HAARLEM'S DAGBLAD
OM ONS HEEN
TWEEDE KAMER.
DONDERDAG 18 APRIL 1929
DERDE BLAD
No. 3811
EEN MERKWAARDIGE INDUSTRIE. BRUYNZEELS VLOEREN
EN DEURENFABRIEK EN EN SCHAVERIJ.
Wie van Zaandam naar Amsterdam gaat
of omgekeerd, heeft vlak bij de houtstad
wel een reclame opgemerkt van een groot
fabrieksgebouw: HOLLAND LEUREN ZIJN
ANDERS DAN ANDERE DEUREN. ZE ZIJN
BETER. Wie dat ziet, herkent wat de Ame
rikanen een „slogan" noemen, een korte en
pakkende leus, die den menschen bijblijft en
uit hun onderbewustzijn vanzelf naar de
oppervlakte opstijgt, wanneer zij deuren
noodig hebben. Dat zij niet wij particulieren,
niet U en ik, maar architecten, aannemers,
in het algemeen de menschen van het bouw
vak, die deuren verslinden bij dozijnen, bij
honderdtallen, bij grossen.
En toch, ook de journalist die er een paar
maal voorbij gespoord is en meer papier dan
deuren noodig heeft, wordt door deze slogan
geïntrigeerd en voelt neiging om in deze
fabriek van de firma C. Bruynzeel en Zonen
eens een kijkje te nemen.
Oorspronkelijk is deze industrie geen
Zaansch bedrijf. Zaandam importeert wel
hout en zaagt het, maar bewerkt het verder
niet. De firma Bruynzeel begon dertig jaar
geleden te Rotterdam als timmerfabriek en
verhuisde een paar jaar geleden naar Zaan
dam, omdat zij de grooote terreinen, die zij
wenschte, te Rotterdam niet krijgen kon.
Nu beschikt zij over een stuk grond van on
geveer 10 hectaren, dat is honderdduizend
vierkante meters en heeft daarop drie af
zonderlijke fabrieken gesticht: een voor
vloeren, een voor deuren en een voor ge
schaafd en bewerkt hout. Door de tusschen-
komst van een architect heb ik de gelegen
heid gehad, de fabrieken onder geleide van
een der heeren Bruynzeel te zien en na een
rondgang van twee en een half uur even
geglimlacht, toen mij gevraagd werd: „U
maakt het toch niet te technisch?" omdat
een leek, als hij zoo maar in een bedrijf
komt binnenvallen, heusch niet in staat is
precies te beschrijven, hoe het nu allemaal
gaat. Meer dan een algemeene notie neemt
hij er niet van mee en hij moet nog duchtig
oppassen, geen flaters te begaan. Wat zou,
bovendien, de niet deskundige lezer aan een
technische beschrijving hebben!
Dus blijft het hier noodgedwongen bij een
verhaal over den buitenkant. De geheimen
van het vak blijven veilig bij de firma
Bruynzeel en ik heb zelfs meer dan een
vermoeden, dat dingen waar het in het bij
zonder op aankomt, mij niet vermeld zijn.
Het bezoek begon bij de vloerenfabriek,
daarna naar de schaverij en vervolgens naar
de deurenfabriek. Dat de firma zelf haar
hout importeert, ligt voor de hand. Wij vin
den een haven voor den aanvoer en groote
loodsen voor den opslag. Daarom zijn zulke
groote terreinen noodig. Het hout voor de
vloeren wordt eerst gestoomd, daarna ge
droogd, gesorteerd en geschaafd op gelijke
dikte, op den kant doorgezaagd, gelijmd en
ln gelijke stukken gezaagd voor de verschil
lende modellen. In een reusachtige tank op
het terrein wordt het hout desgewenscht ge
kleurd.
Natuurlijk is de fabricage van vloeren en
deuren massa-arbeid. Vroeger had dat woord
een kwaden klank, toen het handwerk
hoofdzaak was en de machine nog verre van
volmaakt. Maar hoeveel vloeren, hoeveel
deuren worden nu nog uit de hand gemaakt!
Ze zouden niet te betalen zijn en bovendien
(het klinkt gek, maar het is zoo) achter
staan bij de machine, die altijd onverander
lijk hetzelfde maakt en langzamerhand zóó
geperfectioneerd is, dat het schijnt alsof zij
hersens heeft. Die bezit zij niet. Menschen-
hersens hebben de machine uitgedacht en
zij volgt den ijzeren wil van den arbeider,
die haar bedient, met getrouwheid op.
Twee dingen hebben al dadelijk de aan
dacht ook van den ondeskundigen bezoeker,
de netheid en orde van de werkplaatsen en
de afwezigheid van sjouwers. Eerst over die
netheid. Het ligt voor de hand, dat al dit
zagen, schaven, gladmaken een massa krul
len en zaagsel achterlaten moet, 20000 K.G.
per dag; men ziet al dezen afval niet of
nauwelijks, want het wordt uit de machines
dadelijk weggezogen naar het ketelhuis en
daar voor brandstof gebruikt, voor stoom
voor haar droogkamer. Verdwenen zijn de
zaagselhoopen van de oude werkplaatsen,
de krullen die zich om Uw been slingerden,
als de slangen om Laokoon en zijn zonen.
De moderne fabriek is zindelijk en rein.
Het sjouwwerk, kostbaar en langzaam, is
vervangen door de machine. Zie den elec-
trischen wagen, die het hout transporteert,
de kraan in een der gebouwen van 200 bij
SO Meter, die hoog boven onze hoofden
zweeft als een vliegmachine en onhoorbaar
op rails voortglijdende, groote stapels hout
opneemt en elders neerlegt met de zacht
heid, waarmee een huismoeder het linnen
goed neervlijt in de kast. Die kraan is
Haarlemsch fabrikaat, uit de fabriek van
Figee. En hoe men gestudeerd heeft op alle
mogelijkheden van snel en goedkoop ver
voer, blijkt uit den voorraadzolder, waar de
bestellingen door een gleuf rechtstreeks
dalen op den autovrachtwagen, die ze naar
hun bestemming brengt.
Hier komt het woord efficiency te pas. Wij
hebben daar geen Hollandsch woord voor en
kunnen alleen door een omschrijving ver
talen: practisch, snel, goedkoop.
Hoe groot het personeel is in de vloeren
fabriek kan ik niet zeggen. Een deel daar
van is nooit binnen de muren. Dat zijn
vloerleggers, sierlijk genaamd „parqueteurs",
een corps van ruim honderd man, dat voort
durend bezig is, overal in Holland parket
vloeren te leggen.
Interessanter nog is de deurenfabricage.
Het Zweedsche hout wordt in de werkplaat
sen niet toegelaten, voordat het zijn kuren
van krimpen en trekken heeft afgelegd-
Daarvoor wordt het vooraf in een reeks van
droogkamers uitgestoomd. Even kijken wij
om den hoek van zoo'n kamer, maar trek
ken gauw het hoofd terug uit de vochtig-
heete atmosfeer. Een speciaal daarmee be
laste opzichter houdt het toezicht op dit
droogproces. dat om beurten versnelling en
vertraging, soms toevoeging van extra stoom
vordert en den grondslag vormt voor een
onberispelijke deur. die onaandoenlijk blijft
bij de grootste hitte en de felste kou.
Hier, in de deurenfabriek, heerschen de
machines oppermachtig. Zij zagen, schaven,
lijmen, schuren, maken dorpels, stijlen, glas
randjes mot al de vernuftigheid, die de
altijd zoekende mensch tot zijn beschikking
heeft en het scherpe oog van den arbeider
spoort kleine oneffenheden en foutjes op.
verbetert die of verwijdert onbruikbare
stukken.
Naast elkaar staan de machines en dave
ren, gonzen en snorren, dat af en toe een
verklaring van haar werk mij half ontgaat.
Merkwaardig is de zwaluwstaart-machine
voor de stijlen. „Die stijlen," zoo lees ik in
een gedrukte beschrijving, „worden namelijk
vóór de verdere bewerkingen geschieden,
doorgezaagd, waardoor de jaarringen ver
broken worden. Dit voorkomt het zoo ge
vreesde scheluwtrekken. De beide helften
worden dan, na nauwkeurig gemerkt te zijn,
naar de zwaluwstaart-machine vervoerd. De
machine voorziet ze gelijktijdig van een
dubbele zwaluwstaart, brengt lijm op beide
oppervlakten en perst tenslotte de helften
door middel van den zwaluwstaart in el
kaar."
Een wonder van machinerie is ook de
drevelmachine; zij boort de gaten in de
dorpels, spuit lijm in die gaten en perst er
dan de drevels in, doet dus drie bewerkingen
tegelijk.
Aan het einde van deze groote hal worden
de onderdeelen samengevoegd door acht
man, die naast elkaar in een snel tempo
elk een onderdeel insteken in de deuren, die
op een band voorbijgaan. Tenslotte komt de
deur op een pers, die de onderdeelen met
kracht in elkaar zet, waarna een transpor
teur de deuren met 500 tegelijk vervoert.
In al deze drukte rijdt een zonderlinge
ruiter rond: de bestuurder van een trans-
port-autotje zooals wij dat op onze groote
stations kunnen zien. Maar zijn toestel kan
meer: het steekt laat ik zeggen een soort
een bak vooruit, die vrachten opneemt en
verplaatst. Met korte bochten, soms rond
draaiende op zijn as, toert deze cavalerist
op zijn ijzeren paard door de fabriek, ver
schijnt onder waarschuwend gefluit overal
waar hij noodig is en vertrekt in een omme
zien weer naar elders.
In de deurenfabriek vervaardigen onge
veer 400 arbeiders op deze vernuftige machi
nes 2000, als het moet 2300, deuren per dag.
Neen, het is geen schrijffout, per dag.
Dat is alleen mogelijk door systematische
fabricage, normalisatie, toepassing van stan
daardtype. De firma levert ook naar het
buitenland, maar heeft voor levering ln
Duitschland een nieuwe fabriek te Hamburg
gebouwd.
Alles tezamen genomen een modern be
drijf. Modern tot in het uiterste. Met ma
chines van eigen vinding en Amerikaansche
machines, want daar in Amerika, het land
van Ford, van Taylor en Edison verstaat men
het begrip efficiency het best. Wie dit
ziet, treurt niet meer over de verdwijning
van het handwerk. Hij begrijpt, dat de
massafabricage, de normalisatie, het stan
daardtype, de wonderen zijn van een mo
derne wereld.
J. C. P.
HONDERDJARIG BESTAAN DER
MUZIEKSCHOOL VAN
TOONKUNST.
EEN UITVOERING DOOR DE
LEERLINGEN.
Er was veel, heel veel belangstelling voor
de uitvoering door leerlingen der muziek
school van de afdeeling Haarlem der maat
schappij tot bevordering der toonkunst, wel
ke Woensdagavond in de Gemeentelijke Con
certzaal gegeven, werd ter gelegenheid van
het honderdjarig bestaan der school.
En die groote belangstelling was gewettigd,
wijl 't geen geboden werd op hoog peil stond
goed ingestudeerd was en flink uitgevoerd
werd.
De hors d'oeuvre, gelijk de voorzitter het
even later noemde, bestond uit een jongen
en twee meisjes, die dapper htm nummers
speelden, getuigenis aflegden van 't goede
onderricht op de school en veler bewondering
wekten.
En, terwijl het orkest reeds op het tooneel
had plaats genomen, stapte toen de voor
zitter de heer J. C. Tadema naar voren tus-
schen de vele bloemen om zijn openingsrede
uit te spreken.
Hij zeide, een kort woord ter inleiding te
willen spreken, een woord van welkom en
van dank voor de groote belangstelling. Deze
uitvoering van leerlingen der muziekschool
wijkt, aldus spreker, door plaats, tijd en
programma af van de gewone uitvoeringen.
In 1829 is door muziekliefhebbers de Maat
schappij tot bevordering der toonkunst op
gericht en vrijwel tegelijkertijd de afdeeling
Haarlem, welke reeds spoedig een muziek
school stichtte, zoodat deze mét de afdeeling
.haar eeuwfeest viert.
In Juni zal in Amsterdam het honderd
jarig bestaan der maatschappij op grootsche
wijze gevierd worden, en wij zullen aldus
de heer Tadema niet dien luister naar der
kroon trachten te steken. Maar nu het door
allerlei omstandigheden, o.a. door de lang
durige en ernstige ziekte van Lieven Duvo-
sel, niet mogelijk is, zelve een concert te ge
ven zal door de school een uitvoering gege
ven worden. Honderd jaar geleden bestond
een muziekschool niet zoo zeer, Haarlem was
toen nog een kleine plaats en zoo is men
dan ook in 't klein begonnen met een zang
school waar tevens theorie onderwezen werd.
Reeds lang bestonden plannen om ook in
strumentaal onderwijs te geven, doch door
verschillende omstandigheden en vooral ook
door de vraag, hoe aan 't benoodigde geld te
komen, kwam er voorloopig niets van.
Doch. aldus spreker, het is te danken aan
het uithoudingsvermogen en de durf van
Voorhelm Sneevoogt, die acht-en-veertig
jaar lang secretaris was, dat de school ein
delijk uitgebouwd kon worden tot muziek
school. in welken vorm zij heden nog bestaat.
Er zijn ups en downs geweest in de ge
schiedenis van de muziekschool en spreker
wil hier twee mannen noemen die veel voor
Toonkunst deden, namelijk den heer L. Schie
"gel en Willem Robert Sr. terwijl spreker ook
herdenkt den heer O. Emrik, aan wien het
vooral te danken is, dat de school nog be
staat.
Wij krijgen hier nu, aldus spreker, een
uitvoering van leerlingen der muziekschool.
Velen zullen heel andere concerten in deze
zaal gehoord hebben, van de allereerste en
grootste artiesten, maar hij spoorde aan toch
goed te luisteren naar wat deze jonge men
schen zullen ten gehoore brengen, geleerd
met ijver, vlijt en liefde onder de voortref
felijke leiding van het toegewijde onderwij
zend personeel.
De muziekschool aldus besloot de heer
Tadema is steeds de vreugde onzer afdee
ling geweest. Hij hoopte dat zij nog lang met
lust en opgewektheid haar taak zou mogen
blijven vervullen in het belang van Haar
lem en van het muziekleven onzer stad.
Nog was het applaus na 's heeren Tade-
ma's warm toegejuichte rede niet verstorven
of de uitvoering nam een aanvang onder lei
ding van den heer Jos. de Clerck met een
„Konzert für Klavier, Flöte und Violine" van
Bach, dra gevolgd door „Stabat Mater" van
G. B. Pergolese, welk laatste nummer door
orkest, koorklasse, solisten en een organiste
werd uitgevoerd. En evenals het vorige num
mer veel bijval oogstte.
Na de pauze speelde het orkest „Les Indes
galantes" van Jean Ph. Rameau, terwijl de
uitvoering besloten werd met Concert, opus
89 van Vincent d'Indy.
Een schat van bloemen werd na ieder
nummer voor de dames op het podium ge
bracht, en het publiek betoonde telkens met
applaus zijn ingenomenheid met hetgeen de
leerlingen deze jonge menschen ten gehoore
brachten en te genieten gaven.
Het was een mooie avond 1
JONGEREN VRFDES ACTIE.
Gewestelijke conferentie te Haarlem.
In het gebouw „Caecilia" te Haarlem zal
aanstaanden Zaterdag en Zondag een gewes
telijke conferentie van de Jongeren Vredes-
actie worden gehouden van de groepen uit
Noord- en Zuid-Holland en het Gooi, terwijl
zich ook deelnemers uit andere gewesten
hebben aangemeld.
Deze conferentie is gewijd aan het ras
senvraagstuk en het imperialisme.
Prof. D. van Hinloopen Labberton spreekt
Zaterdagavond over „Het rassenvraagstuk, in
het bijzonder in Indonesië"; mevrouw Hen-
riëtte Roland Holstvan der Schalk op Zon
dagmorgen over „Rassenstrijd en Imperia
lisme" en Mohammed Hatta des middags
over .Economische en rassen-tegenstellingen
ln Indonesië".
25-JARIG JTJBCLéb
Hedenmorgen werd aan de Centrale Werk
plaats de werkmeester de heer N. Valk ge
huldigd in verband met zijn 25-jarig jubi
leum bij de Ned. Spoorwegen.
De Jubilaris werd toegesproken door In
genieur Ingerman, die hem namens de Di
rectie de gebruikelijke enveloppe en oor
konde overhandigde.
Namens de Toezichthebbende Ambtenaren
sprak zijn onmiddellijke Chef, de Hoofd-
werktuigbouwkundige de heer M. Kummel,
die hem een mooi cadeau en bloemenmand
overhandigde.
Het onder hem gestelde personeel ver
raste hem met een Elctrische schemerlamp
en oorkonde.
17 April-
De Ziektewet aanvaard. Steun aan de beetwortel,
suikerindustrie. Voor en Tegen. Twee moties.
De uitkomst nog onzeker.
De Ziektewet-Slotemaker de Bruine is aan
genomen met 6416 stemmen. De tweede
lezing nam slechts weinig tijd.
Verwonderlijk was deze uitslag niet na de
duidelijk sprekende discussies vóór Paschen.
Eenige korte verklaringen werden afge
legd. De heer Braat was tegen hij is nu
eenmaal tegen elke verzekeringsgedachte.
Dr. de Visser verklaarde te zullen tegen zijn,
omdat aan het particulier initiatief een ern
stige slag wordt toegebracht en het zelfbe
schikkingsrecht van den arbeider wordt ge
knot. De heer Duys, al wekte het ontwerp
niet volledig vreugde aan s.-d. kant. wilde
toch voorstemmen, omdat zijne fractie de
verantwoordelijkheid voor een langer uitstel
van de invoering der ziektewet niet wilde dra
gen.
Dr. de Visser was de eerste die Dr. Slote-
maker ging gelukwenschen met zijn succes.
Hij werd gevolgd door vele anderen.
De tegenstemmers stelden zich samen uit
de c.-h. fractie, benevens de heeren Prof.
Visscher, van Rappard, Braat, Zandt en
Kersten,
Het heeft den heer v. d. Heuvel niet aan
een veelheid van raadgevers ontbroken bij
zijn initiatief-ontwerp, dat de suikerindustrie
steun wil verleenen. Gisteren voerden vier
afgevaardigden het woord, vandaag nog elf
volksvertegenwoordigers.
De Kamer is wèl verdeeld en wij durven
over de eindstemming zeker geen voorspel
lingen te doen. Maar daarover is de Kamer
het eens dat, wanneer men de suikerindus
trie zou willen steunen een garantie-premie
aan de fabrieken nog de minst-bedenkelijke
vorm van bescherming is. Alleen de heer
Schoklcing zou meer voor een tijdelijke ver
hooging van het invoerrecht gevoelen.
Heeft gisteren de s.-d. heer v. d. Sluis een
motie ingediend, waarin hij van de Kamer
vraagt uit te spreken, dat de regeering de
oprichting moet bewerkstelligen van een be-
drijfslaboratorium voor de suikerbietenteelt,
vandaag is er een tweede s.-d. motie inge
diend en wel door den heer Vliegen. Deze
tweede motie spreekt uit, dat verlaging van
den suikeraccijns noodzakelijk is ter bevor
dering van de consumptie en vraagt daarom,
waar de 20 opcenten ten behoeve van het
leeningsfonds niet noodzakelijk zijn voor de
op dat fonds rustende verplichtingen, deze
opcenten -te schrappen.
De heer Vliegen zocht oplossing van de
inderdaad groote momenteele moeilijkheden
in de suikerindustrie dus in vergrooting van
het suikerverbruik oftewel vermeerdering der
suikerconsumptie. Hieruit heeft de lezer reeds
geconcludeerd, dat de heer Vliegen tegen het
ontwerp van den heer v. d. Heuvel is. Met
hem verklaarden zich tegen: de heeren Knot
tenbelt, vEto Gijn, Boon en Kersten. Vóór het
verleenen van steun spraken zich uit de
heeren Loerakker, Leenstra, Rutten, Bierema,
Weitkamp en Lovink. De heer Schokking
twijfelt nog over zijn voor of zijn tegen.
Allereerst de tegenstanders. De heer van
Gijn zette uiteen, dat de suikerindustrie het
best gebaat is bij een matige cultuur. Het
ontwerp daarentegen zal de overproductie
vergrooten, wat hem een verkeerde maat
regel toeschijnt. Hij critiseerde ook scherp de
bedrijfspolitiek der suiker-boeren, die een
deels niet genoeg maken van de bijproduc
ten, welke normaliseerend kunnen werken
op de bedrijfsuitkomsten, en anderdeels
nooit voldoende reserveerden voor de kwade
jaren. De heer Boon meende, dat bij het
verleenen van steun de regeering de leiding
hebben moet. En de regeering acht geenerlei
reden aanwezig om thans reeds te helpen.
Bovendien betoogde de heer Boon, dat het
ontwerp te laat zou komen voor 1929
vroegste datum van totstandkoming der wet
Is 15 Mei en te vroeg voor 1930, over welk
jaar een oordeel thans nog niet mogelijk is.
De toestand van: „Help, ik verdrink" is vol
gens den heer Boon niet aanwezig. Wordt
thans geholpen, dan helpt de regeering ook
fabrieken zonder levensvatbaarheid.
Toen de heer Vliegen zijn motie indiende
betreffende de leeningsopcenten voor den
suikeraccijns keerde hij zich tegen den heer
Braat. Deze toch had het initiatief-ontwerp
gesteund en hulp der regeering noodzakelijk
geoordeeld, omdat de suikerindustrie zooveel
geld in de schatkist brengt. En ook de heer
Knottenbelt keerde zich tegen des heeren
Braats redeneering. Wordt het ontwerpje
wet, dan zal het Nederlandsche volk voor de
suiker, die het gebruikt nog weer meer mil-
lioenen betalen moeten, dan het reeds doet.
En die meerdere betaling achtte de heer
Knottenbelt ongewettigd, nu het ontwerp de
coöperatieve raffinaderij in haar concurren
tie tegen het particuliere bedrijf steunen zal
als practisch resultaat.
Van de tegenstanders tenslotte de heer
Kersten. Deze afgevaardigde achtte de ma
terie van het ontwerp niet een materie om
bij Initiatief-ontwerp te regelen. Bovendien
verwacht hij, dat het ontwerp den landbou
wers niet ten goede zal komen, maar de fa
brieken. En ten slotte wil hij. dat de land
bouwers in de malaise Gods hand zien, en
er zich bij neerleggen.
De heer Loerakker verdedigde het ontwerp
op grond van het feit. dat zonder steun de
belangrijke beetwortelcultuur zal moeten
worden ingekrompen, wat met zich brengen
zal een aanmerkelijke vermeerdering der
werkloosheid.
De heer Leenstra onderstreepte dit argu
ment met er on te wijzen, dat in de suiker
industrie 17 millioen per jaar aan loon wordt
uitbetaald. Hij geloofde, dat. wanneer de
loonen in de rietsuikerindustrie maar éven
stijgen, de bietsuiker de concurrentie weer
zal kunnen volhouden. Waarom de bietsui
ker-cultuur dan ook door de moeilijke tijden
moet heen geholpen worden.
De mede-onderteekenaar van het ontwerp
je, Dr. Bierema. gaf uiting aan zijn inzichts
verandering sedert October on wel door de
lezing van het rapport der interdepartemen
tale commissie is hij overtuigd geworden, dat
deze commissie geen reëele gegevens bood.
Voorts constateerde Dr. Bierma. dat de toe
stand in de suikerindustrie aanmerkelijk is
verslechterd. En in de derde plaats vond hij
grond voor zijn steun in het rapnort van de
commissie der landbouwconsulenten.
De heer Weitkamp achtte bescherming
noodig, wijl ook andere bietenbouwers be
schermd worden. Dr. Lovink had gehoopt,
dat de regeering zelve met voorstellen zou
gekomen zijn, maar nu deze uitbleven, zal
de heer Lovink voorstemmen. Er is voor den
landbouw thans hulp noodig.
De heer Schokking sprak er zijn twijfel
over uit, of de bietsuikerindustrie wel met
kunstmatige middelen geholnen kan worden.
Morgen is de heer' v. d. Heuvel aan het
woord.
EERSTE KAMER
De Indische aangelegenheden in
breeden omvang. De heeren De
Muralt, Mendels, Janssen en Colijn
voeren het woord.
De belangstelling voor de Indische be
schouwingen was ook vandaag heel groot.
Ook vandaag hebben Indische specialiteiten
van de fracties, die aan het woord kwamen,
hoogstaande redevoeringen gehouden.
Het woord is gevoerd door de heeren de
Muralt, Mendels, Janssen en Colijn. De
laatste vervolgt zijn rede morgen.
De heer de Muralt wraakte de verdeeling
van prof. Lohman in „rechts" en „links",
wanneer hij tegenover elkaar stelde de aan
hangers van de consolidatie van het Rijks
verband en degenen, die op liquidatie na
korteren of langeren duur van het Neder-
landsch gezag uit zijn. Prof. Lohman inter
rumpeerde, dat de tegenstelling „rechts" of
„links" zich voor de Indische politiek anders
construeert dan hier te lande. Daarmede
was de heer de Muralt tevreden, want ook
hij- poneerde in den breede, dat hij een
krachtig voorstander was van een consoli-
datiepolitiek, hy verklaarde zich zelfs voor
stander van een gematigde reactie. Na de
interruptie van Prof. Lohman kon de heer
de Muralt over deze ,.rechts-links"-kwestie
zwijgen, hoewel hij blijkbaar in de overzich
ten der liberale ochtendbladen menige nog
te bespreken opmerking over deze kwestie
had gevonden. De heer de Muralt maakte
daarbij tot hilariteit van de perstribune zich
aan een eigenaardige vergissing schuldig. Hij
roemde de overzichten en noemde de over
zichtschrijversdie gewoonlijk de over
zichten maken, maar het nu juist niet deden,
omdat de liberale bladen hun Indische mede
werkers allen hadden gezonden.
De heer de Muralt verklaarde zich ook
onomwonden tegen het Volksraad-ontwerp,
dat hij een gevaar noemde voor het Neder
landsche gezag, een gevaar voor conflicten,
een versterking van die groepen, die „los
van Holland" tot hun leuze maken. Ook de
heer de Muralt maakte bezwaar tegen het
versterken van de inlandsche meerderheid
in den Volksraad, die de bezwaren van wat
een pseudo-parlement is, slechts vergrooten
kunnen.
De heer de Muralt zou voorts gaarne pre
cies weten wat „Inwendige aangelegenheden"
zijn, waarover de Indische staatsregeling
spreekt, maar hij wenschte de wettelijke om
schrijving daarvan niet van den huidigen
minister te vragen; die kan haar niet meer
geven. Wanneer nu maar de minister de ver
klaring aflegt, dat spoedig een regeling zal
worden getroffen dat hij er althans aan be
ginnen wil, dan is de heer Muralt tevre
den.
Ook de heer de Muralt wraakte de ge
dachte van westersche politieke vormen in
een Oostersche wereld. Gelukkig vond de heer
de Muralt, dat ook de VX). wat meer gaan
neigen voor de eonsolidatle-gedachte .A's
voorbeeld van de kentering die zich bij de
V-D.-groep voltrok, noemde de heer de Mu
ralt de wijziging in de VJD.-opvattingen ten
opzichte van de poenale sanctie.
De heer de Muralt citeerde de uitlatin
gen van de velen, die in de laatste tijden
Indië hebben bezocht, citeerde het Neder
landsche bewind, roemende de uitspraken
van Agoulvant, Pasquier en Albert Thomas.
Wat. noemt gij Albert Thomas? vroeg
direct daarop de heer Mendels, die aan het
woord kwam na den ingenieur de Muralt
wat, noemt gij Albert Thomas? Hoe heb
ben de ondernemers-bladen ln Indië niet de
komst van Albert Thomas gewraakt, omdat
hij in enkele dagen de kwestie der poenale
sanctie wilde bestudeeren? En nu gaat gij
op zijn woorden af!
De heer Mendels noemde nog andere
tropen-reizigers, noemde de heeren Colijn,
Kooien, de Vlugt en zag die reizen in ver
band met de komende vacature op den
Buitenzorgschen troon. Dit verband-zien en
het daaraan uitinggeven noemde de heer
Colijn bij scherpe interruptie „ongepast".
De heer Mendels. die zeer hardhoorend is.
hoorde de intemtptie niet en ging er niet
op in. Daarop elschte de heer Colijn duidelijk
en luid op. dat zijn interruptie ln de Han
delingen zou worden opgenomen. De oud
directeur der Stenografische afdeeling maak
te daartegen bezwaren wijl de Interruptie niet
beantwoord werd. In zulke gevallen is het
geen usance, interrupties op te nemen. De
oud-directeur pleegde echter overleg met de
Stenografische commissie en dc interruptie
werd opgenomen. Die overigens na de pauzo
relief kreeg, toen de heer Mendels mededeel
de niets inferieurs bedoeld te hebben.
De heer Mendels wljdloopig als steeds,
maar ook steeds even aangenaam om naar te
luisteren zette uiteen, dat de nationalisti
sche beweging wel degelijk wortelt in de be
volking. De aanhangers daarvan vormen niet
een troepje onevenwlchtigen, ontwortelden,
er is-gezonde groei.
Nu willen, zei de heer Mendels, dc heeren
Lohman en Blomjous de „storke man" gaan
uithangen, maar dat is heusch niet noodig,
want wat er thans gebeurt is al erg genoeg.
De heer Mendels wees op de beperking van
het vergaderings- en vereeniglngsrecht,
noemde talrijke voorvallen, noemde do
exhorbltante rechten.
Voorts gispte hij de geringheid der bedra
gen die voor allerlei groote doeleinden, voor
de ontwikkeling van landbouw, veeteelt,
visscherij, voor onderwijs worden uitgetrok
ken, zoo gering zijn, dat daarmede niet in
het minst geraakt wordt aan de grootte van
de eereschuld, die ons land in Indië heeft
af te doen. Moet Indië vroeg hij dank
baar zijn voor een fooitje? De ethische rich
ting concludeerde hij is morsdood!
Hij wraakte, dat de decentralisatie-instel
lingen niet voldoende geld hebben gekre
gen om tot ontwikkeling te geraken. Hij be
toogde, dat de regeering dikwijls wijkt voor
de pressie van de ondernemers, ook in poli-
tieken zin. Uitvoerig critiseerde de S.D. sena
tor de rede van Prof. Lohman, waar deze de
staatsrechtelijke positie van den G. G. had
uiteengezet. Die positie ging door de amen-
üeering op de Staatsregeling van minister de
Graaf, de amendeering-Fcbcr, volgens Mr.
Mendels tegen den geest ln, waarin do
Grondwetsbepalingen t.a.v. Indië oorspron
kelijk werden geconcipieerd. De heer Men
dels betoogde evenzeer, dat, wanneer gepleit
werd voor begrenzing van de Inwendige aan
gelegenheden, dit pleiten wordt Ingegeven
door wenschen, die elke autonomie voor
Indië uitsluiten, het is volledige reactie.
De heer Mendels geloofde wel degelijk aan
ontstemming, die er in Indië ontstaan is na
het amendemcnt-Feber. Hij wees op de uit
latingen in Indië, die aanvaarding van het
volksraad-ontwerp achten ln het belang van
het Nederlandsch gezag om die ontstemming.
Aan een breede critlek onderwierp de heer
Mendels het boek van den heer Colijn, vooral
waar deze den Volksraad wilde uithollen, Die
Volksraad moet versterkt worden, ook al wijl
in Indië het eenheidsbesef groeiende is, maar
evenzeer, omdat wie de positie van den
Volksraad miskent, ingaat togen den draad
der ontwikkeling. Men begrijpt, dat de heer
Mendels en zijn fractie het ontwerp gaarne
zullen aanvaarden.
Derde spreker was de heer Janssen, die
wel voor de groote meerderheid der R.K.
fractie zal hebben gesproken en ln slotcon
clusie inging tegen den heer Blomjous.
De heer Janssen betrachtte een loffelijke
kortheid. Hij weersprak den heer Mendels,
waar deze betoogde, dat wanneer men vraagt
cm een meer preciese wettelijke scheiding
van machten, dit allerminst betcekent reac
tie. Hij deed gevoelen, dat de bestaande
staatsregeling ook hem allerminst bevredigt.
Wanneer echter betoogd wordt, dat de vorm
van het oogenblik niet goed is. dat met name
voor den Volksraad de onderbouw ontbreekt,
dan wijst de heer Janssen er op, dat het nu
eenmaal anders is gegaan en dat men de
ontwikkeling niet kan tegengaan, de geschie
denis niet kan wijzige. De heer Janssen
betoogde de noodzakelijkheld van geleidelijk
heid in het brengen van de Indische zelf
standigheid. IïiJ onderstreepte ook dat onze
koloniale politiek moet zijn een politiek die
vertrouwen wekt. Dat stelt hooge elschen
aan ons bewind. Vooral ook omdat onafhan
kelijkheid thans voor de bevolking allerlei
nadeelen zou brengen. Ook de heer Janssen
zag In wat gedaan werd voor Indië een vol
doende legitimatie voor ons gezag.
Maar dit alles verhindert hem niet om de
associatie-gedachten hoog te houden. En nu
wilde hij vertrouwen wekken, door de Indi
sche bevolking een zoo groot mogelijk d^el
te doen toekomen aan de interne politiek.
Dit en de eisch van vertrouwen noopten hem
tot aanvaarding van het Volksraad-ontwen.
Tot aanvaarding, omdat hij de tegenstellin
gen niet wilde toespitsen, een toespitsing, die
grooter zou worden door de afwijzing van hec
ontwerp.
De heer Colijn zal morgen zijn rede voort
zetten. Vandaag hoorde dc Kamer niet veel
anders dan de Inleiding. Een inleiding, die
in den breede teekende, dat de crisis die er in
het Oosten ontstaan is een gevolg van de
inwerking der Westersche krachten op het
zoo onderscheiden Oostersche zielsleven. Als
hoofdvraag wil hij behandelen, hoe er te
genover de nationale strevingen in onze ko
loniën moet worden opgetreden. Volledige
onlossing van alle moeilijkheden ziet de h—r
Colijn alleen mogelijk, door de prediking van
het Evangelie, door hem als een schoone
roeping geschetst.
De heer Colijn betoogde, dat stilzitten
geen goede politiek is. Er moM, iets g-viaan
worden. Maar wat de heer Colijn mor-en
gaat zeggen. hij onderstreepte he' h~ol
sterk en was zichtbaar ontroerd wilde hij
alleen gezien hebben van uit het gezichts
punt, dat hij snrcekt in het wngrachti,r be
lang van de Indische bevolking. Hij we^s elk"
gedachte aan een spreken naar den zin van
ondernemers verre van zich.
Er klonk van de rechtse he cn liberale ban
ken applaus.
INTIMUS.