n Mantel
costume
H. D. VERTELLINGEN
BINNENLAND
DE MOORD TE GIESSEN-NÏEUWKERK.
MOEDERS, ZET OP ELKE
Bescherming tegen griep,
FEUILLETON.
HET MEDAILLON VAN
LORD STAIR
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 15 APRIL 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door
F. ALTHOFF.
Het venster
Zij had hem weggegroeid. Finaal. Hoe
corpulenter zij werd, des te nietiger werd hij.
Lang had hij niet gestreden tegen de over-
heersching van zijn andere ik. Toen hij het
trouwde was hij een tamelijk flinke jonge
man en zij was een tamelijk vlotte jonge
dame. Zooals er veel zijn. Maar haar gratie
verdween in den echt. Zij werd corpulent.
Zeer corpulent. En met haar corpulentie
groeide haar onbeminnelijkheid. Zij werd zoo
corpulent en zoo onbeminnelijk, dat hij er
nietig van werd. En als er niet een wet
der traagheid was, dan zou hij gansch ver
dwenen zijn van den aardbodem, zooals een
rookwolkje van uw sigaret verdwijnt.
Tragisch was dit alles niet. Daarvoor
waren zij te banaal.
Hij werd tragisch toen hij ontdekte dat
zijn beschimmelde ziel nog een emotie
koesteren' kon Dat kwam zoo: Het andere
ik had een huishoudelijk reglement samen
gesteld. Dadelijk al, in de wittebroodsweken.
Daar had hij zich aan te houden. Dat werd
zijn levensschema. Eén van de lijnen in dit
schema was de bij keuken. Daar had hij
zich verdienstelijk te maken voor het huis
houden. Daar sleet hij vele uren van zijn
leven, daar „leed hij met lieve lijdzaamheid".
Al doende met messen, süjpplank of poets
pommade. placht hij door het venster te
staren. Schuin naar omhoog. Langs vier
muren en twee puntdaken waarboven een
lap van de lucht hing. Dan ontmoette zijn
oog een ander venster. Eens, in een moment
van opstandigheid, had hij dit venster met
zijn leven vergeleken. Omdat het, zoolang
ais het volgens zijn heugenis bestond, altijd
dicht en stoffig was geweest. Als een dood
venster. Waarachter bijwijze van gordijn
een gore lap hing.
Zijn verbazing kon niet anders dan groot
zijn, toen hij op zekeren zonnigen namiddag',
tijdens het doppen van boontjes, gewaar
werd dat het gore gordijn met een ruk om
hoog getrokken werd. E,n een -seconde later
duwden twee blanke armen met kracht de
vensters open. Daarna werden met aplomb
twee potjes met schreeuwend roode gera
niums in de vensterbank geplant. Toen ver
toonde zich een frisch meisjesgezicht. Gij
vrije of vrijgevochten mannen kunt niet be
seffen dat deze gebeurtenis een groot oogen-
blik was in het leven van den armen slaaf.
Vergeet niet dat zijn verdorde ziel als stroo
was, dus licht ontvlambaar. Hij was te diep
gezonken in het moeras van den sleur en
de middelmatigheid dan dat hij zich nog
zou kunnen redden. Pleegt men niet te zeg
gen dat een drenkeling zich aan een stroo-
halm vastklemt? Welnu, hij. klampte zich
aan minder. Aan een verbeelding. Hij
adoreerde uit de verte. Hij had genoeg aan
•de jeugd achter de geraniums, in de om
lijsting van het venster; aan een verlegen
knikje dat hem iederen dag gewerd. Het
andere ik merkte dat hij met een ietwat
veerkrachtiger tred naar de bijkeuken slof
te. Waarlijk, nu was hij tragisch want hij
was niet meer banaal.
Maar ook hij zou zijn grooten dag heb
ben.
Het andere ik had hem naar de bijkeuken
gestuurd. Hij ging gedwee. Tegen dezen tijd
placht „zij" haar geraniums te begieten. Hij
hief zijn troebele oogen op en tuurde naar
het venster. En het werd zeer donker en
verward in hem. De geraniums waren weg.
de ramen gesloten, er achter gaapte een
zwarte leegte.
Nerveus zochten zijn oogen verder, naar
andere vensters, in de muren van het huis.
Alle vensters waren zwart. Het huis was
leeg.
Ik zal niet trachten u zijn gemoeds
toestand te beschrijven. In deze verlichte
tijden dient men zakelijk te zijn. Ik ver
meld dus kort dat de eerste reactie op zijn
smart een hevige woede was. Hij stormde
de gang door, regelrecht naar de zitkamer
van het corpulente andere ik. En hij zei haar
voor het eerst in zijn leven in ongekuischte
termen de waarheid. Daarbij sneuvelden;
vier kopjes, drie schotels en een herder en
een herderinnetje van Saksisch porcelein..
Het was een zeer schoon tafereel. Als dit een
film was geweest, zou- de jeugd van de.derde
rang luide gejuicht hebben, want de jeugd
van de derde rang heeft gevoel voor recht
vaardigheid.
Den dag daarop was hij weer getemd en
leefde hij weer rustig volgens het schema
Uit het venster wapperden luiers. Er warm
nieuwe bewoners.
Verklaringen van een Leeuwardenschen gevangenbezoeker,
die een onderzoek instelde.
TEUNISSEN EN KLUNDER SPOEDIG IN VRIJHEID?
De Tel. schrijft:
Mr. Roobol en mr. Hollander hebben Vrij
dagavond een bezoek gebracht aan de straf
gevangenis te Leeuwarden, waar zij werden
toegelaten tot Teunissen en Klundert. Voor
af had een bespreking plaats met den voor
zitter van het college van regenten, mr. D.
van Weideren Baron Rengers.
Mr. Roobol deelden den beiden gevange
nen mede, dat hij overtuigd was dat zij bin
nen drie of vier dagen vrij zullen zijn, welke
mededeeling Teunissen en Klundert tot tra
nen toe ontroerde. Mr. Roobol voegde hieraan
toe zeker te zijn dat, nu hij zulke overtui
gende bewijzen had verzameld, de Hooge
Raad het verzoek om revisie van het vonnis
met buitengewonen spoed aan de orde zal
stellen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
-U'e. «f/eui trast
£VCL 'f/lazZts-Ji
Het onderzoek van een
gevangenbezoeker.
Het Volk bevat een relaas van den heer
J. Kramer te Huizum (Fr.) plaatsvervan
gend lid van den reclasseeringsraad te Leeu-
wardc i en gevangenbezoeker namens de neu
trale Orde der Goede Tempelieren aan wien
de gevangenen Teunissen en Klundert wer
den toegewezen om te bezoeken. Uit het
lange verhaal blijkt, dat de heer Kramer, pas
nadat de beide gedetineerden herhaaldelijk
hadden medegedeeld dat zij onschuldig ver
oordeeld waren, langzamerhand begon te
twijfelen aan de juistheid van het vonnis en
medio Februari 1927 zelf een uitgebreid on
derzoek begon in te stellen.
Hij schrijft oa.:
„Inmiddels was door de heeren Stuy en
Van Meerten een verzoek om revisie inge
diend naar aanleiding van het gerapporteer
de door de particuliere rechercheurs, hier
voor reeds vermeld.
„Medio Januari 1927 kwam de beschikking
van den minister af.
Deze beschikking was afwijzend, om re
den de particuliere rechercheurs geen be
trouwbare menschen zouden zijn; zij was ge
baseerd op het rapport van den heer Dorst,
brigadier, misschien ook rechercheur bij de
Rijkspolitie.
„Het spreekt van zelf dat dit resultaat te
leurstellend was en wat mij zelf betreft,
zonder het rapport van den heer Dorst te
kunnen beoordeelen, gevoelde ik toch dat het
niét wel aanging de beslissing in een zoo ern
stige zaak, als de onderhavige, te laten af
hangen van het onderzoek van één man en
van een éénmans oordeel, te meer, waar de
gewekte twijfel van een zoo ernstigen aard
was".
Vervolgens deelt de heer Kramer mee,
dat ten kantore van de Steenkolen-Handels-
vereeniging te Rotterdam een conferentie
werd gehouden, waar aanwezig waren de
heeren Stuy, Van Meerten, Hartman, amb
tenaar bij de S. H V., Kroon en Kramer. De
bedoeling was een beroep te doen op de
menschelijke gevoelens van Kroon, er is hem
niets anders gevraagd, dan de waarheid
mede te deelen, er is hem gezegd, dat hij
zelf als slachtoffer meer dan als opzettelijk
meineedige werd beschouwd. Dat hij uitge-
noodigd werd deze zaak tot klaarheid te
brengen. Kon hij daartoe besluiten, dan zou,
waar hem geen straffeloosheid gewaarborgd
kon worden, hij ten volle met zijn gezin ge
steund worden. De heer van Keulen adj.-
direeteur van de S. H. V. zei hem ook, dat,
zoo hij moeite kreeg door waarheid te spre
ken, hij ook op de S. H. V.'kon rekenen.
Op alle vragen antwoordde Kroon, dat de
politie hem had gezegd, dat hij van alles af
was en eventueel op geen enkele vraag be
hoefde te antwoorden. Tenslotte gaf hij ten
antwoord dat hij met zijn vrouw zou over
leggen.
De heer Kramer schrijft hierover nog:
„Zijn houding was die van iemand, die
vreesde in de klem te geraken, beter nog, die
voelde er reeds in te zitten; absoluut niet
die van den man die zich bewust was in
een zoo ernstige zaak de waarheid en niets
dan de waarheid te hebben gesproken".
De arrestatie van Klunder
en Teunissen.
,Tot staving van de meening, dat de re
chercheur de Jong, Kroon en zijn vrouw tot
hun bekentenis gesuggereerd heeft, citeert
de heer Kramer uit een brief, d.d. 8 Septem
ber 1927, door den heer Stuy gericht aan den
officier van justitie te Dordrecht:
„In het begin van het jaar 1925, dus onge
veer anderhalf jaar na den moord, wordt
eerst Klunder in hechtenis genomen, waarna
te Sluis (Zeeland) des morgens, Teunissen.
Ik wijs in het bijzonder op deze inhechtenis
neming. Teunissen wordt aangehouden en
gearresteerd, de rechercheur (zoo is het mij
terstond meegedeeld) las een brief voor (na
eerst gezegd te hebben, „ontkennen helpt
niet meer'") van Klunder, waarin deze ver
klaart, samen met Teunissen, De Jong te
hebben vermoord. Tevens wordt tot Teunis
sen gezegd: „je hebt nog veel meer op je ge
weten". Het antwoord van Teunissen was:
„wanneer Klunder zooiets verklaard heeft,
mag men wel een onderzoek instellen naar
zijn geestesvermogens".
En hij vervolgt:
„De zoogenaamde bekentenis en ondertee-
kening van Klunder was geheel onwaar. Nu
komt m.i. de belangrijkste mededeeling. Toen
niet bereikt kon worden, dat Teunissen zich
van het rechte pad liet brengen, en hier wijs
ik speciaal op, wordt hem gezegd: „Welnu,
je wilt niet bekennen, dan zal ik je zeggen,
hoe het gegaan is volgens de verklaring der
Kroons". Dan volgt bijna woordelijk datgene
wat door de Kroons, naar ik meen ongeveer
drie weken nadien, eindelijk als bekentenis
wordt gedaan.
Verder citeert deheer Kramer uit een
schrijven van dén heer Stuy aan hem ge
richt:
„Dat De Jong (de rechercheur) reeds op
omstreeks 10 November 1924, dus plus minus
drie maanden voor de in hechtenisneming
van Teunissen en Klunder, reeds bij een be
zoek, dat hij bracht te Nijmegen, waar hij
(De Jong) in plaats van bij mij, bij een broer
van mij is beland, heeft medegedeeld, hoe
en door wien de moord was bedreven. Ook
datgene wat later als beschuldiging door de
Kroons is aangevoerd, is daar reeds medege
deeld"
„Als gevolg van de verkregen verklaringen
en het onderhoud bij de S. H. V. werd in Mei
1927 door de heeren Stuy en Van Meerten
een tweede pogng gedaan om het justitieel
raderwerk ten behoeve van deze beide gede
tineerden weer in beweging te brengen. Een
aanklacht wegens meineed, gepleegd door
Kroon en zijn vrouw, werd ingediend.
„Ook ditmaal werd de reeds hiervoor ge
noemde brigadier Dorst met het voor-onder
zoek belast en kreeg ik in de maand Juli be
zoek van dezen man.
„Het resultaat was teleurstellend voor be
langhebbenden zoowel als voor belangstellen
den: De justitie had geen aanleiding gevon
den om tot vervolging over te gaan. Het kost
eenige moeite niet te schrijven: de. justitie
heeft aanleiding gevonden om niet tot ver
volging over te gaan. Het verschil zou daar
in kunnen bestaan, dat het een groot ver
schil is, wat de justitie heeft gezocht".
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts.
per regel.
waschlafel of slaapkamer een doos of tube
Purol, dan hebben ook Uw man en kinderen
het des avonds en des morgens voor de huid
en het onderhoud der handen alsmede voor
haarverzorging en scheren altijd bij de hand
staan. 8
keelontsteking en verkoudheden
door - """V
Bij apothskw» en drogisten
ERNSTIG AUTO-ONGEVAL.
VERLOOFD PAAR VERDRONKEN.
In den nacht van Zondag op Maandag,
omstreeks half vier, is op den Kleiweg tus-
schen Overschie ij Hillegersberg een 4-per-
soons gesloten auto, waarin twee dames en
twee heeren waren gezeten, in den vaart
gereden, die langs den Kleiweg loopt. Twee
der inzittenden, de 31-jarige heer H. Harm-
sen, vertegenwoordiger uit het automobiel
bedrijf en zijn verloofde, de 23-jarige mej.
N. Benjamin uit Hillegersberg zijn daarbij
om het leven gekomen. De beide andere in
zittenden hebben zich kunnen redden.
Het viertal had deel uitgemaakt van een
gezelschap van Rotterdam, dat den avond
te voren in eenige auto's naar den Haag was
gegaan. Des nachts is het gezelschap naar
Rotterdam teruggereden, doch deze auto
was te Overschie den Kleiweg ingereden om
mej. N. Benjamin en haar 21-jarige zuster
Elisabeth, die in Hilligersberg wonen, thuis
te brengen.
Op de plaats, waar het ongeluk gebeurd
is, maakt de Kleiweg een scherpen bocht en
daar is de heer Harmsen, die den wagen be
stuurde, in plaats van den bocht om te
gaan tengevolge van den zwaren mist het
water ingereden. De verloofde van mej. Eli
sabeth Benjamin, de 24-jarige reiziger J.
van Dijk uit Rotterdam, die de vierde in
zittende was, slaagde erin, toen de wagen in
het water omsloeg en op den rechte kant
kwam te liggen, het achterste linkerportier
raam open te draaien en zijn verloofde naar
buiten te duwen, waarna hij zelf ook naar
buiten kroop. Hij heeft nog geprobeerd de
twee andere inzittenden, die voorin zaten,
eruit te sleepen, maar ofschoon hij ze wel
in het water vond, kon hij er niet in slagen
hen boven te brengen. Er is toen door de
bewoners uit de buurt getelefoneerd naar de
politie, waardoor een kwartier na het onge
val het reddingswerk een aanvang kon ne
men, geleid door inspecteur de Vries en een
bewoner, den heer Ploos. Het bleek echter
niet mogelijk de twee andere slachtoffers
uit de auto te krijgen. Eerst toen de kap
opengesneden was kon men hen eruit halen.
Zij hadden met de voeten beklemd gezeten
in de stuurinrichting en een der portieren.
De lijken zijn naar de begraafplaats over
gebracht. De beide andere personen, die zeer
overspannen zijn en eenige dagen het bed
zullen moeten houden, zullen thuis worden
verpleegd.
De burgemeesters van Hillegersberg en
Overschie, de heeren van Kempen en Bou-
man waren na korten tijd ter plaatse. Dc
auto is later op het droge gebracht.
Het Wetsontwerp De Geer
De te heffen opcenten op de
fondsbelasting voor Haarlem 49
In verband met het wetsontwerp tot her
ziening van de financieele verhouding tus-
schen het Rijk en de gemeenten en wijzi
ging van eenige bepalingen der Gemeente
wet heeft de minister van Financiën in overleg
met de Commissie van Voorbereiding en
mede namens zijn ambtgenoot van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw, aan de
Kamer overgelegd een opgaaf van het aan
tal opcenten, dat elk der gemeenten naar
den thans bekenden stand van haar budget
zal moeten heffen op de fondsbelasting, on
dersteld dat zij uit de personeele belasting
een bedrag verkrijgt, gelijkstaande met de
hoofdsom plus de thans geheven gemeente
lijke opcenten.
Hoewel in de cijfers een element van
onzekerheid blijkt bestaan, zijn ze het resul
taat van nieuwe berekeningen, na de ver
schijning van het Verslag gemaakt, en dan
ook als een correctie op het bij dat Ver
slag gegeven materiaal te beschouwen.
Het aantal te heffen opcenten is voor
Amsterdam 45 tot een bedrag van f 5.364.000;
voor Rotterdam .3 en f 231.120; 's Graven-
hage 6 en f 570.0Ó0; Haarlem 49 en f 980.000;
Utrecht nihil; Groningen 23 en f 304.750.
Adres van de Mpij. v. Nijver
heid en Handel. Het wetsont
werp heeft haar instemming.
Het hoofdbestuur van de Maatschappij
voor Nijverheid en Handel heeft aan de
Tweede Kamer een adres gezonden over het
wetsontwerp tot herziening van de finan
cieele betrekking tusschen het Rijk en de ge
meenten.
In dit adres wordt o.a. gezegd:
1-Iet hoofdbestuur is van oordeel, dat een
afdoende herziening van de financieele be
trekking tusschen het Rijk en de gemeenten
urgent is en dat afgezien van de toepassing
van doelmatige bezuinigingsmaatregelen
alleen door zulk een herziening een werke
lijke en duurzame verbetering in den finan-
cieelen toestand der gemeenten hier te lan
de mogelijk is
De nieuwe regeling van de financieele be
trekking moet echter naar de overtuiging
van het hoofdbestuur zoodanig zijn, dat zij
niet ten gevolge heeft een verzwaring van
den totalen druk aan belastingen. Integen
deel zal gestreefd moeten worden naar ver
mindering van dien druk; vooral door de
hooge gemeentelijke heffingen in tal van
plaatsen wordt het economisch leven nog
steeds ernstig belemmerd.
Het wegnemen van de groote verschillen
in plaatselijken belastingdruk zal ook een
einde kunnen maken aan de zucht naar
annexatie van nabijllggende gemeenten om
financieele redenen en zal in voorkomende
gevallen vergemakkelijken de samenwerking
van gemeenten voor streekbelangen die in
toenemende mate verzorging vragen.
Het stelsel van -het ontwerp, waarbij den
gemeenten niet een bepaalde, percentsge
wijze vergoeding wordt toegekend voor uit
gaven, haar door de wet opgelegd, maar zij
uitkeeringen berekend naar draagkracht
en behoefte zullen ontvangen uit een ge
meentefonds, dat gevoed wordt uit een over
het geheele land naar uniform tarief van het
inkomen geheven belasting, terwijl daar
naast vervalt de bevoegdheid der gemeenten
om een eigen inkomstenbelasting te heffen
en ook verdwijnt de forensenbelasting, die
in de geldende regeling tot vele onbillijkhe
den aanleiding geeft, verdient naar de mee
ning van het hoofdbestuur aanbeveling.
Niet bevredigend acht het hoofdbestuur
het daarentegen, indien bij de berekening
van de uitkeering voor de eerste maal die ge
meenten, die hare uitgaven voor onderwijs,
politie en armenzorg hoog hebben opge
voerd, daardoor ruimer uitkeering ontvan
gen ten koste van andere gemeenten, die
deze uitgaven noodgedwongen of uit vrije
verkiezing laag hebben gehouden.
Met leedwezen heeft het hoofdbestuur ge
zien, dat het de uitdrukkelijke bedoeling der
regeering is, bij deze wijziging van het ge
meentelijk belastingstelsel de zakelijke be
drijfsbelasting te handhaven
Intusschen kan het hoofdbestuur in dit
onderdeel niet voldoende aanleiding vinden
om zich op grond daarvan tegen het wets
ontwerp, dat overigens zijn instemming heeft
te verklaren.
Het hoofdbestuur heeft met waardeering
kennis genomen van den spoed, die tot nu
toe bij de behandeling van dit belangrijke
wetsontwerp betracht is, en is van oordeel,
dat de belangen der volkswelvaart gediend
zullen worden, indien de voorgestelde rege
ling nog in deze wetgevende periode wordt
tot stand gebracht.
De staking te Leerdam
opgeheven
Het werk heden hervat
De vergadering van stakers bij de firma
Varsseveld te Leerdam heeft Zaterdag, met
groote meerderheid van stemmen, de nieuwe
voorwaarden van de directie aangenomen.
Heden zou het bedrijf hervat worden. Alle
arbeiders zijn op hun plaats gehandhaafd.
Volgens de Msb. is dit resultaat voor een
groot gedeelte te danken aan de bemiddeling
van den burgemeester van Leerdam, den
heer J. R. Mees.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts.
per regel.
Eerst-
kijkeni
mbiï
AMSTERDAM
Nieuwendijk 225/229
UTRECHT
Oude Gracht 151
30)
Naar het Engelsch van
CHARLOTTE M. BRAME.
HOOFDSTUK XLH.
Er heerschte een sombere stemming op het
kasteel. Ethel had onder tranen gesmeekt de
zaak niet aan te geven, maar tevergeefs.
Alles wat je me vraagt zal ik doen, Ethel
maar dit kan. dit mag ik niet doen. had de
hertog gezegd. De juweelen behooren niet
aan mij persoonlijk, maai- aan onze familie.
We hebben juffrouw Grey alle mogelijke kans
gegeven zich te redden, zij heeft het niet ge-
wild.
Juffrouw Grey was overgebracht, naar de
gevangenis in Clavering in afwachting van
de terechtzitting die in September zou plaats
hebben. Alles scheen tegen haar te pleiten en
ze had haar zaak volkomen bedorven door de
hardnekkige weigering om te vertellen waar
de andere juweelen waren. Het was algemeen
bekend dat de hertog, niet alleen had aange
boden haar vergiffenis te schenken, maar
iater zelfs had beloofd levenslang voor haar
te zullen zorgen als zij aanwijzingen wilde
verstrekken, welke zouden leiden tot het
terugvinden der juweelen.
Ik kan niets zeggen was haar eenig
antwoord. Ofschoon zij nil in voorarrest zat,
waren er velen die vast geloofden dat zij
zelf dc diamanten niet had gestolen.
Ook haar advocaat, mr. Branscombe, ver
moedde dit. Hij keek haar met zijn scherpe,
heldere oogen aan en zei:
U moogt schuldig zijn in andere din
gen, maar u is niet schuldig ten opzichte
van dezen diefstal.
Een donkere blos kleurde toen haar wan
gen, maar ook hij kon niets met haar be
ginnen; of hij al praatte, trachtte haar te
overreden, of dreigde, niets baatte.
Laten andere menschen denken wat zij
willen, zei hij, ik ben er zeker van dat u niet
medeplichtig is geweest aan het stelen van de
juweelen; ik geloof dat u om de een of ande-
ïe reden iemand anders tracht te redden. U
offert u zelf op, dat is misschien echt vrou
welijk, maar niettemin dwaas.
Maar ze had voor hem hetzelfde antwoord
als voor de anderen:
Ik ben schuldig!
Vertel me iets waardoor ik u kan hel
pen, drong hij aan..
Ze keek naar hem met een zachten glim
lach.
U is heel vriendelijk voor me, zei ze
doe geen poging om mij te redden.
Dat is iets. waartoe ik onmogelijk kan
meewerken, was zijn antwoord. O, kon ik
u toch maar overreden. Weet u wel dat u
uw eigen graf graaft op deze manier?
Hij begreep niet waarom ze lachte, een
korten zachten lach, alsof er iets verma
kelijks in zijn woorden was geweest.
De dag van de terechtzitting kwam. Ge
heel Clavering was in opwinding. Niemand
begreep waarom de beklaagde geen aanwij
zingen had willen geven, daar haar toch zulk
een prachtig aanbod was gedaan. De belang
stelling in de rechtszaal was overweldigend.
Zelfs de rechter, die als iedereen, onder den
indruk was van de schoonheid en de stille
droevenis van de beklaagde, had een geheim
vermoeden dat deze vrouw onschuldig was,
maar wie zou het bewijzen?
Ook de leden van de jury'waren niet over
tuigd van haar schuld, maar wat konden
ze beginnen tegenover de klaarblijkelijke
bewijzen?
De beklaagde was plotseling, zonder een
duidelijke reden naar Clavering gekomen,
op het oogenblik dat de hertog en de her
togin zich op Neat-Castle vestigden; ze had
gedacht de aandacht van de bewoners van
het kasteel te trekken door voor repareeren
van kant geen betaling aan te nemen; ze
was naar het kasteel geroepen om oude kant
te herstellen en dit alles in een vermomming
bewezen door het donker verven van haar
haar.
Op den avond van den diefstal had ze met
de hertogin over de juweelen gesproken en
deze had haar verteld, waar ze bewaard wer
den. Dit laatste was wel een zeer verzwa
rende omstandigheid.
Daarna was zij alleen geweest, in het ge
deelte van het huis waar zich de juweelen
bevonden.
Tenslotte de groote angst bij het onder
zoek van haar koffer. Toen eindelijk het
medaillon te voorschijn werd gebracht, had
ze onmiddellijk schuld bekend en alle verde
re inlichtingen geweigerd.
Het was niet mogelijk haar vrij te spre
ken; gedurende de zitting was geen spoor
van vrees op het. gelaat van de beklaagde
te zien geweest. Zij maakte den indruk dat
zij wenschte schuldig bevonden te worden en
toen de bewijzen tegen haar steeds klemmen
der werden kwam er een vreemd licht in
haar oogen.
De uitspraak luidde: „schuldig". Het woord
klönk haar als muziek in de ooren. „Schul
dig", maar er was geen hart in de heele
rechtszaal dat niet warm voor haar klopte.
Vijf jaar gevangenisstraf. De gevange
ne gaf geen enkel teéken van ontzetting.
Toen haar advocaat naar haar toekwam en
verwijtend tot haar zei:
Ik had meer voor u kunnen doen, alsu
het mij had willen toestaan, glimlachte ze
droevig.
Den volgenden dag werd zij overgebracht
naar de vrouwengevangenis van Clavering.
HOOFDSTUK XLIII.
Het was weer Mei. De seringen en de
gouden regen stonden in bloei. De hertog en
Ethel hadden juist enkele weken in Londen
doorgebracht en genoten er de season.
Verschillende keeren had de hertog een
onderhoud gehad met de autoriteiten van
Scotland Yard, want het onderzoek naar den
diefstal van de juweelen duurde nog steeds
voort.
Half Mei ontving Ethel een brief van haar
vader, waarin deze haar mededeelde, dat hij
uit het buitenland was teruggekeerd en
haar vroeg eenige weken op Oakcliff te ko
men.
Papa, zei Ethel op een avond tot haar
vader. Ik heb het gevoel alsof ik weer ze
ventien ben en weer Ethel Stair ben gewor
den.
Ik hoop dat Ethel Neath nog gelukkiger
is dan Ethel Stair is geweest, was het ant
woord.
Ze lachte. Wat is de Reigerpias toch
mooi, zeide ze. Dat is toch wel de mooi
ste plek van heel Oakcliff.
Zijn gezicht betrok even. Je doet me
denken aan je moeder Ethel. Zij hield ook
zooveel van den Reigerpias..
Ethel sloeg haar arm om vaders hals en zei
zacht:
Het is al zoolang geleden dat moeder
stierf. Herinnert u zich haar nog heel goed?
Was ze gelukkig, papa, vroeg Ethel na
een poosje. Ik weet niet waarom, maar als
ik aan haar denk, heb ik altijd het gevoel
alsof ze droef en peinzend was, niet geluk
kig.
Ze was nog zoo jong, toen ze mijn vrouw
werd. En ik was zoo in beslag genomen door
mijn boeken, zei hij langzaam. Als ik mijn
leven nog eens kon overdoen, zou het heel
anders worden.
Ethel zuchtte. De hertog voegde zich bij
hen en het gesprek kwam op den diefstal
van de juweelen.
Ik was in Parijs toen ik 't hoorde, zei
Lord Stair. Het gaf me een geweldigen
schok. Het is vreemd, ging hij na eenigen tijd
voort, dat die vrouw juist het medaillon
met mijn portret erin heeft gehouden.
Ze wist waarschijnlijk niet eens wiens por
tret het was; het was natuurlijk om de dia
manten dat zij 't hield. Wat was zij eigenlijk
voor een vrouw?
Ik voel me sterk tot haar aangetrokken,
zei Ethel zacht. Van het oogenblik af, dat
ik haar naar me zag kijken door het hek
van ons park. Ik vroeg haar naar binnen te
komen om bloemen te plukken.
Was ze mooi? vroeg Lord Stair.
Ja, maar met iets heel droefgeestigs.
Ze deed me altijd denken aan de Mater Dolo
rosa uit het Louvre. Ze was heel zacht en had
goede manieren.
Hoe zag ze er uit?
Groot, slank, bijna violette oogen, don
ker haar en heel. mooie handen. Ik kan maar
niet gelooven dat ze een dievegge is.
Ethel houdt maar altijd vol, dat de
vrouw onschuldig is, We hebben besloten er
niet meer over te spreken; we zullen het
toch niet eens worden, viel de hertog in.
(Wordt vervolgd.).