n Mantel costume H. D. VERTELLINGEN BINNENLAND DE MOORD TE GIESSEN-NÏEUWKERK. MOEDERS, ZET OP ELKE Bescherming tegen griep, FEUILLETON. HET MEDAILLON VAN LORD STAIR HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 15 APRIL 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door F. ALTHOFF. Het venster Zij had hem weggegroeid. Finaal. Hoe corpulenter zij werd, des te nietiger werd hij. Lang had hij niet gestreden tegen de over- heersching van zijn andere ik. Toen hij het trouwde was hij een tamelijk flinke jonge man en zij was een tamelijk vlotte jonge dame. Zooals er veel zijn. Maar haar gratie verdween in den echt. Zij werd corpulent. Zeer corpulent. En met haar corpulentie groeide haar onbeminnelijkheid. Zij werd zoo corpulent en zoo onbeminnelijk, dat hij er nietig van werd. En als er niet een wet der traagheid was, dan zou hij gansch ver dwenen zijn van den aardbodem, zooals een rookwolkje van uw sigaret verdwijnt. Tragisch was dit alles niet. Daarvoor waren zij te banaal. Hij werd tragisch toen hij ontdekte dat zijn beschimmelde ziel nog een emotie koesteren' kon Dat kwam zoo: Het andere ik had een huishoudelijk reglement samen gesteld. Dadelijk al, in de wittebroodsweken. Daar had hij zich aan te houden. Dat werd zijn levensschema. Eén van de lijnen in dit schema was de bij keuken. Daar had hij zich verdienstelijk te maken voor het huis houden. Daar sleet hij vele uren van zijn leven, daar „leed hij met lieve lijdzaamheid". Al doende met messen, süjpplank of poets pommade. placht hij door het venster te staren. Schuin naar omhoog. Langs vier muren en twee puntdaken waarboven een lap van de lucht hing. Dan ontmoette zijn oog een ander venster. Eens, in een moment van opstandigheid, had hij dit venster met zijn leven vergeleken. Omdat het, zoolang ais het volgens zijn heugenis bestond, altijd dicht en stoffig was geweest. Als een dood venster. Waarachter bijwijze van gordijn een gore lap hing. Zijn verbazing kon niet anders dan groot zijn, toen hij op zekeren zonnigen namiddag', tijdens het doppen van boontjes, gewaar werd dat het gore gordijn met een ruk om hoog getrokken werd. E,n een -seconde later duwden twee blanke armen met kracht de vensters open. Daarna werden met aplomb twee potjes met schreeuwend roode gera niums in de vensterbank geplant. Toen ver toonde zich een frisch meisjesgezicht. Gij vrije of vrijgevochten mannen kunt niet be seffen dat deze gebeurtenis een groot oogen- blik was in het leven van den armen slaaf. Vergeet niet dat zijn verdorde ziel als stroo was, dus licht ontvlambaar. Hij was te diep gezonken in het moeras van den sleur en de middelmatigheid dan dat hij zich nog zou kunnen redden. Pleegt men niet te zeg gen dat een drenkeling zich aan een stroo- halm vastklemt? Welnu, hij. klampte zich aan minder. Aan een verbeelding. Hij adoreerde uit de verte. Hij had genoeg aan •de jeugd achter de geraniums, in de om lijsting van het venster; aan een verlegen knikje dat hem iederen dag gewerd. Het andere ik merkte dat hij met een ietwat veerkrachtiger tred naar de bijkeuken slof te. Waarlijk, nu was hij tragisch want hij was niet meer banaal. Maar ook hij zou zijn grooten dag heb ben. Het andere ik had hem naar de bijkeuken gestuurd. Hij ging gedwee. Tegen dezen tijd placht „zij" haar geraniums te begieten. Hij hief zijn troebele oogen op en tuurde naar het venster. En het werd zeer donker en verward in hem. De geraniums waren weg. de ramen gesloten, er achter gaapte een zwarte leegte. Nerveus zochten zijn oogen verder, naar andere vensters, in de muren van het huis. Alle vensters waren zwart. Het huis was leeg. Ik zal niet trachten u zijn gemoeds toestand te beschrijven. In deze verlichte tijden dient men zakelijk te zijn. Ik ver meld dus kort dat de eerste reactie op zijn smart een hevige woede was. Hij stormde de gang door, regelrecht naar de zitkamer van het corpulente andere ik. En hij zei haar voor het eerst in zijn leven in ongekuischte termen de waarheid. Daarbij sneuvelden; vier kopjes, drie schotels en een herder en een herderinnetje van Saksisch porcelein.. Het was een zeer schoon tafereel. Als dit een film was geweest, zou- de jeugd van de.derde rang luide gejuicht hebben, want de jeugd van de derde rang heeft gevoel voor recht vaardigheid. Den dag daarop was hij weer getemd en leefde hij weer rustig volgens het schema Uit het venster wapperden luiers. Er warm nieuwe bewoners. Verklaringen van een Leeuwardenschen gevangenbezoeker, die een onderzoek instelde. TEUNISSEN EN KLUNDER SPOEDIG IN VRIJHEID? De Tel. schrijft: Mr. Roobol en mr. Hollander hebben Vrij dagavond een bezoek gebracht aan de straf gevangenis te Leeuwarden, waar zij werden toegelaten tot Teunissen en Klundert. Voor af had een bespreking plaats met den voor zitter van het college van regenten, mr. D. van Weideren Baron Rengers. Mr. Roobol deelden den beiden gevange nen mede, dat hij overtuigd was dat zij bin nen drie of vier dagen vrij zullen zijn, welke mededeeling Teunissen en Klundert tot tra nen toe ontroerde. Mr. Roobol voegde hieraan toe zeker te zijn dat, nu hij zulke overtui gende bewijzen had verzameld, de Hooge Raad het verzoek om revisie van het vonnis met buitengewonen spoed aan de orde zal stellen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. -U'e. «f/eui trast £VCL 'f/lazZts-Ji Het onderzoek van een gevangenbezoeker. Het Volk bevat een relaas van den heer J. Kramer te Huizum (Fr.) plaatsvervan gend lid van den reclasseeringsraad te Leeu- wardc i en gevangenbezoeker namens de neu trale Orde der Goede Tempelieren aan wien de gevangenen Teunissen en Klundert wer den toegewezen om te bezoeken. Uit het lange verhaal blijkt, dat de heer Kramer, pas nadat de beide gedetineerden herhaaldelijk hadden medegedeeld dat zij onschuldig ver oordeeld waren, langzamerhand begon te twijfelen aan de juistheid van het vonnis en medio Februari 1927 zelf een uitgebreid on derzoek begon in te stellen. Hij schrijft oa.: „Inmiddels was door de heeren Stuy en Van Meerten een verzoek om revisie inge diend naar aanleiding van het gerapporteer de door de particuliere rechercheurs, hier voor reeds vermeld. „Medio Januari 1927 kwam de beschikking van den minister af. Deze beschikking was afwijzend, om re den de particuliere rechercheurs geen be trouwbare menschen zouden zijn; zij was ge baseerd op het rapport van den heer Dorst, brigadier, misschien ook rechercheur bij de Rijkspolitie. „Het spreekt van zelf dat dit resultaat te leurstellend was en wat mij zelf betreft, zonder het rapport van den heer Dorst te kunnen beoordeelen, gevoelde ik toch dat het niét wel aanging de beslissing in een zoo ern stige zaak, als de onderhavige, te laten af hangen van het onderzoek van één man en van een éénmans oordeel, te meer, waar de gewekte twijfel van een zoo ernstigen aard was". Vervolgens deelt de heer Kramer mee, dat ten kantore van de Steenkolen-Handels- vereeniging te Rotterdam een conferentie werd gehouden, waar aanwezig waren de heeren Stuy, Van Meerten, Hartman, amb tenaar bij de S. H V., Kroon en Kramer. De bedoeling was een beroep te doen op de menschelijke gevoelens van Kroon, er is hem niets anders gevraagd, dan de waarheid mede te deelen, er is hem gezegd, dat hij zelf als slachtoffer meer dan als opzettelijk meineedige werd beschouwd. Dat hij uitge- noodigd werd deze zaak tot klaarheid te brengen. Kon hij daartoe besluiten, dan zou, waar hem geen straffeloosheid gewaarborgd kon worden, hij ten volle met zijn gezin ge steund worden. De heer van Keulen adj.- direeteur van de S. H. V. zei hem ook, dat, zoo hij moeite kreeg door waarheid te spre ken, hij ook op de S. H. V.'kon rekenen. Op alle vragen antwoordde Kroon, dat de politie hem had gezegd, dat hij van alles af was en eventueel op geen enkele vraag be hoefde te antwoorden. Tenslotte gaf hij ten antwoord dat hij met zijn vrouw zou over leggen. De heer Kramer schrijft hierover nog: „Zijn houding was die van iemand, die vreesde in de klem te geraken, beter nog, die voelde er reeds in te zitten; absoluut niet die van den man die zich bewust was in een zoo ernstige zaak de waarheid en niets dan de waarheid te hebben gesproken". De arrestatie van Klunder en Teunissen. ,Tot staving van de meening, dat de re chercheur de Jong, Kroon en zijn vrouw tot hun bekentenis gesuggereerd heeft, citeert de heer Kramer uit een brief, d.d. 8 Septem ber 1927, door den heer Stuy gericht aan den officier van justitie te Dordrecht: „In het begin van het jaar 1925, dus onge veer anderhalf jaar na den moord, wordt eerst Klunder in hechtenis genomen, waarna te Sluis (Zeeland) des morgens, Teunissen. Ik wijs in het bijzonder op deze inhechtenis neming. Teunissen wordt aangehouden en gearresteerd, de rechercheur (zoo is het mij terstond meegedeeld) las een brief voor (na eerst gezegd te hebben, „ontkennen helpt niet meer'") van Klunder, waarin deze ver klaart, samen met Teunissen, De Jong te hebben vermoord. Tevens wordt tot Teunis sen gezegd: „je hebt nog veel meer op je ge weten". Het antwoord van Teunissen was: „wanneer Klunder zooiets verklaard heeft, mag men wel een onderzoek instellen naar zijn geestesvermogens". En hij vervolgt: „De zoogenaamde bekentenis en ondertee- kening van Klunder was geheel onwaar. Nu komt m.i. de belangrijkste mededeeling. Toen niet bereikt kon worden, dat Teunissen zich van het rechte pad liet brengen, en hier wijs ik speciaal op, wordt hem gezegd: „Welnu, je wilt niet bekennen, dan zal ik je zeggen, hoe het gegaan is volgens de verklaring der Kroons". Dan volgt bijna woordelijk datgene wat door de Kroons, naar ik meen ongeveer drie weken nadien, eindelijk als bekentenis wordt gedaan. Verder citeert deheer Kramer uit een schrijven van dén heer Stuy aan hem ge richt: „Dat De Jong (de rechercheur) reeds op omstreeks 10 November 1924, dus plus minus drie maanden voor de in hechtenisneming van Teunissen en Klunder, reeds bij een be zoek, dat hij bracht te Nijmegen, waar hij (De Jong) in plaats van bij mij, bij een broer van mij is beland, heeft medegedeeld, hoe en door wien de moord was bedreven. Ook datgene wat later als beschuldiging door de Kroons is aangevoerd, is daar reeds medege deeld" „Als gevolg van de verkregen verklaringen en het onderhoud bij de S. H. V. werd in Mei 1927 door de heeren Stuy en Van Meerten een tweede pogng gedaan om het justitieel raderwerk ten behoeve van deze beide gede tineerden weer in beweging te brengen. Een aanklacht wegens meineed, gepleegd door Kroon en zijn vrouw, werd ingediend. „Ook ditmaal werd de reeds hiervoor ge noemde brigadier Dorst met het voor-onder zoek belast en kreeg ik in de maand Juli be zoek van dezen man. „Het resultaat was teleurstellend voor be langhebbenden zoowel als voor belangstellen den: De justitie had geen aanleiding gevon den om tot vervolging over te gaan. Het kost eenige moeite niet te schrijven: de. justitie heeft aanleiding gevonden om niet tot ver volging over te gaan. Het verschil zou daar in kunnen bestaan, dat het een groot ver schil is, wat de justitie heeft gezocht". INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. waschlafel of slaapkamer een doos of tube Purol, dan hebben ook Uw man en kinderen het des avonds en des morgens voor de huid en het onderhoud der handen alsmede voor haarverzorging en scheren altijd bij de hand staan. 8 keelontsteking en verkoudheden door - """V Bij apothskw» en drogisten ERNSTIG AUTO-ONGEVAL. VERLOOFD PAAR VERDRONKEN. In den nacht van Zondag op Maandag, omstreeks half vier, is op den Kleiweg tus- schen Overschie ij Hillegersberg een 4-per- soons gesloten auto, waarin twee dames en twee heeren waren gezeten, in den vaart gereden, die langs den Kleiweg loopt. Twee der inzittenden, de 31-jarige heer H. Harm- sen, vertegenwoordiger uit het automobiel bedrijf en zijn verloofde, de 23-jarige mej. N. Benjamin uit Hillegersberg zijn daarbij om het leven gekomen. De beide andere in zittenden hebben zich kunnen redden. Het viertal had deel uitgemaakt van een gezelschap van Rotterdam, dat den avond te voren in eenige auto's naar den Haag was gegaan. Des nachts is het gezelschap naar Rotterdam teruggereden, doch deze auto was te Overschie den Kleiweg ingereden om mej. N. Benjamin en haar 21-jarige zuster Elisabeth, die in Hilligersberg wonen, thuis te brengen. Op de plaats, waar het ongeluk gebeurd is, maakt de Kleiweg een scherpen bocht en daar is de heer Harmsen, die den wagen be stuurde, in plaats van den bocht om te gaan tengevolge van den zwaren mist het water ingereden. De verloofde van mej. Eli sabeth Benjamin, de 24-jarige reiziger J. van Dijk uit Rotterdam, die de vierde in zittende was, slaagde erin, toen de wagen in het water omsloeg en op den rechte kant kwam te liggen, het achterste linkerportier raam open te draaien en zijn verloofde naar buiten te duwen, waarna hij zelf ook naar buiten kroop. Hij heeft nog geprobeerd de twee andere inzittenden, die voorin zaten, eruit te sleepen, maar ofschoon hij ze wel in het water vond, kon hij er niet in slagen hen boven te brengen. Er is toen door de bewoners uit de buurt getelefoneerd naar de politie, waardoor een kwartier na het onge val het reddingswerk een aanvang kon ne men, geleid door inspecteur de Vries en een bewoner, den heer Ploos. Het bleek echter niet mogelijk de twee andere slachtoffers uit de auto te krijgen. Eerst toen de kap opengesneden was kon men hen eruit halen. Zij hadden met de voeten beklemd gezeten in de stuurinrichting en een der portieren. De lijken zijn naar de begraafplaats over gebracht. De beide andere personen, die zeer overspannen zijn en eenige dagen het bed zullen moeten houden, zullen thuis worden verpleegd. De burgemeesters van Hillegersberg en Overschie, de heeren van Kempen en Bou- man waren na korten tijd ter plaatse. Dc auto is later op het droge gebracht. Het Wetsontwerp De Geer De te heffen opcenten op de fondsbelasting voor Haarlem 49 In verband met het wetsontwerp tot her ziening van de financieele verhouding tus- schen het Rijk en de gemeenten en wijzi ging van eenige bepalingen der Gemeente wet heeft de minister van Financiën in overleg met de Commissie van Voorbereiding en mede namens zijn ambtgenoot van Bin- nenlandsche Zaken en Landbouw, aan de Kamer overgelegd een opgaaf van het aan tal opcenten, dat elk der gemeenten naar den thans bekenden stand van haar budget zal moeten heffen op de fondsbelasting, on dersteld dat zij uit de personeele belasting een bedrag verkrijgt, gelijkstaande met de hoofdsom plus de thans geheven gemeente lijke opcenten. Hoewel in de cijfers een element van onzekerheid blijkt bestaan, zijn ze het resul taat van nieuwe berekeningen, na de ver schijning van het Verslag gemaakt, en dan ook als een correctie op het bij dat Ver slag gegeven materiaal te beschouwen. Het aantal te heffen opcenten is voor Amsterdam 45 tot een bedrag van f 5.364.000; voor Rotterdam .3 en f 231.120; 's Graven- hage 6 en f 570.0Ó0; Haarlem 49 en f 980.000; Utrecht nihil; Groningen 23 en f 304.750. Adres van de Mpij. v. Nijver heid en Handel. Het wetsont werp heeft haar instemming. Het hoofdbestuur van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden over het wetsontwerp tot herziening van de finan cieele betrekking tusschen het Rijk en de ge meenten. In dit adres wordt o.a. gezegd: 1-Iet hoofdbestuur is van oordeel, dat een afdoende herziening van de financieele be trekking tusschen het Rijk en de gemeenten urgent is en dat afgezien van de toepassing van doelmatige bezuinigingsmaatregelen alleen door zulk een herziening een werke lijke en duurzame verbetering in den finan- cieelen toestand der gemeenten hier te lan de mogelijk is De nieuwe regeling van de financieele be trekking moet echter naar de overtuiging van het hoofdbestuur zoodanig zijn, dat zij niet ten gevolge heeft een verzwaring van den totalen druk aan belastingen. Integen deel zal gestreefd moeten worden naar ver mindering van dien druk; vooral door de hooge gemeentelijke heffingen in tal van plaatsen wordt het economisch leven nog steeds ernstig belemmerd. Het wegnemen van de groote verschillen in plaatselijken belastingdruk zal ook een einde kunnen maken aan de zucht naar annexatie van nabijllggende gemeenten om financieele redenen en zal in voorkomende gevallen vergemakkelijken de samenwerking van gemeenten voor streekbelangen die in toenemende mate verzorging vragen. Het stelsel van -het ontwerp, waarbij den gemeenten niet een bepaalde, percentsge wijze vergoeding wordt toegekend voor uit gaven, haar door de wet opgelegd, maar zij uitkeeringen berekend naar draagkracht en behoefte zullen ontvangen uit een ge meentefonds, dat gevoed wordt uit een over het geheele land naar uniform tarief van het inkomen geheven belasting, terwijl daar naast vervalt de bevoegdheid der gemeenten om een eigen inkomstenbelasting te heffen en ook verdwijnt de forensenbelasting, die in de geldende regeling tot vele onbillijkhe den aanleiding geeft, verdient naar de mee ning van het hoofdbestuur aanbeveling. Niet bevredigend acht het hoofdbestuur het daarentegen, indien bij de berekening van de uitkeering voor de eerste maal die ge meenten, die hare uitgaven voor onderwijs, politie en armenzorg hoog hebben opge voerd, daardoor ruimer uitkeering ontvan gen ten koste van andere gemeenten, die deze uitgaven noodgedwongen of uit vrije verkiezing laag hebben gehouden. Met leedwezen heeft het hoofdbestuur ge zien, dat het de uitdrukkelijke bedoeling der regeering is, bij deze wijziging van het ge meentelijk belastingstelsel de zakelijke be drijfsbelasting te handhaven Intusschen kan het hoofdbestuur in dit onderdeel niet voldoende aanleiding vinden om zich op grond daarvan tegen het wets ontwerp, dat overigens zijn instemming heeft te verklaren. Het hoofdbestuur heeft met waardeering kennis genomen van den spoed, die tot nu toe bij de behandeling van dit belangrijke wetsontwerp betracht is, en is van oordeel, dat de belangen der volkswelvaart gediend zullen worden, indien de voorgestelde rege ling nog in deze wetgevende periode wordt tot stand gebracht. De staking te Leerdam opgeheven Het werk heden hervat De vergadering van stakers bij de firma Varsseveld te Leerdam heeft Zaterdag, met groote meerderheid van stemmen, de nieuwe voorwaarden van de directie aangenomen. Heden zou het bedrijf hervat worden. Alle arbeiders zijn op hun plaats gehandhaafd. Volgens de Msb. is dit resultaat voor een groot gedeelte te danken aan de bemiddeling van den burgemeester van Leerdam, den heer J. R. Mees. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Eerst- kijkeni mbiï AMSTERDAM Nieuwendijk 225/229 UTRECHT Oude Gracht 151 30) Naar het Engelsch van CHARLOTTE M. BRAME. HOOFDSTUK XLH. Er heerschte een sombere stemming op het kasteel. Ethel had onder tranen gesmeekt de zaak niet aan te geven, maar tevergeefs. Alles wat je me vraagt zal ik doen, Ethel maar dit kan. dit mag ik niet doen. had de hertog gezegd. De juweelen behooren niet aan mij persoonlijk, maai- aan onze familie. We hebben juffrouw Grey alle mogelijke kans gegeven zich te redden, zij heeft het niet ge- wild. Juffrouw Grey was overgebracht, naar de gevangenis in Clavering in afwachting van de terechtzitting die in September zou plaats hebben. Alles scheen tegen haar te pleiten en ze had haar zaak volkomen bedorven door de hardnekkige weigering om te vertellen waar de andere juweelen waren. Het was algemeen bekend dat de hertog, niet alleen had aange boden haar vergiffenis te schenken, maar iater zelfs had beloofd levenslang voor haar te zullen zorgen als zij aanwijzingen wilde verstrekken, welke zouden leiden tot het terugvinden der juweelen. Ik kan niets zeggen was haar eenig antwoord. Ofschoon zij nil in voorarrest zat, waren er velen die vast geloofden dat zij zelf dc diamanten niet had gestolen. Ook haar advocaat, mr. Branscombe, ver moedde dit. Hij keek haar met zijn scherpe, heldere oogen aan en zei: U moogt schuldig zijn in andere din gen, maar u is niet schuldig ten opzichte van dezen diefstal. Een donkere blos kleurde toen haar wan gen, maar ook hij kon niets met haar be ginnen; of hij al praatte, trachtte haar te overreden, of dreigde, niets baatte. Laten andere menschen denken wat zij willen, zei hij, ik ben er zeker van dat u niet medeplichtig is geweest aan het stelen van de juweelen; ik geloof dat u om de een of ande- ïe reden iemand anders tracht te redden. U offert u zelf op, dat is misschien echt vrou welijk, maar niettemin dwaas. Maar ze had voor hem hetzelfde antwoord als voor de anderen: Ik ben schuldig! Vertel me iets waardoor ik u kan hel pen, drong hij aan.. Ze keek naar hem met een zachten glim lach. U is heel vriendelijk voor me, zei ze doe geen poging om mij te redden. Dat is iets. waartoe ik onmogelijk kan meewerken, was zijn antwoord. O, kon ik u toch maar overreden. Weet u wel dat u uw eigen graf graaft op deze manier? Hij begreep niet waarom ze lachte, een korten zachten lach, alsof er iets verma kelijks in zijn woorden was geweest. De dag van de terechtzitting kwam. Ge heel Clavering was in opwinding. Niemand begreep waarom de beklaagde geen aanwij zingen had willen geven, daar haar toch zulk een prachtig aanbod was gedaan. De belang stelling in de rechtszaal was overweldigend. Zelfs de rechter, die als iedereen, onder den indruk was van de schoonheid en de stille droevenis van de beklaagde, had een geheim vermoeden dat deze vrouw onschuldig was, maar wie zou het bewijzen? Ook de leden van de jury'waren niet over tuigd van haar schuld, maar wat konden ze beginnen tegenover de klaarblijkelijke bewijzen? De beklaagde was plotseling, zonder een duidelijke reden naar Clavering gekomen, op het oogenblik dat de hertog en de her togin zich op Neat-Castle vestigden; ze had gedacht de aandacht van de bewoners van het kasteel te trekken door voor repareeren van kant geen betaling aan te nemen; ze was naar het kasteel geroepen om oude kant te herstellen en dit alles in een vermomming bewezen door het donker verven van haar haar. Op den avond van den diefstal had ze met de hertogin over de juweelen gesproken en deze had haar verteld, waar ze bewaard wer den. Dit laatste was wel een zeer verzwa rende omstandigheid. Daarna was zij alleen geweest, in het ge deelte van het huis waar zich de juweelen bevonden. Tenslotte de groote angst bij het onder zoek van haar koffer. Toen eindelijk het medaillon te voorschijn werd gebracht, had ze onmiddellijk schuld bekend en alle verde re inlichtingen geweigerd. Het was niet mogelijk haar vrij te spre ken; gedurende de zitting was geen spoor van vrees op het. gelaat van de beklaagde te zien geweest. Zij maakte den indruk dat zij wenschte schuldig bevonden te worden en toen de bewijzen tegen haar steeds klemmen der werden kwam er een vreemd licht in haar oogen. De uitspraak luidde: „schuldig". Het woord klönk haar als muziek in de ooren. „Schul dig", maar er was geen hart in de heele rechtszaal dat niet warm voor haar klopte. Vijf jaar gevangenisstraf. De gevange ne gaf geen enkel teéken van ontzetting. Toen haar advocaat naar haar toekwam en verwijtend tot haar zei: Ik had meer voor u kunnen doen, alsu het mij had willen toestaan, glimlachte ze droevig. Den volgenden dag werd zij overgebracht naar de vrouwengevangenis van Clavering. HOOFDSTUK XLIII. Het was weer Mei. De seringen en de gouden regen stonden in bloei. De hertog en Ethel hadden juist enkele weken in Londen doorgebracht en genoten er de season. Verschillende keeren had de hertog een onderhoud gehad met de autoriteiten van Scotland Yard, want het onderzoek naar den diefstal van de juweelen duurde nog steeds voort. Half Mei ontving Ethel een brief van haar vader, waarin deze haar mededeelde, dat hij uit het buitenland was teruggekeerd en haar vroeg eenige weken op Oakcliff te ko men. Papa, zei Ethel op een avond tot haar vader. Ik heb het gevoel alsof ik weer ze ventien ben en weer Ethel Stair ben gewor den. Ik hoop dat Ethel Neath nog gelukkiger is dan Ethel Stair is geweest, was het ant woord. Ze lachte. Wat is de Reigerpias toch mooi, zeide ze. Dat is toch wel de mooi ste plek van heel Oakcliff. Zijn gezicht betrok even. Je doet me denken aan je moeder Ethel. Zij hield ook zooveel van den Reigerpias.. Ethel sloeg haar arm om vaders hals en zei zacht: Het is al zoolang geleden dat moeder stierf. Herinnert u zich haar nog heel goed? Was ze gelukkig, papa, vroeg Ethel na een poosje. Ik weet niet waarom, maar als ik aan haar denk, heb ik altijd het gevoel alsof ze droef en peinzend was, niet geluk kig. Ze was nog zoo jong, toen ze mijn vrouw werd. En ik was zoo in beslag genomen door mijn boeken, zei hij langzaam. Als ik mijn leven nog eens kon overdoen, zou het heel anders worden. Ethel zuchtte. De hertog voegde zich bij hen en het gesprek kwam op den diefstal van de juweelen. Ik was in Parijs toen ik 't hoorde, zei Lord Stair. Het gaf me een geweldigen schok. Het is vreemd, ging hij na eenigen tijd voort, dat die vrouw juist het medaillon met mijn portret erin heeft gehouden. Ze wist waarschijnlijk niet eens wiens por tret het was; het was natuurlijk om de dia manten dat zij 't hield. Wat was zij eigenlijk voor een vrouw? Ik voel me sterk tot haar aangetrokken, zei Ethel zacht. Van het oogenblik af, dat ik haar naar me zag kijken door het hek van ons park. Ik vroeg haar naar binnen te komen om bloemen te plukken. Was ze mooi? vroeg Lord Stair. Ja, maar met iets heel droefgeestigs. Ze deed me altijd denken aan de Mater Dolo rosa uit het Louvre. Ze was heel zacht en had goede manieren. Hoe zag ze er uit? Groot, slank, bijna violette oogen, don ker haar en heel. mooie handen. Ik kan maar niet gelooven dat ze een dievegge is. Ethel houdt maar altijd vol, dat de vrouw onschuldig is, We hebben besloten er niet meer over te spreken; we zullen het toch niet eens worden, viel de hertog in. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10