H. D. VERTELLINGEN FLITSEN FEUILLETON. HET MEDAILLON VAN LORD STAIR HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 18 APRIL 1929 (Nadruk vorbodenj auteurirecht voorbehouden.) door RUDYARD KIPLING. Lispeth Ze was de dochter van Lonoo en zijn vrouw Jadek. Op een keer mislukte hun maïsoogst, en twee beren brachten een nacht door in hun eenige opiumveld, en dus werden ze Christenen en brachten hun baby naar het missiehuis om haar te laten doopen. De kapelaan van Kotgarh noemde haar Eliza beth en ze vereenvoudigden het tot Lispeth. Een paar jaar later was er een cholera- cpidemie In het Kotgarhdal en Lonoo en Jadek bezweken eraan, en LLspeth werd hall' kamenier, half aangenomen kind van de vrouw van den kapelaan van Kotgarh. Of het Christendom zoo'n goeden invloed had op Lispeth, of dat haar eigen heiden- sche goden het ook wel hadden kunnen klaarspelen, weet ik niet; maar ze werd een mooi meisje. En als een inlandsch meisje werkelijk mooi is, dan is het de moeite waard om een reis van vijftig mijl te ma ken en* haar te bewonderen. Lispeth had een bijna klassiek gezicht één van die gezichten, die men zoo dikwijls op schilde rijen en zoo zelden in werkelijkheid ziet. Ze had een mooie, matte teint en was, voor een inlandsche, heel groot. Ze had prach tige oogen, en als ze niet altijd gekleed was geweest in de afgrijselijke bedrukte katoen tjes, die zendelingen en kapelaans voor het loppunt van Christelijke schoonheid houden zou je haar voor een Romeinsche Diana hebben aangezien. Lispeth was een volgzaam Christen, en ze bleef Christen, toen ze ouder werd iets, dat weinig inlandsche meisjes overkomt. Haar eigen stamgenooten haatten haar, omdat zij, zooals ze zeiden, een blanke was geworden en zich iederen dag waschte; en de vrouw van den kapelaan wist eigenlijk niet wat ze met haar moest beginnen. Het is een onmogelijkheid om een statige Romeinsche Godin aan het vatenwasschen te zetten. Ze speelde met de kinderen en volgde de Zon dagsschool, en las alle boeken in het huis, en werd steeds mooier, zooals elke sprook jes-prinses. De vrouw van den kapelaan zei, dat het meisje ergens in Simla een betrek king als verpleegster „of zooiets" moest zoe ken. Maar Lispeth had geen zin om verpleeg ster te worden. Ze vond het erg goed zoo. Als er in Kotgarh reizigers kwamen het gebeurde niet dikwijls dan sloot Lispeth zich in haar kamer op, uit angst dat ze haar mee zouden nemen naar Simla, de onbekende wereld in. Op een dag, een paar maanden nadat ze zeventien was geworden, ging Lispeth een wandeling maken. Ze wandelde niet zooals blanken in Indië dat doen anderhalve mijl naar een mooi plekje bulten de stad en met de auto terug. Zij legde op een middag tus- schen de dertig en veertig mijl af. Dezen keer kwam ze pas terug, toen het al pikdonker was en ze kwam het stelle rotspad naar het missiehuis af met iets zwaars In haar armen. De vrouw van den kapelaan zat in de salon te dutten, toen Lispeth moe en hijgend met haar last naar binnen stapte. Lispeth legde hem op de sofa en zei kalmpjes: „Dit is onijn echtgenoot. Ik heb hem op den weg naar Bagi gevonden. Hij is gewond. Ik zal hem verplegen, en als hij beter is moet de kape laan ons trouwen". Dit was de eerste keer, dat Lispeth haar opvattingen omtrent het huwelijksprobleem ten beste gaf, en de vrouw van den kapelaan gaf een gil van ontzetting. Maar de man op de sofa had al spoedig haar aandacht. Het was een jonge Engelschman, en hij had een diepe hoofdwond. Lispeth zei, dat ze hem aan den voet van een heuvel had gevonden, en hem meegenomen had. Hij ademde zwaar en was bewusteloos. Hij werd naar bed gebracht en de kape laan verbond hem; Lispeth stond buiten de deur te wachten in geval hij haar hulp -noodig mocht hebben. Ze deelde den Kape laan mee, dat dit de man was, die zij wensch- te te trouwen, en de kapelaan en zijn vrouw onderhielden haar lang over haar oxxbehoor- 3ijk gedrag. Lispeth luisterde kalm en her haalde toen haar mededeeling. Er is heel wat INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cent» per regel. voor noodig om Oostersche instincten uit te wisschen. Maar Lispeth zag niet in waarom zij haar ge voelens voor zich zou houclen. En ze dacht er niet aan om zich te laten wegsturen. Zij zou den Engelschman verplegen tot hij gezond genoeg was om met haar te trouwen. Na een dag of veertien was de Engelsch man in zooverre hersteld, dat hij de kapelaan en zijn vrouw en Lispeth vooral Lispeth voor hun vriendelijkheid kon bedanken. Hij reisde voor zijn genoegen, zei hij het woord „globetrotter" was toen nog niet be kend en was naar Kotgarh gekomen om tusschen de heuvels planten te zoeken en vlinders te vangen Hij kende niemand. Hij veronderstelde dat hij naar beneden moest zijn gevallen toén hij zich vooroverbukte om een varen, die op een vooruitstekende rots punt groeide, te plukken. Hij zou naar Simla terug gaan zoodra hij wat sterker was. De lust tot bergen beklimmen was hem ver gaan. Zijn herstel naderde langzaam en hij haastte zich niet met weggaan. Lispeth had geweigerd verder de adviezen van den kape laan of zijn vrouw aan te hooren; en dus sprak de kapelaansvrouw er met den En gelschman over en vertelde hem, hoe het met Lispeth's hart gesteld was. Hij lachte harte lijk, en zei dat het heel aardig en roman tisch was, maar dat hij al verloofd was. Maar hij zou haar sparen. En dat deed hij. Maar hij vond het lang niet onaangenaam om met Lispeth te praten en met Lispeth te wan delen, en haar een beetje te vleien, en een beetje met haar te flirten, toen hij zoo ver was, dat hij spoedig weg zou kunnen gaan. Het beteekende niets voor hem, en de heele wereld voor Lispeth. Ze was heel gelukkig, zoolang hij er was, want zij had iemand gevonden van wien ze kon houden. Daar Lispeth toch nog lang geen blanke was, deed zij geen moeite om haar gevoelens te verbergen, en de Engelschman vond dat nogal grappig. Toen hij wegging ging Lispeth met hem mee tot Markunda. De kapelaansvrouw, die een goede Christen was en niets van scènes en hartstochtelijke huil buien moest hebben, had met den Engelsch man afgesproken, dat hij tegen Lispeth zou zeggen dat hij terug zou komen om met haar te trouwen. „Ze is nog maar een kind, zei ik vrees In haar hart een helden", zei de kapelaansvrouw. En dus beloofde de Engelsch man, met zijn arm om Lispeth's middel, haar dat hij terug zou komen om met haar te trouwen, en Lispeth liet hem die belofte tellcenS en telkens weer herhalen. Ze bleef snikkend achter even buiten Markunda en keek hem na, tot hij uit het oog verdwenen was. Toen droogde ze haar tranen en ging weer naar Kotgarh, en zei tegen de kapelaans- vrouw: „Hij heeft me beloofd, dat hij terug zou komen. Hij is teruggegaan naar zijn eigen menschen om het hun te vertellen". En de kapelaansvrouw troostte Lispeth en zei: „Hij komt terug". Na twee maanden begon Lispeth ongeduldig te worden en dé kape laansvrouw zei, dat hij heel ver weg over de zee, naar Engeland was gegaan. Ze wist waar Engeland was, want ze had aardrijks kunde geleerd, maar ze had er natuurlijk geen idee van wat een zee was. Dio was te ver af. Er was een oude wereldkaart m hius. Lispeth had ermee gespeeld, toen ze jong was Ze zocht hem weer op en zat er iederen avond oo te turen, en huilde In haar eentje om dat ze niet wist waar haar Engelschman Ze wist niets van afstanden of van stoom- booten, dus haar berekeningen waren een beetje verward. Het zou ook bovendien niets gegeven hebben, als ze goed waren geweest; want de Engelschman dacht er niet aan om naar Indië terug te gaan om met een in landsch meisje te trouwen. Hij vergat haar totaal. Later schreef hij een boek over Indie. Maar Lispeth's naam kwam er zelfs niet in voor. Na drie maanden begon Lispeth lederen dag naar Markunda te gaan om te zien of haar Engelschman er nog niet aan kwam. Dat troostte haar een beetje en de kape laansvrouw dacht, dat ze over haar „schan dalige heidensche dwaasheid" heen begon te komen. Nog een poosje later troostten haar zelfs de wandelingen niet meer, en ze begon humeurig te worden. De kapelaans- vrouw vond, dat nu de tijd gekomen was om haar op de hoogte te brengen van den waren staat van zaken dat de Engelsch man alleen maar beloofd had om met haar te trouwen om haar niet van streek te maken dat hij er niets van gemeend had, en dat het verkeerd en slecht van haar was om te denken, dat een Engelschman met haar zou trouwen, die bovendien nog ver loofd v/as met een meisje uit zijn eigen land. Lispeth zei, dat dat alles onmogelijk waar kon zijn, omdat hij had gezegd, dat hij haar liefhad en omdat de kapelaansvrouw haar met haar eigen lippen verzekerd had dat hij terug kwam. „Maar hoe kan het niet waar zijn wat u alle twee zei?" vroeg Lispeth. „We zeiden het om je te sparen, kind," zei de kapelaansvrouw. „Dus jullie hebben tegen me gelogen?" zei Lispeth, „hij ook?" De kapelaansvrouw boog het hoofd en zei niets. LLspeth zei ook een poos lang niets; toen ging ze naar het dorp en kwam terug in de kleeren van een inlandsch meisje afschuwelijk vuil, maar zonder neus- en oorringen. Heur haar hing in een lange vlecht op haar rug. „Ik ga naar mijn eigen volk terug," zei ze. „Lispeth is dood. Ik ben de dochter van Jadek de dochter van een heiden en een heidin. Jullie bent leugenaars, allemaal." Toen de kapelaansvrouw was bekomen van den schrik, die de mededeeling, dat Lispeth tot haar eigen Goden teruggekeerd was, haar gegeven had, was het meisje verdwenen en ze kwam nooit terug. Ze hing haar nieuwe Goden aan met een hartstochtelijken ijver, alsof ze den verloren tijd in wilde halen; na korten tijd trouwde ze met een houthakker, die haar volgens de heerschende gewoonten dagelijks afranselde, en haar schoonheid verdween al spoedig. „Men kan nooit weten wat voor streken die inlanders achter de mouw hebben", zei de kapelaansvrouw, „en ik geloof, dat Lis peth in haar hax*t altijd ongeloovig is ge weest." Hetgeen geen compliment is aan het adres van de Engelsche kerk, die haar op den jeugdigen leeftijd van vijf weken in haar hoede had genomen. Lispeth was heel oud toen zij stierf. Ze Is altijd vloeiend Engelsch blijven spreken, en als ze erg dronken was vertelde ze het ver haal van haar eerste liefdesgeschiedenis wel eens. En dan kon men zich nauwelijks Inden ken, dat dat verschrompelde, tanige wezen ooit „mooie Lispeth van Kotgarh" was ge weest. TEGEN ONDERWIJS. VERSNIPPERING. TAAK DER OUDERCOMMISSIES DOOR KL. DE VRIES GESCHETST. De eenigen tijd geleden wegens de koude uitgestelde openbare vergadering van de ver- eeniging „Volksonderwijs" in het gebouw van den Protestantenbond te Haarlem-Noord waar de heer Klaas de Vries, secretaris van het hoofdbestuur van „Volksonderwijs", lid van Provinciale Staten en van den Gemeen teraad van Amsterdam zou spreken over „De Openbare School en de Oudercommissies", werd thans Woensdagavond gehouden. In zijn inleiding zette de voorzitter van Volksonderwijs te Haarlem, mr. L. G. van Dam, uiteen hoe het onderwerp bijzonder urgent is, omdat de gemeenteraad onlangs besloot tot den bouw van openbare scholen in dit stadsdeel en het de tijd is van in schrijving der nieuwe leerlingen. De heer Klaas de Vries begon zijn betoog mer de opmerking, dat de onderwijs-pacifi- catie van 1920 Volksonderwijs teleurgesteld heeft in haar bij de bevordering daar van gekoesterde verwachtingen. Hij concludeerde, dat er tegen het open baar onderwijs geen enkel bezwaar is in te brengen, aangezien de openbare school op leidt tot alle christelijke en maatschappe lijke deugden. De heer De Vries bestreed ten sterkste het gevolg van de splitsing, de verdeeldheid, en zette uiteen, dat het de taak van Volks onderwijs is, de voortreffelijkheid van de openbare school in het licht te stellen. Den werkelijk gemoedsbezwaarden wil hij hun eigen school niet ontzeggen. Maar is het niet onduldbaar dat, waar er door bevolkingstoename tusschen 1920 en 1924 160 nieuwe scholen met 1200 onder wijzers nopdig waren, er 1151 kwamen met 4500 onderwijzers? Ons onderwijs is daarbij duurder en slechter dan dat in het buiten land. Dit is geen voldoen an de behoeften van gemoedsbezwaarden. In Friesland vindt men op een afstand van 2200 Meter vijf schooltjes van allerlei richtingen. Er is een jacht cm zoo gauw mogelijk binnen te zijn met zijn aantal voor er wetswijziging komt. Spr. schetste de moeilijkheden waarmee de openbare SQhool en zij, die haar besturen, hebben te kampen vooral in kleine plaatsen, die een regelmatig medisch schooltoezicht een toezicht op de leerplicht eenvoudig tegenwerken. In het buitenland is zooiets onbekend en het onderwijs trekt er profijt van. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1474 MELK ze is blijkbaar beneden be zig en dan kan ze hem toch niet hooren en als hij niets andei's krijgt, zal hij tenslotte toch weer met die melk ge noegen moeten nemen waar Is die flesch nou vredesnaam gebleven? nee, hij is niet op grond gevallen zich ongerust te maken en het smaakt tenslotte toch ook niet kwaad. (Nadruk verboden.) Door het huidige moeras zullen wij heen- moeten, was sprekers conclusie. Volksonder wijs vertrouwt, dat er verbetering zal ko men. In dit verband besprak de heer De Vries de taak der oudercommissies, en waarom aan haar arbeid alle steun moet worden ge geven. De oudercommissies vormen de scha kel tusschen gemeentebestuur en ouders, maar Volksonderwijs wenscht ze wettelijk meer invloed toe te kennen. Met eenige voor beelden toonde spreker de noodzaak daar van aan. De heer De Ruyter deelde bij de discus sie een ervaring mede, die hem had geleerd, dat het bijzonder onderwijs uit de leerplicht wet groot nut heeft weten te trekken, om dat het deze niet handhaafde zooals de openbare. Nadat de heer De Vries nog eenige toe lichting had gegeven sloot mr. Van Dam met een propagandawoord de vergadering, die vrij druk bezocht was. PROPAGANDA-AVOND VRIJZINNIGE CHRISTELIJKE JEUGDCENTRALE. Woensdag hield de V. C. J. C. een propa ganda-avond in de aula van heit Kennemer Lyceum. Jos Riekerk liet allen het kamplied zin gen, waarna dr. C. Spoelder het woord nam om te spreken over kamp en kampleven- Het genot van kampeeren, aldus dr. Spoel der, is het vrij zijn van banden en con ventie. Het leven van de jeugd thuis en op'school is vol van allerlei onaangename dingen of lastige plichten, die aan ons knagen, beleefd zijn, netjes eten, werken voor vakken, waar we niet van houden, voor leeraren voor wie we niets voelen, bedankbriefjes schrijven, bezoeken afleggen enz. enz. In het kamp krijgt de jeugd tijd om tot plicht te hebben al die plichten niet na te komen. Daarom is er in het kamp geen anarchie. Voor de conventie komt het zich in dienst stellen van de kampgemeenschap. Wie in een kamp een rol wil spelen, wie komt om te dwepen, wordt gevoelig op zijn plaats gezet Spreker zou een kamp willen noemen een gemeenschap van jonge menschen, die alle maatschappelijke beuzelingen, alle druk kende moeilijke plichten op zij hebben gezet, die in een eerlijke en simpele samenleving met en voor elkaar, buiten, ver van jachten en drukte, hun levensvreugde uiten. Hoe werkt nu het kampleven? In de eerste plaats uit het zich in een eigenaardige, dolle uitgelatenheid, een zucht om de normale verhoudingen onderstboven te gooien. Ten tweede in een zoeken, om eer lijk tegen elkaar te zijn en met elkaar te spreken over dingen, waar men anders niet zoo over spreekt. De rust, de natuur wekken INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct6, per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORJSSTRA AT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS F 125- stemmingen bij ons op, waar we in ons ge wone leve'n niet aan toe komen. Zoo ontstaat in ieder kamp als van zelf een diepe, ernstige ondergrond. Voor spreker persoonlijk is het van belang, dat die ernst in goede banen wordt geleid. Samenvattende zegt spr. dat het kample ven brengt: gezondheid met lepels vol naar lichaam en geest; het opent den geest voor diepere vragen, met de kans op bevrediging. De geestige rede van dr. Spoelder werd luid toegejuicht. Voor de paUze werden nog enkele volks dansen uitgevoerd. Na de pauze toonden een serie lantaarnplaatjes het kampleven in zijn verschillende vormen. Enkele „Kamplui" demonstreerden dit op het tooneel met zang en dans en voordrachten en met het lied „Wij danken u, wij groeten u", gingen de bezoekers voldaan huiswaarts. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Terug te bekomen bij: Schaap, Zijlweg 146, armband; Bur- v. Politie, Smedestraat, boekje (met obligaties), bal; v. d. fiteeg, Roosveldstraat 24, kerkboekje; v. Leirsum, Nassaulaan lOrood, tennisbal; Spronk, Juli- anapark 50 rood, étui met schrijf behoeften; Vonk, Eikenstraat 9, handschoen; Kennel Fauna: kat (wit) gebracht door Donselaar, Parklaan 62; kat (grijs) gebracht door: Siliakus, KI. Heiligland 9a; Klooster Spaarn- wouderstraat 100, ketting; Fabel, Damast straat 29, haarkam; Bijster, Colensostraat 33, zwarte kat; Demmers, Pieter Kiess,traat 5, kassendek; Ferwerda, Kleverparkweg 115, lantaarn; Siegerist, Dahliastraat 36, idem; Bur, v. Politie, Smedestraat, damesmantel; Fortgens, Bakenessergracht 13, meelzak; Koestra, M. v. Heemskerkstr. 75, portemon- naie met inhoud; Oets, Oosterstraat 4, idem; Hovenier, Heerensingel J29c idem; Bur. v. Politie, Smedestraat, ideijn; Blom, Kruis tochtstraat 1, idem; Roelofs, Bisschop Otto- straat 32, pet; Bur. v. Politie, Smedestraat, idem; Haus. Brouwersstraat 144 pakje met inhoud; Wassenaar v. Oosten de Bruijn- str. 79, rozenkrans; Melder, Cederstraat 20, rijwielbelastingmerk; Kortehaas, Bet je Wolfstraat 1, idem; Hondekoop, Schelde- straat 30, rozenkrans; Gil jou, M. v. Heems- kei'kstraat 36, ring; Mai'kesteijn, Gen. de la Reijstraat 11, schoen; Boogaard, Langedijk- straat 32, taschje; Booms, Leidschestraat 55, pakje tabak; v. Vijl, Ten Katestr. 7 (Heem stede), kindervest. 33) Naar liet Engelsch van CHARLOTTE M. BRAME. Het is (fames Berxtley, de man die on ze juweelen heeft gestolen. Jenney viel op haar knieën. Dat kan niet waar zijn, riep ze snik- kexid. ITet is' helaas maar al te waar. De ju weelen zijn allemaal gevonden. Vanmorgen ontvingen wij van den detective dit por tret vuix den dief. Ik zal den hertog laten komen. Fulke, zei ze, toen haar man binnen kwam, dat is wel heel merkwaardig! Jenny kent James Bentley! Hij beloofde me te trouwen en hij ver liet me, snikte het meisje. Zij vertelde daar op, hoe alles zich had toegedragen en de hertog begreep langzamerhand het verloop van de geschiedenis. Dit verklaart alles, zei hij tenslotte. Deze Nesbitt kwam met het doel de juweelen tc stelen en hij gebruikte het meisje als zijn werktuig. Dan is juffrouw Grey onschuldxg viel tie hertogin hem in de rede. Neen, zij ontving toch een gedeelte van den buit. Vertel me eens. wendde hij zich tot liet meisje. Heb je ooit juffrouw Grey, en den man samen gezien? Neen, zei Jenny Juffrouw Grey heeft hem nooit gezien. Misschien gebeurde het zonder dat jij het wist, zei de hertog. Heb je nooit nei ging gehad om argwaan te koesteren tegen dezen man? Waarom heb je ons nooit iets hiervan verteld? Omdat, antwoordde Jenny, haar oogen vol txanen, omdat ik nooit heb gedacht, dat hij iets met den diefstal te maken kon hebben. Begrijp je nu hoe hij je naar buiten heeft gelokt? Terwijl jij op hem stond ts wachten buiten het parkhek heeft hij zijn slag geslagen. Ik heb het vaste voltrouwen dat dit alles de onschuld van juffrouw Grey zal bewijzen, zei de hertogin, maar de hertog antwoordde: lk denk eerder dat het haar schuld onweer legbaar zal vaststellen. Het zou spoedig blij ken wie van hen gelijk had. HOOFDSTUK XLVII. Tegen den middag bereikte mr. Barton Oakcliff. De hertogin wasvin het park, maar toen hij den auto van den detective voor het huis zag stilhouden, kwam hij snel op hem toe. Mr. Barton vtelde zich heel gewichtig en wees op de sterke cassette waarin zich de jxxweelen bevonden. De gestolen juweelen, xixylord, zei hij. De hertog uitte woorden van oprechten dank. Ik zou graag willen dat de hertogin ook tegenwoordig was bij het opexxen van de cassette. Laat die in de witte salon bren gen, dan zal ik haar vragen daar te komen. Intusschen vertelde de hex'tog den detec tive wat hij van Jemxey Dane had gehoord. De detective luisterde vei'baasd en spijtig toe, zijn oogen verlorexx hun uitdrukking van triomfantelijke scherpzinnigheid. Een tijd lang zweeg hij eindelijk zei hij-; Ik moet eerlijk bekennen, dat ik een verkeerd spoor heb gevolgd. Ik heb altijd gedacht dat die juffrouw Grey de ziel en spil was van het complot Dat denk ik nog, zei de hertog. zij moet ongetwijfeld de medeplichtige zijn-ge weest van Bexxtley. Het eenige wat ik niet begrijp is, dat hij zich de moeite heeft getroost, die comedie met Jenney te spelen, terwijl hij een bond- genoote als juffrouw Grfey in het kasteel had. Dat komt mij ook zoo onbegrijpelijk voor. Misschien wilt u een glas sherry gebrui ken, mr. Barton. En dan verwachten wij v in de salon. De witte salon was een vaxi de mooiste ver trekken op Oakcliff, drié groote ranxen ga ven uitzicht op het prachtige grasveld. De kamer was gemeubeld in wit en goud en de zoxx scheen over de schilderijen en beelden, kostbare decoraties en kunstvoorwerpen. Het was of het heele vertrek gedrenkt was in amberkleurig licht. Ethel had hier al eenigen tijd ge wacht toen haar echtgenoot en haar vader en kort daarop mr. Barton binnenkwam. Het is zeker buitengewoon dat de ju weelen zich nog allemaal in het bezit vaxi den dief bevonden, zei mr. Barton. De buit was te kostbaar om nu .al ver kocht te kunnen worden, denk ik. Uw ach- teiwolging was te actief, antwoordde'de her tog. Toen kwamen ze allexx om de tafel, de her- togin naast haar vader, de hertog en Barton tegenover hen. Niemand spx-ak, terwijl Bar ton het kistje opende. Hij xxanx de ëtui's er oeix voor een uit, opende ze en vergeleek den ixxhoud met de lijst. Spoedig was de tafel half bedekt niet sclilttex-ende glanzende edelsteenen, opalen, paarlen, safieren en de beroemde Neath diamanten. Plotseling uitte mr. Barton een kreet van verrassing! Hij hield in zijn hand een klein pakje in wit papier, waarop de woorden ge schreven waren: „Voor mijn dochter Ethel, als zij oud genoeg zal zijn om haar vader's gezicht te herkennen." Barton overhandigde het den hertog. Het was het papier waarover Ethel gesproken had. De hertog gaf het pakje aan zijn vrouw, die het ontroerd bekeek. Toen het geopend werd, uitten allen een kreet van verbazing. Daar lag schitterend in het zonlicht het in diamanten gezette portret van lord Stair, bevestigd aan een gouden ketting: Ethe! hield het in haar hand en staarde ernaar als in een droom. Papa! bracht zij er met moeite uit. kijk eens! Was het andere dan niet gestolen? Dat blijkt van niet, stamelde Ethel maar hoe is dat mogelijk? Toen zei Loi-d Stair met een stem heesch van aandoening: Er zijn twee pox-tretten Ethel, een gaf ik aan je moeder, een aan jou. Ethel verliet de kamer en kwam eenige oogenblikken later terug met het tweede medaillon. Ze legde ze naast elkaar, met be vende handen. Vader zei ze, wat kan dat beteekenen? Ze zijn nu allebei hier. Lord Stair nam ze beide in zijn handen en ging er mee naar het raam. De hemel alleen weet wat dit beteekent Ethel, zei hij plechtig. Het mijne werd hier gebracht door mr. Barton, zei de hertogin. Dat weet ik zeker, omdat het in het papier zat gewik keld. Dan, zei de hertog ernstig, dan is 't dui delijk, dat het xxiedaillon dat in den koffer van juffrouw Grey werd gevonden, niet xiit onze safe was gestolen. Neen, in onze safe lag het andere, dat met het papier erom.. Lox-d Stair viel hem in de rede. Als dat niet het jbuwe was, Ethel, van wie is het dan? De uitdrukking op zijn gezicht verried een angstig vermoedexx HOOFDSTUK XLVHI. U gaf een medaillon aan mij en aan moeder, zei de hex-togin langzaam de groo te vraag is nu: Wat heeft zij er mee gedaan? Wat is er gewox-den van haar eigen medailloxx papa? U moet dit weten! De herinnering aan dien ongelvkldgen tijd leefde in hem. Hoe weinig aandacht had hij geschonken aan wat zij deed en wat zij droeg, ofschoon hij haar met heel zijn ziel lief had! U moet het weten papa, hei-haalde Ethel droeg ze het hare of had ze het weggebor gen, net als ik het mijne? Neexi, ze droeg het, antwoordde hij ik herinner me dat ik haar er mee gezien heb. Was het bij haar andere juweelen bij haar dood? Dat herinner ik me niet. Al haar juwee len heb jij later gekregen, precies zooals zij ze had achtergelaten. Ik weet alleen zeker dat het medaillon daar niet bij was. Dan zullen we moeten uitvinden, waar het poi'tret zich bevond, toen je moeder stierf Ethel. Dan pas kunnen we beginnen te on- dex"zoeken hoe het in dien koffer vaxx die on gelukkige vrouw verborgen kon zijn. .(Wordt vexvolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6