het algemeen aardige, amusante voorstelling van. Dit Amster damsch Tooneelgezelschap bezit enkele krachten, die gezien mogen worden. Daar is allereerst de dilettant, die den nijdasserigen Hendrik Kalkoen voor zijn rekening had genomen! Hij is iemand die werkelijk typee- ren kan en die het ware tooneelbloed in zijn aderen heeft! Je ziet dadelijk dat hij leeft op de planken, hij is er geheel en al „in" en hij laat zijn rol ook geen oogenblik los. Dat hij nu en dan wat te veel geeft, is van een zoo ambitieus speler niet te verwonderen. Een streng regisseur zou hem zeker meer aan den teugel houden, maar ik zie toch liever op het tooneel een speler met te veel dan met te weinig vuur! Jacob werd 111 zijn sulligheid eveneens aardig getypeerd en het broederpaar kwam in zijn tegenstelling dan ook heel goed tot zijn recht! Wanneer de rollen van de twee Kalkoentjes maar be hoorlijk bezet zijn, dan kan men van het succes van Nielen's blijspel verzekerd zijn, wat ook weer gisteren bleek! Van de bijrollen onderscheidden zich Leo door zijn beschaafd, los optreden. Horsman door zijn gemakkelijkheid van beweging, een oude winkelbediende door aardige typeering en Truus, de huishoudster, door levendig', goed spel. De jonge Phientje hadden wij voor een meisje, dat zooveel harten op hol brengt en de zaken der Kalkoentjes binnen een paar weken tot bloei brengt, wel wat pittiger en kwieker gewenscht! Wat dit Amsterdamsche gezelschap mij toeschijnt te missen is een strenge, vakkundige regisseur. Met deze krachten zou meer te bereiken zijn! Het was duidelijk te zien. dat een doelbewuste leiding bij deze spelers ontbrak! Maar dit werd voor een deel vergoed door de blijkbare anüno, de liefde waarmee gespeeld werd! Men zag dui delijk, dat ieder op de planken er pleizier in had en dat pleizier sloeg over naar de zaal! Er is veel en hartelijk gelachen en het suc ces der Amsterdammers was dan ook heel groot, zoodat de R.K. Reisvereeniging met voldoening op dezen geslaagden avond kan terugzienWat voor een belangrijk deel aan Gerard. Nielen te danken is. J. B. SCHUIL. MUZIEK. ACHTSTE BACHCONCERT. Drie orkestnummers louter goede be kende werken, al zijn de Variaties van Brahms hier minder vaak uitgevoerd dan diens Symphonieën. Drie stijlen ook: de ro mantiek van Schubert-, die in zijn Symphonic in b-min. tot felle dramatische accenten en tegenstellingen voert; de op de klassieke voortbouwende metamorphoseeringskunst van Brahms; het naturalisme van den Rus Tschaikowsky elk weergegeven naar zijn aard door onzen meesterdirigent: Schubert romantisch, dramatisch; Brahms in strenge lijn met fijnste detailleering der polyphonie; Tschaikowsky spannend, zwoel, dan weer vulcanisch uitbarstend als de natuur zelve, met daartusschen het menscheliik leven in zijn vreugde en verlangen, op een wijze, zooals slechts Mengelberg het kan geven. Welken zin zou het hebben het voor en te gen van sommige détails in Mengelbergs op vatting te overwegen? Zoodra men het er over eens is dat een stijve metronomisch-on- veranderlijke weergave niet het ideaal is, wordt afwijking geoorloofd en de hoegroot heid daarvan een kwestie van persoonlijken smaak. Sommigen meenen dat Mengelberg m werken als de Vijfde van Tschaikowsky we! eens te ver gaat. 't Kan zijn, maar ook zij zullen niet ontkennen dat zijn vertolking van begin tot eind boeiend is en dat zij een relief aan alle onderdeelen geeft, waardoor zelfs de minst geschoolde hoorder ze opmerkt en waardeert. De beknotting der finale zal wel om practische redenen geschieden; het ware misschien niet slecht als ook in het wat lang gerekte Andante eenige bekorting kon wor den aangebracht. Maar hoe het werk insloeg bewees de geweldige ovatie aan het slot, toen de dirigent en het orkest, en nog eens in het bijzonder de eerste hoornist Sell den dank van het publiek in ontvangst moesten ne men en Mengelberg de hand schudde van concertmeester Louis Zimmermann en nog eens en nog eens Het was geweldig; het was ook de uitlui ding van de Bachconcerten van dit seizoen, de dank voor al het schoone wat ons onvol prezen Concertgebouw-orkest ons daarin weer geschonken heeft; het „tot weerziens" in een volgend wintertijüperk. Dat dit tijdelijk afscheid met een zuiver orkestralen avond plaats vond was toe.te juichen. Alle aandacht kon zich nu op het orkest en de daardoor vertolkte werken con- centreeren. De medewerking van een solist brengt zoo vaak overdreven persoonsbewon- dering mede; geeft ook niet- zelden aanlei ding tot het uitvoeren van stukken die niet op gelijke hoogte staan met de groote orkest werken, en waarin meer de virtuositeit van den solist moet uitblinken. We hebben op een avond als dien van gisteren echter weer eens kunnen zien dat in een orkest als het Amsterdam zooveel virtuozen zitten als het werkende leden telt, virtuozen die echter niet dan bij uitzondering de aandacht voor zich alleen vragen, doch bescheiden samen werken tot de vorming van één groot geheel van de uiterste volmaaktheid, dat zich willig voegt naar het gebaar en den blik van den machtige die er den staf over zwaait. Op het bezit van dat geheel, van dien kunsteenheid mógen we met recht trotsch zijn. KAREL DE JONG. ORGELBESPELING in de Groote- of St. Bavokerk te Haariem on Donderdag 11 April 1929, des namiddag van 34 uur door den heer George Robert. Programma: 1. Prélude, Fugue et Variation, César Franck. 2. Choralvorspicle, Joh. Brahms. a. Herzlich tut mich verlangen, b. O Welt, ich muss dich lassen. 3. Fantasie en Fuga g kl, t., J. S. Bach. 4. In Paradisum, Th. Dubois. 5. Grand Choeur alia Haendel, Alex. Guilmant INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 6C Cts. par re^el. Dr.H. NANKING'S HAEMOFERRIN Bloedvopmenci versterkingsmiddel. f 2.60 p.'/i flesch. ƒ1.60 p flesch KAMPIOENEN OP DEN DANSVLOER. COMPETITIE.WEDSTRIJD TE HAARLEM. Zoo heeft dan Haarlem Dinsdagavond den officleelen wedstrijd m het dansen gehad, zoo is er om het plaatselijk kampioenschap in de danskunst gestreden. Waarom ook niet? De andere muzen, Thalia, Euterpe, kennen reeds lang wedstrijden en concoursen. Het zich me ten met anderen bracht altijd verbetering mee en al stelle men zich nu niet voor de danskunst eenmaal op de Olympische Spelen vertegenwoordigd te zien, het Centraal comité voor de Nationale Danscompetitie, dat deze kamp organiseert denkt haar jaarlijks te houden en heeft er goede verwachtingen van. Dit comité werkt in samenwerking met het Weekblad Cinema en Theater en heeft de danslustlgen in twinfig plaatsen warm ge maakt voor haar idee. De bekende heer C. Klinkert, dansloeraar te Amsterdam heeft de centrale leiding, te Haarlem was de plaatselijke organisatie in handen van den heer II. Kwekkeboom. Zoo leidde deze dansleeraar Dinsdagavond in het II. K. B.-gebouw een negental paren ten dans, een niet groot aantal, maar „het puikje van de Haarlemsche dansers". De algemeene indruk, dien de jury ontving was dan ook zeer gunstig. Er wordt in Haar lem beter gedanst-, dan in menige andere plaats, beter ook dan bij deze competitie te Amsterdam, zei ons de heer Klinkert, die als Jurvlid alle wedstrijden bijwoont. De wedstrijd bestaat in drie moderne dan sen, de fox-trot, de wals en de tango. Van acht tot negen liet de heer Kwekkeboom dansen", dansers en danseressen maakten zich vertrouwd met dansvloer, omgeving en orkest. Het laatste, een Jazz-trlo uit Amster dam, soms geassisteerd door een harmonica speler, heeft zich zeer loffelijk van zijn ge wichtige taak gekweten. Negen paren hebben telkens bij drie tege lijk de fox-trot gedanst en natuurlijk op negen verse lullende wijzen. De een wat sier lijker dan de ander, een volgende beter van opvatting, weer een ander rustiger of cor recter. Zoo was het ook met wals en tango. Er waren vrijwat toeschouwers, die tus- schen de bedrijven gelegenheid kregen tot een dansje, terwijl de jury niet keek, maar zich bezig hield met bespiegelingen aangaan de de geleverde prestaties. De jury bestond behalve uit den heer Klinkert uit. den heer en mevrouw J. Constandse uit Den Haag en den heer A. Meyes. In een laatste ronde betwistten de vier beste paren elkaar den eerepalm. Als de besten koos de jury tenslotte den heer A, de Wit Jr. en mej. R. WesseMng, die een medaille kregen als eerste prijs, oen diploma- reikte de jury uit aan II. v. d. Mlje en mej. C. van Putten als tweeden prijs, en aan Th. de Mooy en mej. C. Punt, dij derden werden. De heer Klinkert sprak daarb'J eeni ge toepasseüjek woorden, waarin hij het dansen in Haarlem goed noemde als gevolg van goed onderwijs. Zoowel de eerste prlnswinnaars als de twee de prijswinnaars zullen mogen deelnemen aan de finale, die 14 April in Bellevue to Amsterdam gestreden wordt om den „Cine ma en Theater-beker", daar tusschen beider aantal punten maar een half punt verschil was, VECHTEN TEGEN OORLOG. De beschouwing van een lezer. (Ingezonden stuk.) EN EEN ANTWOORD. Haarlem, 7 April 1929, Geachte heer R. P., Uwe artikelen over den modernen oorlog heb ik steeds met groote belangstelling en instemming gelezen. Ik waardeer daarin speciaal uwe waarschuwingen tegen het ge vaar dat wij Hollanders, onder invloed van het lezen van sommige couranten, zouden gaan denken dat „de Belgen" vijandig-ge- zinde, nare menschen zijn. Wij zouden door een dergelijke, absoluut ongegronde gene ralisatie in een soort oorlogsstemming kun nen geraken (ook al is er gelukkig geen kans op oorlog) die zeer schadelijk zou kun nen werken op de publieke stemming die veelal als publieke opinie geldt. Natuurlijk mogen wij eventueele veldtochtsplannen van een paar Belgische hoofdofficieren niet op rekening van het Belgische volk schrijven, sjsof die plannen een uitdrukking zouden zijn van de wenschen en voornemens van dat volk. Zoo ook niet enkele schetterige stukjes die in sommige Belgische kranten zijn verschenen. Wij moeten vasthouden aan de gedachte dat het Belgische volk even weinig aan eischen t. 0. van Holland denkt als wij aan ruzie met België. Intusschen lijkt het wel of we alweer in .een verder stadium zijn. De belangstelling voor de tractaat-kwestie zelf begint al te verminderen, maar toch zijn yelen van ons opgeschrikt en aan het denken gegaan. Mijn aandacht tenminste is door uw Datumstukje van Zaterdag' 30 Maart plotseling op een punt geconcentreerd dat ik tot nu toe, half onbewust, had ontweken. U schreef „Daar zal dan geen dienstweigering op groote schaal zijn ookmaak u daar geen illusies over. De legers zullen niet weigeren op te trekken. Het zal te laat zijn. En wij mannen zullen meegaan omdat wij de an dere kerels niet in den steek willen laten omdat wij mannen zijn. Maar in het be wustzijn "dat alles verloren is Daar ben ik, eerlijk gezegd, erg van ge schrokken. Omdat ik dit; evenals U, zoo be grijpelijk vind, en tevens zoo waarschijnlijk zou vinden als ik niet hoopte dat het anders zal kunnen gaan. Ik herinner mij in 1914 óók gedacht te hebben: Als het ergste komt dan zullen vele vrijgestelden óók meewillen omdat zij niet kunnen thuisblijven als de anderen allen naar de loopgraven gaan. Zoo zullen dus zeer velen optrekken uit solidariteit „maar in het bewustzijn dat alles verloren is." Zij (wij) zullen dus meedoen aan dat moderne oorlogsbedrijf, we zullén het geluk van ons gezin, het leven van onze zonen, in het grootste gevaar brengen, het geluk van buitenlandsche gezinnen trach ten te vernietigen; we zullen jonge mannen, die in gewone tijden net als wij, als koop man, ambtenaar, arbeider, werkzaam zijn, trachten te doodën op grond van hun vreem de uniform! recht tegen onze bedoelingen in en in strijd met onze diepste overtuiging en dat alles uit solidariteit!? Maar dat is gekkenwerk! Of liever: dat is een oplossing die natuurlijk fout is. En moeten we dat nu toch maar doen omdat we geen. andere oplossing Zien? We zijn het eens, Mr. R. P. „dat alles ver loren is" als we eenmaal optrekken. Ook als we dien oorlog zouden winnen. Ik voor mij zou geen oorlog willen voeren om Zeeuwsch Vlaanderen, zelfs om veel meer nog niet. Ik zou ook geen inbreker willen doodschieten die tafelzilver kwam stelen (al zou ik hem zeker niet zijn gang laten gaan). Want ik houd het er voor dat we door een oorlog grootere verliezen zouden lijden dan we er ooit mee zouden kunnen winnen, niet alleen wegens de vernietiging van zichtbare goe deren maar ook wegens de schade aan on zienlijke goederen. Ik merk dat ik dus een „pacifist" ben en moet bekennen dat dit me wat vreemd aandoet. Want ik heb lang ge meend dat pacifisten, dienstweigeraars en derg. menschen óf communisten waren die den Staat wilden ontwapenen om dan zelf de heerschappij te veroveren, óf vage idea listen, die niet dóór-redeneerden. Nu zou ik dus als pacifist óók niet doorredeneeren en niet begrijpen dat een weerloos Nederland kans heeft een provincie van een oorlog zuchtig Duitschland of Frankrijk te worden waar ieder móet vechten, of dat het weer- looze Nederland heel spoedig een beroofd en dood-arm Nederland kan worden met alle daarbijbehoorende narigheid. En nu zou ik dus vrienden, laten optrekken en zelf thuis blijven; en ik zou tegen de wet en maat schappelijke orde in opstand komen door dienst te weigeren? Deze oplossing is misschien niet zóó fout als de oplossing: meevechten, maar ik zou toch heel veel willen doen om de conclusie: „dienstweigeren" teontwijken.Want zelfster wille van een gewetenszaak zou het mij heel bezwaarlijk zijn mij tegen de wetten waar op onze samenleving is gegrondvest te ver zetten. Waar zou dat heenvoeren? De vrede en welvaart van onze maatschappij is direct afhankelijk van onze onderlinge verhouding en van onze trouw aan onderlinge afspra ken, normen en wetten. Wanneer wij die los laten, wanneer ieder naar zijn eigen in zicht gaat handelen, ieder zijn eigen zin doet, dan vervallen we tot een dieren- samenleving - waar de physieke kracht re geert. Dienstweigering lijkt mij bovendien daar om zoo bedenkelijk omdat de oplossing daardoor in hoofdzaak en in de eerste plaats in handen wordt gelegd van jongelieden die meerendeels weinig en éénzijdig over dit probleem hebben gehoord en nagedacht. En vooral omdat het, zooals U terecht schrijft, te laat zal zijn v/anneer eenmaal de lich tingen gemobiliseerd zijn. Zoo staan we dus tusschen vechten en dienstweigeren en willen geen van beide. Wat moeten we nu doen, Mx. R. P.? Ilet antwoord van een partij of kerkgenootschap waartoe wij eventueel behooren helpt ons weinig omdat dit groote probleem door ieder persoonlijk moet worden opgelost. De oplos sing die we vinden moet echter algemeen aanvaardbaar zijn opdat het mogelijk is tot daden te komen en het niet bij persoonlijke opinies te laten- U schrijft over een „actie tegen den oor log, een groote perscampagne"- In welke richting en hoe heeft U. zich dat gedacht? Wat denkt U van den Volkenbond? Kan die ons redden door ons internationale ont wapening te brengen? Een geweldig vraagstuk. Eenigszins analoog met algemeen kiesrecht dat door ons ge weten geëischt werd al zagen we de zeer groote beswaren. Het zou een daad zijn die ons groote risico's zou brengen op maat schappelijk en staatkundig gebied maar het oorlogsbedrijf voor oirs en de onzen dan ook definitief zou opruimen. Vooralsnog ben ik geneigd dit als de eenig mogelijke en afdoende oplossing van ons probleem te beschouwen maar zou Uwe zienswijze dienaangaande nu zeer gaarne vernemen. Hoogachtend, Ir. F. MULLER VAN BRAKEL. Antwoord. Naar mijn meening moet de anti-oorlogs- actie waarlijk een vechten tegen oorlog, niet een aanbevelen van den vrede zijn. Dit laat ste is overbodig. Het is althans geen basis voor een actie. Iedereen weet wel dat de vrede een begeerlijker staat van zaken is dan de oorlog, en het is derhalve overbodig bfcm dit te vertellen. De mensch is een vechter in zijn gansche leven. Laat hem vechten tegen oorlog. Ik hecht niets aan de redeneeringen van scep tici, die zeggen: Er is overal en altijd strijd, concurrentie, afgunst tusschen menschen. Er is altijd oorlog geweest. Dus zal het wel altijd zoo blijven. De geachte inzender zal het met mij eens zijn, dat tallooze menschen zoo redeneeren. De consequentie van hun be toog' is eenvoudig: „Ga groote moeilijkheden maar liever uit den weg. Dat is makkelijker". De consequentie van hun houding is, dat de anti-oorlogsactie veel meer belemmerd wordt door onverschilligen dan door tegenstanders. Telkens dreigt zij dood te loopen op een inerte massa. Om de onverschilligen wakker te schud den, er hen scherp op te wijzen dat zij niet werkeloos mogen blijven tegenover den vijand die de hunnen en henzelf bedreigt, die den arbeid van hun leven geheel zal ver woesten, zijn lezingen en brochures niet vol doende De lezingen worden in hoofdzaak bezocht door menschen die al overtuigd zijn. De on verschilligen gaan er niet heen, en hen moet men juist overtuigen. Brochures blijven bij velen ongelezen. Het is misschien een ver schijnsel van onzen tijd dat publicatie per brochure en circulaire zoo weinig aandacht geniet. Het is een impopulaire vorni ge worden. Bovendien met alle respect voor den omvangxójken arbeid die door velen in de vredesorganisaties vex*richt wordt geloof ik dat dit werk te vaak het stempel van het dilettaxxtisme draagt. Waarom trachten niet alle anti-oorlogsorganisaties om zich in de eerste plaats van de adhaesie van be roepsschrijvers en van deskundigen op re- clamegebied te verzekeren? Zij zijn de aaxi- gewezen menschen onx de zaak te propagee- ren. Ook onder hen zijn er veel die voor deze actie voelen. Leelien op dit gebied, die in besturen van anti-oorlogssorganisaties zitten, kunnen vaak veel bereiken door een enkel klein in gezonden stukje in een courant, waarin zij om een voox-beeld te noemen wijzen op de tegenstrijdigheid in de uitingen van den een of anderen Geneefschen diplomaat en de dadexi van zijn regeering. Waarin zij, derhalve, waarschuwen! Dat ingezonden stukje bereikt duizenden lezers. Het heeft veel meer uitwerking dan een circulaire, die door de meesten ongelezen ter prullemand wordt verwezen. En het kost niets. De anti- oox-logsorganisaties tobben altijd met geld gebrek. Vaak zien zij ook de belangrijkheid der urgentie over het hoofd. De historie van de U. D.-publicaties was een prachtig voorbeeld van ux-gentie. Dit werd onmiddellijk begre pen door den Ned. Bond Het Mobilisatie- kruis die er voor zijn speciale pro paganda krachtig gebruik van maakte. Van de meeste vredesorganisaties hoorden wij daarentegen pas na weken iets. Enkele dagen geleden plaatsten wij een ingezonden stuk onder den titel „Sensationcele onthul lingen". Het was lezenswaard, maar het kwam zes weken na de onthullingen. In hte voeren van perscampagnes zou de vredesactie dus practisch meer kunnen bereiken. De geachte inzender vraagt: „In welke richting heeft u zich deze perscampagne ge dacht? en hij is geneigd om eenzijdige ontwapening als eenige mogelijke en afdoen de oplossing van Nederland's probleem te beschouwen. Eenzijdige ontwapening is een ondeiwerp van partijpolitiek geworden. Het komt mij voor dat de hoogste anti-oorlogsactie daarbo ven staat en dat men, om er succes mee te be halen, juist de oxiderwerpen moet vermijden die tot partij geschil! en aanleiding geven, en de leuzen vooropstellen die in ieders hart weerklank vinden. Mexi heeft den moreelen steun der millioenen noodig. Men moet de millioenen waakzaam houden tegen het oorlogsgevaar exi tegen al dat er toe leidt niet een groep. Men moet de anti- oorlogsactie zoo groot mogelijke populariteit bezorgen. Een gx-oote propaganda-campagne kan zich ten eerste baseeren op internationale ontwapening en op het groote beginsel, dat veiligheid daarin ligt en nimmer in bewa pening kan liggen. Zij kan zich richten te gen het stelsel der geheime verdragen en spionnendi'ensten, dat zoo onnoemelijk veel kwaad uitricht en de voedingsbodem van het internatinoaal wantrouwen is. Zij kan meer controle van het parlement op sommige organisaties vragen, en controle op geheime uitgaven. Zij kan actie voeren voor een grond, wetsherziening in eigen land, waarbij aan het parlement het recht van beslissing over mobilisatie wordt gegeven. Zij kan waarschuwen tegen oificiëele phraserie en aandringen op openhartigheid. Zij kan bij de Staten-Generaal aandrang uitoefenen tot het doen hooren van krachtige taal in Ge- iïève. Zij kan stelling nemen tegen de aller zonderlingste anomalie, dat men generaals en kolonels, dus bewapenings-experts, als ontwapenings-experts in Genève laat optre den. De Duitsche generaal Reinhardt heeft pas nog, in een artikel in een Engelsch blad,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13